Document Details

GratefulSymbol

Uploaded by GratefulSymbol

Tags

pedagogy education learning theories teaching methods

Summary

This document covers introductory material on pedagogical handling. The text outlines several principles important to educators and teachers when interacting with students. It discusses the psychological needs of students and the importance of creating safe and supportive learning environments.

Full Transcript

Pedagogisch handelen Les 1: introductie pedagogisch handelen: 1. Pedagogiek als wetenschap: Van oude Griekenland → nu: wetenschappelijke studie/theorie van opvoeding Pedagogisch handelen = opvoedkundig handelen 2. Principes die spelen bij pedagogisch handelen: 1. Onmiddellijk ageren - Bewegen,...

Pedagogisch handelen Les 1: introductie pedagogisch handelen: 1. Pedagogiek als wetenschap: Van oude Griekenland → nu: wetenschappelijke studie/theorie van opvoeding Pedagogisch handelen = opvoedkundig handelen 2. Principes die spelen bij pedagogisch handelen: 1. Onmiddellijk ageren - Bewegen, reageren - ↔ bevriezen, mogelijkheden overwegen 2. Je kan niet ‘niet ageren’ - Handelen: bv zeggen ‘goed bezig’ → lln doet verder - Niet handelen: bv niks zeggen → lln stopt 3. Aangepast aan dat kind op dat moment - Uniek - Flexibel - Passend 3. Pedagogisch model: Pedagogisch/opvoedkundig handelen = handelen rekening houdend met inzichten uit de pedagogiek/opvoedkunde Model = eenvoud ➔ Begrip ➔ Bewuster handelen Pijlen: als kind begint te bewegen, beweegt de rest ook mee → alles heeft invloed op elkaar Doel: veilige, stimulerende & gestructureerde leer- & leefomgeving 1. Het kind en zijn psychologische basisbehoeften (kind centraal): - Verbondenheid: ik hoor erbij, wil in een veilige context zitten, kan enkel groeien als ik mij goed voel 1 - Autonomie: ik wil zelf keuzes maken, wil het zelf doen - Competentie: ik kan het, behoefte om dingen te kunnen - Elk kind is uniek, maar ook veel gelijkenissen (basisbehoeften) 2. De basishoudingen van de leerkracht (pedagogisch antwoord lkr) - Ondersteunen: antwoord op competentie (bv gevoel geven dat een kind iets kan) - Uitdagen: activeren, op verkenning laat gaan, experimenteren, zone van de naaste ontwikkeling (bv gevoel geven dat een kind nog kan bijleren) - Vertrouwen geven: laten ervaren dat je in kind gelooft, loslaten - Waarderen: elk kind onvoorwaardelijk accepteren, serieus nemen, kwaliteiten erkennen, talenten stimuleren, verantwoordelijkheden geven 3. Contexten waarbinnen opvoeden plaatsvindt: - Thuiscontext: gezin, grootouders, opvoeders… → invloed op hoe kind reageert in bepaalde situatie - Buurt: stad, dorp - School: pedagogisch project (welke waarden de school belangrijk vindt) → voor elke school anders, kind leert zich losmaken van ouders - Leerkracht - Peergroup: waarden & normen binnen vriendengroep, groepsdruk 4. Algemene context waarbinnen opvoeden plaatsvindt: - Pedagogisch handelen = plaats- & tijdsgebonden o Vroeger: lkr heel autoritair, gericht op kennis o Nu: meer nadruk op vaardigheden ipv kennis o In elk land andere waarden & normen in scholen o Westerse maatschappij (hier) o Tijdsgeest (nu) - School = socialiserende functie - Gelijkheid - Emancipatorisch opvoeden o Emancipatorisch: willen dit nastreven, hoe iedereen kan deelnemen, opvoedingssituatie los van kansen o ↔ meritocratisch: opvoedingssituatie bepaalt kansen Pedagogisch handelen is complex: - Moeilijk te plannen want je kan je reactie niet altijd uitstellen - Je kan niet ‘niet reageren’ - Verlies verschillen tussen kinderen niet uit het oog bij pedagogisch handelen - Flexibiliteit is nodig 2 Les 2 en 3: het kind en zijn psychologische basisbehoeften: Psychologische basisbehoeften = aangeboren behoeften die bevredigd moeten worden als kind om te kunnen ontwikkelen Goed in vel voelen = basisvoorwaarde om te leren & te ontwikkelen Kind beschouwen als een op zichzelf staande persoonlijkheid → ieder kind is uniek → Gaat gepaard met temperament van een persoon Temperament = persoonlijkheidskenmerken die reeds van bij de geboorte aanwezig zijn, die deels erfelijk bepaald worden & los staan van situatie specifiek gedrag 1. Behoefte aan verbondenheid: “Ik hoor erbij” Verbondenheid met zichzelf, met de groep & met de lkr → door veilig & positief leef- & leerklimaat te scheppen Chemische reactie: knuffelhormoon Link met hechtingstheorie & sociaalemotionele ontwikkeling: - Hechtingstheorie: nood aan verbondenheid sinds geboorte - Goed gehecht bij geboorte → makkelijker relatie aangaan, vrienden maken… - Slechte hechting bij geboorte → moeite met relaties aangaan, vragen voor meer aandacht, moeilijker omgaan met emoties, meer behoefte aan verbonden… - Positieve ontwikkeling op sociaal-emotioneel vlak→ versterkt verbondenheid met anderen & zichzelf - Vorming vriendschappen heeft belangrijke invloed op ontwikkeling kinderen Gouden weken = eerste weken bij begin schooljaar → belangrijk voor groepsgevoel Zilveren weken = eerste weken na kerstvakantie Belang van verbondenheid met de groep: - De basisbehoefte aan verbondenheid → motivatie om te leren - Samen streven naar een doel versterkt ons geluksgevoel - Mensen = kuddedieren & dus sociaal lerende wezens Belang van verbondenheid met de lkr: - Contact maken & houden met lln = cruciaal - Gelijkenissen tussen lkr en lln benadrukken - Hoe? Basishouding van de leerkracht (zie 3e schijf model) ➔ Openheid belangrijk 2. Behoefte aan competentie: “Ik kan het” Competentiegevoel = in welke mate heb ik het gevoel dat ik het kan 3 Totale ontwikkeling kind: - 3 lagen van competentie o Ik ken het → kennis o Ik kan het → vaardigheden o Ik ben het → attitudes - Competentie verwerven op 3 vlakken o Cognitief vlak o Sociaal/dynamisch-affectief vlak o Psychomotorisch vlak Noodzakelijk voor vertrouwen & energie Chemische reactie: energieboost als er aan behoefte van competentie wordt voldaan 2.1 Zelfbeeld: Positief zelfbeeld: ‘leren is proberen & missen mag’ Negatief zelfbeeld: kan leiden tot faalangst Opletten met beeld dat je over een kind hebt Zelfvertrouwen: - Een dynamisch geheel van overtuigingen over het eigen ik dat in de loop van de ontwikkeling geleidelijk vorm krijgt in interactie met de omgeving - Overtuiging over zichzelf op 4 vlakken, aspecten: o Lichamelijk: hoe hij zich fysiek voelt (bv mooi sterk, atletisch…) o Sociaal: wat anderen van hem vinden (bv aardig, lief…) o Emotioneel: hoe kind in gevoelenswereld staat (bv veilig, zeker, vertrouwen hebben…) o Cognitief: hoe er gereageerd wordt op prestaties, vertrouwen in eigen kunnen (bv bekwaam) - Context heel belangrijk (reacties, uitspraken… hebben invloed op hoe jij over jezelf denkt) → positief of negatief Mogelijk gevolg van negatief zelfbeeld: slechte punten (self fulfilling prophecy) Lkr kan zelfbeeld versterken of verzwakken: moeten hoge verwachtingen hebben voor iedereen, maar ook niet te hoog Kind stelt bepaald gedrag → lokt reactie uit → roept positief of negatief gevoel op bij kind → kind vormt beeld van zichzelf → zelfbeeld heeft invloed op volgend gedrag van kind Zelfbeeld in interactie met omgeving: - Een dynamisch geheel van overtuigingen over het eigen ik dat in de loop van de ontwikkeling geleidelijk vorm krijgt in interactie met de omgeving - Feedback omgeving: alles wat je doet, op elke stap die je zet krijg je feedback, bent constant bezig met overtuigingen van jezelf over jezelf Self-fulfilling prophecy = denkpatroon waarbij de voorspelling die je maakt uitkomt - Positieve leerverwachting → lln scoren beter & hebben positief zelfbeeld - Negatieve leerverwachting → lln scoren slechter & hebben negatief zelfbeeld 4 Zelfbeeldtheorie: - Fixed mindset (vast): o Statische denkstijl o Fouten maken mag niet o Een prestatie = ▪ Vaststaand/statisch ▪ Aangeboren ▪ Genetisch vastgelegd ▪ Product van IQ/aangeboren talent o Competentiegevoel: niet (aan) te leren o Bv “ik kan het niet, ik ben dom/slim…” - Growth mindset (groeigericht): o Groei gerichte denkstijl o Fouten maken mag o Een prestatie = ▪ Veranderbaar/dynamisch ▪ Resultaat van inspanning ▪ Resultaat van leerproces ▪ Groeimogelijkheid/beïnvloedbaar door individu o Competentiegevoel: je kan alles leren o Bv “ik kan het nog niet, ik doe dit…” Lln met growth mindset gaan gemakkelijker uitdagingen aan omdat ze overtuigd zijn dat zoeken & uitproberen loont, zien fouten als kansen om van te leren Mindset die je hebt bepaalt competentieniveau dat je bereikt Overtuiging dat capaciteiten vaststaan → bepaalde handelingen & gedachten Overtuiging dat capaciteiten groeien → grotere verscheidenheid aan handelingen & gedachten & stimuleren groei, ontwikkeling Lln leren omdenken: 1. Bewust maken van denkpatroon 2. Leren omdenken van fixed naar growth mindset 3. Oog hebben voor eigen mindset Faalangst: - Als lkr rekening mee houden o Uitdagen maar lat niet te hoog leggen o Lln erop wijzen dat zij zelf aan basis liggen van hun eigen successen ▪ Succeservaringen: toeschrijven aan factoren buiten zichzelf ▪ Negatieve ervaringen: mislukken toekennen aan eigen capaciteiten - Negatief zelfbeeld → sneller faalangstig, hebben schrik om nogmaals te falen Rol als leraar: - Bewust van denkpatronen - Inzetten op groeigerichte feedback geven 5 3. Behoefte aan autonomie: “Ik wil het zelf” ≠ onafhankelijkheid, individualisme, egoïsme “Ik kan het zelf, maar daarom niet alleen” → relatie tussen autonomie & ondersteuning - Lln niet volledig loslaten, nog steeds ondersteunen - Als lkr op zoek naar hoeveel autonomie je lln kan geven - In kleuterklas veel voorbeelden van autonomie Bevorderen zelfsturing & zelfregulering (leerfuncties in eigen handen nemen) Zelfregulatie = informatie over jezelf kunnen reguleren & sturen bij het werken aan de taak 4. De gevolgen van de basisbehoeften op de ontwikkeling van het kind: Intern kompas: - Als basisbehoeften voldoende worden gevoed - Eigen identiteiten - Uitvalsbasis - Richtinggevend voor een positief zelfbeeld Hoe beter basisbehoeften voldaan worden, hoe beter iemand zich in zijn vel voelt → positief zelfbeeld Eigenwaarde groeit door (met) kinderen behoeftebevredigende activiteiten te doen → Niet alleen complimenten geven, ook activiteiten die basisbehoeften versterken organiseren Intrinsieke motivatie: - Activiteit uitvoeren om de inhoud van de activiteit zelf - Voelen ons betrokken & verliezen besef van tijd - Door te voldoen aan basisbehoeften o Autonomie: ▪ Nieuwsgierigheid & drang tot exploratie stimuleren, ruimte geven om te ontdekken ▪ Kans geven om interesses met klas te delen ▪ Op voorhand regels vastleggen, uitdagende opdrachten beperken, opdrachten opleggen → beperkt exploratiedrang o Competentie: ▪ Geprikkeld door activiteiten waarbij ze gevoel hebben dat ze deze kunnen aanpakken ▪ Activiteiten aanbieden die binnen mogelijkheden liggen, maar toch uitdagend zijn (zone van naaste ontwikkeling) o Verbondenheid: ▪ Intrinsiek gemotiveerd voor activiteit als deze zich verbonden voelt met de persoon ▪ Samen werken met persoon waarmee je je verbonden voelt → meer gemotiveerd ▪ Effect van verbondenheid is minder duidelijk dan autonomie & competentie 6 Les 4: welbevinden en betrokkenheid: Welbevinden: een kind met een hoog welbevinden voelt zich goed, kan zichzelf zijn en voelt zich emotioneel veilig. Deze gevoelens kunnen zich uiten in spontaan gedrag, levendigheid en zichtbaar genieten → Totaalervaring, indicator dat emotionele ontwikkeling van kind goed verloopt Betrokkenheid: betrokkenheid verwijst naar de intensiteit van de activiteit, naar concentratie, naar het opgeslorpt zijn, het zich volledig geven, gedreven zijn en plezier beleven aan het ontdekken/exploreren, waarbij het kind zich op de grens van zijn eigen kunnen begeeft → Belangrijke aanwijzing voor plaatsvinden van ontwikkelingsprocessen Welbevinden & betrokkenheid: beschrijven toestand waarin lln zich bevinden & de intensiteit waarmee ze bezig zijn tijdens leeractiviteiten 1. Welbevinden en het zelfbeeld: Zelfbeeld heeft belangrijke invloed op het functioneren - Vindt zichzelf niet de moeite waard: zwijgzaam, in zichzelf gekeerd, ongepast reageren… - Vindt zichzelf de moeite waard: verantwoordelijkheid durven nemen, vrij met anderen omgaan, nieuwe dingen proberen, eerlijk… Aspecten welbevinden → moeten in onderlinge samenhang gezien worden - Emotionele aspect: hoe een kind gevoelens beleeft - Sociale aspect: wat anderen van hem vinden - Cognitieve aspect: hoe er gereageerd wordt op zijn prestaties - Lichamelijke aspect: hoe hij zich fysiek voelt 2. Signalen van een hoog welbevinden: Genieten: non-verbale communicatie & mimiek Zichzelf zijn: wie zich goed voelt, durft zich op spontane manier uiten, voor veel kinderen is dit een groeiproces Openhartigheid: een ongedwongen bereidheid om zonder aarzelen met anderen in contact te treden Ontspanning: relaxte houding & innerlijke rust, je voelt je niet bedreigd Levendigheid: de zin om zaken aan te pakken, de goesting om ervoor te gaan 3. Vervulling van basisbehoeften: Lichamelijke behoeften: bv beweging, eten, drinken, rust Psychologische basisbehoeften: - Competentie - Verbondenheid - Autonomie 7 4. Kan je welbevinden objectief meten: Kan moeilijk op 1 moment worden vastgelegd Hulpmiddel: schaal voor welbevinden: - Procesgericht kindvolgsysteem, CEGO - Laat toe om obv gerichte & brede observatie een inschatting te maken van hoe goed een kind zich in zijn vel voelt in de klas & op school - Niveau 1: voelt zich meestal niet goed & niveau 5: voelt zich meestal goed - Geen doel op zich, wel houvast om als lkr een doeltreffend pedagogisch antwoord te formuleren op psychologische basisbehoeften 5. Een goede relatie welbevinden en reflectie: Verantwoordelijkheid als lkr goed realiseren Lln is in hoge mate afhankelijk van lkr Als lkr bepaal je in hoge mate het welbevinden van lln op school Geen weg naar een goede relatie, goede relatie is de weg → is een dagelijks proces Bij escalerende situaties waarbij gedrag van lln uit de hand dreigt te lopen → eigen handelen van naderbij bekijken - Wat kan ik anders doen, wat zijn mijn alternatieven - Wie had ik kunnen vragen om mij te helpen - Je hebt enkel controle over je eigen handelen 6. Betrokkenheidssignalen: Concentratie: tong uit mond, ogen op de taak houden Persistentie (volharding): niet opgeven, bel gaat & kind wil niet naar speelplaats want wil oefeningen afwerken Openheid en nauwkeurigheid: open houding, zijn mee met wat je op dat moment doet, nauwkeurig werken Intense mentale activiteit: moeilijk observeerbaar, stukje linken aan concentratie Motivatie, energie & voldoening: kinderen tonen dat door direct erin vliegen, ooh dat was leuk! Exploratiedrang: zin om te gaan ontdekken, nieuwsgierig Aan de grens van zijn kunnen: zone van naaste ontwikkeling, kinderen uitdagen, maar niet te moeilijk, net een stapje verder van hun kunnen 7. Betrokkenheid meten: Schaalwaarden toekennen: - Eerder intuïtief - Stel je open voor het kind, verplaats je in het kind - Houd rekening met enkele valkuilen o Eigen interpretatie o Vooroordelen o Verschillen tussen kinderen - Deel je ervaringen met anderen (bv mentor) 8 8. Betrokkenheid bevorderen: 7 factoren: - Werken aan een positief klasklimaat: - Aanpassing aan het niveau/de mogelijkheden van de leerling - Werkelijkheidsnabijheid - Activiteit - Expressie - Samen leren - Leerlingeninitiatief 9. Invloed van welbevinden en betrokkenheid op onderwijskwaliteit: Welbevinden & betrokkenheid geven feedback over de onderwijskwaliteit & over wat er zich op het moment afspeelt → je kan meteen bijsturen 9 Les 5 – 7: een pedagogisch antwoord op de psychologische basisbehoeften: de basishoudingen van een leerkracht: Relatie met lkr → verbondenheid Ruimte voor initiatief → autonomie Zelfsturing → autonomie Zelfvertrouwen → competentie Erbij horen → verbondenheid Sociaal emotionele ontwikkeling → competentie, verbondenheid Positief zelfbeeld → competentie Mindset → competentie Hechting → verbondenheid Faalangst → competentie 1. Waarderen: Goede relatie met elke lln: - Acceptatie van de persoon van het kind, niet zomaar van al zijn gedrag - Persoonlijk contact - Positieve communicatiewijze - Constructieve feedback 1.1 Acceptatie van de persoon: Goede relatie: onvoorwaardelijke acceptatie van de persoon → mag zijn wie je bent Acceptatie = aanvaarden van de ander als persoon met zijn meningen & gevoelens Houdt niet in dat je al het gedrag van een kind aanvaardt (weten wat je accepteert (persoon) & wat niet (al het gedrag)) Wat is aanvaardbaar en wat niet - Geen constante: de ene dag ga je iets aanvaardbaar vinden & de andere dag niet 1. Afhankelijke van eigen gemoedstoestand, veranderingen bij lkr 2. Afhankelijk van de omgeving, situatie 3. Afhankelijk van (de emotie van) de lln, veranderingen bij lln 4. Verschillen tussen personen Acceptatierechthoek Gordon: - Acceptatiegrens: o Grens geeft aan wanneer het gaat veranderen o Is constant in beweging o Noodzakelijk om eigen grens te kennen & reactie uit te leggen aan lln o Hoe hoger, hoe minder je aanvaardt o Te hoog → valkuil: verbondenheid met lln kan dalen 10 o Te laag → valkuil: klas minder onder controle, lln kunnen misbruik maken - Bv aanvaardbaar = rustig praten tot lkr begint met les - Bv onaanvaardbaar: praten als iemand anders aan het praten is, onbeleefd gedrag, lachen met antwoorden van andere kinderen 1.2 Persoonlijk contact: Bouwen aan persoonlijk contact met lln: - Noem de kinderen bij naam - Wees je bewust van je eerste indruk → goed observeren o Uiterlijk vaak richtinggevend o Lln vormen ook eerste indruk over jou - Houd rekening met de persoonlijke ruimte o Intieme zone (0 – 0,5 m) o Persoonlijke zone (0,5 – 1,5 m) o Sociale zone (1,5 – 3 m) o Publieke zon (vanaf 3 m) - Actief luisteren (knikken, oogcontact, reageren…) - Lichaamstaal o 65 tot 70% van de boodschap o Meestal eerlijker dan in verbaal gedrag o Vaak onbewust o Controleerbare, aangeleerde of veranderbare & moeilijk controleerbare lichaamssignalen - Sensitief en responsief handelen o Sensitief: door goed waar te nemen & te letten op signalen van kinderen weten waar hun behoeften liggen ▪ 1 van de belangrijkste elementen van opvoeding ▪ Altijd als kind met ouder is ▪ Belangrijk gedurende de hele ontwikkeling o Responsief: je stemt je reactie af op de behoefte van het kind - Feedback geven 2. Ondersteunen: 2.1 Affectieve ondersteuning: Sensitief & responsief handelen: als lkr proberen gevoelig zijn voor signalen die lln geven Aanmoedigen: - Aanmoedigend & stimulerend tov elk kind - Duidelijke boodschappen - Zelfvertrouwen aanmoedigen → competentie - Focussen op groei (groeimindset: ik kan het nog niet) - Erkennen van moeilijkheden 11 Persoonlijkheid lkr: - Verzameling van unieke kenmerken & eigenschappen - Die stabiel en consistent zijn - Waarmee persoon zich onderscheidt - Mate van extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit & intellectuele autonomie - Invloed op interactie met kinderen o Goede relatie o Wederzijds respect 2.2 Gedragsregulerende ondersteuning: Regels & routine: - Samen met lln afspraken maken o Algemeen (bv stil zijn in de gang) o Specifiek (bv voor 1 vak) - Regels worden meestal van bovenaf afgelegd - Duidelijkheid & voorspelbaarheid (verwoorden wat je verwacht van lln) - (eventueel) gewenste gedrag voortonen & inoefenen - Consequent handelen: kinderen aanspreken als ze zich ongepast gedragen - Afspraken positief formuleren & niet te veel afspraken Klasregels opsplitsen: - Algemene regels: o Voor doorsnee lesactiviteit o Bij aanvang van schooljaar centraal stellen o Sancties duidelijk maken - Specifieke regels: o Wanneer nieuwe situatie zich voordoet o Kunnen tijdsbesparing opleveren & conflicten vermijden o Bv bij 1ste keer groepswerk Basiskenmerken goede regels: - Worden verantwoord naar lln - Input of onderhandeling met groep is aangeraden - Simpel & duidelijk geformuleerd - Consequent verwijzen naar & naleven van regels Tips: - Nagaan klas- & schoolregels - Als team achter staan - Duiding ➔belang moet gekend zijn - Betrokkenheid van lln & ouders (bv leerlingenraad & ouderenraad) - Geen overvloed - Duidelijk & positief geformuleerd - Consequent handelen - Algemene verwachtingen t.a.v. gedrag - Begin & einde van een les, blok of dag 12 - Overgangen & onderbrekingen - Materialen & benodigdheden - Groepswerk - Zelfstandig werken & leraargeleide activiteiten Verschil regels & afspraken: - Regels: worden eenzijdig door de lkr aan lln opgelegd, waarbij lkr verantwoordelijk is voor de naleving ervan - Afspraken: worden samen met lln gemaakt, ook lln zijn verantwoordelijk voor het nakomen (= gemeenschappelijke verantwoordelijkheid) Klasafspraken opbouwen: - Bouw dit samen met kinderen op - Zorg voor duidelijke evaluatiemomenten van de gemaakte afspraken - Gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het opvolgen van de afspraken - Maak het visueel & interactief - Zorg voor een constructieve sfeer (hoe kunnen we het beter doen) Belang van positie lkr in klas: waar sta je best in de klas Belonen: - Versterkt zelfbeeld & gedrag van kinderen - Stimuleert om gedrag te herhalen - Stimuleert ontwikkeling van kinderen Stopgedrag: - Beginnend rumoer opmerken & op gepaste manier doen stoppen - Ordeverstoring zo snel mogelijk ongedaan maken → lesgeven voortzetten - Gevoel aan kinderen dat jou niks ontgaat - Ook non-verbale tussenkomsten (bv even aankijken, pauzeren) Straffen: - Een duidelijk signaal, grens die je als school aangeeft - Geeft duidelijk aan dat het gedrag niet geaccepteerd wordt, lln leert alleen iets over wat hij niet meer kan of mag - Lln leert geen alternatieve aanpakken kennen - Tracht de focus op herstel te leggen - Vaak sterke focus op slachtoffer-dader, maar gedrag gebeurt steeds in interactie - Door de illusie van een eenvoudig oorzaak-gevolgdenken, belemmeren we soms een duurzame oplossing 2.3 Informatieve ondersteuning: Doel: inzicht geven in probleemsituatie, reflectie bij kind opstarten over gedrag Middel: gesprek voeren 13 Aandachtspunten: - Gesprek = tweerichtingsverkeer (zowel lkr als lln) - Veiligheid (bv tekening laten maken) - Informeren o Inlevingsvermogen o Strategieën aanleren - Soms pauze nodig (emoties laten zakken want direct gesprek na conflict kan zorgen voor meer spanningen) 3. Uitdagen: Daagt kind uit als je stimuleert tot zelfstandige exploratie Context creëren waarin kinderen zelf aan de slag gaan, keuzes maken, zelf zoeken & uitproberen → actieve werkvormen 3.1 Zone van de naaste ontwikkeling - Vygotsky: Actuele ontwikkeling: wat kan ik al alleen Naaste ontwikkeling: wat kan ik met hulp van anderen Zone van de naaste ontwikkeling: wat ik net nog niet alleen kan → ligt tussen actuele & naaste ontwikkeling Pas je doelstellingen aan volgens de behoeften van lln (beginsituatie goed kennen) - Meer ondersteuning voor wie het nodig heeft - Verwachtingen hoog genoeg voor wie doelstellingen al beheerst Link zone van naaste ontwikkeling & didactisch model: beginsituatie kennen, doelstellingen Link zone van naaste ontwikkeling & psychologische basisbehoeften kind: waar ligt zno van die lln, hoe kan ik lln uitdagen 3.2 Zelfstandigheid: Kinderen uitdagen op hun niveau → zorgen voor succeservaringen zodat zelfvertrouwen om het alleen te doen groeit Kinderen de nodige autonomie geven → geleidelijk begeleiding verminderen Zelfstandig kunnen werken = voorwaarde om differentiatie mogelijk te maken Veronderstelt grote concentratie & taakgerichtheid 3.3 Samenwerken: In groep weten kinderen meer Doelen niet steeds een beroep op lkr Bieden ondersteuning aan elkaar Samenwerken gaat niet vanzelf → vaardigheden voor nodig: moeten aangeleerd worden - Sociaal inzicht hebben: een situatie vanuit verschillende perspectieven bekijken - Luisteren: leren wachten & luisteren naar inbreng van een ander - Materiaal & kennis delen - Wachten: op beurt & materiaal 14 Ondersteuning: coöperatieve werkvorm (elke lln krijgt eigen taak, heel duidelijk uitgelegd wat ze moeten doen, samenwerken & zelfstandig aan de slag) 3.4 Vragen stellen: Verhoogt betrokkenheid Niet enkel feitjesvragen, ook denkvragen & doevragen Richt je vragen tot de hele klas Geef denktijd Reageer op antwoorden & durf doorvragen 4. Vertrouwen: Geloven dat ze hun eigen ontwikkelingsproces in eigen handen nemen Erkenning geven aan individuele verschillen die er zijn tussen lln Een vertrouwensrelatie groeit geleidelijk Relatie is dynamisch gegeven die spectaculaire sprongen kan nemen & een belangrijke invloed heeft op ontwikkeling 4.1 Veilige omgeving creëren: Fouten maken mag Respectvolle omgang met elk kind Kwetsbaarheid & onzekerheid wordt aanvaard Verband met basisbehoeften: - Verbondenheid (als kinderen zich verbonden voelen, voelen ze zich veilig) - Autonomie (je geeft ze vertrouwen, een bepaalde structuur) - Competentie (fouten maken mag & door fouten kan je bijleren → = growth mindset) 4.2 Authentieke omgang: Jezelf als lkr tonen zoals je bent Durven in relatie te treden met kinderen Kenmerken die bij jou passen als lkr in de verf zetten 4.3 Empathische omgang Empathie ≠ sympathie - Empathie: o Voelen met mensen o Vermogen om reacties van lln te gaan begrijpen o Sensitief & responsief handelen - Sympathie: oordelen 15 5. De relaties tussen de psychologische basisbehoeften en de basishoudingen van de leerkracht: Psychologische basisbehoeften: - Verbondenheid: met leerkracht - Competentie: lln denkt dat hij het niet kan Basishoudingen: - Informatieve ondersteuning - Vertrouwen - Waarderen Basishoudingen lkr zijn een pedagogisch antwoord op de psychologische basisbehoeften van de lln Les 8: opvoeden en opvoedingsstijlen: 1. Opvoeden: Opvoeden = aangaan van een bewuste relatie tussen een opvoeder & een opvoeding. Deze relatie wordt gekenmerkt door een waarderende, ondersteunende, uitdagende & vertrouwen hebbende omgang van de opvoeder met het kind. Hierdoor kan het kind geleidelijk aan richting geven aan zijn leven Opvoeding: omgang tussen volwassene & kind gekenmerkt door 3 aspecten: - Wederzijds respect tussen volwassene & kind - Kind ervaart voldoende veiligheid bij, heeft vertrouwen in, kan rekenen op, voelt zich geaccepteerd door & krijgt ondersteuning van volwassene - Kind wordt uitgedaagd om eigen beslissingen te nemen & te experimenteren met nieuwe dingen, waardoor hij vertrouwen krijgt in zijn omgeving Socialisatieproces = waarden & normen doorgeven om ervoor te zorgen dat ze kunnen functioneren in de maatschappij, overal verschillende waarden & normen (thuis & op school): als lkr rekening mee houden (kind moet zich hieraan aanpassen) 2. Opvoedingsstijlen: Menselijke interacties kan je analyseren obv 2 dimensies: - Mate van invloed: ruimte geven/volgen ↔ grenzen stellen/sturen - Mate van nabijheid: uit contact/tegen ↔ in contact/samen 16 Verband opvoeding & opvoedingsstijlen: autonomie & verbondenheid - Opvoeding: gaat over interactie - Opvoedingsstijlen: zijn uitgangspunten, concretisering van het opvoeden - Vanuit opvoedingsstijlen reageren op opvoeding 1. Aansturend: - Ondersteunen: sterk - Uitdagen: sterk - Vertrouwen: minder sterk - Waarderen: minder sterk 2. Begeleidend: - Ondersteunen: minder sterk - Uitdagen: minder sterk - Vertrouwen: sterk - Waarderen: sterk 3. Laat-maar-waaien: - Ondersteunen: minst sterk - Uitdagen: minst sterk - Vertrouwen: minst sterk - Waarderen: minst sterk 3. Controlerend: - Ondersteunen: iets meer sterk dan bij LMW - Uitdagen: iets meer sterk dan bij LMW - Vertrouwen: iets meer sterk dan bij LMW - Waarderen: iets meer sterk dan bij LMW Basishoudingen van lkr & opvoedingsstijlen: - Aansturend & begeleidend: relatie gebaseerd op gezag (wederzijds respect) - Laat-maar-waaien & controlerend: relatie gebaseerd op macht (negatief beeld van autoriteit) - In elke opvoedingsstijl zijn basishoudingen van lkr aanwezig → verschil heeft te maken met mate waarin & hoe deze tot uiting komen Positieve relatie met lln uitbouwen: - 1ste contact tussen kind & lkr is erg bepalend voor verder verloop - Vertrekken vanuit aansturende & begeleidende stijl, maar indien nodig meteen overstap maken naar een in context meer aangewezen stijl - Interesse tonen in elk kind 17 Les 9: Contexten waarbinnen opvoeding plaatsvindt: Kind bezit van nature intrinsieke motivatie om te leren & ontdekken Steun van betrokkenen uit omgeving toch van cruciaal belang Kinderen krijgen nodige (psychologische) ondersteuning binnen verschillende contexten waarin zij zich begeven → kunnen verder ontwikkelen naar veerkrachtige, actieve, gelukkige… kinderen 1. Thuiscontext: School & thuiscontext zijn belangrijkste in opvoeding kind & dus versterken van basisbehoeften Delen samen centrale zorg om kind maximale ontplooiingskansen te bieden (open houding & communicatie) Ouders kunnen school waardevolle info bezorgen ifv het leren: welke factoren bevorderen leren, waarvoor intrinsieke motivatie… → ouders moeten stap naar school durven zetten Opvoedingsstijl heeft belangrijke weerslag op functioneren van kind in klas 2. Peergroup: In lagere school worden leeftijdsgenoten & bijhorende vriendschappen steeds belangrijker - Kunnen een belangrijke bijdragen leveren aan versterken van basisbehoeften - Belangrijke rol in ontwikkeling van zelfbeeld - Sociale vergelijking → kinderen leiden beeld af van zichzelf door manier waarop anderen handelen, denken & voelen - Verschaffen informatie over wereld & andere mensen - Bieden emotionele ondersteuning → kan competentiegevoel verder doen versterken 3. Leerkracht: Belangrijke bijdrage aan stimuleren van basisbehoeften Waarderen, ondersteunen, uitdagen & vertrouwen 4. School: Elke school stelt eigen pedagogisch project op (= uitgangspunten die door schoolbestuur voor de school worden vastgelegd) → legt vast wat ze binnen school willen realiseren Keuzes die school maakt → draagt bij aan basisbehoeften lln 5. Buurt: Organisaties of initiatieven kunnen mee ondersteuning bieden in ontwikkeling van het kind → kunnen extra leeromgeving zijn & aanvullend zijn op andere contexten waarbinnen opvoeding & leren plaatsvindt 18 Les 10: Algemene context waarbinnen opvoeding plaatsvindt: maatschappij- & mensbeeld: 1. Gelijkheid: Kern van gelijkheidsbeginsel → verplicht tot onderscheid make & rekening houden met verschillen - Gelijke behandeling bij gelijke gevallen - Ongelijke behandeling bij ongelijke gevallen Meritocratisch opvoeden: - Thuissituatie van kinderen mag niet de toekomst bepalen - Toegang tot onderwijs waarborgt gelijke kansen van kinderen - Wat kind bereikt is afhankelijk van persoonlijke verdiensten - Schoolsucces is afhankelijk van individu 2. Emancipatorisch opvoeden: School moet ongelijke startpositie van lln moet wegnemen → kinderen kunnen hetzelfde bereiken Verantwoordelijkheid voor schoolsucces ligt bij school zelf (niet individu) Emancipatorisch opvoeden: - Opvoeden vanuit het kind, zelfontplooiing van kind staat centraal alsook respect voor eigenheid van kind - Verhouding tussen kind & volwassene herbekijken, beide zijn gelijkwaardig, geen sprake van machtsverhouding - Leren anders bekijken, leren is ervaringsgericht, kind leert door zelf betekenis te geven aan zijn leren & niet door betekenis van volwassene over te nemen Nieuwe schoolbeweging: - Montessori: o Kind centraal in opvoedingsproces o Volwassene begeleidt door op juiste moment in omgeving met juiste materialen te brengen o Andere verhouding volwassene & kind - Freinet: o Kinderen zijn van nature weetgierig: willen handelen, ontdekken, experimenteren in werkelijkheid o Vertrekpunt: eigen interesses & ervaringen o Gelijkwaardige relatie tussen lkr & lln o Hebben veel inspraak - Steiner: o Streven naar totale persoonlijkheidsvorming o Kind is leidraad & niet leerstof o Kunstzinnige is heel belangrijk 19 Tweede golf vernieuwingsonderwijs: - Daltononderwijs (Parkhurst): o Opvoedingsproces gebaseerd op onderling vertrouwen & gelijkwaardig omgaan met elkaar o Kinderen zijn zelf verantwoordelijk voor hun leren o Krijgen vrijheid om het zelf te organiseren o Nadruk op samenwerken & zelfstandigheid o Sluit aan bij individuele mogelijkheden van lln door te werken met taken - Ervaringsgericht onderwijs (Laevers): o Doel: kind is in harmonie met zichzelf, emotioneel evenwichtig → kwaliteiten benutten & optimaal functioneren in omgeving o Welbevinden & betrokkenheid o Betrokken bezig zijn → fundamenteel leren o 3 pijlers: ▪ Vrij initiatief (autonomie, ruimte om zelf keuzes te maken) ▪ Milieuverrijking (competentie, ontwikkeling via uitdagende & rijke leeromgeving) ▪ Ervaringsgerichte dialoog (verbondenheid, goede relatie opbouwen via aanvaarding, echtheid & empathie) 20

Use Quizgecko on...
Browser
Browser