Kwaad en Vergeving in de Wereldreligies PDF

Summary

Dit document onderzoekt kwaad en vergeving vanuit de perspectieven van verschillende wereldreligies, zoals het jodendom, de islam en het hindoeïsme. Het bespreekt de verschillende filosofische benaderingen en hoe deze religies met kwaad en vergeving omgaan. Er wordt ingegaan op concepten als schuld, verzoening, en de rol van het individu in het omgaan met kwaad.

Full Transcript

# Kwaad en vergeving in de wereldreligies ## Roman Gruijters ## m.m.v. Tineke de Lange In de grote wereldreligies, zoals het jodendom, de islam, het boeddhisme en het hindoeïsme, wordt de vraag naar de mens en in directe samenhang daarmee die naar het omgaan met lot, kwaad, lijden en vergeving op...

# Kwaad en vergeving in de wereldreligies ## Roman Gruijters ## m.m.v. Tineke de Lange In de grote wereldreligies, zoals het jodendom, de islam, het boeddhisme en het hindoeïsme, wordt de vraag naar de mens en in directe samenhang daarmee die naar het omgaan met lot, kwaad, lijden en vergeving op een eigen wijze gearticuleerd. ## Kwaad en vergeving in het jodendom In het jodendom wordt 'kwaad' vooral gezien als gevolg van menselijk handelen. De mens is geschapen met een vrije wil en kent zowel een neiging tot het goede ('jetzer hatov') als een neiging tot het kwade ('jetzer hara'). De Tora is gegeven als weg en richtsnoer om volgens de wil van God te leven. Met 'zonde' wordt in het jodendom het afwijken van deze weg bedoeld, het volgen van de neiging tot het kwaad. Mensen kunnen tot inkeer komen en hun fouten ongedaan maken. God keert zich telkens opnieuw tot de mens: Hij is als een liefhebbende Vader, vergevend en barmhartig. Anders dan het christendom kent het jodendom geen biecht, absolutie of collectieve vergeving van zonden. Het goed maken van wat men misdaan heeft, is de verantwoordelijkheid van de dader. Alleen het slachtoffer zelf kan vergiffenis schenken. De dader moet tot 'ommekeer' (tesjoeva) komen. Tesjoeva bestaat uit een aantal stappen: de erkenning dat men zelf gezondigd heeft, oprecht berouw, het metterdaad afzweren van zonden, het -waar mogelijk- compenseren van de geleden schade en schuld bekennen in gebed. Tesjoeva is dus een proces van hoofd, hart en handen. Alleen als de dader oprecht berouw heeft, zijn gedrag verandert en stappen onderneemt om het aangerichte leed recht te zetten, heeft het slachtoffer de plicht de dader te vergeven. Daarbij kent het jodendom verschillende vormen van vergeving: vergeving omdat de schuld vereffend is, vergeving vanuit het hart en tenslotte verzoening (kapara) of reiniging (tahora). Dit laatste betekent het geheel wegnemen van alle zonde en is een daad die enkel in Gods macht ligt, niet in die van de mens. ## De Grote Verzoendag (Jom Kippoer) ### is de belangrijkste dag van de Joodse liturgische kalender Hoe belangrijk 'ommekeer' in het jodendom is, blijkt uit het feit dat Grote Verzoendag (Jom Kippoer) de belangrijkste dag van de Joodse liturgische kalender is. Grote Verzoendag is een vastendag waarop men niet mag werken. Op Jom Kippoer tracht men met zichzelf, de medemens en God in het reine te komen. Alle gebeden en Tora-lezingen van die dag staan in het teken van inkeer. ## Kwaad en vergeving in de islam In de islam wordt de duivel Iblis (Satan, ook wel aangeduid met de term 'al-Shaytan') genoemd. Toen God Adam had geschapen, beval hij de engelen zich voor Adam neer te buigen. Alleen Iblis weigerde. Zijn zonden waren hoogmoed en ongehoorzaamheid. God veroordeelde Iblis tot eeuwige verdoemenis, maar deze straf werd uitgesteld tot de Dag van het Oordeel. In feite staat God zelf Satan en zijn helpers toe om onenigheid en haat te zaaien en mensen tot het kwade te verleiden. Nog voordat een moslim de 'bismillah' ("in naam van Allah, de Barmhartige") uitspreekt die voorafgaat aan elke recitatie uit de Koran, wordt de 'ta'awwudh' uitgesproken: "Ik zoek bij Allah mijn toevlucht tegen Satan, de verworpene" (soera 16,98). Iblis/Satan speelt in de islam niet dezelfde belangrijke rol als Satan/de duivel in het christendom. In het christendom is Satan een belangrijke macht, die de strijd aangaat met God. In de islam is Satan weliswaar een kwade kracht, maar hij staat volledig onder controle van God. Hij is in feite een werktuig van God om mensen te beproeven. God kan zo bepalen wie goed is of slecht. De meeste moslims geloven overigens in een soort lotsbestemming (predestinatie). Vanaf het begin is al bepaald wie tot de goede of de slechte kant behoort. Dit idee ligt in het verlengde van het lot van Satan zelf. Moslims die zondigen, kunnen het kwaad overwinnen door de volgende inspanningen: beproeving ('bala'), vertrouwen in God ('tawakkul') en geduld ('sabr'). ## Kwaad en vergeving in het hindoeïsme In het hindoeïsme is ieder individu deel van een religieuze en sociale context. Men noemt dit 'Dharma', de wereldorde. Hiermee wordt bedoeld dat ieder persoon behoort tot een kaste, die van brahmanen, krijgers of vaisya. Zo bevindt men zich in een bepaalde positie tegenover alle gebeurtenissen en tegenover de omgeving. Alleen deze twee elementen hebben een functie in de bepaling van ieders persoonlijk Dharma, de religieuze wet die men in acht moet nemen. Leder mens moet dus handelen in overeenstemming met de Dharma. Wanneer men niet handelt volgens de Dharma, wordt dit Adharma (het kwaad) genoemd. Dit heeft gevolgen voor iemands Karma, de wet van oorzaak en gevolg. Door niet te handelen volgens de Dharma, roep je eigenlijk je eigen onheil over je af. Het kwaad staat dus niet buiten de mens zelf, maar is een gevolg van het eigen handelen (karma). Toch is de mens binnen de hindoeïstische traditie een hoge levensvorm, die in staat is om verlossing ('Moksha') te bereiken. We bereiken deze toestand echter alleen maar door kennis van goed en kwaad, Dharma en Adharma. Het zijn net deze tegenpolen die ervoor zorgen dat we onderscheidingvermogen en inzicht ontwikkelen. Het paradoxale hierin is dat de mens door zijn persoonlijke Dharma te doorbreken en zijn eigen vrije wil te volgen, uiteindelijk tot inzicht en verlichting kan komen. ## Kwaad en vergeving in het boeddhisme Boeddhisten ontkennen het bestaan van het kwaad niet, maar beschouwen dit niet als een onoverwinnelijke realiteit. Het kwaad is eerder een geestestoestand, die door studie en inzicht overwonnen kan worden. Volgens boeddhisten zijn alle levende wezens onderworpen aan het kwaad tot op het ogenblik dat zij Nirvana bereiken, verlichting. Alles wat deze nirvanische staat nog niet heeft bereikt, is onderworpen aan het kwaad dat zich manifesteert in lijden en ongelukkig zijn. Kortom, zolang wij leven in de wereld van wedergeboorte tot het oneindige toe ('Samsara'), zullen wij alle vormen van het kwaad aan den lijve ervaren. Binnen het Boeddhisme zijn twee begrippen aan het kwaad gerelateerd, namelijk de hel en 'mara'. De hel is binnen het boeddhisme geen eeuwige toestand en onvergelijkbaar met het christelijke concept van de hel. In feite gaat het meer om een geestestoestand waarbij iemand zijn/haar eigen hel creëert. Daarnaast is het ook een plaats van loutering, een soort vagevuur. De hel maakt deel uit van deze wereld. De 'krachten van Mara' staan voor een aantal psychische toestanden en immoraliteit die zorgen voor een slecht karma. Net zoals boeddhisten niet geloven in een eeuwige hel, geloven zij niet dat de mens inherent (van nature) slecht kan zijn. Er wordt niet ontkend dat iemand af en toe zondigt, maar dit komt eerder voort uit onwetendheid dan uit slechtheid. Van nature is de mens goed.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser