Begrippen -> Historische Methode PDF

Summary

This document lists and explains several terms related to historical methodology, including concepts such as historical context, social memory, and collective identity.

Full Transcript

Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e 1. Geschiedenis verhaal gebaseerd op controleerbaar onderzoek over de belangrijke dingen die de mensen in het verleden hebben meegemaakt. 2....

Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e 1. Geschiedenis verhaal gebaseerd op controleerbaar onderzoek over de belangrijke dingen die de mensen in het verleden hebben meegemaakt. 2. Historicus oud Grieks voor onderzoek (verhaal) 3. Historische bron overblijfsel van vroeger dat ons informatie geeft waarmee je een geschiedenisverhaal kan vertellen. 4. Terminus ante alles wat een moment geleden gebeurd is. quem 5. Terminus post prehistorie en geschiedenis quem 6. Historisch besef het vermogen om zich rekenschap te geven met his- torische achtergronden van het eigen denken en han- delen en dat van anderen. Maakt menselijk en sociaal handelen mogelijk. Context, proces, eigenheid. 7. Sociaal geheugen bepaald selecties, gemaakt door traditie, nos- geheugen talgie, verantwoording en vooruitgangsdenken. 8. Collectieve iden- gemeenschappelijke interpretatie van gebeurtenissen en titeit ervaringen die een groep vormen. 9. Collectief lot het lot van een bepaalde groep, wat groepsversterkend werkt. 10. Bonding oppres- een groep die een collectieve identiteit zal vormen door sion onderdrukking, uitsluiting of vijandelijkheid. 11. Vooruitgangs- een optimistische opvatting van verandering over tijd. filosofie "Het wordt altijd beter". 12. Nostalgie een pessimistische opvatting van verandering over tijd waarbij vroegere glorieperiodes mythische proporties kri- jgen. 13. Teleologie de gedachte dat alles een doel heeft. 1 / 12 Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e 14. Cyclisch wat regelmatig terugkomt, recurrent. 15. Imagined com- een gemeenschap waarvan de leden elkaar nooit alle- munity maal persoonlijk kennen, maar onderling een binding ervaren en zich als deel van de groep voelen en zich als deel van die groep beschouwen. 16. Historische em- een manier om je in te leven in het verleden. pathie 17. Anachronisme een al dan niet gewilde (in)breuk in de chronologische samenhang van toestanden. 18. Autobiografie een boek waarbij de auteur ook de actor is. 19. Historisch con- aandacht voor het verloop in de tijd. tinuüm 20. Historische brede interesse, bronnenanalyse, historische empathie. wetenschap Kennis van het verleden en van achtergronden van processen. 21. Erfgoed - collec- een selectieve aanpak van een beperkt aantal tief geheugen processen/zaken die zorgt voor sfeerschepping en inlev- ing met een andere finaliteit. 22. Bron overblijfsel uit het verleden of een getuigenis over dat verleden. (ongewild of gewild) 23. Primaire bron een bron waarbij er een kleine kloof is tussen de waarne- mer en het waargenomen. Eerstehandsbron. 24. Secundaire bron een werk. Een bron die voortbouwt op informatie van de primaire bron. Tweedehandsbron. 25. Geschreven bron een verhalende tekst een literaire tekst en egodocu- menten. 26. Verhalende tekst intentionele bron die verhalen vertelt. (bv. Kronieken) 2 / 12 Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e 27. Egodocumenten tekst waarbij je zelf de actor bent. (bv. Brief, autobi- ografie...) Er wordt automatisch aan zelfscensuur gedaan en er wordt een subjectief beeld gegeven. 28. Diplomatische rechtshandelingen (bv. Magna Charta). Betrouwbare teksten bronnen, tenzij er sprake is van 29. Bronnen van so- een bron die een overzicht geeft van gebeurtenissen en ciale boekhoud- een balans opmaakt. ing 30. Orale bron alles wat gesproken wordt, informatie door mondelinge overleveringen. 31. Cognitieve infor- tekstuele informatie. Het proces van waarnemen, infor- matie matie verwerken, denken, leren en problemen oplossen. 32. muzische laag de laag van de informatie waarbij men let op de uitspraak, de pauzes die ingelast worden tijdens het spreken, etc. 33. paralinguale laag de laag van de informatie waarbij men let op de mimiek. 34. extra-linguale de laag van de informatie waarbij men let op de random- laag standigheden. 35. Hard interview interview waarbij de interviewer een bepaalde uitslag voor ogen heeft en er alles aan zal doen om deze te bereiken. De interviewer moet hier veel achtergrondken- nis voor hebben. 36. Beeldframing het (on)bewust kiezen van de focus aar de ontvanger vatbaar voor is, om zo hem/haar te overtuigen. 37. Propaganda beelden die verbondenheid, zorg, vastheid oproepen in de verwarrende en gelaagde werkelijkheid. 38. Conventie een afspraak tussen twee of meer partijen of tussen alle leden van een gemeenschap. 39. Redunantie 3 / 12 Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e herhaling, grote impact door voorspelbaarheid en vertrouwdheid. 40. Entropie informatiedichtheid. Eenmalige gebeurtenissen met een grote impact door uitzonderlijkheid en aandacht. 41. One-liner een oneliner of kwinkslag is een kernachtige, meestal geestige uitspraak die niet langer is dan één zin. 42. Authenticiteit spanningsveld tussen wat een bron is en wat een bron beweert te zijn. 43. Materiële auteur de persoon die de technische, fysieke inspanning levert. 44. Intellectuele au- de persoon die het brein is achter de bron. teur 45. Intellectueel fal- een vervalsing die vormelijk echt is, maar inhoudelijk vals. sum 46. Materieel falsum een vervalsing die vormelijk vals, maar inhoudelijk correct is. 47. Pastiche spelen met de waarheid en originaliteit. Een combinatie tussen de bron en fragmenten die er origineel niet toe be- horen. (bewust en onbewust plagiaat, bv. Firma Breughel) 48. Authentieke een kopie gemaakt door een bevoegd oorkonder met kopie bewijs in rechte, veiligheid. 49. Informatieve bv. Notities, kopie van schilderij. kopie 50. Pseudo-kopie perfide intentie; de bron beweert te zijn wat ze niet is. Kopie van een tekst die nooit bestaan heeft. 51. Pseudo-origi- ziet eruit als origineel (schrift, materiaal, zegels, etc.), neel maar is het niet. (er kan al dan niet een origineel van bestaan hebben) 4 / 12 Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e 52. Negationisme het ontkennen of extreem minimaliseren van algemeen aanvaarde en bewezen historische gebeurtenissen. 53. Paleografie het ontcijferen van letterbeelden. 54. Heuristiek de techniek die historici gebruiken om bronnen te zoeken. Kunst van het vinden en appreciëren van bepaalde bron- nen. 55. Manuscript een met de hand geschreven, verhalende bron. 56. Bron georiën- een onderzoek waarbij de bron in zijn oorspronkelijke teerd onderzoek hoedanigheid het uitgangspunt is. 57. Probleem een onderzoek waarbij een aantal vragen en problemen georiënteerd het uitgangspunt zijn en men op zoek gaat naar informatie onderzoek hierover. 58. Externe kritiek de bron als voorwerp, waarbij men kijkt nar de gebruikte materialen en toepassing ervan (schriftdrager, auteur, lay-out en gebruikte inkt). 59. Interne kritiek kritiek die kijkt naar de inhoud (statuut van de auteur, betekenis, doelstelling...) 60. Herstellingskri- achterhalen wat er in een kopie van de oorspronkelijke tiek tekst overblijft om zo de leemtes op te kunnen vullen. (bewuste en onbewuste fouten) 61. Methode van een kopiist neemt fouten uit de tekst over en voegt er, Lachmann bewust of onbewust, nog aan toe. 62. Emendatie verbetering van de beste kopie op basis van een andere kopie. 63. Intelligent het aanpassen van zaken volgens de tijdsgeest. kopiëren 64. Kritisch apparaat geheel van voetnoten en algemene informatie over de teksttraditie. 5 / 12 Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e 65. Oorsprongskri- achterhalen wie de auteur is en waar en wanneer de bron tiek gecreëerd is (wie, waar, wanneer?) 66. Juridische au- bedenkt geen tekst, maar ligt aan de basis ervan. (veelal teur verslagen van wetenschappelijk onderzoek) 67. Intertekstualiteit teksten verwijzen niet per se naar de werkelijkheid, maar naar andere teksten. Het verschijnsel waarbij literaire tek- sten echo's bevatten van andere literaire teksten. 68. Interpretatiekri- achterhalen wat de betekenis en de draagwijdte van een tiek bron is. 69. Semiotiek studie van het wezenlijk karakter, het ontstaan en gebruik van tekens en tekensystemen. 70. Gezagskritiek achterhalen wat de waarde van de bron is. Mogen we deze bron vertrouwen? 71. Bevoegdheidskri- achterhalen of de auteur in staat/bevoegd was om ons te tiek informeren. 72. Glaubensun- gebeurtenissen zijn afschrikwekkend wreed en daarom willigkeit al ongeloofwaardig, waardoor het publiek weigert ze voor waar aan te nemen. 73. Cognitieve dis- wederzijds onbegrip en onmogelijkheid tot dialoog (in stri- sonantie jd met eigen overtuiging handelen). Een onaangename spanning die ervaren wordt wanneer er tegenstrijdige overtuigingen, ideeën of opvattingen. 74. Bewust onder- door tijdgenoot bewust ervaren. gane werke- lijkheid 75. Onbewust on- ontsnapt grotendeels aan observatiemogelijkheid. dergane werke- lijkheid 76. achterhalen van verdraaide en/of verzwegen feiten. 6 / 12 Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e Rechtzinnigheid- skritiek 77. Opzettelijke ge- engagement bij de overbrenger van de informatie. tuigenis 78. Onopzettelijke kan onbewaakt en dus volkomen oprecht zijn. getuigenis 79. Metageschiede- het geloof in de morele vooruitgang van de mens als nis gevolg van de verlichting (bv. Marxisme) 80. Relativisme het idee dat een bepaald concept niet op zich staat, maar afhankelijk is van iets anders. 81. Paradigma denkkader van waaruit de 'werkelijkheid' geanalyseerd en beschreven wordt. Deze paradigma's worden vanzelf- sprekend gemaakt door het onderwijs. 82. Analogische in- mens reageert in analoge omstandigheden op identieke ductie wijze. 83. Hypothesevorm- poging tot verklaring door een ingebeeld verband te ing leggen tussen feiten. 84. Falsificatie het weerleggen van een uitspraak door het aantonen van de waarheid van een andere uitspraak die logisch strijdig is met deze uitspraak. (door Popper) 85. Inductie het observeren van zo veel mogelijk gevallen om zo een algemene these op te stellen. 86. Causale ade- het criterium dat er een statistische waarschijnlijkheid quaatheid moet zijn tussen oorzaak en gevolg, een opeenvolging van gebeurtenissen waarvan uit ervaring bekend is dat deze zich bij herhaling voordoet. 87. Waarschijnlijhei- Bij twee hypothesen berust de volle bewijslast op wie dsredenering in vergelijking met analoge gevallen minder succesvol bleek. 7 / 12 Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e 88. Argumentum ex het zwijgen van de bron, waarbij men kan vermoeden dat silentio dit zwijgen opzettelijk is, of dat hier een motief voor is. Het opsporen van deze feiten kan onthullend zijn voor de motieven en de strekking van de zwijgende bron. 89. Recurrentie wanneer situaties zich in een bepaalde mate herhalen. 90. Eenvoudig-even- zich beperken tot het vaststellen van feiten. ementiële waaarheid 91. Statistische voortdurende discussie over deze voorheen vastgestelde waarheid feiten. 92. Psychologische peilt naar de intenties en belevingswereld van de his- en emotionele torische auteur. waarheid 93. Algemeen-evene- de oorzaken van bepaalde gebeurtenissen onder- mentieel zoeken. Gewicht toekennen aan ideologische, militaire, economische, sociale en politieke factoren. 94. Histoire-batailles geschiedenis die zich beperkt tot het verhaal van politieke en militaire dominantie, zonder de kritische ingesteldheid te verliezen. 95. Positivisme de opvatting dat enkel empirische wetenschappen geldige kennis opleveren. (correct toepassen van de his- torische methode wordt essentieel geacht) 96. 'harde' feiten uitwendig waarneembare handelingen, onderbouwd door concrete verwijzingen in onverdachte bronnen. 97. Mentaliteits- de geschiedenis die zich interesseert voor psychologis- geschiedenis che en affectieve factoren die zowel het individu als de massa in beweging kunnen brengen. Onderzoek naar on- bewuste mechanismen en collectieve sociale praktijken, waarbij kwantitatieve methodes ook op het mentale wor- den toegepast. Kenmerkt zich door een lage bewustzijns- graad, een traag evolutieritme en een collectief karakter. 8 / 12 Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e 98. Linguistic turn een verandering in de kijk op de mentaliteitsgeschiede- nis, waarbij de zwakheden ervan inziet, namelijk het sim- plificeren en veralgemenen van de maatschappij, wat haar weinig gevoelig maakt voor individuele variatie. 99. Representatie culturele geschiedenis van het sociale, nagestreefd door het gebruik van mentaliteitsgeschiedenis, aangevuld met een reeks nieuwe bronnen die een kwalitatieve benader- ing toelaten. Er wordt geprobeerd een gedifferentieerd beeld te geven van samenlevingen in het verleden. 100. Histoire immédi- de historicus van het recente verleden. 'Histoire du Temps ate présent', 'Zeitgeschichte'. 101. Structure patroon waarbij structuren in de psychologie van indi- viduen, in de samenleving en erbuiten (milieu,...) op een bepaalde en recurrencte wijze menselijk gedrag vormen. 102. Agency mogelijkheid van individuen of groepen om onafhankelijk op te treden en zelf keuzes maken. Mensen zijn in staat om hun eigen geschiedenis te maken. 103. Manicheïtische de gedachte van een permanente strijd van goed en visie kwaad. 104. Spatial turn de ruimte die beïnvloed wordt door maatschappelijke ver- houdingen, maar op haar beurt ook sociale processen produceert. 105. Material turn aandacht voor materiële omgevingen. 106. Rankeaans posi- als de historicus geen oordeel velt over de bronnen van tivisme het verleden en als we de kritiek van Von Ranke op de bronnen gaan toepassen, komen we regelrecht tot de objectiviteit en zodoende de realiteit zoals ze vroeger geweest was. 107. Romantische de subjectieve ervaring wordt als uitgangspunt genomen. emotie Het niet direct zintuiglijk waarneembare boven de ver- 9 / 12 Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e standelijk rationele kennis. Zij richtten zich daarbij op het verleden waarin het heden geworteld zou zijn en zonder welke wortels het heden niet gekend zou kunnen worden. 108. Objectivisme historisme dat ervan uitgaat dat 'pure' feiten bestaan. 109. 'history from be- macht wordt niet langer beschouwd als van bovenaf low' opgelegd, noch als een evidente constructie van sociale verhoudingen, maar als maakbaar en beïnvloedbar door wie haar ondergaat. 110. Interdisciplinar- het overnemen van theorieën en verklaringen uit de so- iteit ciale wetenschappen (economie, sociologie, politicolo- gie) om mechanismen in de samenleving te begrijpen. Dit leidt tot een vernieuwde visie op mens en maatschappij en provoceert nieuwe vraagstellingen. 111. Sociologie focust op handelingen van mensen in collectief verband, op handelingen die berusten op een collectief bewustzijn, dat niet herleidbaar is tot het individu. 112. Natiestaat staat waarin de inwoners zich tot hetzelfde volk rekenen. Er is een gedeeld nationaal bewustzijn. Er is politieke en maatschappelijke eenheid. 113. Histoire question een geschiedenis die vertrekt uit een kritische vraag- stelling, een problematiek die niet langer beperkt wil bli- jven tot een histoire récit. 114. Histoire récit het chronologische verhaal dat als het ware automatisch komt bovendrijven nadat men de bronnen volgens de regels van de kunst en de recepten van de 'histoire his- torante' heeft behandeld. 115. Methodologis- vernieuwingen die ontstonden door de interdisciplinaire che aanpak, die inspireerde tot het zoeken naar recurrent vernieuwingen gedrag, tot het verfijnen van het vocabularium en tot het overnemen van terminologieën en technieken. 116. 10 / 12 Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e Paradigmatis- vernieuwingen die bestaan uit het analyseren en on- che derzoeken van nieuwe concepten en het ontstaan van vernieuwingen nieuwe paradigma's. 117. Lineaire mod- (religieuze) overtuiging dat historische verandering loopt ellen in de richting van een vooraf vaststaand begin- en eind- punt. Deze teleologische (doelgerichte) benadering houdt een overwaardering in van het begin of van het einde van een historisch proces. De geschiedenis wordt gezien als een permanent proces van vooruitgang, waarin de mens steeds evolueert naar een beter bestaan of een ideaal eindpunt. 118. Complemen- these die stelt dat vooruitgang essentieel ontstaat door tariteitsthese het aan elkaar schakelen van twee componenten in een gezamenlijke activiteit die ze afzonderlijk niet zouden kunnen vervullen. Complexer nog wordt de evolutie als gevolg van de complementariteit van twee producten, waarbij het ene niet kan werken zonder het ander. 119. Dichotomiethese twee modellen die tegenover elkaar geplaatst worden bij wijze van contrastwerking, waarbij de ene component meestal primitiever is dan de andere. (moderniserings- thesen, waarbij het 'moderne' westen, tot model wordt geproclameerd voor de zogeheten 'ontwikkelingslanden'. 120. Cyclusmodellen essentiële processen herhalen zich, al dan niet met regel- maat, en dat doorheen de geschiedenis een zekere wet- matigheid heerst en dat ze dus nomothetisch is. Er zijn opvattingen in de hoek van het cultuurpessimisme en de catastrofe-idee: de thesen over de beschavingscycli. Daarnaast zijn er ook cyclus-theorieën die een optimistis- che noot laten horen, anderen steunen op factoren buiten de mens. 121. Causaliteit gebeurtenis waardoor de loop de gebeurtenissen die erop volgen, er anders gaat uitzien. 122. Butterfly-effect 11 / 12 Begrippen -> Historische Methode Online studeren bij https://quizlet.com/_aw891e vlinder kan kettingreactie veroorzaken die kan leiden tot een tropische storm. 1 causaliteit kan oneindig veel his- torische processen veroorzaken. 123. Habitus mensen maken schema's, ingesteldheden die hen toe- laten op verschillende situaties te reageren en dit te doen binnen maatschappelijk aanvaarde gedragspatro- nen. Naarmate deze schema's van waarnemen en han- delen geïnterioriseerd worden, spreekt men van een habitus. 124. Dialectisch weigert om in de eenvoudige oorzaak vs gevolg relatie te denken denken, zoals het positivisme deed. Wederkerigheid staat centraal en gaat ook op voor de relatie tussen theorie en praxis. 125. Historisch mate- de geschiedenis is in deze redenering een opeenvolging rialisme van uiteenlopende productievormen en maatschappijvor- men die daaraan vast zaten. 12 / 12

Use Quizgecko on...
Browser
Browser