Hfdst 15 en 16 Spirochaetales - Mycobacterium PDF
Document Details

Uploaded by BraveForgetMeNot
Karel de Grote Hogeschool
Tags
Summary
This document provides an overview of Spirochaetales and Mycobacterium, covering general characteristics, diagnosis, treatment, and epidemiology.
Full Transcript
Spirochaetales Inhoud 15. Spirochaetales 15.1 Treponema pallidum 15.2 Borrelia 15.3 Leptospira 2 Spirochaetales beweeglijke schroefvormig gewonden Gramnegatieve staven kleuren niet of heel slecht met Gramkleuring zilverimpregnatietechniek of donkerveldmicroscop...
Spirochaetales Inhoud 15. Spirochaetales 15.1 Treponema pallidum 15.2 Borrelia 15.3 Leptospira 2 Spirochaetales beweeglijke schroefvormig gewonden Gramnegatieve staven kleuren niet of heel slecht met Gramkleuring zilverimpregnatietechniek of donkerveldmicroscopie beweeglijkheid → periplasmatische flagellen 2 families Spirochaetaceae: Treponema en Borrelia Leptospiraceae: Leptospira 3 15.1. Spirochaetaceae: Treponema pallidum 15.1.1. Pathogeen vermogen verwekker van syfilis (kosmopolitische geslachtsziekte)= SOA besmetting na contact met slijmvlies of via beschadigde huid strikt menselijke parasiet 3 stadia: primair stadium: na 2-10 weken: papel → ulcus (sjanker) secundair stadium: 1 tot 2 maanden: koorts, hoofdpijn, klierzwellingen tertiair stadium: na aantal jaren: gelokaliseerde afwijkingen in huid, centrale zenuwstelsel en cardiovasculiare stelsel 4 3 stadia: primair stadium: na 2-10 weken: papel → ulcus (sjanker) secundair stadium: 1 tot 2 maanden: koorts, hoofdpijn, klierzwellingen tertiair stadium: na aantal jaren: gelokaliseerde afwijkingen in huid, centrale zenuwstelsel en cardiovasculiare stelsel tijdens zwangerschap → foetus besmet → doodgeboorte / congenitale syfilis 5 15.1.2. Diagnose Treponema pallidum → niet kweekbaar Microscopie donkerveldmicroscopie (1): snel na afname (blootstelling O2 en afkoeling) → verlies beweeglijkheid Zilverimpregnatietechniek (2): Treponemen zwart op gele achtergrond immunofluorescerende kleuring (3) 6 Serologie meestal basis diagnose: aanwezigheid antistoffen in serum onderscheid tussen “actieve” en “genezen” syfilis → meerdere tests nodig → VDRL: niet-specifieke antilichamen = screening → ELISA: grote specificiteit en sensitiviteit → TPHA: grote specificiteit en sensitiviteit → FTA: indirecte immunofluorescentietechniek zie Hematologie en Immunologie labo ML 2 en FB 2 7 Coating met T.pallidum AG 8 TPHA-test 9 FTA-test 10 15.1.3. Behandeling penicilline nog geen resistentie beschreven duur behandeling afhankelijk van stadium alternatieven: erythromycine, tetracycline 11 15.2. Spirochaetaceae: Borrelia Borrelia spp. → recidiverende koorts Borrelia burgdorferi → ziekte van Lyme 12 15.2.1. Recidiverende koorts verwekkers: B.recurrentis en B.duttonii vectoren: teken en luizen reservoir: mensen + knaagdieren epidemiologie: tropen + subtropen ziektebeeld: acute koortsaanvallen (cfr.malaria!) diagnose: “dikdruppelpreparaat” behandeling: tetracycline 13 15.2.2. Ziekte van Lyme verwekker: Borrelia burgdorferi vector: teek (Ixodes dammini in USA, Ixodes ricinus in Europa) ontdekt in 1975: epidemie van artritis bij schoolkinderen in stadje ‘Lyme’ 1982: verwekker geïdentificeerd door Burgdorfer tekenactiviteit in de zomer 14 15 Ziekte verloopt in 3 fasen: Stadium 1: initiële infectie / acute fase → erythema chronicum migrans → vage klachten (hoofdpijn, spierpijn) Stadium 2: persisterende infectie → schuilhouden in gewrichts-(artritis) en zenuwstelsel → na 4-9 weken → neurologische + cardiovasculaire aandoeningen 16 Stadium 3: chronische fase → artritis → huiduitslag → aantasting centraal + perifeer zenuwstelsel Diagnose serologie uitzonderlijk: huidbiopten na speciale kleuring tijdens elk stadium van de ziekte → B.burgdorferi isoleren → gevoeligheid van cultuur = zeer laag 17 Epidemiologie vectoren: teken zuigen besmet bloed op en injecteren kiem met speeksel in gastheer gastheren: in het wild levende dieren (vb: hert), huisdieren, mens mate van besmette teken afhankelijk van streek Behandeling penicilline, tetracycline of macroliden 18 15.3. Leptospiraceae: Leptospira ↔ vorige 2 genera: strikt aëroob L.interrogans en L.biflexa 19 Leptospira interrogans spirocheten + zeer fijne spiraalwindingen (uiteinden haakvormig) gastheren: knaagdieren → verspreiden kiem via urine besmetting mens: contact met voorwerpen met besmette urine of door contact besmet water besmetting via slijmvliezen en wondjes 20 Ziektebeeld na 10 dagen incubatie → leptospiremie: koorts, spierpijn (febriele type) immuunfase: → circulerende antistoffen → aseptische meningitis, nekstijfheid (meningeale type) → nierinsufficiëntie, geelzucht (leverinsufficiëntie), neiging tot bloedingen: ernstig beloop (ziekte van Weil) → mortaliteit tussen 5-10% 21 Diagnose verschillende testen (complexiteit) → referentielaboratorium (ITG) microscopie: donkerveldmicroscoop cultuur: Stuart Leptospira Broth (minstens 6 weken incubatie op 30°C) serologie: antistoffen heel specifiek door ↑ serotypen → bemoeilijkt de test → België: serotype icterohaemorrhagiae 22 Mycobacterium Inhoud 16. Mycobacterium 16.1 Algemeen kenmerken 16.2 Indeling en pathogeen vermogen 16.3 Laboratoriumdiagnose van mycobacteriële infecties 16.4 Gevoeligheidsbepaling 24 16.1. Algemene kenmerken 20 soorten: meeste saprofyten (in vochtige omgeving) weinige soorten → gastheer afhankelijk M.tuberculosis en M.leprae: mens M.bovis: rund M.avium: vogels strikt aërobe, onbeweeglijke bacillen (recht of licht gebogen) typisch kenmerk: specifieke celwandstructuur (lipiden en arabinose-galactoseglycaan) → kleuren moeilijk, maar eens gekleurd → moeilijk te ontkleuren: ZUURVAST en alcoholvast → moeilijke opname van voedingsstoffen → trage groei 25 M.tuberculosis in sputum na Ziehl-Neelsen kleuring 26 Mycobacterium tuberculosis Mycobacterium leprae 27 16.2. Indeling en pathogeen vermogen voornaamste species: M.tuberculosis (Kochbacil) en M.bovis → TBC (tuberculose bij de mens) → infectie door inhalatie besmette partikels (M.tuberculosis) of door drinken van besmette rauwe melk (M.bovis) → fagocytose: intracellulaire vermenigvuldiging 28 verloop ziekte: acute ontstekingshaard in longveld: primaire haard -> spontane genezing Bij minderheid: → chronische long-TBC (tuberkels, knobbels → necrose (verkazing rijk aan bacillen) → luchtpijptakje en ophoesten: open-long TBC + ontstaan van caverne (holte) → uitzaaiing 29 30 Uitzaaiing vanuit de primaire haard kan gebeuren langs: bloedbaan met eventueel meningitis lymfewegen: klier-TBC bronchi: aantasting van andere long en longsegmenten spijsverteringskanaal door inslikken van opgehoest slijm (larynx-TBC, darm-TBC) gestabiliseerde TBC terug opflakkeren 31 32 Diagnose → zuurvaste bacillen in sputum → kweek nodig om gevoeligheidsbepalingen te doen voor tuberculostatica → ontdekking ‘atypische mycobacteriën’ (vaak heel resistent) → tuberculine test (Mantoux test) atypische mycobacteriën: 4 groepen fotochromogenen skotochromogenen non-chromogenen snelgroeiende 33 16.3. Laboratoriumdiagnose 16.3.1. Microscopisch onderzoek Ziehl-Neelsen kleuring of Kinyoun kleuring Auramine kleuring (fluorescentietechniek) = gevoeliger 34 Ziehl Neelsen kleuring ↔ Kinyoun (zonder verwarming): hoge concentratie basische fuchsine en fenol 35 na microscopisch onderzoek: semikwantitatief resultaat kleuring → geen onderscheid tussen species → zuurvaste bacillen 36 16.3.2. Kweek van mycobacteriën niet bijbesmette monsters (punctievochten, etter uit gesloten abcessen, biopten) → enten op gepaste bodems bijbesmette monsters (sputum, urine, maagtubagevocht,…) → vooraf decontaminatie andere bacteriën doden mycobacteriën blijven gespaard homogeniseren 37 Kweek 1) Lowenstein-Jensen-bodem: zeer speciale, rijke voedingsbodems eieren, glycerine, aardappelbloem, asparagine, zouten en malachietgroen (contaminanten remmen) schuine agar enten één week met half-open stop eerste inspectie (opsporen snelgroeiende M.) → buisjes volledig sluiten wekelijks controleren na 2 maanden definitief negatief 38 Aflezing M.tuberculosis: na 2-4 weken, eugone groei (‘bloemkooltjes’) M.bovis: trager, dysgone groei (vlakke kolonies) Fotochromogenen: gele kleur na blootstelling licht Skotochromogenen: altijd geel Snel-groeienden: na 2-5 dagen Niet-chromogene: M.avium: kleine gladde kolonies 39 2) Sulabodem enkel bruikbaar voor niet bijbesmette stalen (punctievochten) onmiddellijke enting tijdens afname (aan ziektebed) vloeibare sulabodem: enting van zo groot mogelijke hoeveelheid staal 40 3) Incubatie-en afleesautomaten BACTEC-apparaat: hemokulturen en mycobacterieel onderzoek vloeibare cultuurbodem + inoculatie staal bodem → indicator → kleurverandering bij pH wijziging door geproduceerde CO2 → positief signaal voordeel: soms binnen 2 weken groeidetectie 41 16.3.3. Identificatietests voor mycobacteriën 16.3.4. Identificatie van Mycobacterium tuberculosis en andere sp. M.tuberculosis traag groeiend vuil witte, ruwe bloemkoolachtige kolonies Andere Mycobacterium species volledige identificatie → referentielaboratorium 42 Moleculaire technieken detectie identificatie M.tuberculosis ss-DNA-probes specifiek voor M.tuberculosis + staal of cultuur → bij aanwezigheid: ss-DNA bindt aan complementair rRNA grote aanwinst omwille van snelle en juiste species identificatie nadeel: rechtstreeks uit staal: ↓ sensitiviteit → nog steeds cultuur uitvoeren Ter info tabel 16.2 43 Vragen?