Full Transcript

Het bewegingsapparaat: het skelet, de gewrichten en de spieren Anatomie, fysiologie en pathologie p 29 – 47 Personenzorg p 118 - 136 Inleiding • Om te kunnen bewegen is een samenspel van meerdere organen nodig • Het skelet, de gewrichten, de spieren en het zenuwstelsel maken bewegingen mogelijk •...

Het bewegingsapparaat: het skelet, de gewrichten en de spieren Anatomie, fysiologie en pathologie p 29 – 47 Personenzorg p 118 - 136 Inleiding • Om te kunnen bewegen is een samenspel van meerdere organen nodig • Het skelet, de gewrichten, de spieren en het zenuwstelsel maken bewegingen mogelijk • Verplaatsing kunnen autonoom of met hulpmiddelen gebeuren • Om de ADL te kunnen uitvoeren is bewegen nodig • Aansturing van de bewegingen gebeurt door het zenuwstelsel, zie later Skelet bestaat uit 206 beenderen Skelet: functies 1. 2. 3. 4. Stevigheid en vorm verlenen aan het lichaam Bescherming bieden aan de weke delen Aanhechting van spieren mogelijk maken Bloedcellen vormen Bouw van het skelet: soorten beenderen 1. Pijpbeenderen = lange beenderen Bevatten in het binnenste geel beenmerg dat erg vetrijk is Voorbeelden: opperarmbeen, ellepijp, spaakbeen, dijbeen, scheenbeen en kuitbeen Bouw van het skelet: soorten beenderen 2 . Platte beenderen: ribben, borstbeen, schouderblad en het darmbeen. Hier komt voornamelijk het rode beenmerg voor die voor de aanmaak van bloedcellen zorgt. 3. Korte en onregelmatige beenderen: Bouw van het skelet: bouw van het bot Bouw van het skelet: bouw van het bot • Botweefsel bestaat voornamelijk uit collagene vezels (geleiachtige tussenstof) waarin zich maar weinig cellen bevinden. In de tussenstof zijn botzouten (kalkfosfaat) afgezet die zorgen voor de stevigheid van het bot. • Botvlies = periost: bot is overal uitgezonderd de gewrichtsvlakken omgeven door een stevig vlies. Vanuit dit botvlies lopen bloedvaten het bot in  zorgen voor bloedvoorziening • Botvormende cellen zitten in de diepere lagen van het botvlies. Zijn belangrijk bij aanmaak van een nieuw bot wanneer er een botbreuk was, aan het botvlies hechten zich ook de spieren. Tenslotte zitten er in het botvlies ook zenuwuiteinden Bouw van het skelet: bouw van het bot • Schors = corticalis op een doorsnede van een bot zien we aan de buitenkant het botvlies met daaronder een harde laag = schors. • Gevolgd door bot met een structuur die meer sponsachtig = spongiosa is, dit is een hard maar bros weefsel • In de vele holten in het sponsachtig botweefsel vinden we het rode beenmerg • De pijpbeenderen zijn binnenin niet spongieus, onder het botvlies zit hier een harde compacte laag botweefsel = compacta, centraal daarin bevindt zich de mergholte met het vetrijke gele beenmerg Bouw van het skelet: bouw van het bot • Groeischijven beenderen groeien vanuit het beenvlies in de dikte. Lengtegroei gebeurt vanuit de groeischijven in de pijpbeenderen, deze zitten aan beide uiteinden van elk pijpbeen. Bouw van het skelet: beenverbindingen • Twee of meerdere botstukken kunnen met elkaar verbonden zijn door: • • • • Naad Vezels Kraakbeen gewrichten Bouw van het skelet: beenverbindingen: naad • Naadverbinding vinden we in de schedel. De eerste 2 levensjaren zijn de botstukken nog met elkaar verbonden door bindweefsel. Dit bindweefsel verbeent langzaam  geen beweging meer mogelijk tussen de botstukken. Bouw van het skelet: beenverbindingen: vezels, kraakbeen • Bij vezelige verbinding zijn de botstukken door stevige vezels van bindweefsel met elkaar verbonden, vb tussen spaakbeen en ellepijp • Bij kraakbenige verbindingen zijn de botstukken door kraakbeen aan elkaar verbonden, vb aanhechting van de ribben aan het borstbeen en tussen de schaambeenderen Bouw van het skelet: beenverbindingen: gewrichten • Gewricht = beweeglijke verbinding tussen 2 of meerdere botstukken • De botuiteinden die in een gewricht op of in elkaar passen zijn bekleed met een dun laagje kraakbeen  soepeler beweging • Tussen de bedekkende kraakbeenlagen blijft een smalle spleet over = de gewrichtsspleet • Elk gewricht is omgeven door een stevig kapsel van bindweefsel = gewrichtskapsel • De buitenkant van het gewrichtskapsel is versterkt met verschillende bindweefselbanden = gewrichtsbanden Bouw van het skelet: beenverbindingen: gewrichten • Kniegewricht polsgewricht schoudergewricht Bouw van het skelet: soorten kraakbeen • Helder kraakbeen: komt voor op gewrichtsoppervlakken, in neustussenschot, in de luchtpijp en op de overgang van de ribben naar het borstbeen. • Vezelige kraakbeen: vinden we in de tussenwervelschijven en in de verbinding tussen de schaambeenderen • Elastisch kraakbeen: bevindt zich in het strottenklepje en de oorschelp Indeling van het skelet 1. De beenderen van het hoofd (schedel) 2. De beenderen van de romp (wervelkolom, borstkas en bekken) 3. De beenderen van de ledematen (arm en been) Indeling van het skelet: de schedel • De schedel verdelen we in de aangezichtsschedel, het schedeldak en de schedelbasis Indeling van het skelet: de schedel • Fontanel: voor de geboorte liggen de verschillende schedelbeenderen min of meer los van elkaar, dit vergemakkelijkt de uitdrijving van het kind. De grootste opening tussen de schedelbeenderen wordt gevormd door de grote fontanel – bij pasgeborene te voelen als een zwakke plek op het hoofd. In het eerste levensjaar verdwijnt zowel de grote als de kleine fontanel. Schedelbeenderen raken met elkaar verbonden door naadverbindingen. Indeling van het skelet: de schedel: het gebit • Volwassene beschikt over 32 tanden en kiezen. Elke boven- en onderkaakhelft bevat: 3 ware kiezen waarvan de laatste verstandkies doorkomt tussen het 20ste en 30ste levensjaar. • Melkgebit mist de ware kiezen  20 tanden en kiezen, zuigeling krijgt tanden vanaf 6 maanden. Vervanging melkgebit door blijvend gebit gebeurt geleidelijk tussen 6 en 12 jaar. Indeling van het skelet: de schedel: het gebit: functie • Voedsel fijnmalen en zorgen zo voor een goede spijsvertering • Verzorgde tanden zijn nodig om behoorlijk te kunnen spreken, frisse adem te hebben Indeling van het skelet: de schedel: het gebit: bouw van een tand Indeling van het skelet: de schedel: het gebit: tandbederf • Tandbederf of cariës = geleidelijke afbraak van het glazuur van het tandbeen. Als het rottingsproces het tandmerg bereikt, kan de tand ontsteken  pijnlijk. Dit kan leiden tot een pijnlijk abces = ophoping van etter in het weefsel. Indeling van het skelet: de schedel: het gebit: tandbederf • Hoe ontstaan: 1. suikers vormen een wit-geelachtig laagje op de tand = tandplaque. In die tandplaque zitten microben, die de suikers doen gisten en verzuren. Zuren doen het glazuur oplossen. Wanneer je zoet eet treedt er een zuurstoot op in de mond. 2. tandsteen = tandplaque die op de tanden blijft zitten, tandarts moet die verwijderen. 3. tand zelf: van nature sterke of zwakkere tanden, ook voeding is bepalend  Voorkomen: tanden poetsen en jaarlijks op controle bij tandarts! Indeling van het skelet: de schedel: het gebit: andere problemen • Tandvleesontsteking = tandvlees is rood en opgezwollen, gaat bloeden bij het tanden poetsen • Slechte adem = kan komen door een slechte spijsvertering, tandsteen of een gaatje in je tand • Spleetjes tussen de tanden = meestal tussen de voorste tanden, kan ontstaan door ontbreken van tanden • Scheve tanden = fout groeiende tanden tijdens de ontwikkeling van het volwassen gebit of door verkeerde stand van onder- en bovenkaak • Tandverkleuring = roken of gevolg van medicatie • Gesprongen lippen = koude en wind drogen lippen uit  kloven Indeling van het skelet: de schedel: het gebit: tanden poetsen • Zie boek Personenzorg p 128 – 132 Indeling van het skelet: de schedel: het gebit: juist of fout 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Op de 1ste verjaardag heeft een kind een volledig gebit? Kinderen van 6 jaar hebben een melkgebit? Een volwassene krijgt 4 wijsheidstanden Een volwassene heeft 30 tanden? De kroon is het zichtbare gedeelte van de tand? Tandplaque is goed voor het glazuur op de tanden? Wie veel zoet eet, kan cariës krijgen? Wanneer je een gaatje hebt, voel je dat het beste als je iets warm drinkt? 9. Eens in de week de tanden poetsen is voldoende 10.Je gaat best om de 2 jaar naar de tandarts Indeling van het skelet: de romp: wervelkolom Indeling van het skelet: de romp: wervelkolom: wervellichaam • Wervellichaam is een halfronde platte botschijf met een dikte van ongeveer een vinger, wervelboog omsluit het wervelgat. Alle boven en onder elkaar gelegen wervelgaten vormen het wervelkanaal waarin het ruggenmerg loopt. Indeling van het skelet: ledematen: arm Indeling van het skelet: ledematen: been Spierstelsel: soorten • Ons lichaam bestaat voor ongeveer 60% uit spierweefsel: 1. Willekeurig of dwarsgestreept spierweefsel = komt tot actie onder invloed van onze wil en is vermoeibaar, Microscopisch zie je afwisselend lichte en donkere delen 2. Onwillekeurig of glad spierweefsel = werkt autonoom, komt voor in de maag, darmen, longen en blaas - is onvermoeibaar. Microscopisch zie je een glad weefsel zonder dwarse strepen 3. Hartspierweefsel = werkt autonoom en is onvermoeibaar. Microscopisch zie je dwarse strepen maar ook gladde delen. Het hart is een orgaan dat bijna volledig is opgebouwd uit hartspierweefsel. Spierstelsel: dwarsgestreept spierweefsel • Taken en werking: 1. Tot stand brengen van bewegingen 2. Handhaven van een bepaalde lichaamshouding door spierspanning = tonus 3. Bescherming van weke delen, bvb de buikholte 4. Produceren van warmte Spierstelsel: dwarsgestreept spierweefsel • Spieratrofie = wanneer spieren weinig gebruikt worden nemen die in omvang af. • Spierhypertrofie = wanneer bepaalde spieren zeer veel gebruikt worden nemen die in omvang toe • Synergisten = samenwerken van 2 of meerdere spieren om een bepaalde beweging tot stand te brengen • Antagonisten = als 2 of meerdere spieren een tegengestelde werking hebben – antogonie = tegenwerking

Use Quizgecko on...
Browser
Browser