Document Details
Uploaded by AttentiveRainforest
Full Transcript
Hoofdstuk 4: gewrichten van de bovenste gordel en extremiteit Schoudergordel met 3 gewrichten zorgen voor de mobiliteit Articulatio sternoclavicularis (P112-113 sesam) Gewrichtsvlakken zijn met vezelkraakbeen bedekt maar niet congruent. Incisura clavicularis van sternum = bekleed met kraakbeen dat...
Hoofdstuk 4: gewrichten van de bovenste gordel en extremiteit Schoudergordel met 3 gewrichten zorgen voor de mobiliteit Articulatio sternoclavicularis (P112-113 sesam) Gewrichtsvlakken zijn met vezelkraakbeen bedekt maar niet congruent. Incisura clavicularis van sternum = bekleed met kraakbeen dat doorloopt op het eerste ribkraakbeen en vergroot dus de pan. Extremitas sternalis van clavicula = vormt groot verticaal vlak, loopt in rechte hoek door een veel kleiner horizontaal vlak Discus articularis Zorgt voor aanpassinen want passen zonder discus niet mooi in elkaar Sluit rondom kapsel aan Verdeelt gewricht in twee holten, elk met eigen synovia Capsula articularis: wijd en stevig door ligamenten versterkt. Lig. Sternoclaviculare anterius: vezels loodrecht op gewrichtsspleet Lig. Sternoclaviculare posterius: overeenkomstige ligging achter gewricht, veel sterker Lig. Interclaviculare: talrijke bundels, door boogvormige vezels verbonden en bouw sterk ligament op Werking: belet een daling van de laterale clavicula met meer van 1 cm Lig. Costoclaviculare Juist naast kapsel gespannen: tussen 1° rib en onderzijde van extremitas sternalis Laat 9 -10cm heffing toe in acromiale uiteinde Kogelgewricht, oriëntatie rond 3 assen Werking van het gewricht: functioneel is het een kogelgewricht en heeft dus 3 assen Bewegingen extremitas acromialis van clavicula Rotatie omheen haar as van 20° Cranio-caudale verplaatsing van 9cm omhoog en 1cm omlaag Dorsoventrale verplaatsing van 6cm naar voor en 6cm naar achter clavicula kan niet dalen (laterale einde daalt max 1cm) Articulatio acromio-clavicularis of acromio-claviculair gewricht Gewrichtsvlakken: 2 platte ovalen schuin boven elkaar gelegen zodat clavicula gedeeltelijk op acromion rust Overdekt door vezelkraakbeen en voorzien van discus articularis Capsula articularis heeft normale insertie en is zelden volledig in 2 verdeeld Ligamenten Lig. Acromioclaviculare Bovenzijde capsula Sterk Zwakkere band ligt in onderzijde van kapsel Tussen acromion en clavicula Lig. Coracoclaviculare Extra-articulair Bestaat uit 2 delen die meestal vergroeien met elkaar en hoek vormen waarin sulcus subclavius voor M. subclavius begint Lig. Trapezoideum Vierhoekig en parasagittaal gericht Hecht vast op mediale rand van processus coracoideus en richt zich naar boven en licht naar lateraal naar linea trapezoidea van tuberositas coracoclavicularis Lig. Conoideum Driehoekig en frontaal gericht Punt richt zich naar basis van processus coracoideus Basis hecht op tuberculum conoideum aan achterboord van onderzijde van clavicula Werking: Beperken verplaatsing van scapula tov clavicula Dit kogelgewricht wordt sterk beperkt door: Scapula is door luchtdruk en door spieren stevig tegen borstkas aangedrukt Beweeglijkheid clavicula is beperkt door sternoclaviculair gewricht Werking totale gordel: Sternoclaviculair gewricht laat allerlei standen toe van de pan van schoudergewricht Glijbeweging schouderblad tegenover thoraxwand, die niet geremd wordt door gewricht. Hierbij verandert hoek tussen spina scapulae en clavicula de verhoogde mobiliteit van de schoudergordel zorgt voor een verminderde stabiliteit (sneller luxatie) (want soms is de kop 3 keer groter dan de pan.) Articulatio humeri Gewrichtsvlakken: aparte beschrijving Caput op humerus: Heeft facies articularis die naar achter, boven en binnen is gericht Vormt hoek van 150° met as van diaphyse Wordt begrensd door collum anatomicum en is 1/3 van sfeer groot Hoger dan breed. Hyalien kraakbeen is boven dikker dan onder Cavitas glenoidalis van scapula of fossa articularis: Ovaal met grootste as verticaal Loodrecht op het vlak van de scapula geörienteerd Concaaf en bekleed met hyalien kraakbeen Aan periferie is bekleding dikker dan in centrum zodat pan uitgediept wordt Labrum glenoidale of articulare bestaat uit vezelkraakbeen en diept pan nog verder uit tot 1/3 van oppervlak van kop Dit heeft serieuze klinische implicatie: schouderluxaties treden frequent op. Heupluxaties zijn iets zeldzamer omdat pan (bot + kraakbeen) daar iets groter is dan kop. de verhoogde mobiliteit van de schoudergordel zorgt voor een verminderde stabiliteit (sneller luxaties) Membrana fibrosa van capsula articularis: Vorm van mof (een buis) Op scapula is inhechting normal, behalve naar boven toe, waar tuberculum supra- glenoidale omsluit. Verder zit ze vast op labium glenoidale Op humerus is inhechting helemaal abnormaal: ver van kraakbeen. Naar onder en mediaal toe ligt ze laag op been en omvat collum chirurgicum. Op deze plaats treden meeste bovenarmfracturen op. Kapsel overbrugt sulcus intertubercularis waarin bicepspees verloopt Aan de onderzijde de zakvormige recessus axillaris 4 gewrichtsbanden: 2 extracapsulaire en 2 extra-articulaire 2 extracapsulaire Lig. Coracohumerale Oorsprong: laterale onderzijde van processus coracoideus Ligt vast op tuberculum majus, tuberculum minus en sulcus intertubercularis Lig. Glenohumeralia banden: superius, mediale en inferius Te onderscheiden in voorzijde kapsel Tussen mediale en inferius: kapsel heel dun Tussen mediale en superius: bijna constant een opening van kapsel, waarlangs bursa serosa uitstulpt: bursa musculi subscapularis 2 extra-articulaire Lig. Coraco-acromiale Ligt extra-articulair en is driehoekig Gespannen tussen laterale boord van processus coracoideus en voorste uiteinde van acromion Bestaat uit 2 stevige randen met dunner blad ertussen Vormt samen met acromion en processus coracoideus: dak van schoudergewricht Ze is ervan gescheiden door bursa subacromialis Dak = belangrijk klinisch begrip Lig. Transversum scapulae Overbrugt incisura scapulae Membrana synovialis vertoont klassieke ligging over beschreven delen en heeft meerdere bijholten of bursae: kleine met vloeistof gevulde zakjes die de wrijving tussen bewegende delen in de gewrichten van uw lichaam verminderd Bursa mi subscapularis Onafhankelijk gelegen tussen kapsel en pees van M. subscapularis Bursa subcoracoidea Scheidt membrana fibrosa van basis van processus coracoideus Bursa subacromialis Ligt onder lig. Coracoacromiale en boven kapsel Niet in verbinding met het gewricht nog een aantal bursa die met de cavitas glenoidalis in verbinding staan doorheen niet versterkte delen van het kapsel. Vagina synovialis intertubercularis begeleidt verloop van pees van caput longum van M. biceps brachii. Via sulcus intertubercularis richt ze zich naar boven en over caput humeri naar tuberculum supraglenoidale. Oppervlakkig is die vagina versterkt door fibreuse bruggen over sulcus intertubercularis en hogerop door lig. Coracohumerale en lig. Glenohumerale superius. Fixatie van gewricht wordt door verschillende elementen gewaarborgd. Gewrichtsspleet is verticaal georiënteerd en draagt gewricht van arm. Luchtdruk Vooraan: gewrichtsbanden Achteraan: spieren die met vasthechtingen op kapsel inplooien voorkomen Hierdoor zijn luxaties van kop uit pan vrijwel altijd naar ventraal. Gewrichtsbanden geven niet mee, spieren wel. Werking articulatio humeri: = Kogelgewricht met bewegingscentrum midden in kop Abductie beperkt tot 90° door: tuberculum majus botst tegen acromion en coraco- acromiaal ligament. Elevatie vereist werking van andere 2 gewrichten van schoudergordel Adductie wordt belet door lichaam. Bij lichte antiflexie blijkt amper 30° adductie mogelijk geremd door lig. Coracohumerale Anteflexie wordt niet beperkt door ligamenten en kan ver boven 90° elevatie, achteraan zijn spieren die niet remmen Retroflexie wordt sterk beperkt door glenohumerale ligamenten vooraan in kapsel Exorotatie 80° en endorotatie 100° worden geremd door kapsel Protractie en retractie kan enkel als beide andere gewrichten erbij betrokken zijn Mobiliteit glenohumeraal gewricht is niet zoveel meer dan heupgewricht Schoudergordel is veel mobieler door 2 bijkomende gewrichten naar voor en naar achter trekken van het schouderblad (protractie, retractie) kan enkel als men beide andere gewrichten erbij betrekt. glenohumeraal gewricht = art. glenohumeralis schoudergordel = art. glenohumeralis, art. acromioclavicularis en art. sternoclavicularis Verhoogde mobiliteit gaat ten koste van stabiliteit zuivere abductie in het glenohumeraal gewricht bedraagt 90° tot 120° naargelang de bron. Men moet echter een bepertke daling van de humeruskop tijdens de abductie in rekening brengen. (wordt uitgewerkt in functionele anatomie) Combinatie van bewegingen in articulatio humeri: Alle ab- en adductiebewegingen gecombineerd met ante- en retroflexies met gestrekte arm beschrijven lijn met daarbinnen deel van sfeeroppervlak. Middelpunt ervan is centrum van caput humeri. In elk punt van excursievlak kan lidmaat rotatie beschrijven. Door verstijfde articulatio humeri blijft resterende mobiliteit van schoudergordel over (sternoclaviculair en acromiaclaviculair gewricht). Dit soort verstijvingen zijn niet zeldzaam. Kunnen optreden na fracturen, luxaties en chronisch lijden van schouder en zijn gevolg van kapsel retractie (verschrompeling). Wanneer immobilisatie van schouder niet strikt nodig is wordt deze best vermeden. Is ze wel nodig dan wordt immobilisatie zo kort mogelijk gehouden. Werking globale schoudergordel Passief Skelet met zijn ligamentaire banden draagt arm zonder tussenkomst van spieren. Spieren zijn verantwoordelijk voor houding. Clavicula wordt door ligamenten van sternoclaviculair gewricht horizontaal gefixeerd. Scapula hangt aan clavicula door lig. Conoideum en lig. Trapezoideum van lig. Coraco-claviculare. Punt van scapula ligt in rust tegenover 7° rib. Eronder bevindt zich 7° tussenruimte. (belangrijk merkteken bij thoraxpunctie) Humerus wordt door luchtdruk tegen scapula gefixeerd en vooraan door ligamenten en achteraan door spieren. Actief In elke stand van cavitas glenoidalis die toegelaten wordt door claviculaire gewrichten kan articulatio humeri haar excursievlak beschrijven Door wijzigingen in stand van cavitas glenoidalis ontstaat excursieruimte. In elk punt van deze ruimte is rotatie van arm mogelijk. Bij elke beweging van schouder komen alle gewrichten van systeem in werking, zelfs wanneer die beweging ook in één enkel gewricht zou kunnen gebeuren Dit is net zoals bij spieren: beweging wordt verdeeld over zoveel mogelijk deelnemende gewrichten Dit is typisch voor lateraalwaartse elevatie Articulatio humeri alleen laat enkel abductie tot 90° toe Voor verdere elevatie is tussenkomst van 2 claviculaire gewrichten nodig en daardoor raakt humerus tot op 160° Laatste 20° tot verticaal worden door beweging in wervelkolom geleverd De articulatio cubiti 3 functioneel verschillende gewrichten binnen één capsula articularis. Gewrichtsvlakken zijn alle met hyalien kraakbeen bekleed. 1. Articulatio humero-ulnaris Scharniergewricht Op ulna: incisura trochlearis Op humerus: trochlea 2. Articulatio humero-radialis Kogelgewricht (theoretisch) Humerus: bolvormig capitulum humeri Radius: gewrichtspan: fovea op caput radii 3. Articulatio radio-ulnaris proximalis Draaigewricht Radius: circumferentia articularis radii Ulna: incisura radialis Som van aantal assen = 5 Capsula articularis is gemeenschappelijk voor 3 deelgewrichten Membrana fibrosa is op humerus zeer abnormaal ingeplant. Fossa olecrani, radialis en coronoidea liggen infra-articulair, net zoals de condylus humeri bestaande uit trochlea, capitulum en 3 fossae Epicondyli blijven vrij voor spierinserties Op ulna is inhechting vrijwel normaal bij kraakbeenrand. Het olecranon en processus conoideus liggen nog net in het kapsel. Op radius is inhechting normaal. Juist distaal van boord van circumferentia articularis. Ze vormt zakvormige plooi vooraleer ze zicht vasthecht: recessus sacciformis rond radius elleboog gewricht = scharniergewricht (met 3 deelgewrichten) Tussen de membrana synovialis en fibrosa ligt vetweefsel dat een dempende werking heeft. 4 belangrijke ligamenten Lig. Anulare radii Ligt in gewrichtskapsel vast op voor- en op achterrand van incisura radialis van de ulna. Vormt lus die caput radii omvat zonder erop vast te liggen dus hecht niet op de radius zelf Werking: houdt radius tegen ulna in elke stand en laat alleen rotatie door lengte-as toe; centraal in circumferentia Lig. Quadratum Vierkant ligament Vormt versterking van recessus sacciformis tussen radius en ulna Transversale banden lopen van distale rand van incisura radialis naar ulnair gerichte deel van collum radii Dichtbij aanhechting op ulna lopen circulaire vezels doorheen transversale. Zij kunnen als onderste van ligamentum anulare beschouwd worden. Lig. Collaterale ulnare Brede driehoekige band die vast zit aan epicondylus medialis Voorste deel bestaat uit stevige parallele vezels die naar ulnaire rand van processus coronoideus ulnae lopen Achterste deel loopt naar ulnaire zijde van olecranon Pars transversa verbindt beide delen distaalwaarts met dwarsverlopende bundels Werking: remt abductie; voorste deel dempt extensie en achterste deel dempt flexie Lig. Collaterale radiale Verloopt van epicondylus lateralis naar lig. Anulare radii Vervlecht met lig. Anulare radii Loopt door tot op ulna Hecht niet op radius Kraakbeenweefsel aan de binnenzijde Werking: remt adductie Rem van collaterale ligamenten is bij elleboog absoluut en bij pols is er mogelijkheid tot deviatie naar ulnair en radiair. Elleboog is gemaakt om uitgebreid te roteren. collaterale ligamenten = altijd in paar in gewrichten in de ledematen; mediaal en lateraal (in elleboog, knie, vingers, tenen, pols en enkels) evenwijding met de lengte-as en remmen adductie en abductie Bewegingen worden door 3 componenten apart beschouwd Articulatio humero-ulnaris Vormt scharnier of schroefgewricht zodat bij buiging van voorarm de hand iets naar buiten uitwijkt Buiging wordt geremd door processus coronoideus in fossa coronoidea Strekking wordt geremd door apex van olecranon in fossa olecrani (bereikt vaak 175°-180°) Demping van strekking en buiging gebeurt door lig. Collateralia, ulnare doen dit meer dan radiale. Spieren spelen hier ook een rol = als stootkussen Articulatio radio-ulnaris proximalis = Articulatio trochoidea of draaigewricht. Door lig. Anulare radii zijn alleen rotaties omheen de as van voorarm mogelijk (kan nooit los gezien worden van het distaal radio-ulnair gewricht) Alle andere bewegingen worden geremd doot het lig. Anulare radii Prosupinatiebeweging reikt tot 160° en wordt enkel geremd doordat radius en ulna met tegenaan liggende spieren te dicht bijeen komen. Lig. Quadratum remt nog niet op dat ogenblik Articulatio humero-radialis Theoretisch kogelgewricht In praktijk minder beweeglijk Werking van totale gewricht wordt geremd door volgende mechanismen: Ulna kan enkel flexie-extensie beweging uitvoeren ten opzichte van humerus Tegelijk neemt ze radius mee in elke stand waarbij radius nog wel kan roteren = Enige dat is toegelaten door lig. Anulare radii Ab en adductie zijn onmogelijk gemaakt door collaterale ligamenten Valgus stand van ulna tov humerus Best waarnemen door lengte-as van humerus te zetten tov deze van ulna Dit is niet de rotatie as rond ganse arm want deze loopt door capitulum humeri en radiuskop Capitulum humeri kijkt 45° naar distaal en naar voor Incisura trochlearis kijkt 45° naar proximaal en voor Dit is van belang bij begrijpen van flexie-extensie van elleboog en zijn remmende factoren Membrana interossea en articulatio radio-ulnaris distalis Beschrijving passieve rotatie van arm 1. Door membrane interossea antebrachii (8) Structuur = sterke bindweefselvezels, ong. evenwijdig met prosupiantie as van voorarm Distaal = vezels hechten vast op de margo interosseus van ulna Proximaal = hechten vast op: radius Proximaal en distaal: kleinere openingen in membraan voor vasa interossea (bloedvaten) Brede opening tegenover tuberositas radii: voor pees van M. biceps brachii Chorda obliqua (9) sluit naar distaal de brede opening, met vezels die lopen in tegengestelde zin van andere van het membraan Vezels liggen evenwijdig met prosupinatie-as van voorarm en remmen beweging niet. Vormen systeem om stoten bij val op pols op radius aankomen zeer breed op ulna over te dragen. door de elasticiteit van de weefsels is de kracht van de val al vermindert tegen dat die aankomt in de schouder dus heb je eerder een polsfractuur en geen schouderfractuur. (schouder is moeilijker te behandelen) Handwortel komt in conctact met radius en in ellebooggewricht is ulna verbonden met humerus. Membrana interossea speelt geen rol voor bij elkaar houden van radius en ulna. ze worden bij elkaar gehouden door het lig. Anulare radii en distale ligamenten tussen radis en ulna. 2. Door articulatio radio-ulnaris distalis (6) Gewrichtsvlakken zijn ulnair de circumferentia, radiair de incisura ulnaris. Gewrichtsholte is functioneel van polsgewricht gescheiden. Bestaat uit twee spleten die in rechte hoek van elkaar doorlopen. Discus articularis (TFCC = triangulair fibro-cartilagineus complex) Distaal zeer sterke driehoekige met punt tegen processus styloideus ulnae en met basis op radius, distaal van incisura ulnaris. Discus bestaat uit vezelkraakbeen en is biconcaaf van vorm. Proximaal past deze op ulna en distaal op handwortel. Capsula articularis hecht vast op kraakbeenranden en op discusranden. Zeer breed en vormt tussen radius en ulna een proximaalwaarts gerichte recessus sacciformis. Beweging Bestaat uit rotatie van distale radiusepiphyse om punt gelegen in caput ulnae. Kan niet los gezien worden van prosupinatie beweging in proximaal radio- ulnair gewricht. Radius draait rond ulna want ulna is met humerus een scharnier gewricht dus kan niet draaien en de radius wel. proximaal: radius draait rond zijn eigen as distaal: radius draait rond ulna (ulna blijft op zijn plaats) beenderen kruisen Gewrichten van pols en hand (P. 130-131 sesam) Duim = 1 en pink = 5 4 verschillende niveau’s: Tussen voorarm en carpus, tussen carpusbeenderen zelf Tussen carpus en metacarpus en basis metacarpus onderling Tussen metacarpus en phalangen Tussen phalangen onderling 1ste niveau = articulationes manus proximales = tussen voorarm en carpus: articulationes manus proximalis handwortel 2 gewrichten onderscheiden En tussen decarpusbeentjes Articulatio radiocarpalis Facies articularis vormen eigewricht Grote as laterolateraal gericht Pan: wordt gevormd door de facies articularis carpae van de radius en de proximale zijde van de discus articularis (TFCC) op de ulna Kop: wordt gevormd door de ossa scaphoideum, lunatum en triquetrum. deze botjes zijn door ligamenta interossea aaneengesloten De capsula articularis hecht in op de rand van het kraakbeen en de discus. Een verbinding met de articulatio ossis pisiforme komt voor in 1/3 van de gevallen. Articulatio Mediocarpalis/ intercarpea Distaal polsgewricht, intercarpaal gewricht De facies articularis worden beide gevormd door meedere beentjes Proximaal = ossa scaphoideum, lunatum en triquetrum ZONDER os pisiforme Distaal = door 4 distale botjes Beide rijen beentjes zijn door zeer stevige ligamenta interossea met elkaar verbonden en worden overdekt met doorlopende kraakbeenlaag Gewrichtsholte is in grote lijnen S vormig. Tussen ossa trapezium en trapezoideum is er verbinding met middenste carpometacarpaal gewricht. Tussen de proximale carpusbeentjes = mobiliteit mogelijk. Tussen de distale = veel minder Ligamenten We onderscheiden ligamenten tussen de voorarm, de carpus en tussen de carpusbeentjes Ligamenten tussen voorarm en carpus liggen op 4 zijden van gewricht 1. De ligamenta collateralia carpi Liggen tussen radiair en ulnair Radaire: korste en sterkste en verloopt van radius naar tuberositas van os scaphoideum Ulnaire: gespannen tussen ulna en os triquetrum en verder op os pisiforme Werking: dempen ulnaire (30°) en radiaire (15°) deviatie Onderste lidmaat is rem bij elleboog absoluut en bij pols is er mogelijkheid tot deviatie naar ulnaire en radiair 2. De ligamenta radiocarpale Liggen palmair en dorsaal Ligamentum radiocarpeum palmare verloopt van radius naar os lunatum, os triquetrum en boogvormig terug naar ulna Ligamentum radiocarpeum dorsale verloopt van radius naar os lunatum en os triquetrum Werking: dempen ulnaire en radiaire deviatie 3. Ligamentum intercarpae Ligamenta intercarpalia interossa Verbinden 3 beentjes van proximale rij en 3 ulnaire beentjes van distale rij vormen stevige blok Ligamenta intercarpalia palmaria Overbruggen de beide carpusrijen. Convergeren naast het os capitatum als het lig. Carpi radiatum Ligamenta intercarpalia dorsalia Stralen uit van os triquetrum. Duidelijke band die naar os scaphoideum verloopt Bewegingen Articulatio radiocarpale = gebouwd als een eigewricht De laterolaterale is de grootste en loopt door het os lunatum Dorsale en palmaire flexie is mogelijk zonder beenweerstand Zeer weinig ligamentaire rem Totale excursie = ong 170° Sterke passieve dorsiflexie van de pols = voelt men een rem rer hoogte van de voorarm en de handpalm indicatie dat de flexorpezen een beel belangrijkere rol spelen in de rem van dorsiflexie De dorsopalmaire as ligt enkele cm meer distaal, door het os capitatum Radio-ulnaire abducties plaatsgrijpen ulnair = 30° = omdat er een snellere remming is door de ligamentaire weerstand aan de radiaire zijde. (kan je bij jezelf waarnemen) radiair = 15° = kan toenemen bij een hebogen elleboog (in pronatie) Geheel gewricht Rotatie rond de lengte-as = niet mogelijk geen spieren voor deze werking voorzien Beperkte passieve rotatie door elastisiteit (omwringen van pols en hand) Het meest distale gewricht dat kan roteren = het distaal radio-ulnair gewricht (in samenwerking met proximale tegenhanger) Distale polsgewricht = zekere mobiliteit. De dorsopalmaire en laterolaterale assen = snijden in het caput van het os capitatum. dorsopalmaire flexies en ad-abducties mogelijk rotaties kunnen niet Radiocarpale en mediocarpale gewrichten = werken als een geheel + in hun functie moeilijk te scheiden Bewegingen gebeuren in praktijk door een gemeenschappelijke as en de resultante is een ellips met de grootste dorsoventrale doormeter. Bij de beschijving van de werking van de spieren = rekening gehouden met het geheel complex Verplaatsing van os scaphoideum palmair = praktisch belang = bij een val op de naar dorsal en radiair gestrekte hand is een breuk van het os scaphoideum mogelijk Dit heeft meestal minder klachten dan een klassieke polsbreuk, maar je mag de diagnose niet missen Door onvoldoende immobilisatie is secundaire verplaatsing van de botfragmenten mogelijk Omdat de bloedvatvoorziening van het os scapoid enkel langs distaal gebeurt kan het proximale fragment afsterven gevolg = vroegtijdse arhrose in de pols Eindigt vaak met een chirurgische immobilisatie van de pols om de pijn te stillen. gaat gepaard met aanzienlijk functieverlies Articulatio ossis pisiformis = normaal ingeplante kapsel Wordt versterkt door ligamentum collaterale ulnare Verlengt de pees van de M. flexor carpi ulnaris = onderhuids palpabel 2e niveau = articulationes carpometacarpeae et metacarpeae = tussen carpus en metacarpus en de basis metacarpus onderling Facies articularis = gevormd door de distale vlakjes van de distale rij carpaalbeentjes met de basis van de metacarpaalbeentjes en de laterale zijde van de metacarpalen onderling (I – II niet) Bekleed met hyalien kraakbeen (glasachtig kraakbeen, zorgt voor stevigheid en flexibiliteit) 3 gewrichtsholten aan de basis van: Metacarpaal I Metacarpaal II en III Metacarpaal IV en V Ligamenten 1e groep = de ligamente carpometacarpalia palmaria, dorsalia en interossea Verbinden carpus met metacarpus II-V Niet aanwezig bij de eerste carpometacarpaalgewricht wegens mobiliteit duim Werking = vormen stevige blok 2e groep = de ligamenta metacaralia palmaria, dorsalia en interissea Verbinden metacarpaalbeentjes II-V aan hun basis Werking: vormen stevig blok De bewegelijkheid varieert in functie van de plaats Lichte glijbeweging mogelijk in V, onbeweeglijk wordend naar II toe Gewricht tussen metacarpus I en os trapezium is zadelgewricht met ruime beweeglijkheid door wijd kapsel. Door dit gewricht is oppositie van duim mogelijk Flexie en extensie: beschreven in vlak van hand Ab- en adductie: beschreven loodrecht op vlak van hand Oppositie: topje duim en pink naar elkaar brengen Rotatie: niet mogelijk 3e niveau = articulationes metacarpophalangeae = tussen metacarpus en phalanges Facies gevormd door: Caput van metacarpaal Cavum van de basis van een basisphalanx Ligamenten Kogelgewrichtjes met een wijd kapsel 2 groepen ligamenten 1.De ligamenta collateralia Ze maken van deze gewrichten scharniergewrichten volgens de laterolaterale as Dorsale flexie: beperkt door lange vingerpezen Dorsoventrale as: ab-en adductie Gestrekte vingers = spreiding is in beperkte mate mogelijk, makkelijk Geplooide vingers = spreiding is bijna onmogelijk doordat de dorsale componenten van collaterale ligamenten veel meer zijn opgespannen 2. Ligamentum metacarpeum transversum profundum Verbindt capita II-V langs palmaire zijde als brede band Werking: houden kopjes metacarpaal II-V bijeen 4e niveau: articulationes interphalangeae = tussen phalangen onderling (proximaal en distaal gewrichen) Facies vormen gewrichten waarbij een kam past in een groeve (trochlea) Ligamenten 1. Ligamenta collateralia Liggen dorsaal en ventraal van de flexie-as Beenderen en ligamenten laten alleen flexie en extensie toe. Ab- en adductie en rotatie zijn onmogelijk Flexie kan vrij uitgebreid (90°-100°) maar dorsale buiging wordt door de pezen voorkomen. Luxaties van de tweede phalanx ten opzichte van basis phalanx zijn naar dorsaal door collaterale band Overzicht ligamenten Paars = ligamenten van 1e niveau (ligamenten die de beenderen van de onderarm verbinden met de handwortelbeentjes) Lig. Collaterale carpi ulare & radiale Lig. Radiocarpale palmare & dorsale Lig. ulnocarpale palmare Rood = ligamente intercarpalia (verbinden handworteltjes onderling) Lig. Carpi radiatum Lig. Pisohamatum Lig. Intercarpalia palmaria & dorsalia & interossa Blauw = ligamenten van 2e niveau (tussen handwortel- en middenbandsbeentjes) Lig. Carpometacarpalia palmara & dorsale & interossae Geel = ligamenten van 2e niveau (banden tussen de middenhandsbeentjes) Lig. Metacarpalia dorsalia & palmaria & interossea Bewegingen: P. 132-133 sesam