Geneeskunde Lessen: Bloedcellen en Trombose PDF

Summary

These notes provide an overview of blood cell creation and the formation of blood clots (thrombosis). It touches upon concepts of blood transport, pH stabilization, and defense mechanisms.

Full Transcript

Geneeskunde lessen Inhoud {#inhoud.Kopvaninhoudsopgave} ====== [14 02 geneeskunde van de aanmaak van bloedcellen tot het ontstaan van trombose 1](#geneeskunde-van-de-aanmaak-van-bloedcellen-tot-het-ontstaan-van-trombose) 14 02 geneeskunde van de aanmaak van bloedcellen tot het ontstaan van trombo...

Geneeskunde lessen Inhoud {#inhoud.Kopvaninhoudsopgave} ====== [14 02 geneeskunde van de aanmaak van bloedcellen tot het ontstaan van trombose 1](#geneeskunde-van-de-aanmaak-van-bloedcellen-tot-het-ontstaan-van-trombose) 14 02 geneeskunde van de aanmaak van bloedcellen tot het ontstaan van trombose ============================================================================== **Na afloop van de bijeenkomst kun je:** - De kenmerken en functies van bloedcellen beschrijven, en beredeneren welke gevolgen het hebben van een bepaalde bloedgroep heeft voor een zorgvrager - Globaal beschrijven hoe de stollingscascade werkt, en hoe medicatie hierop kan aangrijpen - Beredeneren waarom een zorgvrager afwijkingen van het bloed heeft, zoals anemie of trombose  Hoofstuk 11 het cardiovasculair stelsel 11.1 bloed heeft verschillende belangrijke functies en unieke fysische eigenschappen **- Functies van Bloed**: - **Transport**: Bloed vervoert zuurstof, voedingsstoffen, hormonen en afvalstoffen door het lichaam. - **Stabilisatie van pH en ionen**: Het bloed helpt de pH en ionenbalans in het lichaam te stabiliseren. - **Vloeistofverlies Beperken**: Bloed stolt om bij verwonding het verlies van vloeistof te beperken. - **Verdediging**: Bloed bevat leukocyten en antilichamen om het lichaam te verdedigen tegen infecties en toxines. - **Temperatuurstabilisatie**: Bloed reguleert de lichaamstemperatuur door warmte te transporteren. - **Fysieke Eigenschappen van Bloed**: - **Temperatuur**: Bloed heeft een temperatuur van ongeveer 38°C, iets hoger dan de lichaamstemperatuur. - **Viscositeit**: Bloed is vijf keer zo viskeus als water, wat komt door interacties tussen eiwitten, cellen en water in het plasma. - **pH**: Bloed heeft een licht basische pH tussen 7,35 en 7,45. - **Bloedafname en -onderzoek**: - **Venapunctie**: Bloed wordt vaak afgenomen uit oppervlakkige venen, zoals de mediana cubiti (in de arm), vanwege de gemakkelijke toegang, dunne wanden, en lage bloeddruk in het veneuze systeem. - **Capillaire Bloedafname**: Dit gebeurt via een prik in de vingertop, oorlel, of hiel (bij kinderen) en wordt gebruikt voor bloeduitstrijkjes. - **Arteriële Punctie**: Gebruikt om de efficiëntie van gasuitwisseling in de longen te beoordelen, meestal via de radialis (in arm)- of brachialisarterie (in arm). 11.2 plasma, het vloeibare deel van bloed, bevat een grote hoeveelheid plasma-eiwitten - **Bloedplasma**: - Bloedplasma is de matrix van bloed en maakt ongeveer 55% van het totale bloedvolume uit. - Het plasma bevat plasma-eiwitten, andere opgeloste stoffen, en water, en vormt het grootste deel van het extracellulaire vloeistofvolume. - **Samenstelling van Bloedplasma**: - **Plasma-eiwitten**: Deze maken ongeveer 7% van het plasma uit en bestaan voornamelijk uit albuminen, globulinen, en fibrinogeen. - **Water**: Water vormt 92% van het plasma en is essentieel voor het transport van stoffen. - **Andere opgeloste stoffen**: Deze omvatten voedingsstoffen, afvalstoffen, en elektrolyten, en zijn aanwezig in concentraties vergelijkbaar met die in de interstitiële vloeistof. - **Functies van Plasma-eiwitten**: - **Albuminen**: Vormen 60% van de plasma-eiwitten en zijn belangrijk voor het handhaven van de osmotische druk van het plasma. - **Globulinen**: Vormen 35% van de plasma-eiwitten en omvatten antilichamen (immunoglobulinen) en transporteiwitten die kleine ionen en verbindingen binden. - **Fibrinogeen**: Maakt ongeveer 4% van de plasma-eiwitten uit en speelt een cruciale rol in de bloedstolling door omgezet te worden in fibrine, dat het raamwerk van een bloedstolsel vormt. - p**roductie van Plasma-eiwitten**: - Meer dan 90% van de plasma-eiwitten wordt door de lever geproduceerd. Leverziekten kunnen dus de samenstelling en functies van het bloed beïnvloeden, zoals een verhoogd risico op bloedingen door een tekort aan stollingseiwitten. - **Belang van Plasma in het Bloedstelsel**: - Plasma dient als transportmedium voor zowel oplosbare als onoplosbare stoffen, waaronder vetten, door de vorming van eiwit-vetcomplexen (lipoproteïnen). 11.3 erytrocyten, die bij de erytropoëse worden gevormd, bevatten hemoglobine, die opnieuw kan worden gebruikt - **Erytrocyten (Rode Bloedcellen)** - **Voorkomen:** Erytrocyten vormen 99,9% van de vaste componenten van bloed en maken ongeveer een derde van alle cellen in het menselijk lichaam uit. - **Functie:** Ze zijn gespecialiseerd in het vervoeren van zuurstof en koolstofdioxide door het bloed. - **Structuur:** Erytrocyten hebben een biconcave schijfvorm, die zorgt voor een groot oppervlak en flexibiliteit, wat essentieel is voor hun functie. - **Levensduur:** Ze hebben een levensduur van ongeveer 120 dagen vanwege de zware mechanische belasting die ze ondergaan. Dagelijks worden er miljoenen nieuwe erytrocyten geproduceerd om oude te vervangen. - **Hemoglobine** - **Samenstelling:** Hemoglobine vormt meer dan 95% van de eiwitten in erytrocyten en bestaat uit vier globulaire eiwitsubeenheden, elk met een haemmolecuul dat een ijzerion bevat dat zuurstof kan binden. - **Functie:** Hemoglobine bindt zuurstof in de longen en laat het los in perifere weefsels waar het vervangen wordt door koolstofdioxide. Dit proces is omkeerbaar en cruciaal voor gaswisseling. - **Kleur:** Hemoglobine waaraan zuurstof is gebonden geeft bloed een helderrode kleur; zonder zuurstof is de kleur donkerrood. - **Hematocriet** - **Definitie:** Het hematocriet is het volumepercentage erytrocyten in vol bloed en wordt gemeten na centrifugeren. Het is een maatstaf voor de verhouding tussen rode bloedcellen en bloedvolume. - **Invloed van aandoeningen:** Veranderingen in het hematocriet kunnen wijzen op aandoeningen zoals uitdroging of bloedarmoede, maar geven op zichzelf geen specifieke diagnostische informatie. - **Hergebruik van Erytrocyten en Hemoglobine** - **Fagocytose:** Verouderde of beschadigde erytrocyten worden gefagocyteerd door macrofagen in de milt, lever en het beenmerg, waar de hemoglobine wordt afgebroken en hergebruikt. - **Hemolyse:** Slechts 10% van de erytrocyten ondergaat hemolyse direct in het bloed, waarbij de componenten via de nieren worden uitgescheiden. - **Afwijkende Hemoglobine** - **Erfelijke Aandoeningen:** Ziekten zoals thalassemie en sikkelcelanemie worden veroorzaakt door afwijkende vormen van hemoglobine, wat leidt tot ernstige bloedarmoede en andere complicaties. - **Afbraak van heem en bilirubinevorming**: - Heemmoleculen worden ontdaan van ijzer en omgezet in biliverdine (groen pigment). - Biliverdine wordt vervolgens omgezet in bilirubine (oranjegeel pigment). - Bilirubine wordt door levercellen aan de gal afgegeven of in het bloed opgenomen als de galwegen geblokkeerd zijn, wat kan leiden tot geelzucht. - **Rol van ijzer na afbraak van rode bloedcellen**: - Ijzer wordt opgeslagen in macrofagen of aan het bloed afgegeven en bindt zich aan transferrine, een transporteiwit. - Erytrocyten in het rode beenmerg gebruiken dit ijzer voor nieuwe hemoglobinesynthese. - **Geslachtsverschillen in ijzerreserves**: - Mannen hebben grotere ijzerreserves dan vrouwen, waardoor vrouwen meer afhankelijk zijn van ijzertoevoer via voeding. - Een tekort aan ijzer kan bloedarmoede veroorzaken, terwijl te veel ijzer schadelijk kan zijn voor organen zoals het hart. - **Erytropoëse (vorming van rode bloedcellen)**: - Bloedvorming begint in het embryo en verplaatst zich later naar beenmerg. - Bij volwassenen vindt erytropoëse plaats in het rode beenmerg, en onder bepaalde omstandigheden kan geel beenmerg veranderen in rood beenmerg. - **Rijpingsstadia van erytrocyten**: - Erytrocyten rijpen via verschillende stadia, van hemocytoblasten tot reticulocyten en uiteindelijk volwassen erytrocyten. - **Regulering van erytropoëse**: - Erytropoëse vereist voldoende aminozuren, ijzer en vitamines zoals B12. - Erytropoëtine (EPO), een hormoon geproduceerd door de nieren en lever, stimuleert de productie van erytrocyten, vooral onder omstandigheden van zuurstoftekort. - **Risico\'s van overmatige stimulatie van erytropoëse**: - Te veel EPO of bloeddoping kan leiden tot een gevaarlijk hoge hematocrietwaarde, wat hartproblemen kan veroorzaken. ![Afbeelding met schermopname, tekst, diagram Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image2.png) Afbeelding met tekst, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving 11.4 de bloedgroepen van het ABO- en het resusstelsel zijn gebaseerd op reacties tussen antigenen en antistoffen - **Bloedgroepen en Antigenen**: - Bloedgroepen worden bepaald door de aanwezigheid van specifieke oppervlakteantigenen op erytrocyten, met name A, B, en Rh (D). - Er zijn vier bloedgroepen: A, B, AB, en O, gebaseerd op de aanwezigheid van antigeen A en/of B. Rh bepaalt of iemand Rh-positief of -negatief is. - **Kruisreacties bij Bloedtransfusies**: - Het immuunsysteem negeert eigen antigenen maar reageert op vreemde antigenen. - Bij bloedtransfusies moet de bloedgroep van donor en ontvanger compatibel zijn om kruisreacties te vermijden, waarbij vreemde erytrocyten worden aangevallen, wat kan leiden tot ernstige complicaties zoals blokkades in bloedvaten. - **Hemolytische Ziekte van de Pasgeborene (Erythroblastosis Fetalis)**: - Deze aandoening kan optreden als een Rh-negatieve moeder antistoffen ontwikkelt tegen de Rh-positieve erytrocyten van haar foetus, wat kan leiden tot bloedarmoede bij de foetus. - Dit kan voorkomen worden door de moeder tijdens de zwangerschap RhoGAM te geven, wat voorkomt dat ze antistoffen aanmaakt tegen Rh. - **Compatibiliteitstests**: - Voor bloedtransfusies worden compatibiliteitstests uitgevoerd om gevaarlijke kruisreacties te vermijden. - Bloedgroep O wordt vaak als universele donor gebruikt omdat het geen A of B antigenen bevat, wat de kans op kruisreacties vermindert. - **Erfelijkheid en Bloedgroepen**: - Bloedgroepen zijn erfelijk, wat ze bruikbaar maakt voor vaderschaps- en misdaadonderzoeken, hoewel ze alleen kunnen uitsluiten, niet bevestigen. ![](media/image4.png)Afbeelding met schermopname, Kleurrijkheid Automatisch gegenereerde beschrijving 11.5 de verschillende soorten leukocyten zorgen voor de afweer van het lichaam - **Soorten Leukocyten** - **Leukocyten** (witte bloedcellen) onderscheiden zich van erytrocyten door hun grotere grootte, aanwezigheid van een celkern en afwezigheid van hemoglobine. Ze beschermen het lichaam tegen ziekteverwekkers en verwijderen gifstoffen en beschadigde cellen. - Leukocyten worden ingedeeld in **granulocyten** (neutrofielen, eosinofielen, basofielen) en **agranulocyten** (monocyten, lymfocyten). - **Kenmerken van Leukocyten** - **Bewegingscapaciteit:** Leukocyten kunnen zich amoeboïde verplaatsen en de bloedbaan verlaten om naar beschadigd weefsel te migreren. - **Chemotaxis:** Ze worden aangetrokken door chemische signalen van beschadigd weefsel. - **Fagocytose:** Neutrofielen, eosinofielen en monocyten kunnen ziekteverwekkers en celfragmenten fagocyteren. - **Typen Leukocyten en Hun Functies** - **Neutrofielen:** 50-70% van de leukocyten; eerste verdediging tegen infecties, voornamelijk bacteriën. Ze sterven na fagocytose van pathogenen. - **Eosinofielen:** 2-4% van de leukocyten; vallen objecten aan die met antilichamen zijn omgeven en spelen een rol bij allergieën en parasitaire infecties. - **Basofielen:** Minder dan 1% van de leukocyten; betrokken bij ontstekingsreacties door het afgeven van histamine en heparine. - **Monocyten:** 2-8% van de leukocyten; differentiëren in weefselmacrofagen en zijn krachtige fagocyten. - **Lymfocyten:** 20-40% van de leukocyten; verantwoordelijk voor specifieke immuunresponsen, sommige vallen direct lichaamsvreemde cellen aan, anderen produceren antilichamen. - **Leukocytentelling en Aandoeningen** - **Differentiële telling** geeft inzicht in de aantallen en types leukocyten in het bloed. - **Leukopenie:** Een verlaagd aantal leukocyten. - **Leukocytose:** Een verhoogd aantal leukocyten, wat normaal kan zijn tijdens infecties maar extreem kan duiden op leukemie. - **Vorming van Leukocyten** - **Hemocytoblasten** in het rode beenmerg vormen lymfoïde stamcellen (voor lymfocyten) en myeloïde stamcellen (voor andere bloedcellen). - Lymfocyten worden gevormd in zowel lymfoïde organen (zoals thymus, milt, lymfeklieren) als in het beenmerg. - **Colony-stimulating factors (CSFs)** reguleren de productie van verschillende leukocytentypes. - **Thymosinen** en blootstelling aan antigenen beïnvloeden de productie van lymfocyten, vooral T-cellen. ![Afbeelding met tekst, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image6.png) Afbeelding met tekst, schermopname, document, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving 11.6 trombocyten, schijfvormige structuren die uit megakaryocyten ontstaan, spelen een rol bij het stollingsproces - **Structuur en Vorming van Trombocyten** - **Trombocyten** (bloedplaatjes) zijn schijfvormige structuren zonder celkern bij mensen, afgeleid van megakaryocyten in het beenmerg. - **Megakaryocyten** zijn grote cellen met grote celkernen die in het beenmerg cytoplasma afgeven in kleine pakketjes, die vervolgens de bloedplaatjes vormen. - **Functie van Trombocyten** - Bloedplaatjes spelen een cruciale rol in het **stollingsproces**, initiëren de bloedstolling en helpen bij het afsluiten van beschadigde bloedvaten. - Ongeveer **één derde van de bloedplaatjes** bevindt zich in de milt en andere goed doorbloede organen, klaar om bij noodsituaties, zoals een bloeding, te worden gemobiliseerd. - **Levensduur en Aantallen** - Bloedplaatjes hebben een levensduur van **negen tot twaalf dagen** in de bloedsomloop voordat ze door fagocyten worden verwijderd. - Een normale concentratie bloedplaatjes ligt tussen **150.000 en 500.000 per microliter** bloed, met een gemiddelde van 350.000/μl. - **Afwijkingen in Aantallen Bloedplaatjes** - **Trombocytopenie**: Een abnormaal laag aantal bloedplaatjes (minder dan 80.000/μl), vaak door overmatige vernietiging of onvoldoende productie, wat kan leiden tot bloedingen in het spijsverteringskanaal, de huid, en soms in het centrale zenuwstelsel. - **Trombocytose**: Een abnormaal hoog aantal bloedplaatjes (meer dan 1.000.000/μl), vaak als reactie op infecties, ontstekingen, of kanker. Hoofstuk 7 aandoeningen van het bloed 7.1 anatomie en fysiologie in het kort - **Algemene Functies van Bloed** - **Bloed** transporteert zuurstof (O₂), koolstofdioxide (CO₂), voedingsstoffen, antistoffen, hormonen en afvalstoffen door het hele lichaam. - Bloed is samengesteld uit **bloedplasma** en **bloedcellen**. - **Bloedplasma** - **Bloedplasma** is een gelige vloeistof, bestaande uit ongeveer 90% water, voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen en plasma-eiwitten. - **Plasma-eiwitten** omvatten stollingsfactoren (zoals fibrinogeen en protrombine), antistoffen en albumine. - **Albumine** zorgt voor een hoge colloïd-osmotische druk, wat helpt om voldoende water in de bloedbaan te houden. - **Bloedcellen** - **Bloedcellen** omvatten erytrocyten (rode bloedcellen), leukocyten (witte bloedcellen) en trombocyten (bloedplaatjes). - Deze bloedcellen worden gevormd uit bloedstamcellen in het rode beenmerg en differentiëren zich in twee cellijnen: myeloïde en lymfoïde. - **Erytrocyten** (rode bloedcellen): - Transporteren zuurstof (O₂) en koolstofdioxide (CO₂). - Bevatten hemoglobine (Hb) dat zuurstof en koolstofdioxide kan binden. - Hebben een levensduur van 100-120 dagen en worden afgebroken in de milt. - **Leukocyten** (witte bloedcellen): - Belangrijk voor de afweer van het lichaam tegen infecties. - Kunnen worden onderverdeeld in granulocyten, monocyten en lymfocyten. - **Trombocyten** (bloedplaatjes): - Essentieel voor de hemostase (bloedstolling). - Vormen een \'prop\' bij beschadiging van de vaatwand en activeren stollingseiwitten zoals fibrine om bloedverlies te voorkomen. 7.2 veelvoorkomende symptomen - **Tabel 7.1** biedt een overzicht van veelvoorkomende symptomen van bloedziekten. - **Symptomen** van bloedziekten kunnen ook geassocieerd worden met aandoeningen buiten het bloed, zoals dyspneu (kortademigheid), dat ook een symptoom kan zijn van aandoeningen van de luchtwegen. - Het is essentieel om andere mogelijke oorzaken van de symptomen niet op voorhand uit te sluiten. 7.3 Diagnostisch onderzoek - **Diagnostisch onderzoek** voor bloedaandoeningen omvat voornamelijk bloed- en beenmergonderzoek. - **Bloedonderzoek** speelt een belangrijke rol en omvat: - **Hematologisch onderzoek**: Dit omvat een differentiële telling van bloedcellen (erytrocyten, leukocyten, trombocyten), bepaling van hemoglobineconcentratie en hematocriet, en een compleet bloedbeeld waarbij de kwaliteit van de bloedcellen wordt beoordeeld. - **Stollingsonderzoek**: Gebruikt om afwijkingen in de bloedstolling te detecteren, met metingen zoals de geactiveerde partiale tromboplastinetijd (APTT), protrombinetijd (PT), en het aantal trombocyten. - **Beenmergonderzoek**: Wordt uitgevoerd bij onverklaarde veranderingen in het aantal bloedcellen of bij de diagnostiek van kwaadaardige bloedziekten. Een beenmerguitstrijk wordt gemaakt via een punctie, meestal uit het bekken, om informatie te verkrijgen over de functie van het beenmerg en de bloedvormende stamcellen. ![Afbeelding met tekst, schermopname, nummer, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image8.png) 7.4 aandoeningen van erytrocyten - **7.4.1 Anemie** - **Definitie**: Anemie is een te laag aantal erytrocyten en/of een te laag hemoglobine (Hb)-gehalte, wat een symptoom is van een onderliggende aandoening. - **Risicofactoren**: - Bloedverlies door trauma, menstruatie, bevalling, operatie, of interne bloedingen. - Verminderde opname van voedingsstoffen door medicatie of spijsverteringsproblemen. - Tekorten door dieet of alcoholisme. - Chronische ziekten zoals infecties, ontstekingen, kanker, nierfalen, en beenmergaandoeningen. - Erfelijke factoren zoals thalassemie en sikkelcelziekte. - **Pathofysiologie**: - **Acuut bloedverlies**: Verlies van erytrocyten en bloedvolume. - **Stoornis in de aanmaak**: Minder erytrocyten of Hb, of niet-functionele Hb. - **Versnelde afbraak**: Hemolyse door infecties, ontstekingen, of kanker. - **Symptomen**: - Algemene klachten: Moeheid, duizeligheid, zwakte, hoofdpijn, oorsuizen. - Specifieke klachten: Bleekheid, tachycardie, pijn op de borst, kortademigheid, flauwvallen, hartfalen, shock, icterus, donkere urine. - Symptomen gerelateerd aan oorzaak: Hevig menstrueel bloedverlies, botpijn (sikkelcelziekte), gevoelsstoornissen (vitamine B12-tekort), bloedingen (spijsverteringsstelsel), gewichtsverlies (kanker). - **Diagnostiek**: - Anamnese en lichamelijk onderzoek gericht op buik, lymfeklieren, icterus. - Laboratoriumonderzoek naar Hb, mean corpuscular volume (MCV), ferritinegehalte. - Eventueel gastro- of colonoscopie, beenmergbiopsie, of genetisch onderzoek bij erfelijke aandoeningen. - **Behandeling**: - Aanvulling van voedingsstoffen (ijzer, vitamine B12, foliumzuur). - Mogelijk levenslange behandeling en regelmatige controle van Hb. - Soms bloedtransfusie, vooral bij hoge risico\'s en orgaanfalen. - **Complicaties**: - Longproblemen, hartfalen, beperkte inspanningstolerantie. - **Prognose en Preventie**: - Prognose afhankelijk van oorzaak, sommige hemoglobiropathieën hebben beperkte levensverwachting. - Preventie door screening, informatie over leefregels (voeding, stoppen met roken). - **Verpleegkundige aandachtspunten**: - Monitoring van vitale functies en symptomen. - Observatie van bloedingsneigingen en klachten. - Ondersteuning bij chronische anemie. - **7.4.2 Transfusiereacties** - **Risicofactoren**: - Voorgeschiedenis met bloedtransfusies of zwangerschappen. - Verminderde afweer. - Fouten bij bloedgroepbepaling. - Familiedonatie (risico op graft-versus-hostreactie). - **Pathofysiologie**: - **Niet-hemolytische transfusiereacties**: - Koortsreactie: Antistoffen tegen leukocyten of cytokinen. - TRALI: Longoedeem door antistoffen tegen leukocyten van de ontvanger. - TA-GvHD: Ernstige reactie waarbij donorlymfocyten organen aanvallen. - Posttransfusie-infecties: Overdracht van pathogenen via donorbloed. - **Hemolytische transfusiereacties**: - Acute hemolyse door mismatching van bloedgroepen. - Vertraagde hemolyse na 5-15 dagen. - **Symptomen**: - **Milde reacties**: Misselijkheid, huiduitslag, jeuk, lichte temperatuurstijging. - **Ernstige reacties**: Hoge temperatuurstijging, koude rillingen, ademhalingsproblemen, hypotensie, tachycardie, anurie, oedeem, shock. - **Diagnostiek en Behandeling**: - Identificatie van zorgvrager en bloedproduct. - Stoppen van transfusie, bel een arts, en volg protocollen. - Specifieke behandelingen afhankelijk van het type reactie: koortsreactie, acute hemolyse, TRALI, TA-GvHD, of posttransfusie-infectie. - **Prognose**: - TRALI heeft een herstelpercentage van 85%. - TA-GvHD heeft een mortaliteit van meer dan 90%. - **Preventie**: - Extra laboratoriumonderzoek, premedicatie, of gebruik van bestraalde bloedproducten. - Beperkingen voor risicogroepen als bloeddonoren. - **Verpleegkundige aandachtspunten**: - Vroege signalering van transfusiereacties en preventie. - Goede identificatie van zorgvrager en bloedproduct. - Monitoring van vitale functies en symptomen tijdens en na transfusie. - Informeren van zorgvrager over symptomen en handelen bij transfusiereacties. 2. verhoogde stollingsneiging - **Risico\'s en Risicofactoren:** - **Verhoogd risico op trombose** door stolselvorming die bloedvaten kan afsluiten, mogelijk met levensbedreigende embolie. - **Risicofactoren**: - Erfelijke trombofilie. - Niet-aangeboren aandoeningen: kanker, atherosclerose, atriumfibrilleren, ernstige infectie, myocardinfarct, antifosfolipiden syndroom. - Medicatie: oestrogeenbevattende middelen zoals anticonceptiva. - Zwangerschap en kraamperiode. - Trauma en operatie. - Immobilisatie: langdurige bedrust, langdurig zitten, gipsbehandeling, verlamming. - **Pathofysiologie:** - Trombose ontstaat door een overmatige activatie van het stollingsproces. - **Trias van Virchow**: - Schade aan de vaatwand. - Veneuze stase of afwijkende bloedstroom. - Verhoogde stollingsneiging (trombofilie). - **Etiologie:** - **Primair**: Erfelijke afwijkingen zoals factor V Leiden of tekort aan proteïne C/S. - **Secundair**: Multifactorieel, met oorzaken zoals atherosclerose, infecties, maligniteiten, verhoogde oestrogeenniveaus, en veneuze stase. - **Symptomen:** - Afhankelijk van de locatie: zwelling, roodheid en warmte bij veneuze trombose; pijn en uitval van functie bij arteriële trombose. - **Diagnostiek:** - Bij jongere patiënten of herhaalde tromboses wordt onderzocht op erfelijke trombofilie en antifosfolipiden-antistoffen. - **Behandeling:** - **Antistollingsmiddelen** zoals lage-moleculaire heparine, vitamine K-antagonisten, en directe orale anticoagulantia. - **Trombocytenaggregatieremmers** bij verhoogd risico op arteriële stolselvorming. - **Complicaties:** - Ernstige gevolgen bij afsluiting van vitale organen. - Vrouwen met erfelijke stollingsneiging lopen verhoogd risico op complicaties tijdens zwangerschap. - **Preventie:** - Voorkomen van immobilisatie. - Contra-indicatie voor oestrogeenbevattende anticonceptiva bij vrouwen met verhoogde stollingsneiging. - Gebruik van anticoagulantia bij risico\'s zoals immobilisatie en atriumfibrilleren. **Diffuse Intravasale Stolling (DIS)** - **Etiologie:** - Systemische activatie van stolling door cytokinen bij ernstige aandoeningen zoals sepsis, ernstige ontstekingen, trauma, en complicaties bij bevalling. - **Pathofysiologie:** - **Uitgebreide stolselvorming** door verhoogde trombinevorming, verminderde werking van stollingsremmers, en remming van fibrinolyse. - **Microtrombi** leiden tot ischemie en multi-orgaanschade. - **symptomen:** - Afhankelijk van de onderliggende aandoening, vaak met ernstige bloedingen. - **Diagnostiek:** - Kenmerkend zijn dalend aantal trombocyten, verlengde PT en aPTT, en verhoogd D-dimeer. - **Behandeling:** - Behandeling van de onderliggende aandoening. - Bij bloedingen: toediening van trombocyten, plasma, en stollingsfactoren. - Bij microtrombi: heparine. - **Verpleegkundige Aandachtspunten:** - Monitoren van fysiologische veranderingen en symptomen van stollingsstoornissen. - Letten op bloedingsneigingen, pijn, vitale functies, en mobilisatie. - Voorlichting aan zorgvragers en hun omgeving over preventie en aandachtspunten. Afbeelding met schermopname, tekst Automatisch gegenereerde beschrijving Tijdens de les Waar bestaat bloed uit - Plasma = water 92%, eiwitten, vetten, suikers - Witte bloedcellen - Bloedplaatjes - Rode bloedcellen CRP = ontstekingswaarde BSE= bezinking (eiwit in het bloed bij chronische infecties) DIMR= komt vrij bij trombose De stamboom van de bloedcellen Stamcellen - Lymfoid - Myeloid In de praktijk Woekering van onrijpe cellen - Leukemie Bloedgroep Antie genen en antie stoffen - Antiegenen zitten op de cel - Antie stoffen zijn stoffen die het lichaam maakt die op de antiegenen past - Antiestoffen= iminoglobine Bloedgroepen - A kan geen bloedgroep B krijgen A B AB O --------------------------- ------ ------ ------------ -------------------- Antigenen op erytrocyt A B AB \- Antistoffen in het plasma B A O Anti-A en antie- B Kan bloed ontvangen van A, O B, O A, B, AB,O O Hoe zit het met de bloedgroepen - Agglutinatie= amenklontering - Hemolyse= vernietiging van rode bloedcellen Reses D - Resus D- en + - Voor zwangere vrouwen De bloedstolling - Vasoconstrictie- verlaging bloedstroom - Primaire hemostage- trombocyten vormen prop - Secundaire hemostase- verstevigen van prop - Antistolling en fibrinolyse- opruimen van stolsel ![Afbeelding met tekst, sjabloon, ontwerp, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image10.png) Medicatie met effect op bloedstolling - Aggretatie= samenklonting - Coagulatie - Acetylsaicylzuur= medicatie voor bloedstolling - Clopidorel= medicatie - Marcoumar= medicatie - Acenocoumarol= medicatie - Rivaroxabon - Doax= antie coagulatie - Heparine - Plasminogeen= afbraak - Fibrinolytica (spoed voor oplossen bloedplasma) - Tranexaminezuur= remt afbraak van het stolling proces Defecten van de hemostase - Hereditair - Verworven - Combinatie van beiden - Resultaat: bloedingsneiging of tromboseneiging - Van willebrand factor ziekte - Hemofelie x gebonden erfelijke stollingsstoornis - Milt ziek - Immuunziekte Ontstaan van trombose 3 groepen - Beschadiging bloedvatwand - Roken - Hoge bloeddruk - Ontsteking - Doorboring vaatwand - Onderbroken bloedstoom - Stilstaand bloed verkalkte hartklep - Beknelling van de ader - Stollingsstoornissen - Factor V leiden - Onjuiste instelling bloedverdunners - Kwaadaardige tumoren DVT= diep-veneuze trombose - Mensen kunnen een long embolie krijgen Behandeling - DOAC - Heparine - Stoppen met roken - Ernstige zwelling steunkous - Controle binnen 1 week - Na 3 manden stoppen met anti stolling Diep Veneuze Trombose (DVT) Bloed armoede-\> anemie - Te weinig rode bloedsellen Pathofysiologie anemie - Acuut bloedverlies - Stoornis in de aanmaak - Verhoogde afbraak 14 07 geneeskunde schilfers, jeuk en roodheid ============================================= **Na afloop van de bijeenkomst kun je:** - Beschrijven hoe de menselijke huid is opgebouwd, en welke functies de huid heeft - Beschrijven wat er wordt geobserveerd aan de huid, met behulp van PROVOKE - Toelichten welke veel voorkomende huidafwijkingen er zijn en hoe deze kunnen worden behandeld  17.1 anatomie en fysiologie in het kort - **Functies van de huid**: De huid beschermt tegen invloeden van buitenaf, reguleert lichaamstemperatuur, vochtbalans, neemt prikkels waar, en produceert vitamine D. - **Lagen van de huid**: - **Epidermis**: Buitenkant, beschermt tegen uitdroging en infecties, bevat hoorncellen, melanocyten (pigment) en cellen van Langerhans (immuunsysteem). - **Dermis**: Fibreus bindweefsel met collageen (stevigheid) en elastine (elasticiteit), bevat zenuwen, bloedvaten en zweet-/talgklieren. - **Subcutis**: Onderhuids vetweefsel, zorgt voor isolatie, bescherming en energieopslag. - **Haar en nagels**: Haar beschermt tegen hitte/koude, houdt stof tegen en beschermt de ogen, terwijl nagels het onderliggende nagelbed beschermen. - **Zweet- en talgklieren**: Zweetklieren reguleren lichaamstemperatuur, terwijl talgklieren de huid smeren en beschermen tegen bacteriën en schimmels. ![Afbeelding met tekst, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image12.png) 17.2 veelvoorkomende symptomen Afbeelding met tekst, menu, schermopname, document Automatisch gegenereerde beschrijving 17.3 diagnostisch onderzoek - **Huidverkleuringen als diagnostische indicatoren**: - **Cyanose**: Blauwe huid, wijst op laag zuurstofgehalte. - **Icterus**: Gele huid, wijst op leverproblemen of galwegobstructie. - **Erytheem**: Roodheid door verhoogde doorbloeding. - **Pallor**: Bleekheid door verminderde doorbloeding. - **Hematoom**: Blauwe of paarse plek door ophoping van bloed. - **Nagelafwijkingen**: Bleke nagels kunnen duiden op anemie, blauwe nagels op zuurstoftekort, en afwijkende vormen op chronische aandoeningen zoals psoriasis. - **Aanvullend onderzoek**: - Infecties kunnen worden onderzocht met antigeen-/antistofbepalingen, DNA-tests, en microbiologische kweken. - Tumoren worden vaak gediagnosticeerd met verschillende vormen van biopsieën (stans-, incisie-, excisiebiopsie). - **Allergische huidtests**: - **Huidpriktest**: Allergeen wordt met een prik in de huid gebracht. - **Intracutane test**: Allergeen wordt onder de huid gespoten. - **Plakproef**: Pleisters met allergenen worden op de rug aangebracht en later beoordeeld. 17.4 infecties van de huid 17.4.1 bacteriële huidinfecties  **Soorten huidinfecties**: - **Bacteriële huidinfecties**: Impetigo, cellulitis, erysipelas. - **Virale huidinfecties**: Niet behandeld in dit hoofdstuk. - **Schimmelinfecties en parasitaire infecties**: Zoals pediculosis en scabies, niet behandeld in deze sectie.  **Impetigo (krentenbaard)**: - Zeer besmettelijke oppervlakkige bacteriële infectie, vooral bij jonge kinderen. - Meestal veroorzaakt door *Staphylococcus aureus* of groep-A-streptokokken. - Symptomen: Puskopjes, geelbruine korstjes, vooral in het gezicht. - Behandeling: Huidhygiëne en fusidinezuurcrème. - Prognose: Geneest spontaan binnen enkele weken.  **Cellulitis en erysipelas**: - Diepe bacteriële infecties van de huid. - **Cellulitis**: Infectie in de diepere lagen van de dermis en onderhuids vetweefsel. - **Erysipelas (wondroos)**: Infectie in de bovenste lagen van de dermis. - Oorzaken: Stafylokokken of streptokokken, vaak na huidbeschadiging. - Symptomen: Roodheid, zwelling, koorts, en koude rillingen. Erysipelas heeft een scherp afgebakende roodheid. - Behandeling: Antibiotica, rust, en in ernstige gevallen ziekenhuisopname. - Complicaties: Lymfoedeem, sepsis, abcessen, en bij orbitale cellulitis mogelijk visusverlies of hersenabces. 17.4.2 schimmelinfecties - **Dermatomycosen**: - Verzamelnaam voor infecties van huid, haren of nagels door schimmels of gisten. - Voorbeelden: Onychomycose (schimmelnagels), tinea pedis (voetschimmel), mucocutane candidiasis. - **Onychomycose (schimmelnagels)**: - Risicofactoren: Leeftijd (60+), overgewicht, nagelafwijkingen, diabetes, immuundeficiëntie. - Verwekker: *Trichophyton rubrum* voor teennagels, *Candida* voor vingernagels. - Symptomen: Geelwitte verkleuring, verdikte en brokkelige nagels, soms pijnlijk. - Behandeling: Orale antimycotica, goede voethygiëne ter preventie. - **Tinea pedis (voetschimmel/zwemmerseczeem)**: - Risicofactoren: Leeftijd, diabetes, verminderde weerstand, gebruik van zwembaden. - Verwekker: Schimmels zoals *Trichophyton* en *Microsporum*. - Symptomen: Roodheid, schilfertjes, kloofjes tussen tenen, soms jeuk en pijn. - Behandeling: Lokale antimycotica, orale medicatie bij mocassinpatroon, voorkomen door goede voethygiëne. - **Candida-infectie (mucocutane candidiasis)**: - Verwekker: *Candida albicans*, die normaal op huid en slijmvliezen voorkomt. - Risicogroepen: Mensen met verzwakte afweer, diabetes, antibioticagebruik, hormonale veranderingen. - Symptomen: Rode huid met bultjes, blaasjes, ringvormige schilfering; vaginale candida-infectie met jeuk en afscheiding. - Behandeling: Lokale antimycotica, voorkomen door goede hygiëne, katoenen kleding, en huid droog houden. 17.5 niet- infectieuze ontstekingen van de huid - **Niet-infectieuze huidontstekingen**: - Ontstaan door allergische of auto-immuunreacties. - Voorbeelden: Urticaria, eczeem, psoriasis. 17.5.1 urticaria - **Urticaria (galbulten/netelroos)**: - **Pathofysiologie**: Ontsteking door vrijlating van histamine en bradykinine leidt tot vasodilatatie en zwelling. Soms gepaard met angio-oedeem, wat levensbedreigend kan zijn als de luchtwegen blokkeren. Urticaria kan onderdeel zijn van anafylaxie. - **Etiologie**: Veroorzaakt door type 1-allergieën (voedsel, insectenbeten, medicatie), emotionele stress, fysieke prikkels (warmte, kou, zonlicht) en infecties. Chronische urticaria kan door auto-immuunziekten of idiopathisch zijn. - **Symptomen**: Plotselinge jeukende, rode, verheven bultjes die spontaan verdwijnen binnen enkele uren. - **Diagnostiek**: Gebaseerd op het klinisch beeld; bij terugkerende gevallen kan bloedonderzoek of allergietesten worden uitgevoerd. - **Behandeling**: Urticaria verdwijnen spontaan na verwijdering van de oorzaak. Antihistaminica worden gebruikt tegen jeuk. Bij angio-oedeem of anafylaxie: adrenaline (EpiPen) en corticosteroïden. - **Preventie**: Vermijden van de uitlokkende prikkel indien bekend. 17.5.2 eczeem **Eczeem** Eczeem is een verzamelnaam voor huidaandoeningen met rode, jeukende huiduitslag veroorzaakt door niet-infectieuze ontsteking. Belangrijke types zijn constitutioneel eczeem, contacteczeem, hypostatisch eczeem, asteatotisch eczeem, en seborroïsch eczeem. - **Constitutioneel Eczeem (Atopisch Eczeem)** - **Etiologie**: Onbekende oorzaak, vaak bij kinderen met atopische constitutie, vaak samen met allergieën (bijv. hooikoorts, astma). Factoren zoals zweten, weersomstandigheden, ruw textiel, zeep en stress kunnen verergeren. - **Symptomen**: Droge, ruwe huid met roodheid, schilfering, jeuk, mogelijk blaasjes en korstjes. Bij baby\'s op gezicht, hoofdhuid, armen en benen; bij oudere kinderen en volwassenen op knieholten, elleboogplooien, polsen en enkels. - **Diagnostiek**: Gebaseerd op anamnese en klinisch beeld. - **Behandeling**: Dagelijks insmeren met neutrale zalven, kortdurend lokale corticosteroïden bij matig ernstig eczeem. Vermijden van irriterende stoffen en uitdrogende middelen. - **Complicaties**: Kan leiden tot impetigo door krabben. - **Prognose**: Klachten variëren, 80% van de kinderen is klachtenvrij op 15-jarige leeftijd. Ongeveer 30% van de kinderen met ernstig eczeem ontwikkelt later astma, 15% allergische rhinitis. - **Contacteczeem** - **Risicofactoren**: Constitutioneel eczeem, atopie, familieleden met contacteczeem. - **Etiologie/Pathofysiologie**: Veroorzaakt door herhaald huidcontact met irriterende stoffen of allergenen (bijv. nikkel, rubber, parfums). Allergisch contacteczeem betreft sensibilisatie van het immuunsysteem bij eerste blootstelling en reactie bij volgende blootstelling. Bij irriterende stoffen treedt huidbarrièrebeschadiging op. - **Symptomen**: Rode, jeukende uitslag op plaatsen van huidcontact, meestal handen, voeten en gelaat. Ontstaat binnen enkele uren tot twee dagen na contact. - **Diagnostiek**: Klinisch beeld; allergietesten als oorzaak onduidelijk is. - **Behandeling**: Vergelijkbaar met constitutioneel eczeem. Preventie door handschoenen bij natte werkzaamheden en vermijden van allergenen. 17.5.3 psoriasis **Psoriasis** Psoriasis is een chronische auto-immuun huidaandoening gekenmerkt door rode, schilferige plekken. Ongeveer 90% van de patiënten heeft psoriasis vulgaris, ook wel psoriasis en plaque genoemd. Het komt wereldwijd voor bij 2-3% van de bevolking en kan op elke leeftijd ontstaan, maar is vaker bij middelbare leeftijd en ouder. - **Etiologie en Risicofactoren** - **Oorzaak**: Onbekend, maar genetische en omgevingsfactoren spelen een rol. - **Risicofactoren**: Familiegeschiedenis, roken, alcoholgebruik, bepaalde geneesmiddelen (NSAID\'s, bètablokkers), stress, huidinfecties, en huidbeschadiging kunnen psoriasis uitlokken of verergeren. Zonlicht en warm weer hebben vaak een gunstig effect. - **Pathofysiologie** - **Ontstekingsproces**: Auto-immuun ontsteking leidt tot versnelde verhoorning van de epidermis, wat resulteert in lokale verdikkingen of plaques. - **Symptomen**: Plaques zijn licht verheven, rood, scherp begrensd met zilvergrijze schilfers die makkelijk loslaten. Ze bevinden zich vaak op de strekzijden van ellebogen en knieën, de hoofdhuid, en onderrug. Bij psoriasis inversa komen plaques voor in huidplooien zoals liezen en oksels. Nagelafwijkingen en gewrichtsklachten komen ook voor. - **Diagnostiek** - **Klinisch beeld**: Diagnose wordt gesteld op basis van typische huidverschijnselen en uitlokkende factoren. Huidbiopten worden afgeraden, omdat dit de aandoening kan verergeren. - **Behandeling** - **Symptomatische behandeling**: Start met indifferente zalf, lokale corticosteroïden, en vitamine-D-analogen. Ongeveer 50% van de patiënten ervaart verbetering. - **Bij onvoldoende effect**: Intensievere lokale behandelingen, lichttherapie (UV), of systemische therapie (immunosuppressiva zoals methotrexaat, fumaraten, biologicals). - **Complicaties** - **Artritis psoriatica**: Pijnlijke gewrichtsontstekingen kunnen optreden. - **Systemische therapie**: Verhoogd risico op geneesmiddeleninteracties, infecties, en maligniteiten door onderdrukking van het immuunsysteem. - **Prognose** - **Chronisch**: Psoriasis is een levenslange aandoening met wisselende symptomen. Het heeft een aanzienlijke impact op de kwaliteit van leven, vergelijkbaar met aandoeningen zoals diabetes mellitus, depressie, en kanker. De behandeling kan tijdrovend zijn en invloed hebben op zelfbeeld en dagelijkse activiteiten. 17.6 huidkanker **Huidkanker** - **Algemeen** - **Definitie**: Huidkanker is een verzamelnaam voor kwaadaardige huidcellen en is de meest voorkomende vorm van kanker in Nederland en België. - **Incidentie**: De laatste twintig jaar is het aantal gevallen met meer dan 350% toegenomen, voornamelijk door vergrijzing, betere registratie, verhoogde zonexpositie, en onvoldoende preventie. - **Vormen**: - Basaalcelcarcinoom (70% van de gevallen) - Plaveiselcelcarcinoom (20% van de gevallen) - Melanoom (10% van de gevallen) - **Preventie** - **Algemene tips**: - Beperk zonblootstelling tussen 11 en 15 uur. - Zoek schaduw op bij sterke zon of reflectie van water, zand, of sneeuw. - Draag beschermende kleding en zonnebril. - Gebruik zonnebrandcrème met SPF 30, 30 minuten voor blootstelling aanbrengen en elke 2-3 uur opnieuw aanbrengen. - Bescherm kinderen extra, vooral baby\'s jonger dan 6 maanden. - Ken je huidtype en controleer regelmatig op nieuwe plekjes. - Gebruik de uv-index voor zonblootstelling (stralingsniveau van 3 of hoger is schadelijk). - Vermijd solariums en zonnebanken. - **Risicofactoren** - **Algemeen**: - Langdurige blootstelling aan uv-straling (zonlicht, zonnebanken) - Frequent verbranden door de zon - Veel zonblootstelling in de kindertijd - Lichte huid - Leeftijd vanaf 40 jaar - Radiotherapie - **Etiologie** - **Oorzaak**: Schadelijke uv-stralen veroorzaken genetische veranderingen in het DNA van huidcellen. Het risico op DNA-schade neemt toe met de hoeveelheid blootstelling aan uv-straling. - **Verpleegkundige Aandachtspunten** - **Rol**: - Signaleren van huidkanker door alert te zijn op symptomen zoals verdachte plekjes, jeuk, bloeden, vormverandering, en vergroting van huidafwijkingen. - Bijdragen aan vroege diagnose en behandeling door verdacht uitziende plekken te onderzoeken. - Voorlichting geven aan patiënten en hun omgeving over huidkanker, symptomen, risicofactoren (zoals medicatiegebruik en uv-straling), en het belang van regelmatige zelfinspectie. - Zelfinspectie is belangrijk voor vroege opsporing van huidkanker. 17.6.1 basaalcelcarcinoom **Basaalcelcarcinoom (BCC)** - **Algemeen** - **Definitie**: BCC is de meest voorkomende maar minst kwaadaardige vorm van huidkanker. - **Risicofactoren** - **Algemeen**: Algemene huidkanker risicofactoren. - **Specifiek voor BCC**: - Erfelijke aanleg (zeldzaam). - Eerder basaalcelcarcinoom. - **Pathofysiologie** - **Ontstaan**: Maligne cellen ontstaan in de keratinocyten van de basaalmembraan (onderste laag van de epidermis). - **Groei**: Groeit langzaam en zaait zelden uit. - **Symptomen** - **Uiterlijk**: Diverse types BCC, variërend van: - Glad, glazig, grijsroze knobbeltje met kleine bloedvaatjes en een ulcus met korstje en parelmoerkleurige rand. - Rood schillerend, vlak plekje, lijkend op eczeem. - Glad, glazig en glanzend plekje, lijkend op een litteken. - **Kenmerken**: Doen geen pijn, jeuken niet, worden langzaam groter en kunnen meerdere tegelijk voorkomen. - **Groei**: Kan doorgroeien in andere structuren zoals het oog of oor zonder behandeling. - **Diagnostiek** - **Methoden**: - Dermatoscoop voor beter beeld van verdachte plekjes. - Bevestiging door histologisch onderzoek van een huidbiopt. - **Behandeling** - **Afhankelijk van**: Type, grootte, en locatie van het BCC. - **Opties**: - Chirurgische verwijdering (betrouwbaarste methode). - Kleine, laagrisico BCC\'s: Bevriezing (cryotherapie), wegkrabben (curettage) of wegbranden (coagulatie). - Lokale chemo- of immunotherapie (crème), bestraling, fotodynamische therapie (lichtgevoelige stof met speciale lamp). - Zeer uitgebreid BCC: Systemische doelgerichte immunotherapie. - **Prognose** - **Voorspelling**: Goede prognose; bijna niemand sterft aan BCC. - **Recidief**: Ongeveer 1 op de 3 patiënten ontwikkelt een nieuw BCC op een andere plek, vaak binnen zes maanden na de diagnose. 17.6.2 plaveiselcelcarcinoom **Plaveiselcelcarcinoom (PCC)** - **Algemeen** - **Definitie**: Minder vaak voorkomende maar ernstigere vorm van huidkanker, met snellere en invasievere groei en meer kans op uitzaaiingen. Prognose is gunstig bij vroege herkenning en behandeling. - **Risicofactoren** - **Algemeen**: Algemene risicofactoren voor huidkanker. - **Specifiek voor PCC**: - Chronische wonden of littekens (ulcera, brandwonden). - Verzwakt of onderdrukt immuunsysteem (bijv. hiv, aids, langdurig gebruik van immunosuppressiva). - Eerder plaveiselcelcarcinoom of precursoren (ziekte van Bowen, actinische keratose). - Lichttherapie met PUVA (UV-A straling). - Infectie met bepaalde HPV-stammen. - Roken. - Erfelijke huidaandoeningen (zeldzaam). - **Pathofysiologie** - **Ontstaan**: Maligne ontaarding van plaveiselcellen in de bovenste lagen van de epidermis, groei naar de dermis en andere weefsels. Kan metastaseren via bloed- en lymfevaten, met agressief gedrag en destructie van omringend weefsel in latere stadia. - **Symptomen** - **Beginstadium**: Bleekroze ruw knobbeltje, soms met witte schilfering. - **Gevorderd**: Korstvorming, ulcusvorming, en spontaan bloeden. - **Locaties**: Voorkomt vaak op zonblootgestelde huid en slijmvliezen van lichaamsopeningen (bijv. mond, vagina). - **Diagnostiek** - **Methoden**: - Histologisch onderzoek van een biopsie. - Diepte- en infiltratieonderzoek met CT of MRI. - Echografie en naaldbiopsie voor lymfeklieren. - PET/CT-scan voor metastasen op afstand. - **Behandeling** - **Opties**: - Chirurgische verwijdering, soms met ruime marge. - Mohs micrografische chirurgie (voor weefselbesparing, vooral in het gezicht). - Cryotherapie (bevriezing), curettage en coagulatie (wegkrabben en dichtbranden). - Radiotherapie, soms adjuvante na chirurgie. - Lymfekliermetastasen: lymfeklierdissectie en adjuvante radiotherapie. - Metastasen op afstand: palliatieve radiotherapie en/of chemotherapie. - **Prognose** - **Vroeg stadium**: Zeer gunstig, vijfjaarsoverleving is 94%. - **Risico op recidief**: Afhankelijk van de agressiviteit van de tumor. Ongeveer 20-50% ontwikkelt een nieuw PCC op een andere plek na verloop van tijd. 17.6.3 melanoom **Melanoom** - **Algemeen** - **Definitie**: Ongeveer 10% van alle huidkankergevallen. De agressiefste en meest dodelijke vorm van huidkanker, met snelle uitzaaiingen. Prognose is gunstig bij vroege herkenning, maar bij stadium IV (gemetastaseerd) is de vijfjaarsoverleving minder dan 15%. - **Risicofactoren** - **Algemeen**: Algemene risicofactoren voor huidkanker. - **Specifiek voor melanoom**: - Meer dan 100 naevi (moedervlekken) of meer dan 5 atypische naevi. - Eerder melanoom, melanoma in situ of andere huidkanker. - Erfelijke aanleg (familieleden met melanoom). - Lichttherapie met PUVA (UV-A straling). - Langdurig gebruik van immunosuppressiva (bijv. prednison, chemotherapie). - **Pathofysiologie** - **Ontstaan**: Melanoom ontstaat in melanocyten (pigmentcellen) in de basaalmembraan van de epidermis. DNA-schade door UV-straling kan leiden tot maligne ontaarding. Melanomen ontstaan vaak in gave huid, maar ook vanuit bestaande naevi. - **Soorten**: - **Oppervlakkig spreidend**: Meest voorkomend. - **Nodulair**: 10-30% van de melanomen, snel dikker en makkelijk uitzaaiend. - **Slijmvliezen**: Kan ook in mond-, neus- en keelholte voorkomen, vaak laat ontdekt. - **Symptomen** - **Kenmerken**: - Verandering in vorm, kleur, grootte of structuur van een naevus. - **ABCDE-regel**: - **Asymmetrie**: Ongelijke kleur en vorm. - **Border**: Onregelmatige, grillige rand. - **Color**: Ongelijke kleur of kleurverandering. - **Diameter**: Meer dan 6 millimeter. - **Evolutie**: Verandering in vorm/kleur, jeuk of bloeding. - **Diagnostiek** - **Onderzoek**: - Dermatoscoop voor nader onderzoek. - Histologisch onderzoek van een biopsie om het soort melanoom en de dikte vast te stellen. - Stadieringsonderzoek vanaf tumorgrootte Ib: lymfeklieren via schildwachtprocedure en echografie, metastasen met CT of PET-CT. - **Behandeling** - **Basisbehandeling**: - Definitieve excisie onder lokale anesthesie met voldoende marge, mogelijk met huidtransplantatie. - Bij lymfekliermetastasen: lymfeklierdissectie. - Bij metastasen op afstand: operatief, radiotherapie, chemotherapie of immunotherapie. - Doelgerichte therapie bij BRAF-genmutatie. - **Prognose** - **Vroeg stadium**: Vijfjaarsoverleving van stadium I is 91%. - **Gemetastaseerd (stadium IV)**: Vijfjaarsoverleving is slechts 15%. Prognose verbetert bij vroege ontdekking en behandeling. 17.7 huiddefecten 17.7.1 wonden **Huiddefecten** **1. Wonden** - **Algemeen** - **Oorzaken**: Trauma, operaties, brandwonden, oncologische wonden. - **Doel van wondzorg**: Genezing bevorderen, infectierisico verlagen, litteken verkleinen. - **Belemmerende factoren**: Arterieel vaatlijden, diabetes mellitus, corticosteroïden, ondervoeding, roken. - **Fasen van wondgenezing** 1. **Reactiefase**: - **Hemostase**: Stoppen van bloeding, vorming van een korst door fibrine. - **Ontstekingsreactie**: Necrose en exsudat kunnen aanwezig zijn. 2. **Regeneratiefase**: - **Granulatieweefsel**: Vervangend weefsel door fibroblasten en nieuwe bloedvaatjes. - **Epitheelcellen**: Verplaatsen langs de wondranden. 3. **Rijpingsfase**: - **Littekenvorming**: Wond is gesloten maar weefsel versterkt in het eerste jaar. Hypertrofie (keloid) kan optreden bij mensen met veel melanocyten. - **Diagnostiek** - **TIME-model**: - **T - Tissue**: Weefselkleur. - **I - Infection**: Tekenen van infectie. - **M - Moisture**: Vochtigheid van de wond. - **E - Edge**: Aspecten van de wondranden. - **Onderzoek**: Aanwijzingen voor schade aan onderliggende structuren, eventueel beeldvormend onderzoek bij vreemde lichamen. - **Behandeling** - **Algemeen**: Schoonmaken, necrose verwijderen, wondsluiting met hechtpleisters, lijm, hechtdraad of nietjes. - **Eventueel**: Antibiotica, tetanusvaccinatie, wondafdekking met verband. - **Complicaties** - **Infectie**: Vooral bij risicofactoren voor atherosclerose, bijtwonden, en wonden aan het been. **2. Brandwonden** **- Oorzaken** - Contact met hete/koude vloeistoffen, oppervlakken, vuur, straling, elektriciteit, chemische middelen. - **Pathofysiologie** - **Hitte/Kou**: Verlies van eiwitstructuur, schade aan weefsels met risico op infectie, vochtverlies en verstoorde temperatuurregulatie. - **Indeling**: - **Eerstegraads**: Alleen epidermis, rood en pijnlijk. - **Tweedegraads, oppervlakkig**: Schade aan epidermis en dermis, met blaren. - **Tweedegraads, diep**: Schade aan epidermis en dermis, minder pijnlijk, vaak kapotte blaren. - **Derdegraads**: Schade aan epidermis, dermis en subcutis, kleurvariaties, geen pijn door zenuwschade. - **Diagnostiek** - **Anamnese**: Oorzaak van de brandwond. - **Lichamelijk Onderzoek**: Kenmerken van de brandwond, blaren, sensibiliteit, capillaire refill, graad en percentage TVLO (regel van 9 voor volwassenen). - **Aanvullend**: Laboratoriumonderzoek, beeldvorming indien opname in ziekenhuis nodig is. - **Behandeling** - **Afhankelijk van graad**: Wondverzorging, pijnstilling, opname in brandwondencentrum, huidtransplantatie, ademweg vrijhouden, kunstmatige beademing, fysiotherapie, tetanusvaccinatie. - **Complicaties** - **Specifiek**: Necrose, contracturen, shock, sepsis. Risico\'s hoger bij uitgebreide/diepe brandwonden en extremen van leeftijd. **3. Ulcera** - **Algemeen** - **Veel voorkomend**: Vaak aan het been, bijv. ulcus cruris. - **Soorten** - **Veneuze ulcera**: Door chronische veneuze insufficiëntie (CVI). - **Arteriële ulcera**: Door ernstig perifeer arterieel vaatlijden (PAV) of diabetes. - **Risicofactoren** - **Arteriële ulcera**: Atherosclerose, PAV, diabetes, trauma. - **Veneuze ulcera**: Chronische veneuze insufficiëntie. - **Pathofysiologie** - **Arteriële ulcera**: Ontstaan door necrose door atherosclerose, verhoogd risico bij diabetes. - **Veneuze ulcera**: Onbekende oorzaak, vaak door oedeem en beschadigde capillairen door CVI. - **Symptomen en Diagnostiek** - **Arterieel ulcus**: Pijnlijk, vaak aan scheenbeen of tenen, zwart wondbed, lage enkel-armindex. - **Veneus ulcus**: Binnenzijde enkel, onaangename geur, oedeem, pijn vermindert bij het omhoog leggen van het been. - **Aanvullend**: Laboratoriumonderzoek en beeldvorming van bloedvaten. - **Behandeling** - **Arteriële ulcera**: Wondverzorging, risicofactoren aanpakken, vaatoperaties, necroseverwijdering, soms amputatie. - **Veneuze ulcera**: Wondverzorging, zwachtelen, beweging, eventueel varicesoperatie. - **Complicaties** - **Infectie**: Kan zowel bij arteriële als veneuze ulcera optreden, vooral bij verkeerd zwachtelen. - **Prognose en Preventie** - **Behandeling**: Vaak langdurig. Preventie van PAV of CVI en goede controle bij diabetes zijn belangrijk. - **Zelfzorg**: Inspectie van wonden, goede voetverzorging, en gebruik van elastische kousen bij veneuze ulcera. - **Verpleegkundige Aandachtspunten** - **Rol**: Signaleren, observeren en behandelen van wonden, keuze van verbandmiddelen, advies van wondverpleegkundige, correcte diagnostiek en behandeling. Zorg voor goede informatie en therapietrouw bij patiënten. 17.7.2 decubitus - **Prevalentie en Risicogroepen:** - Ongeveer 7,5% van de zorgvragers in Nederland heeft decubitus. - Risicogroepen: bedlegerige of rolstoelafhankelijke zorgvragers, mensen met verminderde sensibiliteit, slechte voedingstoestand, verminderde doorbloeding of zuurstoftoevoer, diabetes mellitus, droge huid, en incontinentie. - **Oorzaken en Pathofysiologie:** - Oorzaak: Druk en schuifkrachten kunnen bloedvaten dichtdrukken of vervormen, wat leidt tot zuurstoftekort en weefselbeschadiging. - Decubitus ontstaat vaak ter hoogte van botuitsteeksels; schade kan onder de huid al aanwezig zijn voordat het zichtbaar wordt. - **Symptomen en Diagnostiek:** - Klachten: pijn en huidafwijkingen, zoals roodheid of zweren. - Voorkeurslokalisaties: stuit, hiel, enkels, knieën, heupen, wervelkolom, schouderbladen, oren, en achterhoofd. - Diagnostiek: Inspectie van de huid, beoordeling van doorbloeding en gevoelsstoornissen. Kweek nodig bij infecties. - **Behandeling:** - Afhankelijk van de decubituscategorie: - **Categorie I:** Geen verband nodig, behoud van huidintegriteit. - **Categorie II:** Verbanden zoals niet-verklevende of absorberende materialen. - **Categorie III en IV:** Wondbedekking, regelmatig verband wisselen, debridement van necrotisch weefsel, infectie- en pijnbestrijding. - Wondkenmerken moeten minimaal één keer per twee weken worden vastgelegd en gecontroleerd. - **Complicaties:** - Lokale infecties, cellulitis, osteomyelitis, of sepsis. - **Preventie:** - Adequate lig- of zithouding, regelmatige houdingverandering, gebruik van anti-decubitusmatrassen of -zitkussens. - Behandeling van droge huid, regelmatig verschonen bij incontinentie, en goede voeding. - **Prognose:** - Genezing is vaak langdurig: categorie I kan binnen enkele weken genezen, maar categorie IV kan na zes maanden nog niet genezen zijn, vooral bij ondervoeding of diabetes. - **Verpleegkundige Aandachtspunten:** - Vroegsignalering, behandeling, en preventie van decubitus. - Focus op risicogroepen, risicoplaatsen, voedingstoestand, en het vermijden van druk-, schuif-, en wrijfkrachten. - Inzetten van gespecialiseerde wond- en decubitusverpleegkundigen indien nodig. - Voorlichting over belangrijkheid van wisselligging, goede voeding, en huidverzorging. ![Afbeelding met tekst, schermopname, brief Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image14.png) Diagnostiek van alledaagse klachten H 61 rode huid 61\. 1 inleiding - **Wat is Erytheem?** - Erytheem is wegdrukbare roodheid van de huid, veroorzaakt door vaatverwijding, met of zonder ontsteking. - Deze roodheid is vaak vluchtig aanwezig. 61.2 de klacht bij de dokter - **Klachten en Impact:** - Klachten variëren van cosmetische bezwaren tot hevige jeuk of pijn. - Roodheid kan invloed hebben op het dagelijks leven, zoals uitsluiting van crèche of school bij kinderen. - Bij allergische reacties kan levenslange aanpassing nodig zijn, zoals het vermijden van het allergeen. - **Incidentie en Diagnose:** - Ongeveer 6 op de 1.000 patiënten in een normpraktijk komen jaarlijks met erytheem bij de huisarts. - De incidentie is hoger bij kinderen van 0--4 jaar (34/1.000/jaar). - Lokale roodheid komt veel vaker voor (58 per 1.000 patiënten per jaar). - **Vragen en Onderzoek:** - Veelvoorkomende vragen betreffen de besmettelijkheid van erytheem en de veiligheid voor zwangere vrouwen, pasgeborenen, en mensen met een verminderde weerstand. - Bij lokaal erytheem verricht de huisarts lichamelijk onderzoek bij 81,5% van de patiënten, aanvullend onderzoek bij 3,4%, en verwijst 3,5% door. - Bij gegeneraliseerd erytheem zijn de cijfers respectievelijk 76,4%, 5,1%, en 2,2%. - **Conclusie:** - Erytheem kan uiteenlopende oorzaken en gevolgen hebben, van cosmetische tot levensbedreigende situaties. - Diagnose en behandeling vereisen een zorgvuldige evaluatie door een huisarts. 61.3 athofysiologie en differenti:ele diagnose **Erytheem** - **Pathofysiologie van Erytheem:** - Erytheem ontstaat door vasodilatatie (uitzetting van bloedvaten), wat de roodheid vluchtig maakt. - Langdurig of niet-wegdrukbaar erytheem kan door extravasatie van erytrocyten ontstaan en valt onder purpura. - Vasodilatatie kan veroorzaakt worden door ontstekingsreacties, (pseudo)allergische reacties, toxische reacties, of immunologische reacties, waarbij vasoactieve mediatoren zoals histamine, serotonine en cytokinen vrijkomen. - **Lokaal Erytheem:** 1. **Erysipelas/Cellulitis:** - Kenmerkt zich door scherp begrensde roodheid, vaak op het gelaat of onderbenen. - Gaat gepaard met hoge koorts, koude rillingen, malaise, hoofdpijn en braken. - Meestal veroorzaakt door Streptococcus pyogenes; kan leiden tot necrotiserende fasciitis en lymfoedeem bij recidief. 2. **Erythema Chronicum Migrans (Ziekte van Lyme):** - Ronde rode macula die langzaam uitgroeit tot een ringvormige laesie, meestal na een tekenbeet. - Kan gepaard gaan met algemene verschijnselen zoals vermoeidheid, spier- en gewrichtspijn, en koorts. - Diagnose vaak gesteld door de huidafwijking en symptomen, waarbij het aantal gevallen lijkt te stabiliseren. - **Andere Erythemen:** 1. **Erythema Palmare:** - Diffuus, fijnvlekkig of reticulair erytheem aan de handpalmen, vaak geassocieerd met zwangerschap, reumatoïde artritis, lupus erythematodes, en leverziekten. 2. **Dermatomyositis:** - Auto-immuunaandoening met erythemateuze huidafwijkingen en helitroop oedeem rondom de ogen. - Kan ook maculopapulair exantheem en 'shawl sign' vertonen. Screening op onderliggende maligniteit is belangrijk. 3. **Livedo Reticularis:** - Gemarmerde huid, vaak door koude, maar bij persistentie of atypische gevallen kan wijzen op systemische vasculitis. 4. **Fixed Drug Eruption:** - Circumscripte erythemateuze laesie door geneesmiddelen, vaak tetracyclinen en NSAID's, met mogelijke postinflammatoire hyperpigmentatie. 5. **Zenuwvlekken/Blozen:** - Roodheid door emoties of stress, vaak in het gelaat en/of de hals. 6. **Opvliegers (Flushes):** - Acute roodheid met transpiratie en warmte, vooral bij vrouwen in de overgang. Kan zeldzaam veroorzaakt worden door feochromocytoom of carcinoïd. 7. **Lupus Erythematodes (LE):** - Systeemziekte met huidverschijnselen zoals een vlindervormig erytheem in het gelaat, vaak verergerd door zonlicht. Diagnose vereist klinisch, histologisch en immunologisch onderzoek. 8. **Secundaire Syfilis (Lues 2):** - Zeldzaam, maar moet overwogen worden bij onbegrepen dermatosen. Exantheem is gegeneraliseerd, symmetrisch, niet jeukend en komt voor op handpalmen, voetzolen en hals. 61.3.3 infectieziekten met gegeneraliseerde roodheid **1. Rodehond (Rubella):** - Veroorzaakt door het rubellavirus; door hoge vaccinatiegraad nauwelijks meer voorkomend of verloopt atypisch. - Transmissie via druppels vanuit de nasofarynx. - Exantheem begint in het gelaat en verspreidt zich naar het hele lichaam. Begin met lichte koorts en malaise. - Vergroting van lymfeklieren suboccipitaal en retroauriculair. - Infectie in het eerste trimester van de zwangerschap kan ernstige aangeboren afwijkingen veroorzaken. **2. De Vijfde Ziekte (Erythema Infectiosum):** - Veroorzaakt door parvovirus B19, verspreid door druppels. - Incubatietijd: 15 dagen. Exantheem begint op de wangen (slapped cheeks) en breidt zich uit naar het lichaam, vaak met een guirlande-vorm. - Bij volwassenen kan het leiden tot gewrichtsklachten. - Infectie tijdens het eerste trimester van de zwangerschap kan tot spontane abortus leiden, in het tweede trimester kan hydrops foetalis ontstaan. **3. De Zesde Ziekte (Exanthema Subitum):** - Veroorzaakt door humaan herpesvirus type 6 of 7 (HHV-6 of -7). - Incubatietijd: 10--15 dagen. Begint met hoge koorts gedurende 3 dagen, gevolgd door exantheem na koortsverlaging. - Het maculopapuleuze exantheem begint op de romp en breidt zich naar de armen en nek uit. - Komt vooral voor bij zuigelingen en kan gepaard gaan met koortsconvulsies. **4. Mazelen (De Eerste Ziekte):** - Veroorzaakt door het morbillivirus; vaccinatie heeft de prevalentie in Nederland verlaagd. - Overgedragen via druppeltransmissie. - Incubatietijd: 8--14 dagen. Begint met koorts, verkoudheid, hoesten, stomatitis, conjunctivitis en malaise. - Exantheem begint in het gelaat en verspreidt zich naar de rest van het lichaam; beginnende vlekjes worden later confluerend. - Kenmerkend zijn Koplikse vlekken in de mond. Complicaties kunnen zijn otitis media, pneumonie en encefalitis. Na vaccinatie kan een morbilloïd exantheem optreden. **5. Roodvonk (De Tweede Ziekte):** - Veroorzaakt door toxinen van de bètahemolytische streptokok uit Lancefield-groep A. - Incubatietijd: 2--5 dagen. Begint met koorts, braken en anorexie. - Exantheem is gegeneraliseerd, maar vooral in nek, oksels en liezen. Begint kleinvlekkig en wordt later confluerend. - Kenmerkend is de \"frambozen- of aardbeientong\". Schilfering van handen en voeten na het verdwijnen van het exantheem kan helpen bij diagnose. 61.4 kansverdeling van diagnosen **1. Diagnosen voor Lokaal Erytheem vs. Gegeneraliseerde Roodheid:** - De diagnosen voor lokaal erytheem verschillen van die voor gegeneraliseerde roodheid. - Erytheem zelf heeft geen aparte codering in huisartsregistraties; vaak worden de diagnosen voor exantheem genoteerd, waarvan erytheem een onderdeel kan zijn. **2. Diagnose en Einddiagnose:** - Meer dan 50% van de diagnosen met erytheem omvatten ook andere huidafwijkingen dan alleen roodheid. - In 15--22% van de gevallen blijft erytheem als einddiagnose staan zonder definitieve diagnose. **3. Oorzaken van Gegeneraliseerd Erytheem:** - Ongeveer 17% van de patiënten met gegeneraliseerd erytheem heeft een infectieuze oorzaak, meestal viraal en minder vaak bacterieel. - Virusziekten die gepaard gaan met gegeneraliseerd erytheem komen veel vaker voor bij kinderen dan bij ouderen. 61.5 betekenis van de voorkennis/ context - **Atopische Constitutie:** - Allergische reacties komen vaker voor bij mensen met een atopische constitutie, zoals allergieën voor insecten, voedingsmiddelen, pollen, en huisstofmijt. - **Geneesmiddelengebruik:** - Sommige medicijnen kunnen een rode uitslag veroorzaken zonder een allergische reactie. Polymorfe lichterupties kunnen ook door medicatie ontstaan, bijvoorbeeld doxycycline. - **Leefomgeving en Hobby\'s:** - Factoren zoals hobby\'s of een leefomgeving die het risico op besmetting met teken verhogen, zijn relevant bij het beoordelen van erytheem. - **Vaccinatiestatus:** - Het is belangrijk om de vaccinatiestatus te controleren vanwege het risico op infectieziekten die gepaard gaan met gegeneraliseerd erytheem. - **Seksuele Anamnese:** - De seksuele anamnese moet worden nagevraagd om het risico op seksueel overdraagbare aandoeningen te evalueren. 61.6 betekenis van de anamnese 1. **Oorzaken van Erytheem:** - Anamnese richt zich op veelvoorkomende oorzaken zoals infecties en allergische reacties op voedingsmiddelen of medicatie. 2. **Locatie van Erytheem:** - **Gegeneraliseerd Erytheem:** Kan wijzen op een virale oorzaak, vooral als het tijdens of direct na een koortsperiode optreedt. - **Lokaal Erytheem:** Minder waarschijnlijk virale oorzaak; overweeg lokale allergische reacties of bacteriële infecties. 3. **Ontstaanswijze:** - **Acute Ontstaan:** Vaak gerelateerd aan infecties of geneesmiddelenexanthemen. - **Langdurig:** Kan wijzen op schimmelinfecties of chronische oorzaken. 4. **Uitlokkende Factoren:** - **Wondjes:** Kunnen erysipelas veroorzaken. - **Insectenbeten:** Kunnen erytheem veroorzaken. - **Geneesmiddelen:** Zowel recent gestarte medicatie als langdurig gebruikte medicatie kunnen een reactie veroorzaken bij herstart of sensibilisatie. 5. **Symptomen:** - **Jeuk:** Vaak aanwezig bij allergische aandoeningen, kan hevig zijn. - **Pijn:** Vaak geassocieerd met bacteriële infecties (zoals erysipelas). Virale infecties veroorzaken doorgaans geen pijn, behalve bij gordelroos. - **Koorts:** Kan wijzen op virale of bacteriële infecties; bij virale infecties komt het exantheem vaak na de koorts, bij bacteriële infecties tijdens de koorts. 6. **Spierzwakte:** - **Proximale Spierzwakte:** Kan een aanwijzing zijn voor polymyositis. 61.7 betekenis van het lichamelijk onderzoek - **Inspectie:** - Het inspecteren van de huid is cruciaal om erytheem te beoordelen. - Erytheem kan moeilijk zichtbaar zijn op een donkere huid. - **Herkenbare Beelden:** - Bepaalde aandoeningen geven specifieke, herkenbare huidbeelden die helpen bij de diagnose. - **Vasodilatatie en Druk:** - Roodheid door vasodilatatie verbleekt bij druk (wegdrukbare roodheid). - Met behulp van diascope (doorzichtig voorwerp) kan onderscheid worden gemaakt tussen wegdrukbare en niet-wegdrukbare roodheid. 61.8 betekenis aanvullend onderzoek - **Serologie bij Virale Infecties:** - Serologisch onderzoek is vaak niet zinvol bij virale infecties omdat het duur is en de resultaten meestal pas na het verdwijnen van het exantheem beschikbaar zijn. - Alleen een stijging van specifieke antistoffen kan bewijzen dat een virale infectie de oorzaak is. - **Serologie bij Bacteriële Infecties:** - **Erythema Migrans (Ziekte van Lyme):** - Serologie is nuttig bij twijfel, maar positieve serologie moet bevestigd worden met immunoblot. Bij twijfel of bij een ziekte \

Use Quizgecko on...
Browser
Browser