Cursus EHBO (PDF)
Document Details
Uploaded by Deleted User
2024
Tags
Summary
This document is a module text on emergency first aid (EHBO) for lifeguards. It covers various topics including the operating principles and procedures for emergency treatment, safety precautions for first responders, equipment and supplies for administering first aid, and guidelines on safe victim transport in the context of water-based emergencies.
Full Transcript
MODULETEKST REDDER versie 2024 EHBO FUNCTIONEREN REDDING REANIMATIE EHBO Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1. EHBO-loka...
MODULETEKST REDDER versie 2024 EHBO FUNCTIONEREN REDDING REANIMATIE EHBO Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1. EHBO-lokaal 5 Hoofdstuk 2. De vier stappen van eerste hulp 9 Hoofdstuk 3. Wondverzorging 11 Hoofdstuk 4. Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels 29 Hoofdstuk 5. Verbandtechnieken 135 Hoofdstuk 6. Verplaatsen van een slachtoffer 145 Studievragen 164 TER INFO De tekst in dit type kader is louter informatief en dient niet gekend te zijn voor het examen. E-MODULE In de e-module van dit vak vind je extra oefeningen, aanvullende informatie, verduidelijkende filmpjes, enz. Bekijk deze via het e-learningplatform VTS Connect (inloggen via www.sport.vlaanderen/vts). Nota: Om de leesbaarheid te bevorderen wordt in de tekst de mannelijke persoonsvorm gebruikt. De tekst refereert echter naar personen van elke genderidentiteit. 2 INLEIDING In zwemgelegenheden kunnen baders rekenen op redders die steeds paraat staan om snel eerste hulp te bieden. De EHBO-tussenkomsten van een redder zijn heel divers doordat zowel de ernst als de omvang van een gezondheidsprobleem[*] sterk kan verschillen. Ook de reacties van betrokkenen zijn steeds anders. Op deze wijze is elke hulpverlening uniek. Een bader kan klagen van een onschuldig kwaaltje (voorbeeld een gesloten wrijvingsblaar), maar hij kan evenzeer levensbedreigend gekwetst geraken of onwel worden (voorbeelden: een schedelbreuk met beschadiging van hersenweefsel, een hartinfarct). Bovendien kan een redder met één individueel slachtoffer geconfronteerd worden, maar ook met vele slachtoffers gelijktijdig (voorbeeld chloorvergiftigingsramp). Tot slot kunnen slachtoffer(s) en omstander(s) de redder ondersteunen of hem onzeker maken. DOELSTELLINGEN Het vak EHBO focust op de taak van de redder als hulpverlener aan slachtoffers van een ongeval of mensen die onwel worden. Via lessen en studie verwerf je kennis, leer je vaardigheden en ontwikkel je attitudes om adequaat hulp en bijstand te bieden bij aandoeningen en letsels in en rond een zwemgelegenheid. Na de cursus ben je in staat eerste hulp te verlenen bij zowel lichte, niet levensbedreigende letsels/aandoeningen (bijvoorbeeld een schaafwonde, een verstuiking, hyperventilatie) als bij zware, levensbedreigende problematieken (bijvoorbeeld een hartinfarct, een slagaderlijke bloeding, een schedelbreuk). * Kan zowel een letsel als een aandoening zijn. Eerste hulp bij ongevallen (EHBO) slaat op de hulpverlening bij beiden. 3 Hoofdstuk 1 - EHBO-lokaal 4 HOOFDSTUK 1. EHBO-LOKAAL 1.1. Wettelijk Met betrekking tot de EHBO-inrichting in zwembaden vermeldt de VLAREM slechts twee artikels waarin maar drie items verplicht zijn. VLAREM Art. 5.32.9.2.2 §3.10° De inrichting beschikt over een lokaal waar de eerste zorgen kunnen worden toegediend en dat uitsluitend uitgerust is met materiaal voor eerste hulp en reanimatie. Dit lokaal en materiaal is rechtstreeks en gemakkelijk toegankelijk voor de verantwoordelijken. De reanimatieapparatuur bestaat ten minste uit een systeem voor zuurstoftoediening. Dit apparaat wordt wekelijks op zijn deugdelijkheid onderzocht. De redder is vertrouwd met het gebruik van het aanwezige materiaal. Art. 5.32.9.2.2 §3.11° De inrichting is uitgerust met tenminste één telefoontoestel dat een directe buitenlijn heeft. Dit toestel staat in de onmiddellijke nabijheid van het zwembad en het lokaal voor eerste hulp bij ongevallen, en is gemakkelijk bereikbaar door de redders. Er bestaan geen concrete richtlijnen over hoe een EHBO-lokaal van een zwembad dient ingericht te worden. De bepalingen omtrent EHBO-voorzieningen in de reglementering zijn algemeen, vaag en voor interpretatie vatbaar. Wat bijvoorbeeld precies bedoeld wordt met ‘een systeem voor zuurstoftoediening’ wordt niet beschreven. Het verschil tussen wat wettelijk verplicht en wat nuttig is, is immens groot. De Vlarem-wetgeving vermeldt eveneens: ‘De exploitant neemt de nodige maatregelen om de veiligheid van de bezoekers te verzekeren.’ Dit kan je lezen als een aanmoediging om meer te voorzien dan het strikte minimum. De beschrijving van wat wettelijk verplicht is voor bedrijven, is terug te vinden in het Koninklijk Besluit betreffende ‘De eerste hulp die verstrekt wordt aan werknemers die slachtoffer werden van een ongeval of die onwel worden’ van 15 december 2010. Ook deze wettelijk minimumvereisten zijn erg vaag: ‘Elementaire middelen die nodig zijn om de eerste hulp te kunnen verstrekken omvatten het basismateriaal, een verbanddoos, een verzorgingslokaal.’ Voor bedrijven geldt bijkomend: ‘Het verzorgingslokaal wordt ingericht na advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en het comité. Het bevat het materiaal, het meubilair en alle andere middelen die vereist zijn voor het gebruik van dit lokaal en dit overeenkomstig de bestemming ervan. Het verzorgingslokaal is voldoende ruim bemeten, biedt alle waarborgen inzake veiligheid en hygiëne en is voorzien van zowel koud als warm stromend water. Het wordt verlucht, verlicht en verwarmd in functie van zijn bestemming. De toegangswegen tot dit lokaal worden vrijgehouden en laten de doorgang van een draagbaar toe. De plaats van het lokaal wordt aangeduid door een bord, overeenkomstig de bepalingen inzake de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk.’ 5 Hoofdstuk 1 - EHBO-lokaal 1.2. De inrichting Het EHBO-lokaal is ruim, goed verlicht en praktisch ingericht. De redder houdt het lokaal en de EHBO-kast ordelijk en net. De bij wet verplichte EHBO-uitrusting in een zwembad is erg gering. Naast deze wettelijke minimale uitrusting, zijn sommige producten sterk aanbevolen. STERK AANBEVOLEN (NAAST HET WETTELIJK VERPLICHTE MINIMUM) stromend water onderzoekstafel document met nuttige telefoonnummers (zie verder) tafel en bank papier en schrijfgerief koelkast met vriesvak opbergkast zuurstoftoedieningssysteem met inhalatie- en reanimatiesysteem pulse-oxymeter (zuurstofsaturatiemeter) zakmasker blaasballon spineboard draagberrie EHBO-koffer met: о verbandmateriaal: steriele kompressen, propere kompressen, (hypoallergene) kleefpleister, wondpleisters, zwachtels, kousverband, elastisch netverband, drukverband, driehoeksverband, tweedehuidverband о reinigings- en ontsmettingsmiddelen: vloeibare zeep, handalcohol, fysiologisch water, waterig ontsmettingsprodukt (één o.b.v. chloorhexidine en één o.b.v. polyvidone jodium), wondzalf, ontsmettingsalcohol (om materiaal te ontsmetten) о werkmateriaal: wegwerphandschoenen, handdoek, verbandschaar, roestvrije schaar, splinterpincet, tekentang, steriele naalden, thermometer, (isolatie)deken, cold-hotpack, veiligheidsspelden, vasthechtingshaakjes Foto 1. Een gebruiksvriendelijke EHBO-koffer is overzichtelijk. 6 De redder en zwembadbeheerder zien toe op de aanwezigheid en staat van het reanimatie- en EHBO- materiaal. Is er nog voldoende van alles aanwezig? Zijn de reinigings- en ontsmettingsproducten nog niet vervallen? Zijn de zuurstofflessen nog voldoende gevuld? Is er nog ijs of een coldpack in het vriesvak? De redder houdt een registratieboek bij. Dit helpt de redder om zich te verantwoorden en zicht te hebben op het verbruik van producten. We gaan hier dieper op in in het vak ‘Functioneren’. Bij de telefoon is er een lijst met nuttige telefoonnummers. LIJST MET NUTTIGE TELEFOONNUMMERS EN WEBSITES Medische spoeddienst 100 of 1-1-2 www.1-1-2.be Brandweer 100 of 1-1-2 www.1-1-2.be Politie 101 www.lokalepolitie.be Antigifcentrum 070 245 245 www.poisoncentre.be Vlaams meldpunt geweld, misbruik en 1712 www.1712.be kindermishandeling Huisarts (in de buurt/met wachtdienst) Tandarts Oogarts Apotheek Bij duikongevallen https://www.achobel.be/MemberList.htm Belgische adviesraad voor hyperbare zuurstoftherapie vzw 1.3. Materiaalkennis Kwaliteitsvolle eerstehulpverlening is maar mogelijk met geschikt eerstehulpmateriaal en de nodige kennis over dit materiaal. Algemene opmerkingen: Geneesmiddelen horen niet thuis in een zwembad. Hiervoor moet je naar een apotheek. Voor bepaalde producten is een doktersattest vereist. Er bestaan geen ‘slechte producten’. Producten kunnen wel verkeerd gebruikt worden en zo gevaarlijk zijn. Vervallen producten worden niet gebruikt. Het eerstehulpmateriaal dat niet wettelijk noodzakelijk is en ook niet werd opgenomen in bovenstaande lijst als sterk aanbevolen, is te beschouwen als nuttig. 7 Hoofdstuk 2 - Vier stappen in eerste hulp 8 HOOFDSTUK 2. VIER STAPPEN IN EERSTE HULP 2.1. Een houvast in iedere (nood)situatie Iedere noodsituatie is verschillend. Een gestructureerde aanpak is essentieel. Die aanpak bestaat uit vier stappen die zich steeds herhalen: 1. Zorg voor veiligheid 2. Beoordeel de toestand van het slachtoffer 3. Raadpleeg gespecialiseerde hulp 4. Verleen verdere eerste hulp Deze vier stappen bieden je in iedere situatie een houvast en een overzicht waardoor je niets vergeet. 2.1.1. Stap 1: Zorg voor veiligheid De eerste taak als hulpverlener is ervoor te zorgen dat de situatie veilig is. Bekijk het ongeval of de noodsituatie eerst grondig vooraleer je tot handelen overgaat. Ga na wat de risico’s zijn voor jezelf, voor het slachtoffer en voor de omstaanders. Als het mogelijk is, verwijder je deze risico’s. Pas als de situatie veilig is, kan je het slachtoffer benaderen. Op die manier voorkom je dat je overhaaste en eventueel schadelijke of gevaarlijke beslissingen neemt. Zet je eigen veiligheid nooit op het spel: Benader de plaats van het ongeval alleen als je dat kan doen zonder zelf gevaar te lopen. Als je niet zonder risico hulp kan bieden, bijv. als een slachtoffer zich in een brandend gebouw bevindt, alarmeer dan meteen de hulpdiensten. Wacht op een veilige afstand op hun komst. Zorg voor de veiligheid van het slachtoffer: Evacueer het slachtoffer alleen als het in gevaar is. Vermijd onnodige verplaatsing van het slachtoffer. Zorg voor de veiligheid van de omstaanders: Maak hen attent op de gevaren en de risico’s van de situatie. 9 Hoofdstuk 2 - Vier stappen in eerste hulp 2.1.2. Stap 2: Beoordeel de toestand van het slachtoffer Nadat je hebt gezorgd voor de veiligheid van jezelf en de andere betrokkenen, beoordeel je de toestand van het slachtoffer. Ga na of het slachtoffer in levensgevaar verkeert. Dit doe je door het bewustzijn en de ademhaling te controleren. Door deze zaken te evalueren kan je nagaan of het slachtoffer zich in een levensbedreigende situatie bevindt. Is dit het geval moet je zo snel mogelijk de hulpdiensten alarmeren. Verleen daarna de noodzakelijke eerste hulp. Als eerstehulpverlener heb je kennis van zaken. Als je over het juiste materiaal beschikt, kan je heel wat kleine letsels zelf verzorgen. Denk daarbij aan een eenvoudige huidwonde of een bloedneus. 2.1.3. Stap 3: Raadpleeg gespecialiseerde hulp In andere gevallen is het wel aangewezen om gespecialiseerde hulp in te schakelen: bij een ernstig letsel of als je twijfelt of het slachtoffer gevaccineerd is tegen tetanus. Dan is het verstandig om een arts te raadplegen. Als het slachtoffer ernstig gewond is of als de situatie levensbedreigend is, alarmeer je zo snel mogelijk de noodcentrale 1-1-2. Dat doe je via de app 112 BE of het telefoonnummer 1-1-2. Als er omstanders zijn, laat je één van hen alarmeren, zo kan jij je concentreren op het slachtoffer. Een snelle en correcte alarmering is belangrijk. Met de juiste informatie kan de noodcentrale de juiste hulp uitsturen: ziekenwagen, MUG, politie, brandweer, enz. HEB JE DE 112 BE-APP AL? Download deze app voor Android of iOS. 2.1.4. Verleen verdere eerste hulp Als je het bewustzijn en de ademhaling hebt gecontroleerd en de hulpdiensten hebt gealarmeerd, onderzoek je het slachtoffer grondiger en verleen je verdere eerste hulp. Geef voorrang aan de meest ernstige verwondingen. Tijdens de behandeling controleer je regelmatig de vitale functies van het slachtoffer. Je gaat na of het slachtoffer medicatie bij zich heeft, maar dient die zelf nooit toe. Nadat je eerste hulp hebt verleend, brief je de hulpdiensten. 10 HOOFDSTUK 3. WONDVERZORGING 3.1. Verantwoording In en rond zwembaden ontstaan gemakkelijk huidwonden. Water nodigt uit tot spelen. Spelen verhoogt de kans op vallen en botsen. De huid is zo goed als onbeschermd en erg kwetsbaar. Referentie. Er bestaan nog geen algemeen aanvaarde richtlijnen voor de wondverzorging. Verschillende instanties bevelen hierdoor een enigszins verschillende verzorging aan. We kiezen voor de wondverzorging die UZ Leuven voorstelt. Het volgen van dit stappenplan met kennis van enkele producten laat toe dat elke redder eenvoudige wonden zelf efficiënt kan verzorgen én weet wanneer het slachtoffer moet doorverwezen worden. De verzorging van huidwonden verloopt grotendeels gelijk voor de verschillende types wonden. Belang. Zelfs kleine open huidwonden kunnen vervelende gevolgen hebben. Slecht verzorgde wonden kunnen infecteren. De genezing verloopt langzamer en de kans op littekenvorming vergroot. Bovendien kunnen lokale infecties het totale organisme verzieken doordat de infectie zich verspreidt via het bloed wat tot levensgevaarlijke aandoeningen kan leiden. Daarom moet een wonde zo snel mogelijk na het ontstaan ervan verzorgd worden. 3.2. Basisprincipes en stappenplan in de wondzorg Onderstaand schema toont de zeven stappen die de redder respecteert bij het verzorgen van huidwonden. Een stap krijgt soms geen invulling (bijvoorbeeld stap 5 bij een snijwonde) of kan uitmonden in het doorverwijzen van het slachtoffer (bijvoorbeeld stap 3 een wonde die niet proper gemaakt kan worden). De soort en de ernst van de wonde bepalen de specifieke handelingen. BASISPRINCIPES EN 7-STAPPENPLAN IN DE WONDZORG 1. WERK VEILIG, RUSTIG EN HYGIËNISCH 2. BEPERK HET BLOEDVERLIES 3. REINIG DE WONDE 4. VOORKOM INFECTIE, ONTSMET DE WONDE INDIEN NODIG 5. LAAT DE WONDE VOCHTIG HELEN 6. BESCHERM DE WONDE 7. CONTROLEER DE TETANUSINENTING => GENEZING VAN DE WONDE 11 Hoofdstuk 3 - Wondverzorging 3.2.1. Stap 1: werk veilig, rustig en hygiënisch Basisregels: Zorg voor het comfort van het slachtoffer. Verleen psychosociale eerste hulp. Maak de toestand van het slachtoffer niet erger. Foto 2. Tijdens de hulpverlening houdt een redder niet alleen rekening met de lichamelijke letsels. Hij gaat gepast om met het slachtoffer en de omstanders. Een EHBO-technische aanpak volstaat niet. Laat het slachtoffer neerzitten. Bekijk aandachtig de wonde. Om welke wonde gaat het? Is het een ernstige wonde? Was je handen grondig. Bevochtig eerst de handen en gebruik dan voldoende zeep (liefst uit een zeepdispenser). Spoel de zeep van de handen en droog de handen. Ontsmet vervolgens je handen: wrijf ze volledig en grondig in met voldoende handalcohol (lotion/gel) tot ze opgedroogd zijn (minstens 20 seconden). Doe beschermende wegwerphandschoenen aan. Foto 3. Een stuk zeep Foto 4. Zeep uit een dispenser 12 Foto 5. Handalcohol gel Foto 6. Handalcohol lotion Foto 7. Wegwerphandschoenen Zorg voor een propere werkomgeving en leg het verzorgingsmateriaal klaar. Waarom handen reinigen en ontsmetten als je toch wegwerphandschoenen aandoet? Propere wegwerphandschoenen (uit een EHBO-koffer) worden besmet als je ze met ongewassen handen aantrekt. Ongewassen handen bevatten zeer veel micro-organismen. Velen hiervan zijn ziekteverwekkers. Aangenomen wordt dat ongewassen handen goed zijn voor 80% van alle voorkomende infecties. Handen reinigen is het mechanisch verwijderen van vuil en micro-organismen. De handen ontsmetten doodt vele micro-organismen op de huid. De huid steriel maken, dit wil zeggen vrij van álle levende micro- organismen, is echter niet mogelijk. Streef naar zo proper mogelijk werken. Volgende afbeelding verduidelijkt dit. 13 Hoofdstuk 3 - Wondverzorging Bij brandwonden geldt steeds: eerst water, de rest komt later. Koel een brandwonde niet enkel eerst, doe dit ook zo snel mogelijk (met fris, stromend leidingwater, gedurende 10 tot 30 minuten). Snelheid primeert op hygiëne. Beter onzuiver water (voorbeeld van een vijver) gebruiken, dan geen water. Het verlagen van de huidtemperatuur gaat verdere beschadiging door de opgeslagen warmte tegen. Zolang de temperatuur in de weefsels boven de 45°C blijft, zal de brandwonde verdiepen. Bovendien werkt het koelen pijnstillend en beperkt het koelen de zwelling. Slachtoffers van tweede-, derde- en vierdegraads brandwonden (groter dan een muntstuk van 2 euro) worden doorverwezen naar een arts of het ziekenhuis. Foto 8. Het koelen van een brandwonde. 14 3.2.2. Stap 2: beperk het bloedverlies Bij kleine schrammen, snijwondjes of open wondjes stopt het bloeden normaal gezien vanzelf na enkele minuten. Indien nodig stelp je de bloeding door op de wonde te drukken met een propere doek. Een steriel kompres is niet nodig, een proper kompres, gewassen handdoek of zakdoek volstaat. Druk op de wonde of leg een drukverband aan. Foto 9. Drukken op de wonde. Foto 10. Een drukverband. Geef onrechtstreekse druk als er zich een voorwerp (stuk gas, scherf metaal) in de wonde bevindt of als de bloeding met rechtstreekse druk niet te stelpen is. Stuur het slachtoffer door. Leg geen knevel aan. Koel de wonde niet. Zie slagaderlijke bloeding (B10). Plaats het getroffen lichaamsdeel gelijktijdig in hoogstand, zijnde hoger dan het hart. Doe dit gedurende 5 à 10 minuten. Het bloeden van een wonde is zelfreinigend. Toch moet getracht worden om een bloeding onmiddellijk te stelpen. Verwijs het slachtoffer door indien de bloeding aanhoudt. Een stollingsstoornis kan de oorzaak zijn van een aanhoudende bloeding. Op korte tijd veel bloed verliezen is levensbedreigend. Een volwassene die één liter bloed verliest, kan in shock gaan (zie slagaderlijke bloeding B10 en inwendige bloeding B11). Laat je bij de beoordeling van de hoeveelheid bloedverlies niet misleiden door water dat rood kleurt. Droog in een zwembad de wonde en wondomgeving alvorens de ernst van de wonde te beoordelen. 15 Hoofdstuk 3 - Wondverzorging 3.2.3. Stap 3: reinig de wonde Reiniging is van groot belang en moet grondig en bij elke wondverzorging uitgevoerd worden. Ook een wonde die op het eerste zicht niet bevuild is, moet je reinigen. Het reinigen van de wonde houdt het proper maken van de wonde (het verwijderen van vreemd materiaal zoals steentjes, zand, stof, splinter…) en de wondomgeving (zoals bloed) in. Het reinigen vermindert ook reeds (nog voor het ontsmetten) het aantal micro-organismen. Het reinigen gebeurt indien mogelijk zonder de wondbodem te beschadigen. Ook bij het verversen van een verband reinig je de wonde: je verwijdert de aangebrachte zalf, het afgestorven of geïnfecteerd weefsel, bloedklonters,… Aandachtspunten bij het reinigen. Reinig de wonde van binnen naar buiten (de wondrand en –omgeving is vuiler en bevat meer micro- organismen dan het centrum van de wonde). Reinig met overvloedig veel, fris(kraantjes)water. Water spoelt het vuil en bloed weg en laat je toe de wonde grondig te bekijken. Lauw water voelt al snel warm aan doordat de gevoeligheid van de open huid stijgt. Gebruik eventueel fysiologisch water of HACdil-S. Gebruik een proper washandje of kompressen. Dep de wonde proper. Niet wrijven indien niet nodig, want dit beschadigt het epitheel van de wonde (bovenste laag van de huid). Gebruik géén zuurstofwater (zuurstofwater bruist wel goed het vuil op, maar heeft het nadeel dat het de gezonde huidcellen beschadigt), gebruik géén watten (watten brengt pluisjes in de wonde). Spoel zeepresten grondig af en dep de wonde droog na het reinigen. WEL REINIGEN MET NIET REINIGEN MET VEEL WATER, WASHANDJE OF KOMPRESSEN ZUURSTOFWATER (te agressief) FYSIOLOGISCH WATER ETHER (te agressief) pH NEUTRALE ZEEP, NIET GEPARFUMEERD (UIT WATTEN (vuil) DISPENSER) HACdil-S (VOOR REINIGEN EN ONTSMETTEN) Foto 11. Kompressen in pak. Voor het reinigen van een wonde volstaan propere kompressen. 16 Foto 12. Fysiologisch water. Ook fysiologisch serum genoemd. In unidosis of spray. Een steriele natriumchloride (NaCl) oplossing (zoutoplossing) voor uitwendig gebruik. Wordt zeer goed verdragen. Bloedplasma en fysiologisch water hebben dezelfde zoutconcentratie (0,9%). Geen allergische reacties van gekend. Zeer geschikt voor het reinigen van wonden, voor neus- en oogspoeling, voor het losweken van kompressen die in een wonde kleven. Foto 13. Iso-Betadine zeep. Zeep met licht Foto 14. Hacdil-S druppelen op een kompres. ontsmettende werking (op basis van jodium). Foto 15. Hacdil-S. Ontsmettende zeepoplossing (op basis van chloorhexidine en cetrimoniumbromide). In unidosis. Reinigt en ontsmet gelijktijdig. Het concentraat is H.A.C. (Hospital Antiseptic Concentrate). Te verdunnen voor gebruik, zo niet verbrandt de huid chemisch. 17 Hoofdstuk 3 - Wondverzorging 3.2.4. Stap 4: voorkom infectie, ontsmet de wonde indien nodig Begrippen: ontsteking – infectie – ontsmetten Een ontsteking is een normale afweerreactie van het lichaam op een schadelijke prikkel. Bij elke huidwonde treedt er eigenlijk een ontsteking op. Wanneer de huidbarrière doorbroken wordt, zorgt het lichaam voor extra cellen, voedingsstoffen, enz. naar de wonde. Enige pijn, roodheid, warmte, zwelling kort na het letsel is dan ook normaal. Een infectie daarentegen duidt op de aanwezigheid van te grote aantallen micro-organismen die schade toebrengen. Het evenwicht tussen de beschermende lichaamsbacteriën (huidflora) en de schadelijke micro-organismen is verbroken. Tekenen van infectie: de wonde is pijnlijk, rood, gezwollen, warm. Soms is er etter zichtbaar in de wonde. Er kan een kloppend gevoel zijn. Ook kan de wonde geuren, gekleurd wondvocht afscheiden. Het slachtoffer krijgt in een later stadium koorts. Ontsmetten is het verminderen van het aantal micro-organismen. Infectie veroorzakende micro- organismen zijn meestal bacteriën, maar kunnen ook virussen, schimmels en gisten zijn. Een ontsmettingsmiddel (antisepticum) werkt bacteriostatisch (voorkomt vermenigvuldiging) of bactericide (vernietigt micro-organismen). Bijsluiters vermelden: ‘bacteriëndodend’, ‘ontsmettend’ of ‘antiseptisch’. Infectie voorkomen betekent niet dat elke wonde onmiddellijk na het trauma moet ontsmet worden. Ontsmettingsmiddelen hebben namelijk ook hun beperkingen en nadelen. Geen enkel ontsmettingsmiddel is werkzaam tegen álle micro-organismen. Een ontsmettingsmiddel dat werkzaam is tegen een breed spectrum ziekteverwekkers, omvat niet het volledige spectrum. Geen enkele wonde kan steriel gemaakt worden. Elk ontsmettingsmiddel, elke vreemde stof, is óók schadelijk voor eigen weefsel en de beschermende huidflora. Het doden van de eigen huidflora (tot in de diepere huidlagen aanwezig) is niet mogelijk en wegens de beschermende functie ervan zelfs niet wenselijk Besluit. Ontsmetten is niet steeds nodig en gebeurt niet preventief. Ontsmet enkel op juiste indicatie. Ontsmet bij: 1. Wonden waar de kans op infectie zeer groot is. Dit is bij vuile wonden (zoals straatwonden, bijtwonden, snijwonden door een mes waarmee rauw vlees gesneden is, enz.). Huidwonden die ontstaan in een zwembad, op de kade, in de kleedkamers,… behoeven grondige reiniging, maar geen ontsmetting. 2. Geïnfecteerde wonden (moeilijk te herkennen onmiddellijk na het trauma). 3. Diabetespatiënten en personen met een verminderde immuniteit (bijvoorbeeld patiënten die cytostatica krijgen toegediend en transplantpatiënten). Ze hebben een kunstmatig verminderde weerstand. Bij hen is het raadzaam om een wonde te ontsmetten. Gebruik hiervoor geen ‘prikkende’ producten (alcoholische oplossingen). Volgende afbeelding visualiseert het verschil in wondverzorging. 18 Foto 16. Een huidwonde die in het zwembad ontstaat, is doorgaans proper. De wonde ontsmetten is meestal niet nodig. Een goed ontsmettingsmiddel heeft een zo breed mogelijk werkingsspectrum (werkzaam tegen veel micro-organismen); is weinig toxisch voor de weefsels; geeft weinig kans op een allergische reactie en irritatie; wordt weinig geïnactiveerd door organisch materiaal (bloed, etter) en zepen; is snelwerkend (15 à 30 seconden contacttijd); heeft een residuele werking (langdurige inwerking); is ‘lang’ houdbaar. 19 Hoofdstuk 3 - Wondverzorging WEL ONTSMETTEN MET NIET ONSTMETTEN MET WATERIGE ONTSMETTINGSMIDDELEN MET ALS ALCOHOLISCHE OPLOSSINGEN (alcohol doodt WERKZAME BESTANDDELEN: cellen, is enkel geschikt voor instrumenten en CHLOORDERIVATEN een gave huid) POLYVIDONE-JODIUM (deze producten hebben EOSINE (maskeert infectie, droogt uit, ontsmet allen een geel-bruine kleur) amper) CHLOORHEXIDINE ZUURSTOFWATER (te agressief, ontsmet enkel anaerobe micro-organismen) ETHER (ontvet) Waterige oplossingen kunnen slechts een beperkte tijd na opening bewaard worden. Raadpleeg de bijsluiter. Na 14 dagen wordt aangenomen dat er besmetting is van het ontsmettingsmiddel. Een geopend ontsmettingsmiddel kan daarom best in de koelkast bewaard worden. Producten die opgelost moeten worden, zijn in geconcentreerde toestand gevaarlijk. Ze veroorzaken brandwonden. Daarom is het aanbevolen om gebruiksklare oplossingen te gebruiken bv. unidoses zoals HacdilS®, Isobetadine®, Hibidil®, enz. of sprays zoals Cedium® en Diaseptyl®. Het is niet aangewezen om verschillende ontsmettingsmiddelen tegelijkertijd te gebruiken, want deze zijn niet allemaal onderling verenigbaar, waardoor hun werking kan afnemen. Foto 17. Isobetadine. Ontsmettende oplossing op Foto 18. Iodex. Ontsmettende oplossing op basis basis van jodium. van jodium. Foto 19. Braunol. Ontsmettende oplossing op Foto 20. Hibidil. Ontsmettende oplossing op basis basis van jodium. van chloorhexidine. 20 Foto 21. Cedium. Ontsmettende oplossing op Foto 22. Diaseptyl. Ontsmettende oplossing op basis van chloorhexidine. basis van chloorhexidine. Foto 23. Steriele kompressen. Bij gebrek aan steriele kompressen mogen ook propere kompressen gebruikt worden voor het ontsmetten en afdekken van wonden. Foto 24. Een steriel kompres openen. Foto 25. Een steriel kompres op de huid leggen en Hibidil druppelen op het kompres. 21 Hoofdstuk 3 - Wondverzorging Ontsmettingsmiddelen op basis van ontsmettingsalcohol worden nooit aangewend in een wonde en kunnen uitsluitend dienen voor de ontsmetting van de intacte huid (dus eventueel een intacte wondomgeving, bij een inenting). Foto 26. Ontsmettingsalcohol. Ontsmettingsalcohol is erg geschikt voor het ontsmetten van materialen en een gave huid maar is sterk cytotoxisch. Ontsmettingsalcohol doodt naast schadelijke micro- organismen ook opgroeiende cellen en de beschermende huidflora. Aandachtspunten bij het ontsmetten. Het EHBO-lokaal van de redder is niet uitgerust om steriel te werken. Werk wel steeds zuiver en zo steriel mogelijk. Hou een EHBO-lokaal steeds net. Open een steriel kompres (scheuren, trekken). Houd de kompres tussen duim en wijsvinger vast aan twee tegenovergestelde hoeken (of laat de kompres op zijn steriel omhulsel liggen). Giet het ontsmettingsmiddel op de kompres zonder dat het flesje de kompres raakt. (Leg eventueel het kompres eerst op de wonde en giet vervolgens ontsmettingsmiddel op het kompres). Gebruik elk kompres slechts eenmaal en neem zoveel steriele kompressen als nodig (verschillende wonden vergen steeds een nieuw steriel kompres). Respecteer de contacttijd (of inwerkingstijd) van het ontsmettingsmiddel. Blaas niet in de wonde. 22 3.2.5. Stap 5: laat de wonde vochtig helen Vochtige wondheling krijgt de voorkeur bij het verzorgen van schaaf- en brandwonden. Wondvocht speelt een heel belangrijke rol bij het genezingsproces. Talrijke groeifactoren in het wondvocht stimuleren de cellen in de wonde en de wondrand om opnieuw op te groeien. Vochtige wondheling voorkomt korstvorming en vermijdt dat droge kompressen in de wonde kleven. Korstvorming vertraagt de genezing. Nieuwe huidcellen moeten de korst wegduwen om op te groeien. Aangekoekt bloed is bovendien een voedingsbodem voor ziekteverwekkende micro-organismen. Vochtige wondheling bereik je door gebruik van wondzalven: een hydrogel of bijvoorbeeld Flammazine®. Breng de wondzalf rechtstreeks op de wonde aan (dikke laag van 3 à 5 mm) die je afdekt met een steriel kompres of breng de zalf eerst aan op een steriel kompres dat je vervolgens op de wonde legt. Een hydrogel (bv. Flamigel®, Flaminal®) bevordert het herstel van de huid door het vochtgehalte te regelen: een hydrogel geeft vocht af of absorbeert exsudaat (uit haarvaten tredend vocht). Eenmaal per dag te vervangen. Foto 27. Flamigel. Een hydrogel. Foto 28. Flaminal. Een hydrogel. Flammazine® en het generische product Sedoflame® bevatten zilver (zilversulfadiazine). Zilver werkt tegen bacteriën (is een antibacteriële crème) en is minder schadelijk voor eigen cellen dan de klassieke ontsmettingsmiddelen. Af te schermen van licht. Eenmaal om de twee dagen te vervangen. De grijszwarte neerslag is afkomstig van het zilver. Foto 29. Sedoflame. Een wondzalf. Foto 30. Flammazine. Een wondzalf. 23 Hoofdstuk 3 - Wondverzorging Ontsmettende zalven (Isobetadine-zalf®, Iodex-zalf®, Neo-Cutigenol-zalf®) zijn te gebruiken als ontsmetting én vochtige wondheling aangewezen is. De zalven vervullen beide functies. Foto 31. Isobetadine-zalf. Ontsmettende zalf op Foto 32. Isobetadine-zalf op kompres. basis van jodium. Foto 33. Iodex-zalf. Ontsmettende zalf op basis Foto 34. Neo-Cutigenol-zalf. Een ontsmettende van jodium. zalf op basis van chloorhexidine. Foto 35. Zalfkompres (Biogagaze®). Een zalfkompres is een gaasverband doordrenkt met een halfvette zalf. Voor het rechtstreeks bedekken van gereinigde (en eventueel ontsmette) oppervlaktewonden (schaaf- en brandwonden). De zalfkompres met een steriel gaasverband bedekken en fixeren. 24 Vochtige wondheling geldt niet voor snijwonden. Een kleine snijwonde (< 1mm openstaand) bedek je – na het reinigen en eventueel ontsmetten – met een droog verband. Gebruik geen wondzalf. De wondzalf zou het hechten van de snijvlakken van de wonde tegen elkaar bemoeilijken. Een grote snijwonde (> 1mm openstaand) bedek je tijdelijk met steriele kompressen. Doorverwijzen is nodig. Breng niet zelf hechtingsstrips of wondlijm aan. 3.2.6. Stap 6: bescherm de wonde Dek de wonde af door een verband aan te leggen met bijvoorbeeld steriele kompressen. Niet inklevende verbanden (bv. Melolin®, vetgazen, enz.) genieten de voorkeur. Ze verhinderen dat de herstelde huid opnieuw losgetrokken wordt. Foto 36. Niet inklevend steriel kompres. Wordt Foto 37. Hechtpleister. gebruikt voor vochtige wonden. Gladde kant naar de wonde leggen. Steriel te gebruiken. Gebruik een waterdicht verband zoals Poly-urethaanfilm (bv. OpSite®, Tegaderm®, enz.) indien nodig (om contact met water, zand, stof te vermijden). Poly-urethaanfilm noodzaakt geen wondzalf (het ‘plastiekje ademt’: er blijft genoeg wondvocht onder en er is beperkte verdamping). Foto 38. Transparant, zelfklevend, waterdicht verband. Niet doorlaatbaar voor bacteriën en water, laat de huid ademen. Beschermt tegen stof, zand, water, enz. Kan meerdere dagen ter plaatse blijven. Te vervangen bij loslating of verzadiging van kompres. 25 Hoofdstuk 3 - Wondverzorging Fixeer het afdekkend verband met windels (Mepore®, Cosmopore®, Ph-Haft®, enz.) of een elastisch netverband. Foto 39. Een elastische fixatiewindel. Kleeft Foto 40. Een elastisch netverband. Fixeert kompressen. niet aan de huid, wel aan het verband zelf Het is een alternatief voor hechtpleisters, windel. (een ‘klittenband-werking’). Hierdoor is de Huidvriendelijk. Wijdmazig en elastisch. Blijft goed windel erg geschikt voor het bedekken van zitten met behoud van bewegingsvrijheid. Bestaat in gewrichten. verschillende maten (voor vinger tot borst). Eenvoudig te gebruiken. Netverband op juiste lengte afknippen. Het te fixeren verband aanbrengen op het lichaamsdeel. Het netverband er overheen plaatsen. Kunnen gaten in geknipt worden (voor duim, ogen, mond, enz.). Foto 41. Een kompres vastkleven. Foto 42. Een vastgekleefd kompres met een elastisch netverband bedekken. Foto 43. Een zwachtel. Foto 44. Een driehoekverband. 26 3.2.7. Stap 7: controleer de tetanusinenting Denk eraan om bij elke open huidwonde de tetanusinenting te checken. Verwijs door indien nodig. Schoolkinderen zijn normaal gezien ingeënt. (Volgens het schema van de basisvaccinaties – door de Hoge Gezondheidsraad van België aanbevolen en overgenomen door de Vlaamse Gemeenschap – horen kinderen op 8, 12 en 16 weken, op 15 maanden, tussen 5 en 7 jaar en op 14-15 jaar ingeënt te worden. De tetanusvaccinatie is niet verplicht.) Volwassenen beschermen zich tegen tetanus als ze zich om de 10 jaar laten inenten. Bij risicowonden zal een arts vaak een vaccinatie toedienen. Dit is echter geen reden om de 10 jaarlijkse hervaccinatie te verwaarlozen. Ook bij banale wonden – waarmee je niet naar een arts gaat – is er kans op besmetting. Foto 45. Voorbeeld van een tetanusvaccinatie TETANUS (KLEM) Tetanus is een anaerobe wondinfectie veroorzaakt door de gifstoffen geproduceerd door een bacil: de clostridium tetani. Dit gif tast de hersenen aan en leidt tot overstimulatie van de spieren met de typische tetanische spiercontracties tot gevolg. De bacil die tetanus veroorzaakt, is zo goed als overal aanwezig. Ze kan via elke open wonde het lichaam binnendringen. Op het strand in een schelp trappen, zich aan een plant prikken, een crushwonde oplopen in een zwembad, een bijtwonde, enz. geven kans op besmetting. De bacil ontwikkelt zich in zuurstofarme wonden. Het meest risicovol zijn: oude (>6u) en diepe (>1cm) wonden, tekenen van infectie, dood weefsel, wonden veroorzaakt door een onscherp voorwerp. In ongeveer 60% van de gevallen is de ingangspoort slechts een miniem huidwondje. De incubatietijd bedraagt 5 tot 14 dagen. De spierstijfheid start meestal met de kauw- en gelaatspieren en breidt zich uit naar nek- en rugspieren en ledematen. Tenslotte verkrampen ook de ademhalingsspieren en het strottenhoofd waardoor het slachtoffer de verstikkingsdood sterft. De bacterie die tetanus veroorzaakt kan onmogelijk uitgeroeid worden. Het doormaken en overleven van de ziekte biedt geen bescherming bij een nieuwe besmetting. Daarom is het belangrijk om vanaf jonge leeftijd een goede basisvaccinatie te starten en de herhalingsvaccinaties om de 10 jaar stipt te laten uitvoeren. Iemand die goed ingeënt is, loopt nagenoeg geen gevaar om de ziekte te krijgen. Door elke wonde goed te verzorgen, kan je de kans op tetanus drastisch verlagen. 10 tot 20 % van de slachtoffers die tetanus doormaakt, sterft ondanks intensieve zorgen. In de ontwikkelingslanden sterven jaarlijks vermoedelijk een half miljoen mensen aan tetanus. 27 Hoofdstuk 3 - Wondverzorging WANNEER HET SLACHTOFFER DOORVERWIJZEN? Verwijs door onmiddellijk na het trauma indien: de bloeding niet stopt na 5 minuten afdrukken het een diepe snijwonde is, meer dan 1 mm open (dient gehecht te worden binnen de 4u) Foto 46. Een snijwonde die open staat. het een crushwonde betreft (voorbeeld opengebarsten kin, wenkbrauw, enz.) het een scheurwonde is (voorbeeld door piercing, prikkeldraad, beet, enz.) het gaat om een bijtwonde (van dier of mens) het een 2° of 3° graads brandwonde is, groter dan een 2 euro muntstuk (+ redenen om een brandwondencentrum te contacteren) het een vuile wonde betreft die niet proper te krijgen is of na reinigen niet met zekerheid vrij van vuil is (voorbeeld glassplinters, steekwonde met vuil voorwerp) het een grote wonde is met gerafelde wondranden of loshangende huidflap er beperkingen in de bewegingsvrijheid van het lidmaat voorkomen de tetanusvaccinatie niet in orde is diepere schade mogelijk is die verder onderzoek noodzaakt (voorbeeld bij een ernstige hoofdwonde, diepe steekwonde in de buik) Verwijs door indien: eerste tekenen van infectie optreden (oa etter, roodheid, koorts) rode strepen verschijnen, opkomend langs armen of benen in de richting van het hart (zijnde ontstoken lymfebanen of lymphangitis) Foto 47. Lymphangitis. er geen heling is na 7 tot 10 dagen 28 HOOFDSTUK 4. LEVENSBEDREIGENDE EN VEELVOORKOMENDE LETSELS Een redder verleent hulp aan slachtoffers van een ongeval of mensen die onwel worden. Onderstaande aandoeningen en letsels zijn mogelijk in en rond een zwemgelegenheid. De redder heeft de nodige vakkennis om adequaat hulp te verlenen. Soms wordt de redder geconfronteerd met lichte, niet levensbedreigende letsels/aandoeningen. In andere gevallen moet de redder hulp en bijstand bieden bij zware, levensbedreigende problematieken. De indeling is niet absoluut en hierdoor betwistbaar. Bijkomende factoren (zoals bijvoorbeeld de plaats en grootte van een letsel of de duur en intensiteit van een aandoening) bepalen sterk de ernst en de hoogdringendheid van hulp. LEVENSBEDREIGENDE LETSELS VEELVOORKOMENDE LETSELS A1-15 bewusteloos slachtoffer B1-15 gesloten breuk C1-18 schaafwonde (zonder trauma) A2-16 angina pectoris en B2-16 open breuk C2-19 snijwonde hartinfarct A4 elektrocutie B3-17 verstuiking C3-20 crushwonde A5-17 hypoglycemie B4-18 ontwrichting C4-21 brandwonde A6-18 verstikking B5-19 (spier)kneuzing C5 steekwonde A7-19 hyperventilatie B6-20 spierverrekking C6-22 scheurwonde A8-20 TIA en CVA/beroerte B7-21 spierscheur, C7-23 bijtwonde peesscheur A9-21 chloorvergiftiging B8-22 spierkramp C8 vreemd voorwerp in de huid A10-22 allergie B12-23 onderkoeling C9-24 hersenschudding A11-23 COPD en astma B13-24 zonnesteek/ C11-26 neusbreuk hitteslag A12-24 epilepsie C12-27 vuiltje in oog shock C13-28 blauw oog B9 amputatie C14-29 tand gebroken/los/uit B10 slagaderlijke bloeding C15-30 bloedende lip/tong B11 inwendige bloeding C16-31 spontane neusbloeding B14-25 nekletsel/rugletsel C17-32 trommelvliesscheur C10-25 schedelbreuk OPGELET Alle hierna volgende foto’s en situaties zijn indicatief. Als redder moet je het ziektebeeld opsporen door vragen te stellen en een inschatting te maken van de situatie. Volg steeds de vier stappen van eerste hulp! 29 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels 4.1. Levensbedreigende letsels Volg zeker bij levensbedreigende letsels altijd de vier stappen van eerste hulp! 4.1.1. Bewusteloos slachtoffer (A1-15) Een flauwte (of syncope) is een kort en plots bewustzijnsverlies als gevolg van een tijdelijk zuurstoftekort in de hersenen. Dit zuurstoftekort ontstaat door een verminderde bloedtoevoer naar de hersenen. Een flauwte kan een reactie zijn op pijn, uitputting of een emotie (zoals angst of het zien van bloed). Het komt ook voor bij slachtoffers die lang rechtstaan of stilzitten (zeker in een warme omgeving). Bij een verstoord bewustzijn komt het slachtoffer niet bij. Dit heeft een onderliggende reden. Het kan het gevolg zijn van bijvoorbeeld diabetes, een hersenbloeding, hartproblemen. Een slachtoffer met een flauwte: wordt bleek en ziet zwarte vlekken voor de ogen voelt zich zwak, soms ook misselijk begint te zweten, maar zijn huid voelt koud aan verliest het bewustzijn en valt neer Bij een flauwte zal het slachtoffer binnen de minuut terug bij bewustzijn komen. Bij een gestoord bewustzijn komt het slachtoffer niet snel bij, reageert het slachtoffer niet. Laat een slachtoffer met de symptomen van een flauwte neerliggen. Hef de benen niet. Als je de flauwte ziet aankomen, ondersteun het slachtoffer dan bij het vallen. Zorg voor frisse lucht, laat omstanders op afstand blijven, maak kledij los die de ademhaling hindert. Geef eventueel extra zuurstof. Leg koude kompressen of een vochtig washandje op het voorhoofd van het slachtoffer. Bij een flauwte volstaat het dat het slachtoffer dat bij bewustzijn komt, even blijft liggen, geleidelijk rechtzit, na een tijdje opstaat. Verwijs het slachtoffer door naar een arts indien de flauwte niet te verklaren is, de flauwte herhaaldelijk optreedt, er vermoedens zijn van hartproblemen en bij verwondingen. 30 Indien je een slachtoffer aantreft dat al flauwgevallen is en niet snel bij bewustzijn komt: Controleer de veiligheid (van jezelf, omstanders, slachtoffer). Controleer het bewustzijn: kijk of het slachtoffer reageert (schud voorzichtig aan de schouders en vraag luid: ‘gaat het?’). Roep om hulp (bijstand) indien het slachtoffer niet reageert. Draai het slachtoffer op zijn rug en maak de luchtweg vrij met de hoofd-kantel-kinlift-techniek. Een ernstig gekwetst slachtoffer dat op de buik ligt, laat je liggen. Als de ademhaling niet normaal is of moeilijk te beoordelen, draai je het slachtoffer op de rug. Controleer de ademhaling: kijk, luister en voel maximaal 10 seconden naar normale ademhaling. Plaats het slachtoffer in stabiele zijligging als je hem alleen moet laten. Laat 1-1-2 bellen (en zuurstof brengen) of bel zelf en vraag naar een ambulance. Geef 100% zuurstof (inhalatie). Controleer de ademhaling elke minuut bij het slachtoffer. 1. TECHNIEK STABIELE ZIJLIGGING 1. Verwijder de bril van het slachtoffer Zorg ervoor dat beide benen van het slachtoffer gestrekt zijn. Leg de dichtstbijzijnde arm van het slachtoffer in een rechte hoek met het lichaam. Buig deze arm een beetje met de handpalm naar boven. 2. Buig de andere arm over de borst. Druk met je handpalm op de handpalm van het slachtoffer, de handrug tegen de wang. Neem met je andere hand de knie van het verst liggende been langs buiten vast en trek dit been op terwijl de voet op de grond blijft. 3. Trek het gebogen been naar je toe tot de knie de grond raakt. Houd ondertussen de handrug tegen de wang gedrukt. Leg het bovenste been met een rechte hoek in de knie en in de heup. Rol het slachtoffer met zijn bovenlichaam verder naar je toe tot de elleboog de grond raakt. 31 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels 4. Kantel het hoofd naar achter met de mond naar de grond gericht. 5. Controleer constant het bewustzijn en de ademhaling in de houding waarin het slachtoffer ligt. Spreid je vingers op de borst en rug van het slachtoffer om de ademhaling goed te controleren. Draai een slachtoffer dat langer dan 30 minuten in stabiele zijligging moet blijven, op de andere zijde. Dit voorkomt een mogelijk zenuwletsel aan de onderliggende arm. Een bewusteloze zwangere vrouw plaats je in stabiele zijligging op haar linkerzijde. Op haar rechterzijde bestaat de kans dat de baarmoeder het terugvloeien van bloed naar het hart belemmert. BELANG STABIELE ZIJLIGGING De stabiele zijligging voorziet dat het slachtoffer stabiel op de zij ligt. De houding laat toe: dat het slachtoffer gemakkelijk ademt (op de rug verspert de tong de ademweg), er is geen druk op de borst die de ademhaling belemmert dat vloeistof uit de mond loopt (braken komt vaak voor doordat vitale organen bloed onttrekken aan de spijsvertering) dat de hulpverlener de ademhaling kan observeren en het slachtoffer kan terugdraaien op de rug indien nodig je hulp gaat halen als je weet dat het slachtoffer bewusteloos is, maar wel ademt. 32 4.1.2. Angina pectoris en hartinfarct (A2-16) Bij angina pectoris krijgt een deel van de hartspier te weinig zuurstof, vrijwel altijd door een vernauwing van een van de kransslagaders. Angina pectoris is de voorbode van een infarct. Soms leidt een angina pectoris niet op het moment zelf tot een infarct. De pijn op de borst verdwijnt dan binnen 15 minuten. Wanneer een stolsel de kransslagader volledig afsluit, ontstaat een hartinfarct. Het gedeelte van het hart dat door dat bloedvat van bloed en zuurstof werd voorzien, sterft af. De grootte en de plaats van het afgestorven weefsel bepaalt de ernst van het infarct. Bij lichtere infarcten voldoet de pompfunctie van het hart meestal nog wel, ook al zal het afgestorven spierweefsel niet meer bijdragen tot het samentrekken van het hart. Soms kan een licht infarct reeds een fibrillatie uitlokken. Bij zwaardere infarcten kan er, als gevolg van fibrilleren of acuut hartfalen, binnen enkele seconden tot minuten bewusteloosheid optreden. Na ongeveer 5 minuten treedt er door zuurstofgebrek in de hersenen onomkeerbare hersenschade op. Als de circulatie niet hersteld wordt, sterft het slachtoffer na ongeveer 10 minuten. Foto 48. De linker en rechter kransslagader ontspringen uit de lichaamsslagader of aorta. (De linker kransslagader loopt onder de longslagader door waardoor de oorsprong niet zichtbaar is.) In de dalende tak van de linker kransslagader is er een afsluiting (aangeduid met pijl). 33 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels Hét signaal: drukkende pijn en een beklemmend gevoel in de borststreek, ook bij rust. De hevigheid van de pijn zegt niets over de ernst van het hartinfarct. Sommige slachtoffers voelen helemaal geen pijn, kunnen zelfs een infarct doormaken zonder ziekteverschijnselen. Pijn in de borstkas wijst niet steeds op hartproblemen: maag, longen, ribben, spieren kunnen eveneens pijn veroorzaken. Vaak eveneens: uitstralende pijn naar de linker- of de rechterarm, de rug, de nek, de schouders of de maagstreek kortademigheid bleke of grauwe huidskleur, blauwverkleuring aan lippen of vingernagels zweten en angst misselijkheid, maaglast Slechts soms verliest het slachtoffer het bewustzijn. De eerste ziekteverschijnselen bij angina pectoris en een lichter infarct zijn identiek. Bij verder onderzoek, met name ECG- en labo-onderzoek, zijn er bij een hartinfarct afwijkingen merkbaar. Angina pectoris en hartinfarct vergen dezelfde eerste hulpverlening. Laat het slachtoffer de inspanning stoppen, adviseer van zo rustig mogelijk te blijven. Stel het slachtoffer gerust. Alarmeer 1-1-2 indien: de pijn op de borst optreedt in combinatie met één of meerdere andere symptomen de pijn op de borst langer duurt dan 10 minuten de pijn kortstondig is maar meermaals per uur opsteekt Elk uitstel is tijdverlies als het om een hartinfarct gaat. Hartstilstand ten gevolge van hartinfarct treedt in 1/3 van de gevallen op binnen het uur na de eerste hartinfarct-symptomen. Adviseer het slachtoffer om een arts te raadplegen als de symptomen geen aanleiding geven om de 1-1-2 te bellen. Help het slachtoffer een comfortabele houding aan te nemen, bij voorkeur halfzittend (benen horizontaal en romp 30° geheld), maar dwing het slachtoffer niet. Geef 100% zuurstof (inhalatie). Bereid de reanimatie voor (AED en zakmasker halen). Laat het slachtoffer zijn medicatie innemen als hij dat wil. Vraag hem daarbij de dosis te respecteren. Geef zelf geen medicatie. Foto 49. Angina pectoris en hartinfarct. Het slachtoffer halfzittend O2 toedienen. 34 Terminologie: hartinfarct, hartstilstand, hartfibrillatie HARTINFARCT HARTSTILSTAND HARTFIBRILLATIE Definitie obstructie van een circulatiestilstand (hart chaotische contracties kransslagader waardoor staat niet noodzakelijk (>350/minuut) zonder een gedeelte van het hart letterlijk stil, maar pompt bloeduitstoot, vaak afsterft, meestal gepaard geen bloed meer rond); uitgelokt door een gaande met pijn op de voorbeeld: hartfibrillatie hartinfarct borst Bewustzijn meestal aanwezig afwezig Ademhaling snel en oppervlakkig afwezig of niet normaal Bloedcirculatie aanwezig afwezig Prognose grote kans op hartstilstand 5 à 10% overlevingskans tot >60% overlevingskans (1/3 van de hartstilstanden: (plotse hartstilstand is bij vroegtijdig reanimeren 45 jaar alle leeftijden verloop geleidelijk vorderend overwegend gunstig longfunctie verminderd, ook bij optimale vrijwel normaal bij optimale verzorging (permanente verzorging (periodische aanvallen luchtwegvernauwing en van luchtwegvernauwing en kortademigheid) kortademigheid) levensverwachting verminderd overwegend normaal GEVAAR VAN O2 BIJ COPD-PATIËNTEN COPD-patiënten ventileren minder lucht. Hierdoor is het CO2-gehalte in de longen verhoogd. De hersenen zijn gewend aan dit hoge CO2-gehalte en reageren niet meer met het versnellen van de ademhaling. De ademprikkel bij COPD-patiënten komt van een verlaagd O2-gehalte. Het geven van grote hoeveelheden O2 (vanaf 8l/min) zorgt voor een toename van het CO2 (hypercapnie), omdat O2 de ademprikkel remt waardoor de ventilatie van de longen afneemt en minder CO2 wordt uitgeademd. Sufheid en een verzuring van het bloed kenmerken hypercapnie. Het belang van een pulse-oxymeter Een pulse-oxymeter is een toestel dat via een clipje op een vinger van het slachtoffer de hartslag (pulsering) en hoeveelheid zuurstof in het bloed (zuurstofverzadiging of SpO2[*] meet. Gezonde mensen die niet roken hebben een zuurstofverzadiging tussen de 96 en 99%. Een verminderde SaO2 heeft volgende effecten 85% en meer: geen opmerkelijke verslechterde toestand 65% en minder: verzwakte hersenfunctie 55% en minder: bewusteloosheid Een pulse-oxymeter laat je toe om de juiste hoeveelheid O2 toe te dienen. De ideale SpO2 bij een hypoxisch slachtoffer is niet de normale SpO2. Bij alle slachtoffers (hartinfarctslachtoffers, COPD-patiënten, verdrinkingsslachtoffers, enz.) streef je naar een SpO2-waarde tussen 90 en 92%. Bij afwezigheid van een pulse-oxymeter moet 100% zuurstof gegeven worden aan alle slachtoffers die mogelijk een zuurstofgebrek hebben, behalve aan COPD-patiënten die geen drenkeling zijn. Een pulse-oxymeter geeft je binnen enkele seconden belangrijke informatie. Het toestel is goedkoop en erg eenvoudig in gebruik. Een propere en warme vinger van het slachtoffer is nodig. Bij onderkoeling en erg lage bloeddruk werkt het toestel niet. * SpO2 is de perifere O2-saturatie, een schatting van de SaO2 of arteriële O2-saturatie. 55 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels Foto 56. Met een pulse-oxymeter meet je de hartslag en de zuurstofverzadiging van het bloed van het slachtoffer. Voor een juiste zuurstoftoediening is deze informatie erg nuttig. 56 4.1.11. Epilepsie (A12-24) Epilepsie of vallende ziekte is een overprikkeling van de hersenen, een abnormale ontlading van zenuwcellen in de hersenen. Er bestaan verschillende vormen van epilepsie. Er is steeds een tijdelijke verandering – of verlies – van bewustzijn. Vaak is er ook verlies van controle over bepaalde spieren. De bewustzijnsstoornissen, schokken of verkrampingen van spieren kunnen echter ook een gevolg zijn van koortsstuipen, een hersenletsel, vergiftiging of drugs. Niet iedereen die een aanval (epileptisch insult) heeft gehad, heeft epilepsie; niet iedereen met epilepsie heeft epileptische insulten. Epilepsie treft veel mensen, ongeveer 1 op 150 à 200 personen. Soms is de oorzaak van epilepsie aantoonbaar (schizofrenie, een hersenschudding, een beroerte, een hersentumor of een hersenontsteking, een genetische afwijking), maar vaak ook niet. Meestal is er geen verklaring voor het optreden van de aanval. Aangezien stress, lawaai, lichtflikkering (ook verveling, alcohol, gebrek aan eten of slaap) een aanval kunnen uitlokken, is een aanval bij een zwembadbezoeker realistisch. Ook door onregelmatige inname van de medicatie kunnen aanvallen terug optreden of verergeren. Een plaatselijke overprikkeling van de hersenen komt tot uiting door ongecontroleerde, doelloze bewegingen van een arm, een been of het hoofd (voorbeeld friemelen met de handen, mondbewegingen, over de buik wrijven, drentelen) of abnormale waarnemingen (zoals lichtflitsen zien, geruis horen, een rare smaak in de mond proeven). Een volledige overprikkeling kan een grote of kleine aanval tot gevolg hebben. Bij een grote aanval valt het slachtoffer bewusteloos, verkrampt heel het lichaam en treden er schokken op die tot enkele minuten kunnen aanhouden. De ogen staan vaak open en zijn weggedraaid. Het slachtoffer kan op de tong bijten, ook urine of stoelgang verliezen. Nadien ontspannen de spieren zich weer en keert het bewustzijn langzaam terug. Vaak is het slachtoffer moe en herinnert het zich niets van de aanval. Vaak gaat een aura (een vreemd gevoel van onwel zijn, een vreemde smaak of geur, een versterkt angstgevoel) een aanval vooraf. Bij een kleine aanval lijkt het slachtoffer er even niet bij te zijn. Er is een verminderd bewustzijn maar het slachtoffer valt niet. Vaak wordt de aanval niet opgemerkt door omstanders. Aanwijzingen: het hoofd dat even knikt, de spraak die enkele seconden stokt, een wezenloze blik (staren), enkele schokken in de arm, knipperen met de oogleden, zuig- en kauwbewegingen. Een kleine aanval komt het meeste voor bij kinderen. 57 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels Enkel bij een grote aanval is eerste hulpverlening nodig. Blijf kalm. Een grote aanval kan beangstigend zijn. Bescherm het slachtoffer: plaats een kussen onder het hoofd van het slachtoffer of ondersteun het hoofd van het slachtoffer zodat het niet gekwetst kan worden (probeer het hoofd, de armen of benen niet stil te houden) verwijder voorwerpen waar het slachtoffer zich kan aan kwetsen voorkom het inademen van water Steek niets tussen de tanden (kans op gebitsbeschadiging, verstikking, bijtwonden voor de hulpverlener). Geef 100% zuurstof (inhalatie), het zuurstofverbruik is hoog maar het slachtoffer ademt nauwelijks. Registreer kenmerken van de aanval (tijdsduur en reacties van de aanval). Tracht te weten te komen of het slachtoffer een voorgeschiedenis heeft van epilepsie. Als het slachtoffer na de aanval bewusteloos blijft, controleer dan de ademhaling. Moet je het bewusteloos, normaal ademend slachtoffer verlaten, leg het in stabiele zijligging. Bel 1-1-2 als het een eerste epileptische aanval van het slachtoffer is of niemand uit de omgeving het slachtoffer kent het slachtoffer bewusteloos blijft na de aanval de aanval langer duurt dan 5 minuten er telkens opnieuw een grote aanval begint het slachtoffer onder invloed is van alcohol of drugs de aanval gepaard gaat met hoge koorts het slachtoffer ernstig gekwetst geraakt tijdens de aanval Foto 57. Epilepsie. Het hoofd van het schokkende slachtoffer beschermen. 58 4.1.12. Shock Oorzaken van shock 1. Shock als gevolg van een slechte werking van de hartspier (cardiogene shock) Als de werking van de hartspier verstoord geraakt, is de spier niet meer in staat voldoende bloed rond te pompen. Dit komt bijvoorbeeld voor bij hartinfarct, een slechte werking van de hartkleppen, ernstige hartritme-storingen, een voorkamerfibrillatie; kortom bij elke afwijking die de normale functie van het hart verstoort en het niet meer toelaat normaal te pompen. 2. Shock als gevolg van een onvoldoende bloedvatenvulling (hypovolemische shock) Hypovolemische shock komt voor bij een ernstig tekort aan vocht in de bloedbaan. Een individu heeft ongeveer 8% van zijn lichaamsgewicht aan bloed. Zo heeft een persoon van 80kg ongeveer 6,4 liter bloed. 10% hiervan zit in de slagaders, 20% in de haarvaten, 50% in de aders en 20% blijft als reserve achter in de longen en de lever en kan, indien nodig, in de circulatie gevoerd worden (beter bekend als de ‘zijsteek’). Hypovolemische shock kan optreden door: Een gebrek aan vocht door hevig bloedverlies, ook wel hemorragische shock genoemd. Shock treedt op als 15 tot 20% van de bloedhoeveelheid verloren gaat. Als het slachtoffer 30% bloed verliest, treedt ernstige shock op en is er levensgevaar. Onherstelbare shock treedt op als meer dan 40% van de bloedhoeveelheid verloren gaat; de afloop is dan meestal dodelijk. Het verliezen van veel bloed komt voor bij ernstige uitwendige en inwendige bloedingen zoals longscheuren door longoverdruk, openbarsten van bloedvaten (beroerte), enz. Uitwendige bloedingen kan men snel vaststellen door een bloedplas in de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer. Inwendige bloedingen zijn minder gemakkelijk te ontdekken en een hulpverlener zou de mogelijkheid van shock kunnen uit het oog verliezen. Na een hevige, stompe slag in de buikstreek kan iemand een inwendige bloeding oplopen en doodbloeden zonder dat er uitwendig iets te zien is, en zonder dat men precies weet waarom de toestand van het slachtoffer verslechtert. Daarom is het belangrijk de symptomen van shock goed te kennen. Inwendige bloedingen komen niet alleen voor ten gevolge van redenen “van buiten uit”, maar ook door bijvoorbeeld een maagzweer en/of een darmzweer. Een gebrek aan vocht door hevig plasmaverlies. Dit komt bijvoorbeeld voor als er plasma uit de bloedbaan lekt of vocht uit het lichaam verdwijnt, wat gebeurt bij hevige verbrandingen, verdrinking in zout water, enzovoort. Een gebrek aan vocht door hevig vochtverlies (zweet). Overdreven zweten samen met onvoldoende vochtopname kan leiden tot shock. Een gebrek aan vocht door een slechte vochtopname of een vochtverlies ter hoogte van de darmen. Bij een verstoring en verstopping van de darmwerking wordt er geen vocht meer opgenomen, terwijl het lichaam vocht blijft verliezen. Dit kan voorkomen wanneer het slachtoffer hevig braakt en/of veel vocht verliest door hevige diarree. Verlamming van het buizensysteem (neurogene shock). Deze vorm van shock komt zelden voor. Door een slechte neurologische controle of door een algehele verlamming van het lichaam kunnen ook de bloedvatspieren verlamd raken. Hierdoor kunnen ze niet vernauwen om de bloeddruk op peil te houden. De bloedvaten zetten uit en er is te weinig bloed in de te wijde vaten. Deze vorm van shock komt bijvoorbeeld voor bij een ruggenmergletsel. 59 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels 3. Shock als gevolg van een slecht functioneren van het buizensysteem (obstructieve shock) Door een slechte levensgewoonte komt het vaak voor dat de bloedvaten vernauwen en als het ware dichtslibben, gekend als atherosclerose. Daardoor kan het deel achter de vernauwing te weinig zuurstof krijgen. Dit komt het meest voor op bepaalde voorkeursplaatsen in de bloedbaan: De kransslagaders in het hart: risico op hartinfarct. De slagaders naar de hersenen: risico op herseninfarct. De slagaders naar de benen. Slagaders naar de darmen en de nieren. Atherosclerose is de onderliggende oorzaak van 50% van alle sterfgevallen in de ontwikkelde landen. Het vernauwen van de bloedvaten kan gebeuren door een thrombus of een embolus: Trombose is de aandoening dat er in een bloedvat een bloedstolsel, de zogenaamde trombus, gevormd wordt. Trombose kan ontstaan in slagaderen en aderen. Een slagaderlijke trombus leidt tot een verminderde bloedtoevoer in de weefsels die door deze slagader worden verzorgd. Een aderlijke trombus leidt tot verminderde bloedafvoer en zwelling. Een gevaar bij trombose is dat de bloedstolsels losraken van de vaatwand en door het stromende bloed meegevoerd worden tot ze vastlopen in een kleiner bloedvat, en deze afsluiten. Een meegevoerd bloedstolsel wordt een embolus genoemd en de afsluiting embolie. Een embolie kan de bloedtoevoer naar organen en de weefsels afsluiten en leiden tot ernstige schade. In de hersenen veroorzaakt een embolie bijvoorbeeld een herseninfarct, in het hart een hartinfarct en in de longen een longinfarct. De afgestopte delen krijgen geen zuurstof en sterven af. Een embolus of embole ontstaat niet steeds uit een trombose. Bij decompressieongevallen ontstaan zij door een te hoge concentratie van stikstof in de bloedbaan (gasembole). 4. Shock als gevolg van een verandering van de bloedsamenstelling en -structuur (distributieve shock) De bloedsamenstelling kan veranderen door vergiftiging van het bloed of door verandering van de bloedstructuur. De ideale samenstelling kan veranderen door: Bloedvergiftiging door water (toxische shock): Als er water in de bloedbaan komt, nemen de rode bloedcellen water op en barsten (hemolyse). Dit gebeurt bij zoetwaterverdrinking. Bloedvergiftiging door bacteriën (septische shock): In dit geval zijn er bacteriën in de bloedbaan terechtgekomen, die soms ook gifstoffen kunnen vormen. Hierdoor zullen er plaatselijke reacties voorkomen, waardoor vocht uit de bloedbaan sijpelt en kleine bloedklonters kunnen worden gevormd. De weefseldoorbloeding komt in gevaar doordat de bloedsomloop aan alle kanten wordt bedreigd. Bloedvergiftiging door fauna en flora (toxische shock): Steken van vissen, kwallen, insecten (wespen, enz.), planten, enz. kunnen bij personen die hieraan gevoelig zijn een bloedvergiftiging veroorzaken. Bloedvergiftiging door medicatie en/of lichaamsvreemde producten en stoffen (toxische shock): Sommige lichaamsvreemde stoffen die rechtstreeks in de bloedbaan worden ingespoten, kunnen een ernstige shock veroorzaken met soms de dood tot gevolg. Bloedvergiftiging door beklemming (septische shock): Dit komt voor bij personen die onder puin, in een auto of onder een voorwerp geklemd zijn geraakt. Het geklemde lichaamsdeel kan breuken en verwondingen vertonen. Door uitwendige druk kan de doorbloeding geheel of gedeeltelijk gestopt zijn. Het bloed in het lichaamsdeel zal ‘vervuild’ raken met afvalstoffen en na een tijd klonteren. Ten slotte zal het lichaamsdeel langzaam afsterven. Bij het bevrijden van het slachtoffer stroomt er weer bloed door het lichaamsdeel. Op de plaatsen van de wonden zullen opnieuw bloedingen ontstaan, maar nog erger is dat het bloed overstroomd wordt met afvalstoffen en bloedklonters. Het bevrijden van een geklemd slachtoffer vereist daarom deskundigheid. Een in nood verkerend slachtoffer zal meestal meer dan 10 tot 12 liter per minuut inademen. De redder stelt het debiet maximaal in (15 of 25 liter per minuut, afhankelijk van de debietinstelling van de ontspanner) en past het nadien individueel aan (meer of minder) naargelang de verschillende uitwendige tekens. 60 Indien het slachtoffer, dat aan een constant debietmasker ademt, klaagt over een verstikkingsgevoel, kan men het debiet verhogen. Ook kan men op de zijkant van het masker één of twee kleppen afhalen. Zo kan er meer lucht binnenkomen en zal het slachtoffer zich behaaglijker voelen. De redder dient zo uiteraard een minder percentage zuurstof toe wat minder aangewezen is bij verdrinkingen en duikongevallen. Volg de vier stappen van eerste hulp. Na het verwittigen van de 1-1-2 geef je zo snel mogelijk 100% zuurstof. 4.1.13. Amputatie (B9) Bij een amputatie is een (deel van een) lidmaat afgesneden of afgerukt. Een amputatie kan volledig of gedeeltelijk zijn. Bij een gedeeltelijke amputatie is het lidmaat nog deels vastgehecht aan de rest van het lichaam. Een amputatie is voor het slachtoffer en de omstanders zeer beangstigend. Amputatie leidt niet altijd tot definitief verlies van het lichaamsdeel, zelfs niet bij een volledige amputatie. Bij een gedeeltelijke amputatie is een (deel van een) lidmaat gedeeltelijk afgesneden of afgerukt, is er nog verbinding met de rest van het lichaam bloedt de stomp meestal hevig Bij een volledige amputatie is een (deel van een) lidmaat volledig afgesneden of afgerukt bloedt de stomp aanvankelijk meestal weinig (doordat de bloedvaten in de stomp samengetrokken zijn en geplet zitten tussen de verscheurde weefsels en door de verlaagde bloeddruk als veel bloed verloren werd) 61 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels Blijf rustig en tracht het slachtoffer kalm te houden. Bij een gedeeltelijke amputatie Vraag het slachtoffer op de wonde te drukken (met het deels geamputeerde lidmaat in een normale stand). Help het slachtoffer om te gaan liggen. Alarmeer 1-1-2. Trek wegwerphandschoenen aan. Stelp de bloeding: druk op de wonde of leg een drukverband aan (rechtstreekse druk) of druk op de aanvoerende slagader (onrechtstreekse druk) (B10). Dek de wonde zo steriel mogelijk af. Wees heel voorzichtig, houd het lidmaat op zijn plaats, vermijd een volledige amputatie. Was je handen achteraf. Bijkomend bij een volledige amputatie Wikkel het afgerukte deel in een steriel kompres of verband. Steek vervolgens dit deel in een plastic zak die droog en zuiver is. Sluit de zak goed af. Dompel tenslotte de zak in een tweede, met ijsblokjes en water gevulde koelzak. Een koelzak met ijs-water-verhouding van ongeveer 1 op 3, benadert best de ideale bewaringstemperatuur van 4°C. Gebruik in verhouding minder ijsblokjes (of isoleer het koelelement extra) als deze afkomstig zijn van een diepvries van -18°C. Geef het lichaamsdeel mee met het slachtoffer naar het ziekenhuis. Druk met een steriel kompres op de stomp als deze bloedt. Foto 58. Het afgerukte deel steriel in een koelende plastiek zak meegeven aan de hulpdiensten. 62 4.1.14. Slagaderlijke bloeding (B10) Een slagaderlijke bloeding ontstaat als gevolg van een verwonding van een slagader. Slagaders lopen eerder oppervlakkig ter hoogte van gewrichtsplooien. Op deze plaatsen zijn slagaders kwetsbaarder. Een slagaderlijke bloeding is meestal veel ernstiger dan een gewone bloeding. Een slachtoffer met een ernstige slagaderlijke bloeding is in levensgevaar. Als het slachtoffer ongeveer 1/5 van zijn totale bloedvolume op korte tijd verliest, treedt hemorragische shock[*] op (B11 inwendige bloeding). Zonder snelle hulpverlening bloedt het slachtoffer binnen enkele minuten dood. Slagaderlijke bloedingen komen heel uitzonderlijk voor in en rond zwemgelegenheden. Diepe snij- en steekwonden (voorbeelden: in glas trappen op een strand, een messteek krijgen, door een glazen deur lopen, enz.) en botbreuken (waarbij scherpe botstukken de vaatwand aanprikken) kunnen tot slagaderlijke bloedingen leiden. * Onvoldoende bloed in de bloedbaan waardoor zuurstoftekort optreedt in de hersenen. 63 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels Bij een uitwendige slagaderlijke bloeding spuit het helderrode bloed stootsgewijs op het ritme van de hartslag uit de wonde is er snel veel bloedverlies is het slachtoffer angstig Symptomen hypovolemische shock (B11). Bij een slagaderlijke bloeding gaat alle aandacht naar het bedwingen van de bloeding (en zo het voorkomen van hypovolemische shock). Dit primeert op de verdere hulpverlening. Trek wegwerphandschoenen aan indien aanwezig. (Geef in afwachting hiervan het bewuste slachtoffer aanwijzingen om zelf de bloeding te stelpen). Plaats het bloedende lidmaat in hoogstand en druk rechtstreeks op de wonde. Druk met een kompres of propere doek op de wonde. In uiterste nood ga je over tot onrechtstreekse druk als de rechtstreekse druk niet volstaat om de bloeding te bedwingen of als er zich een voorwerp (glas- of metaalscherf) in de wonde bevindt. Druk de slagader die bloed naar de wonde aanvoert dicht tegen de onderliggende beenderen. Bij een slagaderlijke bloeding aan het bovenste lidmaat: druk de bovenarmslagader in de bicepsgeul dicht tegen de binnenzijde van de bovenarm. (Het afdrukken van de polsslagader bij een slagaderlijke bloeding van hand of vingers is zinloos. Al het bloed gaat in dat geval via de andere slagader ter hoogte van de ellepijp naar de hand zodat de bloeding niet stopt.) Bij een slagaderlijke bloeding aan het onderste lidmaat: druk de liesslagader dicht tegen het bekken. Leg eventueel een prop of een klein hard voorwerp in de liesplooi en oefen hier druk op uit. Foto 59. Onrechtstreekse druk bij het bovenste Foto 60. Onrechtstreekse druk bij het onderste lidmaat. lidmaat. Laat onmiddellijk 1-1-2 bellen. 64 KNEVEL Een knevel (knelverband) aanbrengen is enkel aangewezen als het afdrukken van de slagader de bloeding niet vermindert of bij het bevrijden van een minstens 20 minuten gekneld lidmaat. Een knevel aanleggen op bovenarm of bovenbeen. Een hoog aangelegde knevel vermindert de kans op spier-, pees-, zenuwschade. Ook een breed, weinig elastisch verband (broeksriem, das) is mogelijk. Gebruik geen koord of kabel. Span het knelverband zo hard aan dat er in de pols of voet geen hartslag meer te voelen is. Vermeld op het slachtoffer het tijdstip waarop het knelverband werd aangelegd. Foto 61. Een knevel 65 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels 4.1.15. Inwendige bloeding (B11) Elke beschadiging van lichaamsweefsel gaat gepaard met een bloeduitstorting en bloedverlies. Bij inwendige bloedingen verlaat het bloed de circulatie, maar blijft het bloed in het lichaam. Sommige organen (hart, lever, milt, nieren) zijn rijk voorzien van bloedvaten en kunnen veel bloed verliezen als ze beschadigd zijn. Bij inwendige bloedingen stapelt het bloed zich op binnen natuurlijke holten (borstholte, buikholte, schedel) of tussen de weefsels (achter het buikvlies bij een bekkenbreuk, in het bovenbeen bij een dijbeenbreuk, enz.). De ernst van een inwendige bloeding inschatten is uiterst moeilijk. Er is geen bloed zichtbaar. Bovendien bepaalt niet enkel de hoeveelheid bloed maar ook de plaats van het bloedverlies de ernst. Veel inwendig (of uitwendig) bloed verliezen kan leiden tot hypovolemische shock. Ook beperkte inwendige bloedingen kunnen levensgevaarlijk zijn (voorbeeld: bloedingen binnen de schedel en het hartzakje). Een trap in de buikholte krijgen, met de buik op de springplank vallen, enz. kan ingewanden verwonden, ernstige inwendige bloedingen veroorzaken en tot hypovolemische shock leiden. 66 Wijzen op een inwendige bloeding: geen bloed uitwendig zichtbaar zwelling in een later stadium: blauwverkleuring van de huid Bijkomende algemene symptomen bij (spier)kneuzing, verstuiking, ontwrichting, gesloten breuk, spier- en peesscheur: pijn bewegingsbeperking, soms volledig verminderde bruikbaarheid, soms volledige onbruikbaarheid Bij hypovolemische shock: wordt het slachtoffer suf, verward, voelt het slachtoffer zich onwel en duizelig (dit flauwtegevoel gaat niet over als het slachtoffer neerligt) wordt het slachtoffer bleek, begint het slachtoffer te zweten en te rillen kunnen handen en voeten koud aanvoelen is het slachtoffer misselijk (de spijsvertering werkt niet meer) en kunnen braakneigingen optreden voelt het slachtoffer deze veranderingen en wordt het slachtoffer angstig Bij hypovolemische shock ontstaat een algemeen zuurstoftekort. Dit komt tot uiting door: een snelle maar zwakke hartslag een dalende bloeddruk een oppervlakkige en snelle ademhaling een geleidelijk bewustzijnsverlies Zie (spier)kneuzing (B5-19), verstuiking (B3-17), ontwrichting (B4-18), gesloten breuk (B1-15), spier- en peesscheur (B7-21). Eerste hulp bij hypovolemische shock ten gevolge van een inwendige bloeding. Vroegtijdig shock herkennen en alarmeren (1-1-2 bellen) is van groot belang. De oorzaak van een inwendige bloeding kan meestal niet worden aangepakt. Help het slachtoffer in de meest comfortabele houding te gaan liggen. Voorkom dat het slachtoffer opwarmt of afkoelt. Geef het slachtoffer niets te eten of te drinken. Dien 100% zuurstof toe (inhalatie). Stel het slachtoffer gerust, moedig het slachtoffer aan. Reanimeer het slachtoffer indien het bewustzijn verliest en de ademhaling verdwijnt of niet voldoet. Eerste hulp bij hypovolemische shock ten gevolge van een uitwendige bloeding: Tracht de oorzaak van shock te behandelen: stelp snel en zo goed mogelijk de bloeding (B10 slagaderlijke bloeding). 67 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels 4.1.16. Nekletsel/rugletsel (B14-25) Ter hoogte van de volledige wervelkolom kan een wervelletsel optreden. Een wervelletsel is een breuk of verschuiving van één of meerdere wervels. Het gevaar van een wervelletsel is schade aan het ruggenmerg of de zenuwwortels. Het ruggenmerg en de zenuwwortels kunnen bij een ongeval onmiddellijk beschadigd zijn. Ook na een ongeval kan nog neurologische schade optreden door het slachtoffer te laten bewegen of als hulpverlener het slachtoffer zelf te bewegen. Vooral bij letsels aan de nekwervels is er kans op secundaire beschadiging van het ruggenmerg en de zenuwwortels. Nek- en rugletsels komen voor bij ongevallen met een grote impact op het lichaam. In een zwembad komen nek- en rugletsels vooral voor bij: duiken in ondiep water, springen op iemands hoofd, botsingen in de glijbaan of het opvangbad, vallen van de trap, stunten op de springplank. 68 Een wervelletsel kan je als eerste hulpverlener niet met zekerheid vaststellen, maar wel vermoeden. Bij volgende ongevallen denk je aan een nek- of rugletsel: een val van een slachtoffer ouder dan 65 jaar een slachtoffer van een verkeersongeval (vooral fiets-, auto- en motorongevallen) een slachtoffer dat van hoogte (meer dan eigen lichaamslengte) gevallen is (voorbeeld ladder, speeltuig) een slachtoffer dat bij het duiken met het hoofd of de nek de bodem raakt Vermoed een nek- of rugletsel als het slachtoffer na een ongeval klaagt over: tintelingen in de extremiteiten pijn of gevoeligheid in nek of rug een letsel aan het hoofd gevoelsstoornissen of spierzwakte of verlammingen of het slachtoffer niet alert reageert of bewusteloos is Het is niet omdat het slachtoffer geen onmiddellijke tekenen van neurologische schade vertoont, dat er geen neurologische schade is of kan ontstaan. Bij twijfel over de ernst van de situatie, ga je uit van de ergste veronderstelling. Stel het slachtoffer gerust en overtuig het slachtoffer om niet te bewegen. Test niet uit of het slachtoffer nog kan bewegen. Beweeg het slachtoffer ook zelf niet. Alarmeer 1-1-2 bij een vermoeden van een nek- of rugletsel. Immobiliseer het hoofd en de nek van het slachtoffer (hoofd vasthouden met handen en klemmen tussen knieën) bij een vermoeden van een nek- of rugletsel. Dus ook als de klachten zich situeren ter hoogte van de lage rug, immobiliseer je het hoofd. Controleer bij een bewusteloos slachtoffer de ademhaling. Laat een bewusteloos, normaal ademend slachtoffer liggen zoals je hem vond. Plaats het slachtoffer niet in stabiele zijligging. Zorg voor een vrije luchtweg. Reanimeer een bewusteloos, niet normaal ademend slachtoffer. Ben je alleen, kantel het hoofd minimaal achterwaarts om het slachtoffer te beademen. Gebruik met twee redders de jaw trust-methode. 69 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels WERVELLETSELS: VIER FEITEN (The Royal Life Saving Society UK, 2007) 1. Een letsel is mogelijk op elke plaats van de wervelkolom. 2. Een redder kan onmogelijk vaststellen welk letsel het slachtoffer opliep. Te behandelen als slachtoffer met nek- of rugletsel: о elk slachtoffer dat na een trauma één van volgende klachten vertoont: pijn in nek/rug, onmacht, gevoelloosheid of tintelingen in de ledematen, desoriëntatie en verwarring о elk bewusteloos slachtoffer waarvan de voorgeschiedenis een kans op nek- of rugletsel doet vermoeden 3. Wat je als redder doet, maakt écht wel uit о in 50% van de ongevallen met wervelletsel, treedt de schade onmiddellijk op en is deze schade volledig en onherstelbaar. о in de andere 50% van deze ongevallen is de schade gedeeltelijk en is er herstelkans. Het herstelvermogen is sterk afhankelijk van de eerste hulpverlening. о Een ernstig gekwetst slachtoffer mag niet bewegen. Bel 1-1-2. 4. Prioritair is leven redden о controleer bij een bewusteloos slachtoffer zo snel mogelijk de ademhaling. Verplaats of beweeg desnoods het slachtoffer (enkel als er direct gevaar dreigt). о reanimeer een bewusteloos slachtoffer zonder normale ademhaling alsof er geen vermoeden van wervelletsel is (nvdr: indien mogelijk voer enkel kinlift uit, anders kantel het hoofd zo voorzichtig en minimaal mogelijk achterwaarts). Immobiliseren van het hoofd en de nek (op het droge) Het hoofd vasthouden met de handen en klemmen tussen de knieën. HET HOOFD VASTHOUDEN MET DE HANDEN EN KLEMMEN TUSSEN DE KNIEËN Kniel achter het hoofd van het slachtoffer. Schuif je knieën voorzichtig naar het hoofd van het slachtoffer zodat het hoofd zich tussen de knieën bevindt. Raak het hoofd met de knieën net niet aan. Houd het hoofd met beide handen vast, geklemd tussen de knieën. 70 4.1.17. Schedelbreuk (C10-25) Als het slachtoffer een zware slag op het hoofd krijgt, dan kunnen de beenderen van de schedel breken. Doordat een grote kracht op het hoofd inwerkt, is bij een schedelbreuk de kans op ernstige inwendige letsels en een wervelletsel groot. De breuk op zich hoeft niet steeds ernstig te zijn. De mogelijke complicaties zijn dit wel. Bloedvaten of hersenweefsel kunnen beschadigd geraken. Deze kunnen leiden tot blijvend functieverlies of de dood. Bij een schedelbreuk is de kans op een hersenschudding (C9-24) erg groot. Ook een hersenkneuzing is mogelijk. Bij een hersenkneuzing is – in tegenstelling tot een hersenschudding – hersenweefsel beschadigd. Op de gekneusde plek in de hersenen zal bloed en vocht ophopen. Hierdoor worden de hersenen weggedrukt. Neurologische stoornissen zoals verlammingen kunnen optreden. Bij een open schedelbreuk is er naast de breuk eveneens huidschade. In een zwembad kan een schedelbreuk ontstaan door een val van grote hoogte (voorbeeld een tribune, de reddersstoel, een springplatvorm, de toren van een recreatiebad,…) of door geweld (een klap op het hoofd met een zwaar voorwerp). 71 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels Alle symptomen van een hersenschudding kunnen bij een schedelbreuk aanwezig zijn. Alarmsignalen voor een schedelbreuk zijn: een blauwe verkleuring rondom beide ogen (brilhematoom) bloedverlies of verlies van hersenvocht (helder van kleur) langs oren en neus verschil in pupilgrootte een onregelmatige ademhaling (diep ademen afwisselen met ademstilstand) bewusteloosheid uitvalsverschijnselen Een schedelbreuk en een wervelletsel komen regelmatig samen voor (B14-25). Hou bij een vermoeden van een schedelbreuk rekening met mogelijke wervelletsels. Behandel het slachtoffer als een slachtoffer met een ernstig letsel: Verplaats of beweeg het slachtoffer (bewust of onbewust) enkel indien nodig, voorbeeld voor de veiligheid. Immobiliseer het hoofd en de nek van het slachtoffer. Beweeg het slachtoffer niet (of zo minimaal en voorzichtig mogelijk) om de ademhaling bij een bewusteloos slachtoffer te controleren. Laat een bewusteloos normaal ademend slachtoffer liggen in de houding dat je het slachtoffer aantreft en zorg voor een vrije luchtweg. Bel 1-1-2. Dien zuurstof toe (inhalatie) en controleer de ademhaling. Bel 1-1-2 en start de reanimatie als het slachtoffer niet normaal ademt (voer enkel de kinlift uit of kantel het hoofd zo voorzichtig en minimaal mogelijk achterwaarts). Koel de schedel. Gebruik ijsblokjes in een zakje water of een coldpack omgeven door een droog omhulsel. Foto 62. De schedel koelen. 72 4.2. Veelvoorkomende letsels 4.2.1. Gesloten breuk (B1-15) Een botbreuk (fractuur) is een barst of onderbreking van de beenstructuur. Een botbreuk kan nauwelijks zichtbaar zijn, maar ook spectaculair. Een breuk kan ontstaan door het inwerken van een hevige kracht ter hoogte van het bot (bij een val, stoot of slag) of door langdurige overbelasting van het bot of als gevolg van een beenderaandoening (bijvoorbeeld botontkalking). In zwembaden ontstaan botbreuken door onvoorzichtig gedrag (voorbeeld een voorarmbreuk na een val op de kade, springen op een zwemmer met een sleutelbeenbreuk tot gevolg,…). Het is belangrijk om elke (vermoedelijke) breuk onbeweeglijk te houden. Als de beenderen ter hoogte van de breuk bewegen, kunnen de botfragmenten omliggende spieren, zenuwen, bloedvaten en huid beschadigen. Bij een gesloten breuk is geen huidwonde zichtbaar ter hoogte van de breuk. Bij breuken (en zware kneuzingen) bestaat gevaar voor een logesyndroom. Zie ook schedelbreuk (C10-25) en neusbreuk (C11-26). LOGESYNDROOM (OF COMPARTIMENTSYNDROOM) In de onderbenen, dijen en voorarmen zijn zachte weefsels (spieren, pezen, bloedvaten, zenuwen, vetweefsel) gegroepeerd in compartimenten (of loges). Compartimenten zijn begrensd door weinig elastische structuren zoals een bot of een stevig bindweefselvlies. Bij letsels (voornamelijk breuken en ernstige kneuzingen), ontstekingen of intense sportbeoefening kunnen deze zachte weefsels in een compartiment zwellen. De druk in zo een compartiment stijgt dan doordat de weinig elastische omhulsels niet uitzetten. Dit veroorzaakt een niet-aflatende pijn in heel het compartiment. Wanneer de druk hoog oploopt, kan de bevloeiing van spieren en zenuwen in gedrang komen wat de vitaliteit van deze weefsels in gevaar brengt. Het slachtoffer moet snel doorverwezen worden naar gespecialiseerde hulp bij abnormaal veel pijn in het lidmaat, spieren die hard aanvoelen en hun kracht verliezen, het lidmaat dat zeer gezwollen is, gevoelsstoornissen (zoals tintelingen of een slapende voet of hand), onbeweegbare vingers of tenen. 73 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels Duiden met zekerheid op een breuk: een abnormale stand van het lidmaat als gevolg van de verplaatsing van de botfragmenten een abnormale beweeglijkheid van het lidmaat op een plaats waar geen gewricht is het horen breken van het bot of beendergeknars bij het bewegen van het lidmaat Ook zonder deze symptomen kan er sprake zijn van een breuk. Een breuk gaat vrijwel steeds gepaard met: plotse, hevige pijn zwelling (door inwendig vochtverlies, afkomstig van een ontstekingsreactie op de beschadiging) bloeding (inwendig bij een gesloten breuk) verminderde bruikbaarheid van het getroffen lidmaat Deze laatste symptomen kunnen ook voorkomen bij andere letsels (kneuzing, ontwrichting, enz.). Bij twijfel, ga je uit van een breuk als het slachtoffer pijn heeft en het getroffen lidmaat moeilijk kan gebruiken. Soms is er bij een breuk even een moment van onwel voelen. Bijkomend stel je bij een ribbenbreuk vast: oppervlakkig ademen toenemende pijn bij ademen soms een paradoxale ademhaling: een deel van de borstkas trekt naar binnen bij inademen en blijft ter plaatse bij uitademen (fladderthorax). Bij een fladderthorax zijn steeds meerdere, onder elkaar liggende ribben, op twee of meer plaatsen gebroken. Hierdoor beweegt deze zone los van de rest van de borstkas. Als bij een fladderthorax het longvlies zelf beschadigd wordt door botfragmenten, ontstaat ‘lucht in de borstholte’ of pneumothorax (A14). Bij een vermoeden van een scheen-, spaak-, dij-, heup- of bekkenbreuk laat je het slachtoffer onbeweeglijk liggen in de houding waarin je hem aantrof. Alarmeer 1-1-2. Laat een slachtoffer met een ribbenbreuk een comfortabele positie aannemen. Meestal is dit halfzittend, lichtschuin op de gewonde zijde om de andere long goed te laten ademen. Laat het slachtoffer zelf met de hand lichtjes op de pijnlijke plaats drukken (bij bewustzijnsverlies plaats je het slachtoffer ook op de gekwetste zijde in stabiele zijligging). Laat een slachtoffer met een gebroken arm zo weinig mogelijk bewegen (vraag hem om de arm stil te houden tegen het lichaam, laat hem zeker niet steunen op de arm). Verplaats enkel het slachtoffer als je het lidmaat onbeweeglijk kan houden. Zet nooit een lidmaat in een abnormale stand opnieuw recht. Oefen ook geen druk uit op het getroffen lidmaat (bijvoorbeeld bij het koelen). Koel de gesloten breuk. 74 Een slachtoffer met een breuk aan de bovenste ledematen kan meestal door omstanders naar het ziekenhuis vervoerd worden. Een redder in functie zal nooit zelf een slachtoffer naar het ziekenhuis vervoeren. In de regel alarmeer je de 1-1-2 als het slachtoffer een breuk heeft aan de onderste ledematen of ribben. Een slachtoffer met een gebroken teen of gebroken middenvoetsbeen kan men eveneens zelf veilig naar het ziekenhuis vervoeren. KOELEN Bij acute letsels aan botten, spieren, gewrichten is het aanbevolen om de gekwetste zone zo snel mogelijk te koelen. Koude verlicht de pijn en beperkt enigszins de zwelling. Er bestaat echter geen studie die aantoont dat koude ook de heling versnelt. Koelen kan met ijsblokjes in een zakje water, ijsblokjes, een coldpack uit de ijskast (omgeven door een droge handdoek of hoesje om de huid te beschermen tegen te intense koude), een coldpack voor eenmalig gebruik of koud water (alleen voor extremiteiten). Gebruik een coldspray als je op geen andere manier kan koelen. Koel je eigen vingers mee ter controle van de koelintensiteit. Koel maximum 20 minuten. Onderbreek de afkoeling als het slachtoffer er hinder van ondervindt. Het koelen kan de eerste 48u om de 2u herhaald worden. Pas bij het koelen op voor onderkoeling en vrieswonden. Koelen en rusten (belasting vermijden) zijn bij acute letsels aan het bewegingsapparaat aangewezen. Hoogstand en druk worden niet meer aanbevolen. Koelen is niet aangewezen bij huidwonden, open breuken, open ontwrichtingen, enz. Foto 63. Een zelf gemaakt ‘coldpack’: ijsblokjes in een zakje (of badmuts) water. Het water voorkomt dat het ijs rechtstreeks, te intens koelt. De koelzak bedekt gemakkelijk een oneffen zone. 75 Hoofdstuk 4 - Levensbedreigende en veelvoorkomende letsels Foto 64. Een coldpack uit de ijskast, omgeven door een droge doek om te intens koelen te voorkomen. Foto 65. Een coldpack voor eenmalig gebruik. Op het zakje knijpen activeert de scheikundige stoffen die ongeveer 40 minuten koude opwekken. Hoeft niet in de diepvries bewaard te worden. Foto 66. Een coldspray. Snelle koeling. 76 4.2.2. Open breuk Als de huid een wonde vertoont op de plaats van de breuk, spreekt men van een open breuk. Het bot hoeft hiervoor niet zichtbaar te zijn. Bij een open breuk is er een groot gevaar voor infectie, zeker als een botfragment uit de wonde steekt. Net zoals bij gesloten breuken is ook bij open breuken de kans op bijkomende schade aan de omliggende weefsels heel reëel. Deze schade kan ernstiger zijn dan de breuk. Voorbeelden: Het bloedverlies (inwendig of uitwendig) ter hoogte van gebroken ledematen kan mee bijdragen tot shock (zo kan er zich bij een bovenbeenbreuk in