Scheikunde Thema 2 (PDF)
Document Details
Uploaded by CharmingBaltimore
Tags
Summary
Deze samenvatting behandelt de atoombouw, verschillende atoommodellen, elektronenconfiguratie, de regel van Hund, kwantumgetallen, opvullingsorde van orbitalen en de onzekerheidsrelatie van Heisenberg in de context van scheikunde.
Full Transcript
Thema 2: atoombouw Herhaling Gecombineerd atoommodel van Bohr-Rutherford - bolvormig - massieve kern: p+ en n0 - elektrisch neutraal (#p+= #e-) - 7 schillen/energieniveaus: e- - #p+ = #e- = Z - #n0 = A - Z - = gemiddelde relatieve atoommassa = gewogen gemiddelde van voorko...
Thema 2: atoombouw Herhaling Gecombineerd atoommodel van Bohr-Rutherford - bolvormig - massieve kern: p+ en n0 - elektrisch neutraal (#p+= #e-) - 7 schillen/energieniveaus: e- - #p+ = #e- = Z - #n0 = A - Z - = gemiddelde relatieve atoommassa = gewogen gemiddelde van voorkomende isotopen isotopen = nucliden met hetzelfde aantal p+ , maar een verschillend aantal n0 nuclide = atoom met een gegeven aantal protonen Z en een welbepaald aantal neutronen N Voorkomen van isotopen: x ⋅ A1 + (1-x) ⋅ A2 = met x = voorkomen van isotoop 1 A1 = relatieve atoommassa van isotoop 1 (1-x) = voorkomen van isotoop 2 A2= relatieve atoommassa van isotoop 2 Hoofdstuk 1 1. op weg naar een nieuw atoommodel Bohr: vlamproeven: ○ e- op schillen/energieniveaus/hoofdkwantums ○ kleuren vlam: energiesprongen van de e- Planck: ○ E-inhoud van een e- blijft onveranderd (zonder invloed van buitenaf) ○ enkel bepaalde waarden van hoeveelheden ondeelbare energie = kwanta ○ e- verspringen van schil door kwanta op te nemen of af te staan ○ kwantum = minimale E betrokken bij verandering e--configuratie element ○ lichtkwantum = foton 2. Energie als een golfbeweging licht = energie = golf: E =h⋅f = h⋅c / λ - amplitude h = constante van Planck - golflengte = 6,62607015 ⋅ 10-34 J ⋅ s - frequentie daarbij geldt: hogere frequentie → meer E f = frequentie van het licht (Hz) - kleur: bepaalde E c = 3 ⋅ 108 m/s → bepaalde frequentie λ = golflengte van het licht 3. Emissiespectra virtuele voorstelling bohr : hoe verder de schil verwijderd is van de kern, hoe hoger het energieniveau van de e- op de schil → planck werkte daarop verder: uitgezonden licht stuurde hij door een prisma → tot het emissiespectrum de energiesprong tussen de schillen = niet altijd even groot → dus : de schillen liggen niet allemaal even ver van elkaar verwijderd 4. Het duale karakter van een elektron massadeeltjes energiedeeltjes (deeltje dat enkel E bezit) - e- hebben een massa - e- vertonen een golfkarakter hetzelfde experiment met 2 spleten → verwachten dat er 2 gausscurves en aantrefkans de som van de curves maar de aantrefkans is op sommige plaatsen heel gering * De Broglie maakt vergelijking met interferentie van golven op water: → e- vertonen eigenschappen van golven * duale karakter e- = gecombineerd golfmechanisch model: →e- is zowel een energiedeeltje (golf) als een massadeeltje 5. De onzekerheidsrelatie van Heisenberg → bouwde verder op de theorie van De Broglie bredere spleet: golffront bewoog voort in rechte lijn: ○ richting en snelheid kunnen nauwkeurig bepaald worden ○ plaats oorsprong (S) moeilijk te bepalen smallere spleet: cirkelvormig golffront: ○ richting varieert ○ snelheid afhankelijk van waar W staat ○ plaats nauwkeurig te bepalen ! onzekerheidsrelatie van Heisenberg = je kan niet tegelijkertijd de plaats EN de snelheid van een deeltje met golfkarakter (zoals een elektron) bepalen Hoofdstuk 2 1. hoofd- en nevenkwantumgetallen - Sommerfeld: naast hoofdniveaus ook subniveaus - hoofdkwantumgetal n = hoofdniveaus = schillen (Bohr) - nevenkwantumgetal l = subniveaus = subschillen → 4 subniveaus : s, p, d, f l=0 s-subniveau → max 2 e- per subniveau l=1 p-subniveau → max 6 e- per subniveau l=2 d-subniveau → max 10 e- per subniveau l=3 f-subniveau → max 14 e- per subniveau e- bewegen binnen 3D ruimte rond kern ○ beschreven door Schrödingervergelijkingen → beschrijven waarschijnlijkheid om e- aan te treffen in bepaald gebied rond kern ⇒ orbitalen = plaatsafhankelijke waarschijnlijkheidsverdeling (PW) van een e- = beschrijving vd ruimte waarin een e- zich 90% vd tijd bevindt - voor hetzelfde hoofdkwantumgetal: ○ energie: Es < Ep < Ed < Ep ○ bewegingsvrijheid: s < p < d < f - vorm orbitaal onafhankelijk van n ○ volume stijgt wanneer n groter wordt 2. magnetisch kwantumgetal en spinkwantumgetal verschillen in E voor e- met dezelfde n en l → te wijten aan ruimtelijke oriëntatie vd orbitalen langs de hoofdassen ⇒ magnetisch kwantumgetal ml ( waarden van -l tem +l) - l = 0 ml = 0 1 oriëntatie voor het s-orbitaal - l = 1 ml = -1, 0 of +1 3 oriëntaties: px, py en pz - l = 2 ml = -2, -1, 0, +1 of +2 5 oriëntaties voor d-orbitalen - l = 3 ml = -3, -2, -1, 0, +1, +2 of +3 7 oriëntaties voor f-orbitalen * verschillen in E voor e- met dezelfde n, l en ml → te wijten aan beweging van e- rond eigen as (= spin) → magnetisch veld → lorentzkrachten: ○ e- met zelfde spin stoten elkaar af ○ e- met tegengestelde spin trekken elkaar aan ⇒ spinkwantumgetal ms (-1⁄2 of +1⁄2 ) - Overzicht kwantumgetallen voor de eerste 4 schillen: overzicht kwantumgetallen - Alle orbitalen samen →min of meer bolvormige landingswolk rond de kern HOOFDSTUK 3 1. het uitsluitingsprincipe van Pauli = alle e- in 1 atoom hebben een ander Eniveau 1. alle e- in een atoom moeten van elkaar verschillen in minstens 1 kwantumgetal 2. eenzelfde orbitaal bevat max. 2 e-, deze e- moeten dan tegengestelde spin hebben ! elektronenpaar = 2 e- in 1 orbitaal 2. opvullingsorde van de orbitalen * Orbitalen opgevuld op stijgende E-inhoud ○n↑→E↑ ○ zelfde hoofdkwantumgetal: Es < Ep < Ed < Ep vb. chloor: 17Cl: Z = 17 → 17 e- 3e jaar: 17Cl: 2/8/7 nu: 17Cl: 1s2 2s2 2p6 3s2 3p5 ! overlapping Eniveaus volgorde: 1s 2s 2p 3s 3p 4s 3d 4p 5s 4d 5p 6s 4f 5d 6p 7s 5f 6d 7p diagonaalregel: 1s 2s 2p 3s 3p 3d 4s 4p 4d 4f 5s 5p 5d 5f 6s 6p 6d 6f 7s 7p 7d 7f 3. elektronenconfiguratie met spinaanduiding: hokjesmodel hokjesmodel = hokjesvoorstelling = boxnotatie 4. De regel van Hund = e- in gelijksoortige orbitalen van eenzelfde subniveau hebben zoveel mogelijk dezelfde spin * verkorte elektronenconfiguratie: 17Cl: 1s2 2s2 2p6 3s2 3p5 → 17Cl: [Ne] 3s2 3p5 5. inversies en stabiele e--configuratie - volledig gevulde orbitalen → stabielere toestand - 16S: 1s2 2s2 2p6 3s2 3p4 het 3p-orbitaal is NIET volledig vol S2-: 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 het 3p-orbitaal is WEL volledig vol - 11Na: 1s2 2s2 2p6 3s1 het 3s-orbitaal is NIET volledig vol Na+ (10 e-): 1s2 2s2 2p6 alle orbitalen zijn volledig vol - d- en f-orbitalen: halfgevulde orbitale → stabielere toestand ⇒ inversie: e- verplaatst van een s-orbitaal naar een d- of f-orbitaal met lager hoofdkwantumgetal - vb. 24Cr: [18Ar] 4s2 3d4 ⇒ inversie: 24Cr: [18Ar] 4s1 3d5 - Waarom hebben de meeste overgangselementen ionlading 2+? omdat eerst elektronen met het hoogste hoofdkwantumgetal geïoniseerd worden en bij de overgangsmetalen zijn dit doorgaans de 2e- in het hoogste s-subniveau: 30Zn: [18Ar] 4s2 3d10 →Zn2+: [18Ar] 4s0 3d10 - Waarom hebben sommige overgangselementen toch een andere ionlading dan 2+? omdat er dan eerst inversie heeft plaatsgevonden 47Ag: [36Kr] 5s2 4d9 →47Ag: [36Kr] 5s1 4d10 →Ag1+: [36Kr] 5s0 4d10 - Sommige elementen hebben meerdere ionladingen omdat er na inversie nog een stabielere toestand bereikt kan worden: 26Fe: [18Ar] 4s2 3d6 → Fe2+: [18Ar] 4s0 3d6 26Fe: [18Ar] 4s2 3d6 → 26Fe2+: [18Ar] 4s0 3d6 → Fe3+: [18Ar] 4s0 3d5 HOOFDSTUK 4 X+ < X vb. Na+ < Na X- > X vb. Cl- > Cl Hoe negatiever een ion is, hoe groter het is Hoe positiever het ion is hoe kleiner het is