Summary

This document details the management, maintenance, and replacement of water pipes. It includes topics such as leak repair, maintenance schedules, procedures, the WIBON system, water quality issues, and relevant regulations. The document also covers different types of maintenance procedures.

Full Transcript

7 Beheer, onderhoud en vervanging 7.1 Leerdoelen De cursist: kan de drie soorten onderhoudsregels benoemen en het verschil uitleggen; kan aangeven welke methode van lekreparatie toepasbaar is in een bepaalde situatie; kan de noodzakelijke werkzaamheden bij reparatie...

7 Beheer, onderhoud en vervanging 7.1 Leerdoelen De cursist: kan de drie soorten onderhoudsregels benoemen en het verschil uitleggen; kan aangeven welke methode van lekreparatie toepasbaar is in een bepaalde situatie; kan de noodzakelijke werkzaamheden bij reparatie en bij vernieuwing aangeven; kan de verschillende stappen tijdens het proces van spuien beschrijven; kan twee alternatieve technieken voor spuien benoemen; kan uitleggen wat de WIBON is in het kader van de verplichting van gravers om informatie op te vragen over de ligging van de bestaande kabels en leidingen; kan het begrip insluiseffect uitleggen; kan bij waterkwaliteitsklachten een onderbouwde keuze maken uit de beschikbare saneringsmethoden; kan aangeven welke maatregelen genomen moeten worden in het kader van arbo en milieu; kan beschrijven onder welke voorwaarden werken aan asbestcementbuizen is toegestaan; kent de klachtenprocedure van het eigen bedrijf en weet hoe die tot stand is gekomen; kan beargumenteren wat relevante controlepunten zijn bij afsluiters, brandkranen, zinkers, kunstwerken en kathodisch beschermde objecten; kan verschillende methoden van lekzoeken benoemen; kan het doel van informatiesystemen en een aantal voorbeelden aangeven; kan de activiteiten voor het beheer van het leidingnet beschrijven. 7.2 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de fase in de levenscyclus van een leiding behandeld waarin deze na de oplevering terecht komt. De leiding wordt beheerd, hij wordt als het nodig is onderhouden en aan het eind van de levensduur wordt de leiding vervangen. Deze volgorde: beheer – onderhoud – vervanging wordt in dit hoofdstuk aangehouden. Deze drie aspecten worden in de praktijk gezamenlijk ook vaak aangeduid als beheer. De afdeling die bij een drinkwaterbedrijf deze aspecten coördineert heet dan ook vaak Leidingbeheer. Tot slot in deze paragraaf de opmerking dat veel drinkwaterbedrijven de meeste aspecten die in dit hoofdstuk behandeld worden, hebben vastgelegd in een Handboek Beheer Leidingen. Ook kan jaarlijks verantwoording worden afgelegd over de behaalde resultaten in een soort technisch jaarverslag (T.A.R. technisch account rapport). 7.3 Beheer 7.3.1 DE FASE NA DE OVERDRACHT Nadat een nieuwe leiding is overgedragen door de projectafdeling, komt deze in beheer bij de afdeling leidingbeheer. Dat houdt in dat rechten en verplichtingen op grond van WIBON (zie ook paragraaf1.8), gewaarborgd moeten worden. Ook moeten afspraken, die gemaakt zijn tijdens het aanleggen, worden nagekomen. De activiteiten die daaruit voortvloeien, verlopen soms geruime tijd na de oplevering van het project. Zo zal het definitief herstellen van bestrating en beplanting meestal plaatsvinden nadat het beheer van de leiding al is overgedragen. Leidingen, niet zijnde aansluitleidingen, in particuliere grond worden meestal aangelegd door het sluiten van een overeenkomst (zie ook paragraaf 1.6.2). Naast het verworven recht tot aanleg, onderhoud en vernieuwing, heeft het drinkwaterbedrijf ook verplichtingen, onder meer om optredende (na)schade te vergoeden of te herstellen. De gevolgen van de leidingaanleg kunnen nog jaren te zien zijn, zoals een te lage opbrengst van de gewassen, storingen in drainagesystemen en verzakkingen in het terrein. Men zal in dat geval met de betrokken pachters en eigenaars moeten onderhandelen over schadevergoedingen. Het meest voor de hand liggend is deze schade af te kopen (zie ook paragraaf 6.2.6) in plaats van jaarlijkse schadevergoedingen. De meeste leidingen liggen in openbare gronden die het eigendom zijn van gemeenten. Ook in die omstandigheden is sprake van rechten, omdat leidingen op basis van een vergunning of concessie (het alleen recht hebben op een stuk grond), zijn aangelegd op een door de gemeente toegewezen plaats. Welke rechten aan die positie ontleend kunnen worden, hangt sterk af van de (concessie)overeenkomst tussen het drinkwaterbedrijf en de gemeente. Voor een adequaat beheer wordt een beheersplan opgesteld door de beheerder. Aan de hand van een risicoanalyse worden beheersmaatregelen opgesteld voor onder andere risicovolle leidingen. Classificatie: Intern 7.3.2 WIBON : TAKEN VOOR DE LEIDINGBEHEERDER Het doel van de Wet Informatie-uitwisseling Bovengrondse en Ondergrondse Netten (WIBON) is het voorkómen van schade aan ondergrondse kabels en leidingen bij graafwerkzaamheden. Grondroerders (gravers) zijn verplicht om voor het uitvoeren van mechanische grondroeringen een melding te doen bij het Kadaster. Netbeheerders zijn verplicht om hun belangbeheergebied te registreren bij het Kadaster en om naar aanleiding van Graafberichten informatie te verstrekken over de ligging van de kabels en leidingen. De informatie- uitwisseling moet verlopen via Klic-online. Vanaf 1 juli 2010 zijn netbeheerders volgens de WIBON verplicht om hun informatie online aan het Kadaster beschikbaar te stellen. Een uitgebreide beschrijving van de WIBON vind u in hoofdstuk 1. Kabel- en leidingbeheerders hanteren criteria, waaraan de directe omgeving van leidingen moet voldoen. Daarbij gaat het zowel om het gebruik van de bodem boven de leiding, als om elementen in de grond die de bereikbaarheid verhinderen of belemmeren. In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij de grootschalige en snelle aanleg van nieuwe telecommunicatiekabels, kan het erg moeilijk zijn deze criteria te handhaven. Vanuit beheer moet een proactieve benadering worden gehanteerd, waarbij de vergunning verlenende gemeente wordt geattendeerd op de beheerproblemen die ontstaan bij aanleg van vele dataleidingen. Het aanstellen van een toezichthouder namens de gemeente en nutsbedrijven kan problemen voorkomen door afspraken te maken waarbij dataleidingen in een dwarsprofiel met de rest van de ondergrondse infra worden aangelegd. 7.3.3 INFORMATIESYSTEMEN Om leidingen op een verantwoorde wijze te kunnen beheren, is een systematische en uniforme registratie van gegevens nodig. Dit komt in de praktijk neer op het bijhouden van een zeer groot aantal gegevens en het interpreteren van gegevens omdat het leidingnet uit vele (tien)duizenden kilometers buizen bestaat, met honderdduizenden aansluitingen en evenzovele klanten met hun waterverbruik. Een gegevensbank is daarbij onmisbaar. Voor een leidingnet gaat het om geografische, klant en financiële gegevens. In een dergelijk opslagsysteem moeten gegevens gemakkelijk en snel ingevoerd kunnen worden en beschikbaar zijn. De voornaamste redenen om gegevens onder te brengen in (geïntegreerde) systemen zijn: de systematische beschikbaarheid van de gegevens; de snelle toegankelijkheid (ook in het veld) en uitwisseling van gegevens; de mogelijkheid tot analyse van gegevens. Door integratie van aansluitgegevens uit het leidinginformatiesysteem met de notagegevens uit het klantensysteem, is het bijvoorbeeld mogelijk na te gaan of voor iedere aansluiting ook keurig periodiek een nota wordt opgemaakt. Ook kunnen verbruiksgegevens worden gebruikt voor hydraulische leidingnetberekeningen. Het zal duidelijk zijn dat een informatiesysteem alleen zinvol kan functioneren als de gegevens juist en volledig zijn. 7.3.4 KLACHTEN VAN KLANTEN Ondanks alle goede zorg is er altijd een kans dat er klachten optreden onder de afnemers. Klachten kunnen van velerlei aard zijn. Het is belangrijk de klachten goed te analyseren om de oorzaak te achterhalen. Van het drinkwaterbedrijf wordt ook verwacht dat men weet hoe in drinkwaterinstallaties storingen, gebreken en klachten kunnen ontstaan en worden verholpen. Immers, klachten over drinkwater en drinkwaterinstallaties komen in eerste instantie bij de waterbedrijven terecht. Drinkwaterbedrijven hebben protocollen ontwikkeld voor registratie en behandeling van klachten om zo gestructureerd mogelijk te reageren. Meestal komen de klachten binnen bij een callcenter, die een eerste invulling geeft aan het standaardprotocol. Uit de gemelde klachten moet worden geselecteerd, welke klachten door het drinkwaterbedrijf verder moeten worden behandeld en welke doorverwezen worden naar de eigenaar van de drinkwaterinstallatie of een installateur. Er is een grote mate van ervaring en deskundigheid bij de medewerkers nodig om een eerste, juiste selectie te kunnen maken. De klachten, die gemeld worden, kunnen diverse oorzaken hebben. De meest voorkomende problemen zijn: klachten over de waterkwaliteit; Classificatie: Intern klachten over hinderlijke drukstoten, waterslag en geluidhinder; klachten over lekkage en waterverspilling klachten over de druk van het water; klachten rond de meteropstelling Klachten over waterkwaliteit Deze klachten hebben betrekking op afwijkende kleur, reuk of smaak van het drinkwater. Kleur Bruin water ophoping van ijzer (en mangaan) in het leidingnet Geur en smaak Muffe lucht te lage stroomsnelheid van het water teveel bacteriegroei Ziekte Besmet water Legionella bacterie terugstroming van vreemde stoffen permeatie te hoog loodgehalte in het drinkwater in drinkwaterinstallatie van lood Figuur 7-1 Spuiwerkzaamheden n.a.v. bruinwaterklachten In eerste instantie zal het drinkwaterbedrijf in zulke gevallen vaak een watermonster nemen om het drinkwater nader te onderzoeken op de samenstelling. Figuur 7-2 Waterkwaliteitsonderzoek Om de oorzaak te achterhalen zal vervolgens grondig onderzoek moeten worden verricht. Ervaring van de medewerker die de klacht behandelt is essentieel. Een klacht hoeft niet altijd met de kwaliteit van drinkwater te maken hebben. Er zijn gevallen waarbij het medicijngebruik van een klant invloed heeft op de smaakbeleving van drinkwater. Ook het tegenwoordig met lage temperatuur wassen van kleding kan klachten veroorzaken. Hierdoor kan de was door niet opgeloste zeepresten muf ruiken waarbij eerst de oorzaak bij het geleverde drinkwater wordt gelegd. Kwaliteitsklachten moeten altijd zorgvuldig en met grote voortvarendheid worden onderzocht. De klant moet het vertrouwen hebben dat de klacht door het drinkwaterbedrijf serieus genomen wordt. Immers kan hiermee het belang van de volksgezondheid gemoeid zijn. De wettelijke taak van het drinkwaterbedrijf – het leveren van kwalitatief goed drinkwater – is erop gericht om dit belang te dienen. Kookadvies Het drinkwater in Nederland moet aan strenge eisen voldoen. Dagelijks wordt het drinkwater in het laboratorium onderzocht. Hiervoor worden op diverse plaatsen in het productieproces en in het voorzieningsgebied watermonsters genomen. Ook na alle leidingwerkzaamheden worden watermonsters genomen. De belangrijkste testen hebben betrekking op de hygiënische betrouwbaarheid van het water. Wanneer uit de controle blijkt dat het water niet helemaal aan de eisen voldoet, wordt door het drinkwaterbedrijf een kookadvies afgegeven. Het kookadvies komt er op neer dat het water voorafgaand aan consumptie 3 minuten gekookt moet worden. Hierna kan het water veilig gedronken worden. De drinkwaterbedrijven distribueren voorafgaand aan geplande werkzaamheden informatiekaarten aan de consumenten. Bij sommige drinkwaterbedrijven wordt daarop geadviseerd om preventief het water te koken. Classificatie: Intern Andere drinkwaterbedrijven doen dit alleen indien het watermonster verontreinigd blijkt te zijn. In het geval dat een kookadvies verstrekt moet worden na leidingwerkzaamheden, wordt ook een informatiekaart persoonlijk afgegeven of anders in de brievenbus gedaan en een melding op de website van het bedrijf geplaatst. De kwetsbare klanten moeten altijd persoonlijk worden benaderd. Calamiteiten waarbij een kookadvies aan alle klanten in een geheel voorzieningsgebied wordt gegeven is voor de Nederlandse consumenten een ingrijpende maatregel, die gelukkig weinig toegepast hoeft te worden. In deze situatie wordt binnen het betreffende drinkwaterbedrijf organisatorisch ‘opgeschaald’ en wordt het geheel als een calamiteit behandeld met de daarbij behorende protocollen. Klachten over hinderlijke drukstoten, waterslag en geluidhinder Gebruikers kunnen klagen over geluidsoverlast in drinkwaterinstallaties. Uit ervaring is gebleken dat geluidshinder een complexe materie betreft, waarbij veel factoren een rol spelen. Ook het drinkwaterbedrijf kan geluidshinder veroorzaken in de drinkwaterinstallatie als bijvoorbeeld de keerklep in de aansluitleiding defect is. Vaak is de oorzaak te vinden in te snel sluitende kranen, al dan niet in combinatie met te hoge stroomsnelheden. Ook kunnen uiteraard de in de drinkwaterinstallatie geplaatste keerkleppen waterslag en hinderlijke drukstoten veroorzaken. Het advies bij waterslag of hinderlijk drukstoten in de drinkwaterinstallatie zal zijn om langzaam sluitende kranen toe te passen of een waterslagdemper te monteren, die de slag kan opvangen. Verder moet de klant nagaan of de leidingen goed zijn gebeugeld. Door slecht gebeugelde leidingen kunnen de geluidseffecten van waterslag worden versterkt. Ook watermeters (volumemeters), defecte taptoestellen, geluid van pompinstallaties, geluid van hoge watersnelheden, geluid van vernauwingen of verwijdingen kunnen geluidsklachten veroorzaken. Klachten over lekkage en waterverspilling Meestal worden deze klachten veroorzaakt door een breuk van de leiding. Drinkwaterbedrijven hebben een 24- uur storingsdienst die zo snel als mogelijk de afsluiters zal sluiten om het lekke leidingdeel buiten bedrijf te stellen en daarna het lek te herstellen. Het bijvoorbeeld daarna binnen de bebouwing vrij laten lopen van het spuiwater kan vragen oproepen. Een bord met de reden aan de standpijp kan verduidelijking geven. Bij lekkage in de drinkwaterinstallatie kan in uitzonderingsgevallen ondersteuning worden gegeven bij het sluiten van de hoofdkraan. Verder wordt advies gegeven met betrekking tot herstel door contact op te nemen met een installateur. Preventief onderhoud aan alle taptoestellen kan waterverspilling door lekkage voorkomen. Klachten over de druk van het water De storingsdiensten van waterbedrijven worden soms met een klacht over te lage druk geconfronteerd. Ze kan door diverse oorzaken ontstaan. Enkele voorbeelden: wegvallen of verlaging van de druk of pompstation; veel extra afname in het net (bij brand); verstopping door materiaal in zeefjes op kraan of watermeter (wortels, zand, soldeer, etc.); te krap distributieleidingnet of een te krappe aansluitleiding; aangepaste binneninstallatie vanwege een badkamer met stortdouche; Verhuizing van een gebied met een hogere druk naar een gebied met lager druk (druk van het water is een gewenningsproces). Als deze klacht binnenkomt, zal door het stellen van gerichte vragen aan de klager een indruk worden gekregen over de oorzaak van de klacht. Als niet meteen duidelijk is of het probleem door het drinkwaterbedrijf wordt veroorzaakt, kan een onderzoek ter plaatse worden verricht. Hulpmiddel bij dit onderzoek is volumestroom- en drukmeetapparatuur. Volumestroom en druk houden verband met elkaar. Als er drukverlies wordt gemeten moet daar bij een zekere leidingdiameter onder normale omstandigheden een bepaalde volumestroom tegenover staan. De aansluiting met de daarmee verbonden toestellen (dienstkraan, hoofdkraan, watermeter en keerklep) is ontworpen op een vooraf vastgestelde maximale volumestroom. Deze wordt bepaald door de in de aangesloten drinkwaterinstallatie aanwezige taptoestellen. Bij deze volumestroom treedt een zeker drukverlies op in de aansluiting. Dit drukverlies moet binnen bepaalde grenzen blijven, omdat er voldoende druk moet overblijven om de tappunten van de nodige gebruiksdruk te voorzien. Afhankelijk van beschikbare druk in de distributieleiding worden maximaal toelaatbare drukverliezen over de Classificatie: Intern aansluiting gehanteerd die liggen tussen de 30 en 50 kPa. De druk bij het leveringspunt dient volgens het Drinkwaterbesluit minimaal als dynamische druk 150 kPa te bedragen bij een afname van 1000 liter per uur. Waterbedrijven streven er naar in de praktijk een hogere druk te leveren. Bij klachten van af en toe een ongewenste druk kan het verstandig zijn om een drukmeter met datalogger te plaatsen. De meting vindt dan over een langere periode plaats, meestal een aantal dagen. Hierdoor kan een beter beeld worden verkregen van de drukvariaties. Klachten rond de meteropstelling De combinatie van kranen, koppelingen, fittingen en watermeter vormt een veel voorkomend onderwerp voor klachten en gebreken. Afgezien van lekke koppelingen zijn de meest gehoorde klachten: de hoofdkraan is niet te draaien; de hoofdkraan lekt na gebruik (via de pakking); de watermeter en de kranen zijn steeds nat (condens); er zitten belletjes in de meter; er komt een ratelend geluid uit de meter(kast) bij het tappen (meestal veroorzaakt door de keerklep); De watermeter ratelt bij gebruik van het drinkwater; knallen in binnenleiding (door snel sluitende kranen). Het snel en professioneel reageren op deze specifieke klachten kan onnodige extra contactmomenten tussen het drinkwaterbedrijf en de klant voorkomen. 7.3.5 CONTROLE VAN AFSLUITERS Afsluiters zijn onmisbaar bij optredende lekkages of ingrepen in het net waarbij een deel van het leidingnet drukloos gemaakt moet worden. In een dergelijke situatie moeten afsluiters functioneren. Om die redenen is regelmatig controle noodzakelijk. Daarbij dient er tevens op gelet te worden dat de afsluiter in de gewenste stand staat. De frequentie van de controle kan afhangen van de mate van het belang van de leiding die de betreffende afsluiter moet afsluiten. Bereikbaarheid Een afsluiter die onder alle omstandigheden bereikbaar is, voldoet aan de volgende voorwaarden: de afsluiter is te lokaliseren aan de hand van een tekening, GPS, een aanwijsbord en / of een andere markering; de plaats van de afsluiter is vrij en wordt niet belemmerd door geparkeerde auto’s, muren, hekwerk of beplanting; de straatpot is zichtbaar en gemakkelijk te openen. Gangbaar maken Onder gangbaar maken van een afsluiter wordt verstaan het normaal openen en dichtdraaien van deze afsluiter zonder dat zich hierbij problemen voordoen. Controle op functioneren Belangrijk is dat de afsluiter functioneel in orde moet zijn, dus zodanig afsluiten dat een leidingsectie drukloos gemaakt kan worden. Een controle op dit punt is bijzonder arbeidsintensief, mede omdat de levering aan verbruikers daarbij kort onderbroken moet worden. Meestal wordt de afsluiter tijdens de inspectie daarom hierop niet gecontroleerd. Tijdens werkzaamheden loopt men daarom regelmatig tegen niet functionerende afsluiters aan waardoor aangrenzende gebieden ook zonder water moeten worden gezet. Bediening Het handmatig bedienen van een afsluiter, zeker in grotere leidingen, is een moeizaam karwei. Meestal betekent dat 35-40 slagen om te sluiten en ook om weer te openen. Daarbij treden hoge draaimomenten op, vooral de eerste slagen vragen soms buitengewoon veel kracht. De in de Arbowet maximaal toegestane waarde wordt soms overschreden. Er zijn al vele jaren elektrische kraansleutels in de handel die tegenwoordig erg compact en handzaam zijn. 7.3.6 CONTROLE VAN BRANDKRANEN Brandkranen zijn primair bedoeld voor brandbestrijding. Maar ook het drinkwaterbedrijf zelf maakt er gebruik van bij het onderhoud aan het leidingnet. Classificatie: Intern Bereikbaarheid De controle op bereikbaarheid wordt vaak door de brandweer zelf uitgevoerd. Dat ligt des te meer voor de hand als de brandweer ook zelf de aanduiding of markering verzorgt en een eigen nummering van de brandkranen hanteert. Soms worden controle en onderhoud in de vorm van een onderhoudscontract opgedragen aan het drinkwaterbedrijf. Werkzaamheden die verband houden met het functioneren van de brandkranen of het vernieuwen daarvan, worden in ieder geval door het drinkwaterbedrijf uitgevoerd. Controle op het functioneren Behalve op bereikbaarheid moeten brandkranen regelmatig gecontroleerd worden op hun functioneren. De belangrijkste eis is dat de brandkraan geschikt moet zijn om voldoende bluswater te leveren. Daartoe moet het bij ondergrondse brandkranen mogelijk zijn, na het openen van de straatpot, zonder belemmering een standpijp aan te sluiten en de kraansleutel te bedienen. Insluiseffect Het insluiseffect kan optreden bij het gebruik van een brandkraan. Door het niet goed afgesloten zijn van de afsluiter van de ondergrondse brandkraan in rust, kan er vuil of ongedierte in de brandkraan komen. Bij het openen van de voetklep wordt dit vuil onmiddellijk meegenomen door de uitgaande waterstroom door de brandkraan. Voorwaarde is dat minimaal één van de afsluiters op de standpijp die op de brandkraan wordt geplaatst, geopend is. Als dit niet het geval is, dan stopt de stroming direct en zakt het vuil door de zwaartekracht naar de distributieleiding, en er een risico ontstaat van aflevering van verontreinigd of zelfs besmet drinkwater. Figuur 7-3 Het insluiseffect en hoe dit voorkomen kan worden Ook bij brandkranen die tegen insluising beveiligd zijn, kan bij verkeerde bediening toch insluising van vuil plaatsvinden. Bij een bovengrondse brandkraan bestaat minder risico op vervuiling, maar toch, door grondwaterinsijpeling via de spuiklep onderaan, kan zich ook hier vuil achter de afsluiter verzamelen. Op bovengrondse brandkranen wordt geen standpijp geplaatst dus bij opendraaien van de storzkoppelingen stroomt normaal gesproken het vuil met het water uit de brandkraan. Het gebruik van brandkranen Het gebruik van brandkranen door de brandweer en het drinkwaterbedrijf staat niet ter discussie. Dat ligt anders bij tijdelijke aansluitingen voor gebruikers zoals openbare diensten, stratenmakers, veegwagens en kermisexploitanten. De gebruikers dienen goed op de hoogte te zijn van besmettingsgevaren van het water ten gevolge van het insluiseffect. Dit gevaar kan ondermeer worden ingedamd door het gebruik van beveiligde brandkranen, maar er kan ook een alternatief gezocht worden voor het gebruik van brandkranen. Een aantal waterbedrijven heeft daarom besloten op enkele plaatsen vaste tappunten in te richten voor bovengenoemde doeleinden. Deze tappunten, die beveiligd zijn tegen terugstroming, bieden aan bekende gebruikers de mogelijkheid op een gecontroleerde wijze water af te nemen. Ook is er de mogelijkheid om een standpijp bij het drinkwaterbedrijf te huren. Deze standpijp wordt dan door het drinkwaterbedrijf geplaatst. 7.3.7 CONTROLE VAN ZINKERS EN KUNSTWERKEN Bijzondere leidingconstructies zoals bemantelde wegkruisingen, brugpijpen en zinkers kunnen ook op gezette tijden gecontroleerd worden. Te denken valt aan de volgende aandachtspunten: controle op lekkage van leidingen die op grote diepte en / of op ontoegankelijke plaatsen zijn aangelegd; controle op mogelijke zakkingsverschillen bij de overgang van vast opgelegde delen naar (zettingsgevoelige) landleidingen; controle op hulpconstructies die door de vergunningverlener zijn geëist, zoals damwanden, lekverklikkers, zakbakens en zinkerborden. 7.3.8 CONTROLE VAN KATHODISCH BESCHERMENDE OBJECTEN Classificatie: Intern Stalen leidingen en kunstwerken zijn vrijwel altijd aanvullend beschermd door kathodische bescherming (KB). Zie ook paragraaf 3.8.2. Om verzekerd te zijn van permanente bescherming, moet regelmatig gemeten worden of het vereiste potentiaal wel in stand blijft. De controle daarop kan bestaan uit: meting van de metaal-electrolyt-potentiaal (MEP); meting van de stroomsterkte; controle op contact met damwanden e.d. of beïnvloeding door andere objecten zoals zwerfstromen. De bevindingen worden vermeld op een meetrapport en bij voorkeur bijgehouden in een geautomatiseerd systeem. Daarmee wordt het verloop over langere tijd zichtbaar en valt een achteruitgang van de bescherming eerder te signaleren. Na in gebruik name van de leiding dient deze als onderdeel van het normale onderhoud minimaal jaarlijks gemeten te worden. De resultaten dienen door een deskundige geïnterpreteerd te worden. Deze deskundige kan aan de hand van de metingen zien of het gehele beschermingssysteem nog goed functioneert. Mogelijk dient de spanning van de kathodische bescherming verhoogd te worden omdat de passieve bescherming om welke reden dan ook minder geworden is. 7.3.9 BEOORDELING EXTERNE EFFECTEN LEIDINGEN : BEEL De BEEL-methodiek is ontwikkeld naar aanleiding van een incident met een waterleiding. Het betrof hier de dijkverzakking langs de Maas bij Stein op 27 januari 2004. De Onderzoeksraad voor Veiligheid onderzocht dit incident en concludeerde dat er onvoldoende inzicht was in de risico’s van leidingen in regionale waterkeringen (OVV: Onderzoek Voor Veiligheid, 2005). Op basis van dit onderzoek deed de Onderzoeksraad voor Veiligheid de aanbeveling aan de waterleidingsector om het veiligheidsmanagementsysteem voor de waterleidinginfrastructuur verder te ontwikkelen en hierin expliciet rekening te houden met nieuwe normen. Deze aanbeveling heeft geleid tot het ontwikkelen van de BEEL-methodiek door een werkgroep met vertegenwoordigers van VEWIN, de waterbedrijven en Kiwa Water Research. Met deze methodiek is het mogelijk om de risico’s van externe effecten (effecten voor de omgeving van de leiding) van breuk van leidingen in beeld te brengen en te beoordelen zodat, waar nodig risicobeheersmaatregelen genomen kunnen worden (VEWIN, 2006). Het primaire doel van de BEEL-methodiek is dan ook: het voorkómen of beperken van de externe effecten door leidinglekkages van waterleidingen in situaties waarin dat ernstige, maatschappelijke gevolgen zou hebben. De BEEL-methodiek heeft betrekking op alle distributie-, transport- en ruwwaterleidingen, die parallel liggen aan autosnelwegen, spoorwegen, primaire waterkeringen en regionale waterkeringen of deze kruisen. Een leiding is een BEEL-leiding indien de verstoringszone van de waterleiding bij breuk (gedeeltelijk) in de stabiliteitszone van het betreffende werk (b.v. spoorweg of waterkering) ligt. De methodiek onderkent in de aanpak de volgende processtappen: 1. Het opstellen van een Longlist van risicovolle leidingen; 2. Het opstellen van de Shortlist ‘risicovolle leidingen’ en het uitvoeren van een dossieractualisatie van de locaties welke op de Shortlist staan; 3. Risicobeoordeling van de locaties op de Shortlist; 4. Eindbeoordeling en eventueel treffen van risicobeheersmaatregelen. Bij risicobeheersmaatregelen kan gedacht worden aan het regelmatig inspecteren van de leiding, het plaatsen van afsluiters, het beperken van de inwendige druk in de leiding, het monitoren van lekverlies of van de conditie van de leiding of aan het volledig verwijderen van de leiding uit de risicovolle locatie. 7.4 Onderhoud 7.4.1 SOORTEN ONDERHOUDSREGELS Om een leidingnet gedurende de levensduur van vele tientallen jaren goed te laten functioneren worden de toegepaste materialen, dimensies en aanlegtechnieken zorgvuldig gekozen. Een ongestoorde gebruiksduur wordt echter in de praktijk vaak beperkt. In de eerste plaats zijn er de invloeden van de bodem en het verkeer op de leiding. Vooral in gebieden waar zich ongelijkmatige zettingen voordoen zijn (eerder) gebreken te verwachten. Maar ook bodemverontreinigingen kunnen nadelige gevolgen hebben voor het leidingmateriaal of de waterkwaliteit. Classificatie: Intern Daarnaast speelt de veroudering van het leidingnet en de appendages een rol. Op de lange duur kunnen buizen aangetast worden of in sterkte achteruitgaan. De verbindingen in leidingen zijn ook een bron van lekkages. Onderhoud is dus nodig. Er zijn verschillende methodieken om onderhoud te plannen. Een belangrijk onderdeel bij het opzetten van een onderhoudsstrategie is het bepalen van de onderhoudsregels voor de verschillende componenten van het leidingnet. Een onderhoudsregel bepaalt het type onderhoud dat aan die component het beste kan worden uitgevoerd. In Figuur 7-4 wordt aangeven wanneer welk type onderhoud wordt uitgevoerd. In de tekst daaronder wordt op de verschillende typen onderhoud ingegaan. Figuur 7-4 Keuze voor type onderhoud Storings Afhankelijk Onderhoud (SAO) Van storingsafhankelijk onderhoud wordt gesproken, indien het optreden van een daadwerkelijke storing de aanleiding is tot het plegen van onderhoud. Het karakter van dit type onderhoud is daarom curatief of correctief. Een voorbeeld van storingsafhankelijke onderhoud is het vervangen van een kapotte lamp. Het kapot gaan van de lamp (de storing) is de aanleiding tot het plegen van een onderhoudsactie, zijnde het vervangen van de lamp. Het belangrijkste voorbeeld van correctief onderhoud bij waterleidingen is het repareren van lekken. Dit type onderhoud wordt toegepast indien het falen van het onderdeel van de infrastructuur niet kritisch is voor de waterlevering. Voor nagenoeg alle leidingen is dit het geval. Gebruiksduur Afhankelijk Onderhoud (GAO) Indien onderhoud stelselmatig wordt gepleegd na afloop van een bepaalde gebruiksduur wordt gesproken van gebruiksduurafhankelijk onderhoud. Deze gebruiksduur is niet noodzakelijk een tijdsduur, maar kan ook in andere eenheden worden gedefinieerd. Voorbeelden zijn branduren van lampen, gereden kilometers van auto’s en geproduceerde eenheden van productiemachines. In de praktijk van de waterbedrijven is het inspecteren van afsluiters met een frequentie van eenmaal per jaar een voorbeeld van gebruiksduur afhankelijk onderhoud. Een ander voorbeeld is het periodiek vervangen van watermeters. Onderhoud wordt in deze gevallen geïnitieerd door het verstrijken van een bepaalde gebruiksduur. Het karakter van dit type onderhoud is preventief. Toestands Afhankelijk Onderhoud (TAO) Bij toestandsafhankelijk onderhoud wordt de onderhoudsbeslissing geïnitieerd door het bereiken van een bepaalde fysieke toestand. Toestandsafhankelijk onderhoud wordt uitgevoerd indien de conditie van een onderdeel ter plekke kan worden bepaald. Hiertoe dienen dan wel meetbare karakteristieke eigenschappen voorhanden te zijn. Voorwaarde is dat het de moeite loont om te inspecteren. De kosten voor de inspectie moeten opwegen tegen de besparingen die een uitgesteld onderhoud opleveren. Tevens moet er iets over het inspectie-interval kunnen worden gezegd: het interval moet kort genoeg zijn om storingen te voorkomen en lang genoeg om de inspectie uitvoerbaar te houden. Een voorbeeld van toestandsafhankelijk onderhoud is het vervangen van autobanden bij het bereiken van een bepaalde minimale profieldikte. Als voorbeeld van dit type onderhoud bij de waterbedrijven kan genoemd worden het afhankelijk van de gemeten vervuiling van het leidingnet, spuien van de leidingen. Het karakter van dit type onderhoud is preventief. 7.4.2 BEHEERSEN VAN LEKVERLIEZEN Het repareren van lekken is de meest voorkomende vorm van correctief onderhoud. In elk leidingnet kunnen lekken ontstaan. Het opsporen van deze lekken is nodig om economische, hygiënische en capaciteitsredenen. De definitie van lekverlies is: Lekverlies is het gedeelte van het drinkwater dat, ingebracht in het distributiesysteem, niet bij de klant wordt geregistreerd maar verloren is gegaan door administratieven of technische oorzaken. Voor dit water worden wel kosten gemaakt voor de productie en de distributie, maar er staan geen opbrengsten tegenover. De oorzaak kan van technische of administratieve aard zijn. In Nederland bedraagt het lekverlies 4 - 8 %. Dit verlies is zo laag dat goed overwogen moet worden of de kosten van het actief op zoek gaan naar lekken, opweegt tegen de besparingen door lekken die gevonden worden. Elders in de wereld in minder goed onderhouden netten en in situaties dat water duur is in verhouding tot het Classificatie: Intern inkomen van de klanten kan het lekverlies oplopen tot 20 % á 60%. Lekverlies is HET grote probleem voor vele drinkwaterbedrijven in de wereld. Zoals gezegd kan het lekverlies een administratieve reden hebben. Dit wordt veroorzaakt door miswijzing van de watermeters bij het pompstation en bij de klanten, afleesfouten van de watermeters , niet in rekening gebrachte aansluitingen, illegale aansluitingen, verkeerde inschatting van niet-bemeterd verbruik. In Nederland heeft het grootste deel van het lekverlies een technische oorzaak, maar in het buitenland kan dat heel anders zijn. Het is vaak rendabeler om eerst het administratieve lekverlies terug te dringen. Hoe effectief de bestrijding van het lekverlies ook is, men zal altijd een bepaald minimum aan lekverlies moeten accepteren. Lekverlies als gevolg van leidingbreuken In Figuur 7-5 is het verband aangegeven tussen het aantal lekken per jaar per kilometer en de diameter van de leidingen. In kleine leidingen blijken veel meer lekken voor te komen dan in de grotere leidingen. Figuur 7-5 Aantal lekken, gesorteerd per leidingdiameter Uit de Ustore storingsregistratie bij waterbedrijven blijkt, dat er gemiddeld per jaar 0,10 storingen per kilometer voorkomen als gevolg van breuk van leidingen. Een deel van de breuken wordt veroorzaakt door werkzaamheden van gravende partijen in de ondergrond. De overige breuken worden veroorzaakt doordat de leiding niet in optimale conditie verkeert. Het gaat hier niet alleen om de leiding alleen, maar ook de veranderende omgeving waarin de leiding ligt. Zoals een grotere verkeersbelasting in de jaren of de groei van bomen nabij de leiding. In de meeste gevallen bereikt het lek een zodanige grootte dat het ook zonder lekzoekmethode geconstateerd wordt op het maaiveld. In bepaalde ongunstige gevallen, bijvoorbeeld bij waterkruisingen of in de nabijheid van een riool, kan het lek lange tijd onopgemerkt blijven. De hoeveelheid water die verloren gaat bij dit soort zichtbare lekken is beperkt. Een veel groter deel van het lekverlies van technische aard, blijft onzichtbaar en wordt niet door klanten opgemerkt als klacht over de waterdruk. Het volgende stukje gaat over het opsporen van dergelijke lekken. Dit opsporen van nog niet door de klant opgemerkte lekken, kan gezien worden als preventief onderhoud. Selecteren van deelgebieden met niet zichtbare lekkages Het nalopen van het gehele leidingnet op potentiële lekkages is ondoenlijk. Het is slimmer om te achterhalen in welke deelgebieden er mogelijk water weglekt. Hoe kleiner het deelgebied dat wordt voorzien, hoe makkelijker het is om te achterhalen of zich in het gebied lekken bevinden. In het buitenland en ook steeds meer in Nederland richt men zogenaamde DMA’s in: District Meter Areas. Dit zijn gebieden die gevoed worden via leidingen waarvan de volumestroom wordt bemeten. Om te achterhalen of zich in een deelgebied lekkages bevinden, kan het volgende gedaan worden: Vergelijken van de hoeveelheid water die een gebied binnenstroomt met de hoeveelheid water die via de watermeters wordt geregistreerd. Registreren van het verbruik in de nachtelijke uren met het verbruik in hetzelfde gebied in eerdere nachten of met het verbruik in vergelijkbare gebieden. Deze methode werkt goed bij kleine DMA’s waarbij de klanten overwegend huishoudens zijn. Het vergelijken van de volumestromen over een periode van bijvoorbeeld 4 weken met de volumestromen over een vorige periode van 4 weken. Door de meetresultaten op een speciale manier tegen elkaar uit te zetten, kan een in deze periode ontstaan lek, opgemerkt worden. Deze methoden die door KWR is ontwikkeld wordt de VLPV-methode genoemd. Deze methode werkt ook op grotere gebieden en met ander dan huishoudelijk verbruik. Zoeken van een lek door middel van verschillende technieken Nadat is geconstateerd dat in een bepaald deelgebied lekken zouden kunnen zitten, moeten deze nog worden opgespoord. Dan wordt het tijd voor veldwerk. Er zijn verschillende manieren om de lekken op te sporen. Voor al deze manieren geldt dat er speciale apparatuur voor nodig is en dat ze ervaren personeel vereisen. Luisterapparatuur Het stromen van water uit een lek zal een zekere productie van geluid met zich meebrengen. Zowel de leiding en de daarmee in verbinding staande appendages, zoals afsluiters, planten dit geluid voort. De hiervoor te gebruiken akoestische apparaten vertonen onderling kleine verschillen in uitvoering, maar werken volgens hetzelfde basisprincipe. Classificatie: Intern Figuur 7-6 Lekdetectie met behulp van afluisterapparatuur Er bestaat elektronische afluisterapparatuur met koptelefoon om deze geluiden op te vangen. Eventueel kan met een regelbare frequentieafstemming nevengeruis worden onderdrukt. Desondanks komt de lekzoeker tijdens het zoeken naar een lek permanent andere storende geluiden tegen bijvoorbeeld door verkeer, wind en regen. De kunst is uit deze veelheid van geluiden het specifieke geluid van een lek te herkennen. Hierdoor is een ruime ervaring in het lek zoeken nodig. Correlator-methode Bij de correlator-methode worden er zogenaamde hydrofoons aangebracht op steeds twee afsluiters of brandkranen. Door een computer aan te sluiten op deze hydrofoons kan bekeken worden of er tussen deze twee appendages een lek zit. Op deze wijze kunnen kleine lekken gedetecteerd worden en ook wordt aangeven op hoeveel meter van de appendage het lek waarschijnlijk zit. Dan is het vervolgens een kwestie van graven om het lek te vinden. Figuur 7-7 Hydrofoons Isolatie-methode Ook kan binnen het distributienet een gedeelte van het leidingnet worden geïsoleerd van de rest van het net door afsluiters te sluiten. Dit geïsoleerde netdeel wordt (in perioden van laag verbruik) verbonden met de rest van het net met bijvoorbeeld brandslangen en brandkranen onder tussenschakeling van een watermeter in een meetwagen. Registreert de watermeter na enige tijd geen verbruik en blijft de druk gehandhaafd, dan is dit een teken dat er geen lekken in het geïsoleerde gedeelte van het net aanwezig zijn. Men kan het leidingnet dan weer doorverbinden met de rest van het net en een andere sectie gaan beproeven. Daalt het verbruik niet tot 0 m3/h, dan is dit een aanwijzing dat er inderdaad een lek zit in het geïsoleerde netdeel. Een andere reden kan zijn dat de afsluiters niet goed afsluiten. Uitwendige akoestische metingen Nederlandse drinkwaterbedrijven hebben vanaf 2012 ervaring opgedaan met het doen van uitwendige akoestische metingen op leidingsecties om de conditie van het het leidingmaterialen vast te stellen. Als nevenopbrengst kan via deze techniek ook vastgesteld worden of er lekken in de leidingsectie zitten. Deze techniek is verder beschreven in paragraaf 7.5.3. Intelligent-pigs: Tegenwoordig is er ook akoestische apparatuur in de handel die in een prop (Engels: pig) gestopt kan worden en aldus door de leiding kan worden gevoerd. De exacte plaats van lekken kan op deze wijze worden gelocaliseerd. Ook is er volop ontwikkeling in het veelzijdiger maken van dergelijke proppen. Er worden de laatste jaren testen gedaan waarbij met onder andere ultrasone techniek de ronding van een leiding kan worden gemeten, de wanddikte, hoekverdraaiing in een verbindingsmof maar ook de locatie van de leiding. Figuur 7-8 Foam pig met daarin de meetaparatuur Het nadeel van deze methode is dat intelligent-pig in en uit de leiding moet worden gebracht, hetgeen betekent dat de klant zonder water komt en het introduceert een verhoogde kans op besmetting. Localiseren van lekken via een satelliet In 2016 hebben een aantal drinkwaterbedrijven een proef gedaan om met behulp van beelden van een satelliet uit de ruimte te achterhalen op welke locaties in het leidingnet een lek zou kunnen zitten in de drinkwaterleiding. De satelliet zou onderscheid kunnen maken in drinkwater en grondwater. In het buitenland is het gelukt om met deze methoden lekken te detecteren. In Nederland was de methode tot nu toe niet succesvol. 7.4.3 METHODEN VAN LEKREPARATIE Nadat een lek is gelocaliseerd zal deze gerepareerd moeten worden: correctief onderhoud. Een lek is natuurlijk vervelend voor de klant, maar elk nadeel heeft zijn voordeel. Een lek is ook de kans om de informatie over het leidingnet te vergroten. Een monteur dient hiertoe wel na het repareren van het lek, een storingsformulier (digitaal) in te vullen. Door het landelijk in de Ustore database vastleggen van deze storingsregistraties wordt het mogelijk om conclusies te trekken over hoe lang leidingen in welke omstandigheden mee kunnen gaan. Voor Asset Management is dit cruciale informatie. De monteur speelt dus een enorm belangrijke rol in dit proces. Het repareren van gebreken in leidingen kan uiteenlopen van het aandraaien van een wartelmoer bij de watermeter tot het vervangen van een buis in een betonnen transportleiding. In het eerste geval kost dat enkele minuten, in de andere situatie kunnen er weken mee gemoeid zijn. Meestal zal bij herstel van een lek de leiding afgesloten worden en is na herstel van het lek bemonstering nodig van de betreffende leidingsectie. Classificatie: Intern Reparatieduur en de manier van herstel zijn afhankelijk van de aard van het gebrek. In dat verband zijn de volgende gebreken te onderscheiden: buisbreuken; scheuren; lekke verbindingen; corrosielekken; gebreken bij de aanboring; Buisbreuken Gebroken buizen komen het meeste voor in kleinere leidingen bestaande uit stijve materialen zoals grijs gietijzer en asbestcement. Als het breukvlak redelijk recht is, is herstel mogelijk met een gedeeld U-stuk, zie Figuur 7-9, of een roestvast stalen reparatieklem zie Figuur 7-10. Figuur 7-9 Gedeeld U-stuk Figuur 7-10 Reparatieklem van RVS De leiding hoeft in die gevallen niet te worden verbroken. Als de beide buiseinden niet meer even hoog liggen of een te grote knik vertonen, zijn een (stuk) nieuwe buis en twee reparatiekoppelingen nodig om het probleem op te lossen. Gescheurde buizen PVC is gevoelig voor scheurvorming. Aanboringen kunnen aanleiding geven tot een scheur, die dan soms spontaan doorloopt tot de buiseinden. In asbestcement en grijs gietijzer kan zich ook scheurvorming voordoen, maar dikwijls over korte(re) lengte. Dan is het moeilijk na te gaan hoe ver de scheur doorloopt, zodat het verstandiger is om maar de hele buis te vernieuwen. Het vervangen van een (stuk) buis in een dergelijke leiding gebeurt door gebruik te maken van een ander materiaal, bijvoorbeeld PVC, en twee reparatiekoppelingen. Deze reparatiekoppelingen bestaan uit koppelingen die door de constructie de verschillende buitendiameters en verschillende wanddiktes tussen de oude buis en het nieuwe PVC-leidingstuk kunnen overbruggen, zie Figuur 7-11. Figuur 7-11 Overgangstuk van DN 125 mm GGIJ naar DN 110 mm PVC Lekke verbindingen Lekken van verbindingen die door solderen, lijmen, knellen of lassen tot stand gebracht zijn, zijn soms te wijten aan fouten bij de uitvoering. Rubberringverbindingen kunnen echter ook later problemen geven. Bij rol- en glijverbindingen, waaronder steekmoffen, kan de buis na jaren door ongelijkmatig zakken uit de verbinding schuiven. Dit euvel komt ook voor bij bochten die niet goed gestempeld zijn. Herstel bestaat uit het opnieuw monteren en zorgen dat de leiding op zijn plaats blijft, bijvoorbeeld door de verbinding trekvast uit te voeren. Bij ringverbindingen van natuurrubber kan aantasting optreden door bacteriën. Kleine leidingen kunnen dan mogelijk beter vernieuwd worden. Grote (betonnen) leidingen zijn van binnen uit bereikbaar voor het aanbrengen van een rubberen slab die met stalen ringen tegen de buiswand wordt geklemd. Deze methode wordt ook toegepast als voorzorgsmaatregel bij verwijding van de voeg. Lekke mofverbindingen met een afdichting door middel van rubber of lood kunnen ook gerepareerd worden met een verstelbare lekbeugel. Zie Figuur 7-12. Deze bestaat uit vier halve ringen die om de buis tot twee ringen worden samengesteld, één aan elke kant van de mof. De beide ringen worden met bouten naar elkaar toegetrokken, waardoor een rubber ring in de voeg geklemd wordt. Figuur 7-12 Doorsnede van een verstelbare lekbeugel Corrosielekken Aantasting door corrosie komt het meeste voor in stalen leidingen. Reparatie van putcorrosie is mogelijk met een RVS reparatiestuk of door een stalen plaatje erop te lassen. Corrosie van grijs gietijzer wordt onder meer Classificatie: Intern veroorzaakt door sulfaatreductie. Dit wordt ook wel verpotloding genoemd, omdat als restmateriaal ter plaatse van de corrosie grafiet (potlood) overblijft, Als het om een klein lokaal plekje gaat, kan een reparatiestuk uitkomst bieden, anders moet een hele buis vernieuwd worden. Ook koper of lood kan door corrosie aangetast worden. Hoewel lood al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw niet meer als drinkwaterleiding gebruikt mag worden, en drinkwaterbedrijven zijn verplicht om deze leidingen te vervangen, worden er nog regelmatig (aansluit)leidingen van lood aangetroffen door monteurs. Bij de vervanging heeft men dan bijvoorbeeld niet de gehele leiding tussen dienstkraan en meteropstelling vervangen. In het Leiding Informatie Systeem is deze informatie niet terecht gekomen. Bij aansluitleidingen geeft corrosie meestal aanleiding de gehele leiding te vervangen, om zo te voorkomen dat korte tijd later weer een ander lek gerepareerd moet worden. Gebreken bij de aanboring Aanboringen kunnen eveneens aanleiding geven tot lekken. Zo kan de dienstkraan na verloop van tijd los in het kraangat komen te zitten. Dit komt voor bij aanboringen in een (te) dunne buiswand van AC of GGIJ of wanneer de draad bij het aanboren niet goed getapt is. Bij toepassing van een buiszadel is dit gevaar veel kleiner, maar dan levert de afdichting tussen het zadel en de buiswand soms weer problemen op. 7.4.4 HET REINIGEN VAN HET LEIDINGNET Ondanks het conditioneren van het drinkwater bij de productie en het optimaliseren van de distributie (aanleg van zelfreinigende leidingnetten) kan het voorkomen dat de waterkwaliteit niet onder alle omstandigheden aan de normen voldoet. De oorzaak is dat er kleine deeltjes (waaronder ijzer en mangaan) door de zuivering heen gaan en in het leidingnet terecht komen, door zand en grond die bij werkzaamheden in het leidingnet terecht komen, door afzetting van buismateriaal en door biologische activiteit in het drinkwater. De gevolgen daarvan zijn bijvoorbeeld merkbaar door: overschrijding van de troebelingsgraad bij monstername; bruinwaterklachten van verbruikers bij hoge afname of bij buisbreuk; hinder bij het schoonspoelen na reparatie; sediment op de bodem van reservoirs. Ook kan de interactie van water en leidingmateriaal tot gevolg hebben dat ijzeroxide zich afzet als een tamelijk harde laag op de buiswand. Dit kan er toe leiden dat de capaciteit van de leiding terugloopt. Het teruglopen van de capaciteit als gevolg van aangroei van de harde laag binnen aan de buiswand, hoeft niet direct een groot probleem te zijn. De inwendige diameter van de leiding past zich aan, aan het drinkwaterverbruik. In het verleden is door het vermaasd aanleggen van de leidingen overdimensionering ontstaan. Binnen de steden moest er ook voldoende bluswater geleverd kunnen worden. Het dichtgroeien van de leiding zorgt wel voor problemen bij het goed kunnen beheren van het leidingnet. Er kunnen hierdoor onvoldoende spuisnelheden worden gehaald. Deze problemen kunnen op 2 manieren worden opgelost. Namelijk door: reiniging (het verwijderen van de afzettingen, spuien, proppen en hogedruk spuiten; of als de leiding te vaak gereinigd moet worden het vervangen van de leiding waarbij het ontwerp wordt aangepast naar meer vertakt en zelfreinigend. Vaak wordt reinigen als een preventieve maatregel gehanteerd. Het is efficiënter om het toestands afhankelijk te doen naar gelang er bruin water klachten zijn van klanten en naar gelang er bij zogenaamde OPM-metingen (Opwervelings Potentie Metingen) wordt geconstateerd dat het gebied vervuild is geraakt. OPM-metingen zijn metingen waarbij een kleine hoeveelheid water aan de brandkraan wordt onttrokken en waarbij met een troebelheidsmeter wordt gemeten hoe vervuild het water is. Bij het reinigen worden diverse hulpmiddelen gebruikt. Het is belangrijk er op toe te zien dat deze hulpmiddelen zelf geen verontreinigingen in de leiding brengen. De reinigingsmethoden zijn te onderscheiden in: spuien met water; spoelen met water en lucht; schuimplastic proppen door de leiding sturen; reinigen met hoge druk spuit; Classificatie: Intern schoonschrapen met schrapers. Spuien met water De meest eenvoudige en meest toegepaste methode voor reiniging is spuien. Bij spuien wordt door het onttrekken van water, bijvoorbeeld via brandkranen, kunstmatig een sterke stroming veroorzaakt. Hierdoor wordt los sediment meegevoerd. Er zijn drie voorwaarden om effectief te spuien: Er wordt steeds gewerkt vanuit leidingen die daarvoor al gereinigd waren. In de optimale situatie wordt gewerkt met een zogenoemd ‘schoon waterfront’. Het werken met een schoon waterfront vereist een gedegen opgezet spuiplan en een juiste inrichting van het leidingnet. Door het manipuleren met afsluiters en brandkranen wordt tijdens het spuien een schoon waterfront in stand gehouden. De noodzakelijke stroomsnelheid in de leiding is minimaal 1,5 m/s. De inhoud van het leidingnet moet minimaal driemaal ververst worden. Op deze manier worden de verontreiniging uit de leiding voldoende verwijderd. De kosten van spuien zijn relatief laag. Daar staat tegenover dat: De effectiviteit vaak beperkt is tot diameters ≤ 200 mm. Bij grotere diameters kan het ook, mits voldoende water kan worden geleverd. De noodzakelijke snelheid kan anders niet worden gehaald. De effectiviteit bij harde incrustaties (aangroei) gering is. Er een tamelijk grote hoeveelheid water nodig is. De stromingssituatie in het net wordt verstoord, waardoor in een vrij groot gebied sprake kan zijn van ‘bruin’ water (bij spuien zonder schoon waterfront). Behalve voor het verwijderen van los sediment (ijzer en mangaan) wordt spuien met water ook toegepast met als doel: het schoon spoelen van nieuwe en bestaande leidingen na respectievelijk aanleg of reparatie; schoonspoelen van gedesinfecteerde leidingen; het water in bestaande leidingen te verversen; de bacteriologische kwaliteit te verbeteren; grote(re) organismen te verwijderen; de watertemperatuur niet te laag of te hoog te laten worden. Spoelen met water-luchtmengsel Bij spoelen met een water-luchtmengsel injecteert men tijdens het spuien onder druk stootsgewijs lucht in het water door middel van compressoren. Om te voorkomen dat er olie in de leiding komt, moet een compressor met oliefilters zijn uitgerust. Door de ontstane turbulenties is deze methode effectiever dan alleen het spuien. Zie figuur 7.11. De druk van de compressor moet daarbij zorgvuldig worden afgestemd op de druk in het net. Tevens moet de richting van de drukstoten worden beheerst. De effectiviteit van de methode daalt met het toenemen van de diameter van een buis en is doorgaans alleen zinvol bij diameters ≤ 250 mm. Water-luchtspoeling kan een aantrekkelijke maatregel zijn voor het verwijderen van hardnekkige bacteriologische verontreinigingen of los sediment, maar er zijn beperkingen voor het toepassingsgebied. Ook zijn geen resultaten te verwachten bij harde incrustaties. Nadelen van deze methode zijn de hogere kosten en het feit dat de ingebrachte lucht ook weer uit de leiding verwijderd moet worden. Figuur 7-13 Het principe van water-lucht spoelen Ice Pigging Ice Pigging is een techniek waar met ijsslurry de leiding wordt schoongemaakt. De slurry wordt een leiding ingepompt waardoor de ijsdeeltjes een schurend effect hebben op de wand van de leiding. Voor GGIJ met aangroei werkt het beter dan spuien en spuien met lucht. Het nadeel is dat de grootte van de leiding de beperkende factor kan zijn voor de op dat moment te leveren hoeveelheid slurry. De techniek wordt vooral nog incidenteel als een proef toegepast. Classificatie: Intern Proppen Voor grotere diameters wordt meestal proppen als reinigingsmethode gebruikt, omdat de voor spuien noodzakelijke snelheid niet kan worden gerealiseerd. Bij proppen kan men, afhankelijk van de situatie, kiezen uit proppen van verschillende samenstelling. Zo zijn er: zachte proppen van PUR-schuim; proppen met een kern van schuim met een hoge dichtheid of een kern waarover zigzag banden lopen van synthetisch rubber; proppen met een PUR-kern en aan de buitenzijde spiraalvormige staalborstels of carborundum banden. Proppen kan men toepassen voor leidingsecties tot 5 km. De proppen kan men gebruiken voor alle diameters. De gewenste stroomsnelheid is 0,4 - 1 m/s en de gewenste druk 400 - 500 kPa. Figuur 7-14 Voorbeeld van proppen Zachte proppen zijn bijzonder flexibel zodat men voor de goede werking moet kiezen voor een overmaat qua diameter tot 25%. Het kiezen van de juiste prop vereist ervaring. De prop schuurt niet alleen het vuil van de wand van de buis, maar zorgt vanwege de doorlaat tussen prop en buiswand voor een versnelling van de waterstroom ter plaatse. Hierdoor geeft dit ook een reinigend effect. De leverancier van de prop kan hier aanvullende informatie over geven. De diameter van de prop is iets groter dan die van de leiding om buitelen, en daarmee vastzitten, van de prop te voorkomen. Soms worden meerdere proppen achter elkaar in de leiding gebracht. In verband met de noodzakelijke waterdruk kunnen dit er niet meer zijn dan twee. Figuur 7-15 Principe van proppen Bij kleinere diameters kunnen de proppen via gedeeltelijk gedemonteerde brandkranen in de leiding worden gebracht, terwijl bij de grotere diameters en bij vlinderkleppen gebruik moet worden gemaakt van speciale, vooraf aangebrachte voorzieningen, zoals een lanceerstuk. Dit is een los leidingdeel (propketel) die op een propstuk (PA) wordt gemonteerd. De prop wordt het leidingdeel ingebracht. De deksel op de ketel wordt waterdicht afgesloten en met het in laten stromen van drinkwater vanuit bijvoorbeeld een brandkraan wordt de prop de leiding ingestuurd. Het openen van een afsluiter in deze leiding zorgt dat er continue aanvoer van drinkwater plaatsvindt en de prop door de leiding wordt gedrukt. Geopende schuifafsluiters worden gewoon gepasseerd. Bij proppen zijn de volgende kanttekeningen te plaatsen: bij grotere diameters en bij vlinderkleppen zijn speciale propstukken noodzakelijk, waarop tijdens het proppen hulpstukken worden geplaatst, om de prop in de buis te brengen of te verwijderen; het is onvermijdelijk dat de betreffende leidingsectie tijdelijk drukloos is; het realiseren van de gewenste druk kan problematisch zijn; het opsporen van zoekgeraakte proppen is moeilijk en kostbaar; te zachte proppen kunnen totaal verscheurd worden met als gevolg klachten van verbruikers over te lage waterdruk door verstopte zeven bij de watermeters. Hogedruk spuiten Schoonmaken met hoge druk spuiten maakt de laatste jaren een behoorlijke ontwikkeling door, mede als gevolg van de toegenomen belangstelling voor de toestand van riolen. Bij deze methode combineert men vaak inwendige inspectie en schoonmaken. Deze methode is ook geschikt voor grote leiding diameters drinkwaterleiding. Het principe van deze werkwijze is het verwijderen van een stuk buis om de 75 tot 100 m en het op dit punt inbrengen van een op afstand bestuurbare, voortbewegende spuitkop. Uit deze kop spuit met grote kracht enigszins achterwaarts gericht (drink)water tegen de harde en / of zachte incrustaties van de wand van de buis. Ook bij deze methode zijn enkele kanttekeningen te plaatsen: de apparatuur is relatief duur; per keer kunnen alleen korte leidingsecties behandeld worden; er bestaat een zeker risico voor schade aan de buis als gevolg van de zeer hoge drukken; er zijn speciale voorzieningen nodig bij AC buizen; Classificatie: Intern er wordt iets van buiten de leiding ingebracht met kans op besmetting. Schrapen Een andere methode berust op het met een kabel-lier door een grijs gietijzeren leiding trekken van speciale schrapers: zie figuur 7.15. Voor schrapen is speciale apparatuur vereist waardoor de kosten hoog zijn. Daarnaast biedt schrapen slechts een tijdelijke oplossing omdat de leiding zo grondig schoon geschraapt wordt dat snel weer roestvorming zal optreden. Schrapen wordt daarom altijd gevolgd door het inwendig cementeren van de GGIJ-leidingen. Men dient er op toe te zien, dat de in te zetten hulpmiddelen exclusief worden gebruikt voor het reinigen van drinkwaterleidingen. Een in het riool gebruikte staalkabel kan nog zo lang in een chloorbad hebben gelegen, als hij onder spanning wordt uitgerekt, komen de in een riool opgenomen bacteriën toch vrij. Daarbij moet vooraf de vraag worden gesteld, waarom aan de binnenkant van de buis afzetting plaats vindt. Immers kan dit ook te maken hebben met een te lage doorstroomsnelheid. Het vervangen van de leiding kan wellicht een betere oplossing zijn. Figuur 7-16 Voorbeeld van schrapers 7.5 Vervanging 7.5.1 ALGEMEEN Tot slot in dit lesboek aandacht voor de laatste fase van de leiding: de vervanging. Het vervangen kan zich voortijdig in de levensfase van de leiding voordoen als de leiding gereconstrueerd moet worden of pas aan het eind van de levensfase als de leiding op conditionele gronden gesaneerd moet worden. Als de leiding vervangen moet worden, wordt altijd gekeken of het echt nodig is om een leiding terug te leggen, of de leiding in een kleinere diameter kan, of de oude leiding gebruikt kan worden als mantelbuis en zo niet of de oude leiding uit de bodem verwijderd kan worden. 7.5.2 RECONSTRUCTIE Deze vorm van vervanging komt voort uit activiteiten van grondeigenaren (meestal een gemeente) of ander kabel- of leidingbeheerder. Deze activiteiten kunnen bestaan uit het aanpassen of aanleggen van wegen, rotondes, riolen, bergbezinkbassins, slopen van woningen of bedrijven, herinrichten van gebieden, het aanpassen van waterkeringen of uit het leggen van gasleidingen, warmwaterleidingen, telecomkabels of datakabels. Bij deze werkzaamheden ligt de waterleiding soms ‘in de weg’ en zal omgelegd moeten worden naar een ander tracé. Waar mogelijk worden deze werkzaamheden uitgevoerd in combinatie met andere kabel- en leidingbeheerders. De kosten voor deze reconstructies van de waterleidingen worden soms gedeeltelijk vergoed door de instantie die de werkzaamheden initieert. De vergoeding hangt af van contractuele afspraken. In veel gevallen draaien de drinkwaterbedrijven zelf op voor de kosten. Voor de gezamenlijke drinkwaterbedrijven gaat het jaarlijks om circa 500 kilometer leiding. De bruto vervangingskosten bedragen meer dan 100 M€. 7.5.3 SANERING/VERVANGEN Het oudste waterleidingnet is in Nederland omstreeks 1850 aangelegd. De gemiddelde leeftijd van het leidingnet van de drink waterbedrijven is veel jonger en bedraagt zo’n 30 á 40 jaar. In de tweede helft van de 20e eeuw zijn namelijk enorm veel leidingen aangelegd in alle uitbreidingswijken van steden. Redenen voor sanering De levensduren van leidingen kunnen weliswaar 50 tot 200 jaar bedragen, maar zijn niet onbeperkt. Er zijn vele redenen om leidingen te saneren: Het leidingmateriaal voldoet niet aan de wettelijke eisen. Om deze reden moeten leidingen van lood die nog in de praktijk worden aangetroffen, gesaneerd worden. Er dringen bepaalde stoffen door de leidingwand die leiden tot te hoge concentraties van die stoffen in het drinkwater (permeatie). Het effect van een breuk van de leiding is zodanig groot, dat dit onacceptabele risico’s heeft voor de omgeving; bijvoorbeeld een leiding zonder mantelbuis direct onder een spoorlijn. De conditie van de leiding is dusdanig slecht geworden, dat het risico (kans x effect) van leidingbreuk te hoog is voor de omgeving waarin de leiding is gelegen. De conditie van de leiding is nog niet dusdanig slecht dat het risico te groot is, maar er doet zich een mooie gelegenheid voor om mee te gaan met werkzaamheden van de grondeigenaar of van een andere kabel- /leidingbeheerder. Classificatie: Intern Vaststellen conditie van de leiding Om de conditie van de leiding rechtstreeks vast te stellen, is een meting van de toestand van de leiding het meest betrouwbare middel. Maar, anno 2017 zijn er feitelijk nog maar weinig meetmethoden beschikbaar die tegen aanvaardbare kosten ingezet kunnen worden. In de via KWR beschikbare PCD Conditiemetingen zijn voor de meest gangbare leidingmaterialen de methoden beschreven om de toestand van buis en verbinding vast te kunnen stellen. Hieronder worden enkele van deze methoden genoemd waarmee een beeld kan worden gekregen van een klein stukje leiding. De methoden zijn allen destructief. Een thymolftaleïne test om de uitloging (de afwezigheid van cement in de wand) van AC-leiding te meten. Schulponderzoek om de treksterkte te meten van GGIJ-leidingen. DCMT-test om de grondstoffen van een PVC-leiding te beoordelen. Langzame scheurgroei test om de restlevensduur van een PVC-leiding te bepalen. Figuur 7-17 Thymolftaleïnetest Een niet-destructieve meting waarbij meteen een beeld van een geheel leidingtraject kan worden verkregen is een meting van de hoekverdraaiing van een mof-spie verbinding voor leidingen van PVC, AC, GGIJ en NGIJ. Nederlandse drinkwaterbedrijven hebben vanaf 2012 ervaring opgedaan met het doen van uitwendige akoestische metingen op leidingsecties om de conditie van het het leidingmaterialen vast te stellen. Eenvoudig gezegd wordt de voortplanting van geluid in een leiding geanalyseerd, waardoor de stijfheid en wanddikte van de buis kan worden weergegeven en kan worden vergeleken met de situatie bij de aanleg zoveel jaar geleden. Vervolgens kan ingeschat worden wat de restlevensduur van de leiding nog is. Het voordeel van deze meting is dat gebruik kan worden gemaakt van de bestaande appendages, zoals afsluiters en brandkranen voor het aanbrengen van de meetmiddelen. De leiding blijft in bedrijf en er is geen overlast voor de klant De meest ultieme manier om de toestand van leiding in beeld te brengen is om met apparaten de leiding in te gaan en deze non-destructief over de gehele lengte van het leidingnet voor alle typen buizen en verbindingen de toestand in beeld te brengen. Anno 2017 zijn er twee nationale initiatieven die door alle drinkwaterbedrijven c.q. alle drinkwater- en afvalwaterbedrijven worden gefinancieerd: Het AIR-project waarin een autonome inspectie robot wordt ontwikkeld die permanent in alle distributieleidingen moet gaan verblijven, bij stations zijn informatie kan overdragen naar de netbeheerder en van energie wordt voorzien om verder te gaan. Het iPigs-project waarin intelligente pigs worden ontwikkeld die tijdelijk de toestand van grote stukken transportleidingen gaan meten. Deze pigs moeten in- en uit de leiding worden gebracht. Technieken uit de olie- en gasindustrie moeten hiertoe worden vertaald naar de wereld van het drinkwater. Figuur 7-18 Inzet van een Autonome Inspectie Robot in het leidinget Sanering Ondersteunings Modellen Naar verwachting duurt het nog enige jaren voordat deze initiatieven op grote schaal tot praktische inzetbare technieken leiden. Tot die tijd kan ook op indirecte wijze de toestand van de leiding in beeld gebracht worden. Met behulp van zogenaamde Sanering Ondersteunings Modellen kan voor alle individuele leidingstukjes voorspeld worden wanneer deze zullen moeten vervangen. Deze modellen worden gevoed met gegevens uit soms tientallen geografische databases op het gebied van het effect van leidingbreuken en op het gebied van de kans op leidingbreuk. Denk voor het effect van leidingbreuk aan gegevens van de ligging van waterkeringen, wegen, spoorlijnen, gevoelige klanten en het effect op de bedrijfsvoering van het drinkwaterbedrijf zelf. Denk voor de kans op leidingbreuk aan gegevens over storingen in het verleden, zetting bodem, agressiviteit bodem, kalkhoudendheid van de bodem, aanwezigheid bomen, klachten van klanten over waterkwaliteit of kwantiteit, stilstaand water, etcetera. De output van deze modellen zijn kaarten waarin de leidingen zijn geprioriteerd in volgorde van waarin ze vervangen zouden moeten worden. Een voorbeeld is in Figuur 7-19 aangegeven. Figuur 7-19 Volgorde waarin de leiding volgens een Sanering Ondersteunings Model theoretisch gezien vervangen moeten worden Classificatie: Intern 7.5.4 ASBEST CEMENT LEIDINGEN Asbestcement (AC) buizen werden veel gebruikt voor distributieleidingen, maar ook voor transportleidingen. De relatief kleine lengte (5 m) van de buizen heeft als nadeel dat er een groot aantal verbindingen nodig is. Het heeft tegelijkertijd daardoor wel het voordeel dat de leiding bij niet al te scherpe bochten in het traject kan meebuigen door in de mof steeds een klein deel van de mogelijkheid van hoekverdraaiing te benutten. Dankzij deze beweeglijke verbindingen waren zij ook geschikt om in slappe grond te worden gelegd. Geleidelijke bodembewegingen konden ze daarbij redelijk volgen. Asbestcement buizen zijn niet geleidend voor elektriciteit en derhalve ongevoelig voor zwerfstromen, waardoor ze als watervoerende leidingen en als mantelbuizen onder spoorwegen werden gebruikt. Tegen mechanische beschadiging zijn asbestcementbuizen minder goed bestand. Zie Figuur 7-20. Figuur 7-20 Asbestcement Het is meermalen wetenschappelijk onderzocht dat het drinken van water uit leidingen van AC kan geen enkele kwaad kan.. Het door monteurs op onjuiste wijze bewerken van asbest kan wel een probleem op leveren voor de gezondheid. Dit is dan ook de reden dat tegenwoordig gewerkt moet worden volgens de regels beschreven in de ARBO-catalogus onderdeel werken met AC-leidingen. Het nieuw aanleggen van asbestcementbuizen is daarom sinds 1992 verboden. Omdat dit materiaal in het verleden veel is toegepast komt het in de bestaande leidingnetten nog veelvuldig voor. Per drinkwaterbedrijf kan het beleid anders zijn als het gaat om het vervangen van bestaande leidingen. Men voert een actief vervangingsprogramma uit of men vervangt de leiding op het moment van een reconstructie of als de leiding op grond van zijn conditie gesaneerd moet worden. Het uitvoeren van onderhoud aan AC-leidingen is nog wel toegestaan zoals gezegd onder het regiem van de ARBO-catalogus. Hierbij mag het leidingmateriaal alleen worden geknipt. Mechanische bewerkingen waarbij het materiaal wordt gezaagd of geslepen zijn niet toegestaan. Bij het bewerken van de leidingen dienen persoonlijke beschermingsmiddelen te worden gebruikt. Bij de werkzaamheden vrijkomend leidingmateriaal dient in plastic te worden verpakt en naar specifiek daarvoor aangewezen stortplaatsen te worden afgevoerd. 7.5.5 GRIJS GIETIJZER LEIDINGEN Van oudsher was grijs gietijzer (laminair gietijzer) het meest gebruikte materiaal voor transport- en distributieleidingen. Met gietijzeren buizen zijn goede ervaringen opgedaan; ze blijken vaak een zeer lange levensduur van zelfs meer dan 100 jaar te hebben. Grijs gietijzer (GGIJ) wordt niet meer gefabriceerd. Daarvoor in de plaats is nodulair gietijzer gekomen. Omdat het echter nog veelvuldig aanwezig is in het leidingnet wordt het hier nog behandeld. Grijs gietijzeren buizen zijn minder goed bestand tegen puntbelastingen. Indien door zakking van de bodem een gietijzeren leiding op in de grond liggende leidingen of voorwerpen komt te rusten, breekt de buis vaak verticaal af. Ten gevolge van temperatuurverandering en werking van de grond bij langdurige vorst kunnen in gietijzeren leidingen eveneens buisbreuken ontstaan. Door veroudering van de loodmofverbinding ontstaan vaak lekken door grondbewegingen en trillingen. Een ontstane scheur in de buis kan ten gevolge van in het gietwerk voorkomende spanningen grotere afmetingen aannemen. Een groot voordeel van gietijzer is, dat het zich goed laat bewerken en gemakkelijk is aan te boren. Daarom zijn gietijzeren buizen veel toegepast als distributieleidingen waar aansluitleidingen op zijn aangesloten In het verleden werd in grijs gietijzer vaak een inwendig bitumen coating aangebracht. Deze coating bevat polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) die afgegeven kunnen worden aan het drinkwater. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het BTO rapport 2010.044 van KWR; “Invloed coating grijs gietijzeren leidingen op drinkwaterkwaliteit”. Bestaande gietijzeren buizen kunnen tegenwoordig, terwijl ze in de grond liggen, inwendig voorzien worden van cement, epoxy of verfcoating. Bij een goede uitvoering van een dergelijke ‘in-situ’ techniek is verdere inwendige aantasting van het gietijzer daardoor uitgesloten. De oorspronkelijke diameter blijft hierbij vrijwel intact en de leidingweerstand neemt af vanwege het verminderen van de wandruwheid. Grote diameters kunnen (na te zijn gereinigd) worden voorzien van een relining met PE buizen hierbij neemt de diameter wel significant af. Figuur 7-21 Grijs gietijzer Classificatie: Intern 7.5.6 AARDING ELECTRISCHE INSTALLATIE VIA DE WATERLEIDING Bij oudere huizen kan aarding via de waterleiding nog altijd vóórkomen, hoewel het al sinds 1979 wettelijk verboden is. Aarding via een metalen waterleiding was een makkelijke manier en voldeed goed. Maar door de toepassing van steeds meer (niet-geleidende) kunststof waterleidingbuizen is deze manier van aarding in veel gevallen onbruikbaar geworden. Als een metalen aansluitleiding wordt vervangen door kunststof, dan dient de bewoner van het perceel bericht te krijgen van het drinkwaterbedrijf. Een aantal drinkwaterbedrijven zorgt vervolgens voor het (door een erkend installateur) laten keuren van de elektrische installatie om er zeker van te zijn dat de aarding niet via de waterleiding loopt. Is dat het geval dan kan het drinkwaterbedrijf de aansluitleiding vervangen in kunststof. Is dat niet het geval dan zal voor rekening van de eigenaar van het perceel de aarding in orde gemaakt moeten worden. Weigert de eigenaar pertinent medewerking dan bieden de Aansluitvoorwaarden van het drinkwaterbedrijf ruimte om de klant af te sluiten van de watervoorziening. 7.5.7 MAATREGELEN VOOR ARBO EN MILIEU De veiligheid van de werknemer is grotendeels geregeld in de Wet op de Arbeidsomstandigheden (Arbo-wet). Zie ook paragraaf 5.4.4. De bijbehorende controlerende instantie is de Arbeidsinspectie. Controleurs van deze dienst hebben opsporingsbevoegdheden, zij mogen het werk betreden om onderzoek te doen. Bij ernstig gevaar voor de werknemers of de omgeving mogen zij het werk stilleggen. Er zijn diverse werkbladen (AI-bladen) uitgegeven door de arbeidsinspectie en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; bijvoorbeeld op het gebied van werktuigen, putten en sleuven, persoonlijke beschermingsmiddelen. Verantwoordelijkheden De werkgever is er verantwoordelijk voor, dat er op een zo veilig en gezond mogelijke manier gewerkt kan worden (zowel met het oog op de werknemers als op voorbijgangers of omwonenden). Ook moet men er voor zorgen dat de werknemers op de hoogte zijn van de veiligheidsaspecten van het werk (voorlichting, onderricht). Maar de werknemer op zijn beurt is ook verantwoordelijk: hij / zij is verplicht om voorzichtig en zorgvuldig te werken, gebruik te maken van de beschikbare beschermingsmiddelen, melding te maken van gevaarlijke situaties, enzovoort. Bij de uitvoering van werkzaamheden door aannemers ligt de zorg voor veiligheid bij de aannemer. De opdrachtgever maakt afspraken met de aannemer over de algemene en bijzondere veiligheidsvoorschriften. Verontreinigde bodem Voor het uitvoeren van graafwerkzaamheden dient onderzoek gedaan te worden naar het al dan niet aanwezig zijn van verontreinigingen in de te vergraven grond. Figuur 7-22 Treffen van beschermende maatregelen bij verontreinigde bodem Verontreinigingen kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid van de medewerkers. Bij het constateren van verontreinigingen dienen beschermende maatregelen te worden genomen , zodat er veilig en zonder gevaar voor de gezondheid van de medewerkers belast met de graafwerkzaamheden. Het eerste onderzoek bestaat uit het raadplegen van gegevens bij het bodemloket, Daarna wordt er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Mocht uit de verkregen gegevens blijken dat er gerede twijfel bestaat betreffende de aanwezigheid van verontreinigingen in de bodem, dan wordt de betreffende locatie verder onderzocht. In de Drinkwaterwet zijn verplichtingen gesteld als er gewerkt wordt in een terrein met bodemverontreiniging. Deze betreffen zowel de persoonlijke bescherming als het gevaar voor besmetting. De algemene en specifieke risico’s worden geïnventariseerd in het Veiligheids- en Gezondheidsplan voor een werk. In dit plan staan bij de risico’s de maatregelen om de risico’s te beperken vermeld. Deze maatregelen kunnen grote impact hebben op het uitvoeren van het werk en op de kosten van het werk. 7.5.8 VERWIJDEREN VAN NIET MEER GEBRUIKTE LEIDINGEN UIT DE BODEM In de Structuurvisie buisleidingen van het Rijk voor de komende 20 tot 30 jaar, wordt omschreven hoe er ruimte wordt gemaakt voor toekomstige aanleg van buisleidingen en hoe gemeente en provincies hun ruimtelijke plannen hierop af kunnen stemmen. Vanuit de Structuurvisie wordt in artikel 8.6 in hoofdlijn het volgende gezegd over het omgaan met verlaten buisleidingen: de definitie ‘niet in gebruik zijnde buisleiding’ krijgt een leiding als deze minstens één jaar niet in bedrijf is geweest. Controle en beheer hierop blijft noodzakelijk en eigendom van het betreffende bedrijf. Classificatie: Intern Een leiding zonder functie blijft in de regel niet liggen. Als er in een leidingstrook te weinig ruimte over is voor aanleg van nieuwe leidingen dient de leiding altijd te worden verwijderd. In de praktijk hanteren de meeste drinkwaterbedrijven het beleid om de leiding die vervangen wordt direct uit de bodem te verwijderen tenzij er grondige redenen zijn om de leiding te laten liggen. Soms wil bijvoorbeeld een grondeigenaar liever dat de leiding nog een paar jaar blijft liggen totdat het straatwerk opengaat. Een andere reden is dat de leiding feitelijk onbereikbaar is geworden door kabels die boven de leiding zijn aangebracht. Zolang de leiding nog in de bodem ligt, blijft het drinkwaterbedrijf de eigenaar en beheerder van de leiding. Er zijn signalen dat de wetgever bekijkt of het mogelijk is om wettelijk te verplichten niet in gebruik zijnde AC leidingen altijd te verwijderen. Sommige drinkwaterbedrijven spelen hier al op in. In de praktijk kan dit grote problemen geven en de kosten van het saneren van leidingen aanzienlijk verhogen. 7.5.9 SLOT Het vervangen van leidingen vormt de uitdaging voor de waterbedrijven voor de komende decennia. Het huidige niveau ligt bij de meeste bedrijven nog op 0,4 á 0,6 % van de lengte van het leidingnet. Aangezien de gemiddelde leeftijd van het leidingnet nog relatief jong is, is dit een reëel percentage. De komende jaren zullen meer kilometers leidingen vervangen moeten worden. Indien leidingen gemiddeld 100 jaar meegaan, zal uiteindelijk jaarlijks gemiddeld 1 % van het leidingnet gesaneerd moeten worden. Gaan de leidingen (door onder andere vroegtijdige reconstructie) echter gemiddeld maar 60 jaar mee, dan zal in de toekomst gemiddeld 1,6 % vervangen moeten worden. Omdat in Nederland 120.000 km leidingnet ligt, gaat het om grote hoeveelheden van ruim 1.500 km per jaar waarvoor jaarlijks bedragen van meer dan 265 M€ vereist zijn. Voorwaar een uitdaging voor de Nederlandse drinkwatersector en zeker ook voor de cursisten die dit lesboek doornemen! Classificatie: Intern

Use Quizgecko on...
Browser
Browser