Begrippenlijst Thema 1 & 2 PDF
Document Details
Uploaded by WellWishersCalifornium
Tags
Summary
This document is a glossary of economic terms. It includes explanations of key concepts like the economic cycle, money flow, and supply and demand.
Full Transcript
## Begrippenlijst Thema 1 | LEVEL | BEGRIP | VERKLARING | |---|---|---| | 1 | economische kringloop | Dat is een schematisch model van de werking van de economie als systeem. Die kringloop is een abstracte voorstelling van de relaties tussen de gezinnen, de bedrijven, de overheid, de financiële ins...
## Begrippenlijst Thema 1 | LEVEL | BEGRIP | VERKLARING | |---|---|---| | 1 | economische kringloop | Dat is een schematisch model van de werking van de economie als systeem. Die kringloop is een abstracte voorstelling van de relaties tussen de gezinnen, de bedrijven, de overheid, de financiële instellingen en het buitenland. | | 1 | geldstroom | De geldstroom houdt in dat de bedrijven en de overheid de gezinnen betalen voor de geleverde arbeid. De gezinnen, de bedrijven, de overheid en het buitenland betalen op hun beurt voor de geleverde goederen en diensten. De gezinnen sparen meestal een gedeelte van hun inkomen bij de bank en die bank betaalt hen er rente voor. De banken stellen op hun beurt het geld ter beschikking aan de bedrijven en de gezinnen die het geld nodig hebben voor hun investeringen. Zij betalen daarvoor interest aan de bank. | | 1 | goederen-en dienstenstroom | De goederen- en dienstenstroom bestaat uit de gezinnen die arbeid leveren, en uit de bedrijven, de overheid en het buitenland die goederen en diensten leveren. | | 1 | interest | Dat is de vergoeding die je moet betalen als je een lening bij de bank aangaat. | | 1 | rente | Dat is de vergoeding die de banken betalen aan gezinnen wanneer zij sparen bij de bank. | | 3 | evenwichts-hoeveelheid | Dat is de hoeveelheid die verhandeld wordt bij de evenwichtsprijs. | | 3 | evenwichts-prijs of marktprijs | Dat is de prijs waarbij vragers en aanbieders op de markt overeenkomen een bepaald product te verhandelen. | | 3 | gevraagde hoeveelheid | Dat is de hoeveelheid die een consument wil vragen bij een bepaalde prijs. | | 3 | individuele aanbodcurve of individueel aanbod | Dat is de curve die het aanbod van een producent of aanbieder van een product weergeeft. | | 3 | individuele vraagcurve of individuele vraag | Dat is de curve die de vraag van een consument of vrager naar een product weergeeft. | | 3 | markt | Dat is de plaats waar vragers en aanbieders samenkomen en onderhandelen over de prijs voor een welbepaalde hoeveelheid. | | 3 | maximumprijs | Dat is een prijs die lager ligt dan de evenwichtsprijs op de markt. | | 3 | minimumprijs | Dat is een prijs die hoger ligt dan de evenwichtsprijs op de markt. | | 3 | perfecte competitie of volkomen mededinging | Dat is een marktvorm met veel vragers en aanbieders. De markt is transparant wat betekent dat de consument makkelijk toegang heeft tot informatie over prijs en kwaliteit. De producten zijn homogeen en het is voor aanbieders makkelijk die markt te betreden of te verlaten. Producenten zijn de bedrijven. | | 3 | producent | Producenten zijn de bedrijven. | | 3 | substitutiegoed | Dat is een goed dat een ander goed kan vervangen omdat het hetzelfde nut heeft. | | 3 | vraag | Dat is wat de consument vraagt op een bepaalde markt van producten of diensten. | | 3 | vraagoverschot | Dat ontstaat wanneer de prijs lager ligt dan de evenwichtsprijs en de gevraagde hoeveelheid groter is dan de aangeboden hoeveelheid. | ## Begrippenlijst Thema 2 | LEVEL | BEGRIP | VERKLARING | |---|---|---| | 1 | behoefte | Behoefte hebben betekent iets nodig hebben of naar iets verlangen. Elke mens heeft behoeften die onderling kunnen verschillen maar de basisbehoeften zijn dezelfde. | | 1 | bijkomend nut | Het bijkomende nut is de verandering van voldoening door de consumptie van een extra eenheid product. | | 1 | collectieve goederen | Dat zijn goederen die meerdere mensen tegelijkertijd kunnen gebruiken. bv. het leger, straatverlichting of een vuurwerkshow | | 1 | economische of materiële behoeften | Die behoeften kun je vervullen door goederen of diensten tegen betaling te kopen. | | 1 | individuele goederen | Dat zijn goederen die slechts een consument kan kopen. Na verkoop kan een andere persoon het niet nog een keer kopen. | | 1 | gebruiks-goederen | Dat zijn goederen die over een langere periode herhaaldelijk kunnen worden gebruikt, zoals auto's, elektronica en meubels. | | 1 | niet-economische behoeften | Niet-economische behoeften kun je niet bevredigen door iets te kopen bv. behoefte aan vrienden en gezondheid | | 1 | niet-tastbare goederen | Dat zijn producten die je niet fysiek kunt aanraken, vaak gaat het over diensten. | | 1 | nut | Nut is de voldoening die een consument ervaart door de consumptie van een product. | | 1 | primaire behoeften | Primaire behoeften zijn levensnoodzakelijke behoeften als eten, drinken en een woning. | | 1 | schaarste | Bij economie wijst schaarste op het feit dat het budget of het inkomen ontoereikend is om in alle behoeften te voldoen. | | 1 | secundaire behoeften | Secundaire behoeften zijn niet-noodzakelijke behoeften. | | 1 | tastbare goederen | Dat zijn producten die je kunt zien en aanraken. | | 1 | totaal nut | Het totale nut is de totale voldoening van de volledige consumptie. | | 1 | verbruiks-goederen | Dat zijn goederen die na gebruik op raken of worden verbruikt, zoals voeding, shampoo en brandstof. | | 1 | welvaart | Wanneer iemand makkelijk in (al) zijn behoeften kan voorzien, rekening houdend met zijn schaarse middelen, is hij welvarend. Welvaart verwijst dus naar het feit of een persoon veel goederen en diensten kan kopen. | | 1 | welzijn | Welzijn houdt rekening met de levenskwaliteit van de mensen. Zo kijkt men bij welzijn ook naar de levensverwachting, de scholingsgraad (een diploma hebben), tewerkstelling, de gezondheidstoestand, de levensstandaard en de sociale omgeving (mensen om je heen hebben). | | 2 | budget | Budget verwijst hier naar het inkomen dat de consument beschikbaar heeft om goederen of diensten te kopen. | | 2 | budgetlijn | Een budgetlijn toont alle mogelijke combinaties van goederen die bereikbaar zijn rekening houdend met de prijs van die goederen en met het inkomen. | | 2 | consumenten-evenwicht of optimale goederen-combinatie | Dat is de combinatie van goederen waar het nut of de tevredenheid van de consument het hoogst is en die ook nog binnen zijn budget liggen. | | 2 | indifferentie-curve | Dat is een curve die alle goederenbundels (combinaties van goederen) bevat die voor een consument eenzelfde nutsniveau opleveren, of met andere woorden het is voor de consument onverschillig (indifferent) hoe de combinatie is. | | 2 | indifferentie-map | Dat is een grafische voorstelling van twee of meer indifferentiecurven die meerdere combinaties van verschillende hoeveelheden producten tonen die de consument consumeert, rekening houdend met zijn budget en de prijzen van de goederen. | | 2 | nut of tevredenheid | Het nut van een goed of een goederencombinatie geeft weer hoe tevreden een consument is met de hoeveelheid van die producten die hij zal consumeren. | | 2 | preferentie of voorkeur | Preferentie verwijst naar de voorkeur van de consument voor een bepaalde combinatie van goederen. | | 2 | vraagcurve | Een vraagcurve geeft het verband weer tussen de gevraagde hoeveelheid bij verschillende prijzen. | | 3 | aanbieder | De aanbieder is de producent die de producten op de markt aanbiedt. | | 3 | aanbod | Dat is wat de producent aanbiedt op een bepaalde markt van producten of diensten. | | 3 | aanbod-overschot | Aanbodoverschot ontstaat wanneer de prijs hoger ligt dan de evenwichtsprijs en de aangeboden hoeveelheid dus groter is dan de gevraagde hoeveelheid. | | 3 | aangeboden hoeveelheid | Dat is de hoeveelheid die een producent bij een bepaalde prijs wil aanbieden. | | 3 | collectieve aanbodcurve of collectief aanbod | Dat is de curve van alle aanbieders van een product op de markt. | | 3 | collectieve vraagcurve of collectieve vraag | Dat is de curve van alle vragers naar een product op de markt. | | 3 | consument of vrager | Dat is de persoon die in de economie koopt of consumeert. |