SV - AA - Bouw van de geosfeer (PDF)

Document Details

DurableHibiscus

Uploaded by DurableHibiscus

Prizma Campus College

2024

SV

Tags

geospheres earth structure geology science

Summary

This document is a past paper, likely an exam, about the structure of the geosphere. It contains information on the Earth's interior layers and surface features, exploring concepts like plate tectonics and geological formations.

Full Transcript

SV -- AA 1. Bouw van de geosfeer 1. onderzoek naar inwendige aarde - diepboringen - boort rechtsreeks in de grond - voordeel - direct info inwendig aarde - beperkingen - gem aardstraal 6370km - 14km diepboringen 0,2% - Drm gebru...

SV -- AA 1. Bouw van de geosfeer 1. onderzoek naar inwendige aarde - diepboringen - boort rechtsreeks in de grond - voordeel - direct info inwendig aarde - beperkingen - gem aardstraal 6370km - 14km diepboringen 0,2% - Drm gebruikt men indirecte methodes om interne structuur - Seismologie - Bestudeert aardbevingsgolven en voortbeweging in verschi lagen vd aardbol - Snelheid hangt af v materiaal en soort golf ***Verschillende soorten golven (trillingen) vrij*** - **Oppervlaktegolven** - Bovenste laag aarde + bewegen traag - Lange golven of L-golven - Grootste schade bij aardbevingen - **Volumegolven** - In alle richtingen in binnenste aarde - Leren ons over inwendige structuur aarde ***2 soorten volumegolven (door de aarde)*** - **P (primaire)-golven** - *Longitudinale golf* - Materie trilt in richting vd voortplanting - Planten zich snelt voor =\> drm primaire - Hoe groter massadichtheid, hoe sneller de P-golf zich voortplant - **S (secundaire)-golven** - *Transversale* golf - Loodrecht op voortplantingsrichting trillen - Trager 2 duidelijke impuls te herkennen in seismogram - Planten zich niet voort in vloeistof - Schadelijk ***3 eigenschappen van P- en S-golven (om inwendige structuur aarde te achterhalen)*** - S-golven planten zich niet voort in vloeistof - Veranderen van richting als andere dichtheid terechtkomen - Snelheid verandert volgens de dichthd vh materiaal wrdr golf beweegt ***Baan en snelheid vd seismische golven*** 1. Afbuiging P/S golven nr aardopp toe - Dichtheid omhoog nr binnen toe - Snelheid stijgt nr binnen 2. Schaduwzone S-golven - Buitenkern vloeibaar 3. Plotse verandering van baan/snelheid op bepaalde dieptes - Discontinuïteit: verandering van chemische samenstelling, aggregatietoestand of dichtheid ![Afbeelding met tekst, Lettertype, papier, menu Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image2.jpeg) 2. structuur van de geosfeer 1. schilvormige opbouw - aarde opgebouwd uit versch lagen of schillen - indeling lagen gebaseerd op verschillen in fysische en chemische samenstelling - druk temp en massadichtheid nemen toe met de diepte Afbeelding met tekst, handschrift, document, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving![Afbeelding met tekst, menu, papier Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image4.jpeg) 2. Belangrijkste kenmerken van de lagen - **Continentale korst** - 30-65 km dik - Licht graniet - Silicium en aluminium (SIAL) - **Oceanische korst** - 5-10km dik - Zwaardere basalt - Silicium en magnesium (SIMA) - Korst en bovenste deel vd mantel - vast en vormen samen lithosfeer - Onderliggende laag is plastische =\> asthenosfeer 3. verticale bewegingen van de lithosfeer - reliëf vh oppervlak aan bovenkant vd korst asymmetrisch uitvergroot aan onderkant - oorzaak - verschil in massadichtheden tss korst en mantel - vaste lithosfeer drijft op plastische asthenosfeer =\> zoals ijs op water - blok continentale korst zakt zo diep in mantel tot neerwaartse gravitatiekracht - opwaartse druk v plastische asthenosfeer in evenwicht zijn - dikker blok zakt dieper =\> maar blijft ook hoger boven rest uitsteken: gebergte heeft wortel - principe =\> **isostasie**: hoe zwaarder korst, hoe dieper in asthenosfeer zakt - vb van isostatische compensatie =\> in Scandinavië - na afsmelten ijskap, werd belasting op continentale korst minder groot - =\> omhoogrijzen van Scandinavië - Nu rijst het nog omhoog met snelheid van gem halve meter per eeuw 2. Van continentendrift tot platentektoniek 4. continentendrift: het ontstaan van een theorie - Alfred **Wegener** eerste met argumenten en hypothese - in 1912 publiceerde hij boek over continentendrift - **Pangea** - Continent dat alle continentale korst verenigde en 225 miljoen jaar geleden verbrokkelde - 1^ste^: noordelijk blok Laurazië - Zuidelijk blok Gondwanaland - Waarbij ook Tethyszee ontstond - Vanaf 135 miljoen jaar geleden ontstaan zuidelijk deel vd Atlantische oceaan - Bij splitsing van Zuid-Amerika en Afrika - 65 miljoen jaar geleden - Noordelijk deel Atlantische oceaan gevormd - Ook nieuwe gebergten rezen op (vb: Himalaya, Andes ,rocky mountains) - Australië komt los van Antarctica - Hij formuleerde zijn theorie van de continentendrift op basis van 4 argumenten 1. *Morfologisch argumenten* - Continenten lijken in elkaar te passen - Oostkust van NA past in EU - Groenland past tss NA en EU - Oostkust van ZA past aan AFR 2. *Geologische argumenten* - Als ZA, AFR en INDIA in elkaar gepuzzeld w - Zolang ze samen horen, hebben ze dezelfde geschiedenis nadien verschi de omstandigheden op de platen - Oude reliëfstructuren passen in elkaar - Als je NA en EU naast elkaar legt, zie je de Appalachen in het verlengde liggen van Schotse hooglanden en gebergte Noorwegen 3. *Argumenten uit de paleontologie (**paleo** = oud)* - Fossielen gevonden, treffen we op versch continenten die uit Gondwana ontstonden - Vb: Mesosaurus in AFR en ZA 4. *Argumenten uit de paleoklimatologie* - ijskap =\> vormt in koude periodes =\> duwt bij het vooruitschuiven puin mee dat krassen op rotsen maakt - zorgt voor typische afzettingen (morenes) - In ZA, Z-AFR, INDIA en AUSTR w bewijzen vr bestaan ijskap gevonden - Afzettingen zijn even oud - ijskap gevormd toen continenten samen lagen - belangrijkste steenkoolgebieden NA, EU, RUSL; CHI liggen in gematigde klimaatzones - fossiele planten kenmerken tropische planten - voor Wegener argument dat deze gebieden in het evenaarsgebied lagen toen planten groeiden - maar nadien naar hun huidige ligging verplaatst zijn - ondanks veel bewijzen theorie verworpen - door onvoldoende te verklaren van continentendrift - berekeningen en snelheden waarmee continenten van elkaar bewogen groot - verschoven onder invloed van aantrekkingskrachten vd maan en vd aardrotatie 5. platentektoniek: het bewijzen en verfijnen van een theorie - vanaf 1950 overvloed aan bewijsmateriaal gevonden voor Wegeners theorie en beweging continenten 3. bathymetrie - onderzoek op zeebodem sonar - = techniek die geluidsgolven gebruikt om onder water te navigeren - Verstuurt een geluidssignaal en luistert nadien nr de weerkaatsing - Afstand bepalen tijd tss verzenden en ontvangen - Met deze techniek kan het reliëf vh aardopp onder oceaan prc in kaart gebracht w - Op zeebodem zeer diepe zones (trogges) en hoge gebergten (ruggen) voorkomen - Morfologisch argument verfijnd echte continentgrens, het continentaal plat w in kaart gebracht - Puzzel past hierdoor - Continentaal plat loopt 200m diep en 10-tallen km vd kustlijn gaan 4. Paleomagnetisme - = bestudeert richting vh magnetisch veld in gesteenten - Gesteenten kunnen magnetisch zijn als ze magnetische mineralen bevatten - Zoals magnetiet - Magnetische mineralen in gesteenten nemen richting aan vh aardmagnetisch veld - Door magnetisch veld in gesteente kan positie polen achterhaald w - Baggeren verwijderen van sediment of modder uit waterwegen om de diepte of doorstroming te verbeteren - Sediment Deeltjes die zich ophopen op de bodem van waterlichamen, ontstaan door verwering en erosie 5. Diepzeeboringen - Deep sea drilling project - Dwarsprofielen vd versch oceanen vertoonden verschijnselen - Sedimenten(los materiaal) die in volle oceaan vooral uit skeletjes en zeeorganismen bestaan, vormen laag op oceaanbodem - dun centraal in oceaan - dikker richting continenten - onderste skeletjes vd sedimentlaag zijn: - jongst centraal - steeds ouder naar continenten toe - in centrale zone vd oceaan bodem niet bedekt met sedimenten, maar bestaat uit stollingsgesteenten 6. seismologie en vulkanologie - '60 ontwikkeld seismologisch netwerk - Betekent dat elke aardbeving in kaart werd gebracht - Actieve vulkanen ook in kaart gebracht - Aardbevingen en vulkanen gegroepeerd in lijnvormige structuren - Kwamen overeen met kaart vd mid-oceanische ruggen en diepzeetroggen - Met onderwatercamera's beelden gemaakt van vulkanisme in mid-oceanische ruggen - Taai vloeibaar materiaal komt er uit de riftvallei nr boven 7. GNSS metingen - Verplaatsing gemeten met satelliet - GNSS Global Navigator Satellite System - Welke richting verplaatst België NO - Verplaatsing W-Eu is enkele cm per jaar 6. spreiding van de zeebodem - mid-oceanische ruggen =\> MOR - zwakke plekken in oceaanbodem, waarlangs magma naar boven komt - dit gestolde magma vormt oceaanbodem - belangrijke vaststellingen: - oceaanbodem bestaat uit geheel van MOR en diepzeetroggen - zeebodem ouder vanuit MOR nr kusten vd continenten toe - jongste zeebodem komt voor in MOR - midden in MOR w nieuwe zeebodem gevormd - principe gekend als zeebodemspreiding of seafloorspreading - oceanische korst gevormd aan MOR - nadat oceaanbodem weggeduwd vd mid-oceanische ruggen, zakt oceanische korst weg in trog - erg diepe smalle onderzeese canyon langs kust smelt korst weer gerecycleerd 3. platentektoniek 7. mechanisme - zwaartekracht als oorzaak gezien vd plaatbewegingen 8. convectiestromingen - aarde produceert warmte - door radioactief verval - van elementen in vloeibare buitenkern - dit veroorzaakt warme stijgstromen en door zeebodemspreiding koude daalstromen - opgewarmd, lichter ondergelegen materiaal wil nr boven - zwaarder, bovengelegen materiaal onder - wrdr plastisch materiaal vd asthenosfeer langs onderkant vd lithosfeer stroomt - zo ontstaat er gesloten circulatiecel - convectiestromingen maken plaatbewegingen mogelijk - horizontale beweging in asthenosfeer neemt bovenliggende lithosfeer mee 9. zwaartekracht (dichtheidsverschillen) als motor - zwaartekracht =\> belangrijkste motor v plaattektonische bewegingen - ver weg vd mid-oceanische ruggen w lithosfeer ouder en koeler hogere massadichtheid - wnr massadichtheid vd oceanische lithosfeer zo toegenomen is =\> niet meer kan drijven op asthenosfeer erin wegzakken - door zwaartekracht, w volledige plaat meegetrokken - = subductietrekkracht - Bij mid-oceanische ruggen lithosfeer lichtjes omhooggeduwd door opstijgend magma - Magma dat nr boven komt stolt, gldt weg vd rug dr zwaartekracht - Jonge, lichte warme materiaal duwt oudere deel vd lithosfeer weg vd rug - = rugduwkracht - Beide krachten werken samen - Maar subductietrekkracht heel veel meer effect dan rugduwkracht - Platentektoniek dichtheidsverschillen in oceanische lithosfeer - Convectiestromingen zeebodemspreiding 10. ontstaan gloeipunten en platen: convectie breekt de lithosfeer - gloeipunten (=hotspots) - wnr warme stijgstromen vanuit asthenosfeer lange tijd onder continent aanwezig is - lithosfeer onderaan smelten - plaat dunner - riftster - drdr kunnen stukken continent volledig afbreken - versch gloeipunt onder eenzelfde continent maken verbrokkeling v grote mogelijk 8. huidige toestand - lithosfeer X aaneensluitende schil maar uit stijve lithosferische platen - platen drijven op vloeibaar substraat - platen bestaan uit oceanische en continentale korst - platen - afrikaanse, Euraziatische, Indisch-Australische, Pacifische, Noord-Amerikaanse, Antractische en Zuid-Amerikaanse plaat 9. basisbewegingen van platen - op 3 versch manieren tov elkaar bewegen - convergerende platen naar elkaar toe - divergerend van elkaar weg - transforme langs elkaar - divergerend ontstaan oceanen - convergerend ontstaan gebergtes - transform ontstaan breukzones 11. divergerende platen - door hotspots continenten uit elkaar ontstaan oceanen - hotspots riftsterren zorgt ervoor dat er slenken (of riften) ontstaan - = langgerekte gebieden die nr omlaag zakken langs evenwijdige breuken in lithosfeer - In midden slenk vloeibaar materiaal uit asthenosfeer nr boven en stolt - Wnr slenken water slenkmeren - Wnr continentenmassa's verder zee en later oceaan - Oceaan steeds groter - Plaatranden aangroeien - Bij divergerende platen = constructieve plaatranden - Oceanische korst schuift verder vd oceanische rug weg - Ouder en koelt af - Dichtheid vergroot vd lithosfeer - Massadichtheid w groter vlak bij continenten dan bij asthenosfeer - Aan randen vd oceaan ontstaan subductiezones 12. convergerende platen - ![](media/image6.jpeg)als 2 platen nr elkaar toe bewegen, zullen ze botsen ***convergentie van continentale en oceanische plaat*** - bij botsing oceanische korst onder continentale korst duiken - oceanische korst grotere dichtheid heeft - = subductie - Oude koude rand vd oceanische plaat, is zwaarder dan asthenosfeer en zakt weg in de mantel - = subductiezone - Lichte sedimenten op oceaanbodem kunnen niet mee dalen - W afgeschraapt en geplooid in kustgebergte/plooiingsgebergte - In subductiezones ontstaan lange, smalle verdiepingen vd oceaanbodem - = diepzeetroggen - Vb: Japantrog, Javatrog - Verdwijning oceanische plaat in asthenosfeer aardbevingen - Wegduikende lithosfeer smelten door toenemende temp en wrijving - deel gesmolten lichtere materiaal stijgt op vulkanen - bij convergentie destructieve plaatranden - door afbreken en verdwijnen in trog of gebergte ***convergentie van twee oceanische platen*** - wnr botsing tss OCE plaat en CON plaat met stuk OCE korst zwaarste (oudste, koudste) plaat in subductie - onderduikende plaat smelt opnieuw in asthenosfeer - vulkanen w eilanden - groep eilanden vormt eilandenboog ontstaan diepzeetrog ***convergentie van twee continentale platen*** - geen van beide CON platen duikt in asthenosfeer door lage dichtheid - opgestapelde sedimenten vd oceaanbodem w samen geplooide tot gebergte - hier geen vulkanisme doordat er geen subductie is, want massadichtheid is te klein 13. transforme plaatranden - platen langs elkaar schuiven - in tegenovergestelde richting of in dezelfde richting, wnr 2 platen een andere snelheid hebben - zware aardbeving tot gevolg - geen subductie en geen vulkanisme 14. hotspots - kan op zichzelf bestaan - veroorzaakt o.a vulkanen - opstijgende magmastroom uit asthenosfeer door lithosfeer - hotspots blijft op dezelfde plaats - lithosfeerplaat erboven verschuift wel tov hotspot ***onder oceaan*** - vb Hawaii - komt nieuwe vulkaan - binnen duizenden jaren Hawaii niet meer boven hotspot liggen en zal vulkaan uitdoven - nieuwe vulkaan dan als nieuw vulkanisch eiland boven water zal komen ***onder continent*** - zeldzaam hotspots onder continent liggen en niet in de diepzee - niet altijd in staat om doorheen plaat te breken 4. gevolgen van de platentektoniek 10. vulkanisme - verschijnsel waarbij magma via barsten in lithosfeer aan opp komt - aan opp stroomt magma als vloeibaar lava verder en stolt - gedraagt zich anders in andere omstandigheden - samenstelling vh magma bep wijze waarop vulkaan uitbarst en type vulkaan - als vulkaan uitbarst produceert hij 3 versch producten: 1. [vloeibaar] materiaal: wnr magma aan opp komt lava 2. [vast] materiaal: alle materiaal dat in vast of vloeibare toestand bij vulkaanuitbarsting w weggeslingerd, stolt 3. [gassen]: bij elke uitbarsting komen groter hvlheden gassen vrij 15. ligging van vulkanen - over hele wereld 1400 vulkanen - 60% randen stille oceaan 'the ring of the fire' - Vulkanen zowel langs plaatranden (ruggen en troggen) als in midden van plaat (hotspots) 16. vulkaantypes *schildvulkanen en basaltisch vulkanisme* - schildvulkanen veel breder dan hoog - door lava dat uitstroomt dunvloeibaar is - uitbarstingen regelmatig en zijn niet explosief - magma aangevoerd vanuit asthenosfeer - = basaltische lava - Waar? - Boven hotspots op oceanische korst - Langs midoceanische ruggen - Wnr hotspot onder continent doorbreekt vloeit basaltische lava *Stratovulkanen en caldera's* - **Stratovulkanen** of **kegelvulkanen** - Zijn vulkanen die zeer steil en hoog zijn - Typische kegelvorm - Lava **taaivloeibaar** of **viskeus** - Lava stroomt nooit ver en bouwt kegel - Reden hoge viscositeit magma rijker aan SiO2 door smelten van continentale korst - = **granietmagma** - Uitbarstingen zijn onregelmatig maar zeer krachtig / explosief - Resultaat = verdwenen vulkaankegel = **caldera** (=komvormige krater) - Als daarin een meer vormt = maar - Supervulkaan verwachten zeer verwoestende uitbarstingen - Heel zeldzaam - Temp aarde aantal graden dalen *Waar stratovulkanen en caldera's* - Subductiezones - Duikende plaat meer water - Water opgelost in magma explosieve uitbarsting - Hotspots onder continenten niet doorreken, wel continentale korst doen smelten 17. vulkanische verschijnselen - **fumarole** - opening in aardkorst nabij vulkanen waaruit hete gassen ontsnappen - ontstaan barsten en aardscheuren bv. Na aardbeving - **maare** - cirkelvormig bassin waarbij de bodem ondoordringbaar is - ontstaan door explosie door contact water en magma - **geiser** - warmwaterbronnen met een hoge concentratie aan mineralen - ontstaan grondwater wordt opgewarmd door uitlopers van magmahaarden - **thermen** - door aardwarmte verwarmde natuurlijke heetwaterbron - 3 voorwaarden - waterhoudende laag -- hoge druk -- warmtebron 11. Aardbevingen - MAG magnitude - LAT latitude - LON -- longitude - Meeste aardbevingen Amerika 18. ontstaan van aardbevingen - komen or in buurt van plaatranden - plaatbeweging = spanning opgebouwd = barsten voorkomen - hypocentrum - = diepte vd aardbevingshaard - Epicentrum - = plaats op aardopp boven hypocentrum - Daar beving eerst en sterkst gevoeld - Aardbevingen kunnen ontstaan door - Inslagen van meteorieten - Instorting van grotten - Vulkaanuitbarstingen - Kernexplosies 19. registratie en kracht van aardbevingen - geregistreerd met seismograaf - bestaat uit zware cilinder opgehangen aan veer - verschil tussen beide bewegingen w opgetekend in seismogram - in 3 richtingen - horizontale N-Z beweging - horizontale O-W beweging - verticale beweging - magnitude - energie die vrijkomt - intensiteit - uitwerking op het aardopp - meest voorkomende schalen - schaal van richter - drukt magnitude van beving uit - gebaseerd op energie die vrijkomt in epicentrum wrdr oppschaal w genoemd - momentmagnitudeschaal (MMS) - maakt gebruik van netwerk van seismometers wrdr hij veel nauwkeuriger en betrouwbaar is - geschikt voor zeer zware bevingen - intensiteitsschaal van Mercalli - drukt gevolgen van aardbeving uit en is drdr subjectie schaal - schaal nuttig om vgl waarvoor geen meetwaarden nodig zijn - hoe dieper aardbeving zich voordoet, hoe minder gevaarlijk - hoe meer energie er vrijkomt bij beving hoe zwaarder beving - magnitude zegt iets over grote vd breuk die ontstaan is - hoe groter aardbeving hoe groter de verschuiving en hoe groter de verplaatsing 20. tsunami's - bij aardbeving beweegt stuk aardkorst sterk en plots op en neer - als dat onder water gebeurt verplaatst die beving een massa water - als golven ondiepe zones vr kust bereiken, w afgeremd, golflengte gaat verkorten wrdr golfhoogte toeneemt - bij kust ondiepe zones slaat golf over - vloedgolf of tsunami - overspoelt dan lang en sleurt alles mee in zijn vernietigende kracht 5 lithologie 5.2 gesteenten zijn samengesteld uit mineralen - lithosfeer opgebouwd uit versch gesteenten - opgebouwd uit 1 of meerdere mineralen - mineraal = kleinste bestanddeel van een gesteente - uit 1 of meerdere atomen die ruimtelijke afbakening vormen - = hebben vaste chemische en fysische kenmerken - Anorganisch - Ze ontstaan zonder tussenkomst van organismen - Sommige gesteenten bestaan uit 1 soort mineraal **zuivere mineralen** - Mineralen vaste chemische eigenschappen - Meest voorkomende - Silicaten mica (=biotiet), kwarts (SiO~2~) en veldspaat graniet samengesteld uit deze 3 - Ook vaste fysische eigenschappen ***Aan de hand hiervan kunnen mineralen herkend worden:*** - Kristalvorm / rooster - Manier waarop elementen gestapeld, gebonden zijn - Kristallijne roosteropbouw als structuur regelmatig en symmetrisch is - Roosters noemen we kristalroosters - Kunnen verschillen in vorm - Soms 2 kristallen dezelfde chemische samenstelling maar verschillen ze vanwege hun roosteropbouw - Tegenhanger vd kristallijne structuur is de amorfstructuur - = kristallijne of amorfe mineralen - Hardheid - Is de weerstand tgn krassen - Harder krast zachter - Hardste mineraal is diamant (talk zachtste) - Breukvlak / splijting - Mineralen splijten langs zwakste vlakken als je er op slaat - Splijting wordt dus bepaald door het kristalrooster - Kleur - Meeste mineralen vaste kleur - Dichtheid - Soortelijk gewicht van mineraal - Glans... - Zeldzame mineralen met mooie kleuren **edelstenen** - Vb: amethist - Economisch interessante mineralen **ertsen** - Ijzererts (hematiet!), kopererts 5.3 indeling van gesteenten - Gesteenten vormingsomstandigheden of genese ingedeeld worden - 3 grote groepen: - Stollingsgesteenten - Sedimentaire gesteenten - Metamorfe gesteenten - Gesteenten nu op aarde voorkomen zijn momentopname in geologische evolutie - Oorspronkelijk bestond lithosfeer enkel uit gestold magma 5.3.1 magmatische of stollingsgesteenten (lava dat stolt) - Dit zijn gesteenten die ontstaan uit afkoeling, stolling en uitkristallisatie van heet, vloeibaar magma of lava - Afhankelijk diepte grote of kleine kristallen - Hoe dieper gesteente stolt, hoe trager het afkoelt, hoe meer tijd er is om kristallen te vormen - We onderscheiden 3 verschillende types van stollingsgesteenten obv plaats van ontstaan - Gesteenten die stollen aan het oppervlak - Ganggesteenten (onder aarde) - Dieptegesteenten (nog dieper) - Snelheid van stolling bepaalt mate van uitkristalliseren ***Gesteenten die stollen aan het aardoppervlak*** - **Uitvloeiingsgesteenten** - Ontstaan als het magma dichtbij of tot aan aardopp stijgt - Vb: basalt - **Pyroklastische gesteenten** - Ontstaan wnr klonters lava stollen terwijl ze door atmosfeer vliegen - Vb: puimsteen - Afkoeling gebeurt zeer snel ***Ganggesteenten*** - Worden hoger in aardkorst gevormd, waardoor afkoeling sneller verloopt dan diep in de aardkorst - Door snellere afkoeling stolt het grootste gedeelte vd mineralen in kleinere korrels ***Dieptegesteenten*** - Afkoeling op grote diepte - Gebeurt traag mineralen goed uitkristalliseren en grote, met oog zichtbare kristallen vormen - Deze kristallen groter naarmate afkoeling trager verliep - Vb: graniet bestaat uit 3 mineralen: kwarts, biotiet en veldspaat - Mineralen kan je goed zien 5.3.2 sedimentaire gesteenten of afzettingsgesteenten - Ontstaan uit vroeger bestaande gesteenten door afbraak (verwerving), transport (erosie) en sedimentatie (= afzetting) - Bevatten vaak fossielen - We onderscheiden 3 versch types sedimentaire gesteenten obv ontstaanswijze - Gruisgesteenten, organische gesteenten en chemische gesteenten ***Gruisgesteenten (of detritische)*** - Basisproduct = losse afbraakproducten van andere gesteenten - Puin wordt meegenomen en afgezet door wind, ijs en water - Tijdens transport vindt sortering plaats nr korrelgrootte of textuur - Na vele lagen los sediment gevormd - Losse gesteenten kunnen door druk vd lagen samengeperst worden, wrdr men terug vast gesteente verkrijgt - Materiaal w compacter en losse sedimenten kitten aaneen tot vast gesteente - Dit proces **verharding of diagenese** - Klei is kleiner dan zand ***Organische gesteenten (of biogene)*** - Basisproducten waaruit organische sedimenten ontstaan zijn afgezette losse organische resten en afgezet materiaal v dierlijke oorsprong dat niet brandbaar is - Plantenmateriaal in zure of koude omgeving - Bruinkool, steenkool - Skeletresten van schelpen, koralen - Kalksteen, krijt - Planktonresten - Aardolie, aardgas ***Chemische gesteenten of evaporieten*** - Zijn ontstaat door uitdampen van water in afgesloten bekken - De erin opgeloste stoffen slaan neer - Vb - Haliet of steenzout (NaCl) - Gips woestijnroos - Druipsteen stalactieten en stalagmieten gevormd in grotten 5.3.3 metamorfe gesteenten - ontstaan uit reeds bestaande sedimentaire gesteenten of stollingsgesteenten - door herkristalisatie onder hoge druk en temp - hoge druk opgebouwd bij het botsen van platen of door gewicht v km dikke lagen die erop liggen - hoge temp samen met hoge druk bij opstijgend magma - typische structuur voor vele metamorfe gesteenten **foliatie** - = gelaagde langwerpige of lensvormige afwisseling in mineralogische opbouw vh gesteente - Aantal soorten gesteenten, waarbij hogere druk en temp nieuwe gesteenten gevormd worden:

Use Quizgecko on...
Browser
Browser