Les 1: Oud-Griekse Filosofie PDF

Summary

This document covers a lecture on ancient Greek philosophy, focusing on the origins of philosophy, the role of trade, and negative attitudes towards money. It includes key figures like Socrates, Plato, and Aristotle.

Full Transcript

Les 1 ===== - **Vroeg of laat krijgt iedereen te maken met juridische geschillen of medische problemen basiskennis is handig** - **Filosofische vragen kunnen enkel door jezelf worden opgelost, dus de basis moet gekend zijn** - **Het zijn vaak vragen waar veel op het spel staat** -...

Les 1 ===== - **Vroeg of laat krijgt iedereen te maken met juridische geschillen of medische problemen basiskennis is handig** - **Filosofische vragen kunnen enkel door jezelf worden opgelost, dus de basis moet gekend zijn** - **Het zijn vaak vragen waar veel op het spel staat** - **Men heeft vaak al zelf een antwoord op de vragen** - **6:30 -- 32:30 opname zonder geluid** - We maken onderscheid tussen **theoretische** en **praktische** filosofie. - **Theoretische filosofie:** logica, meta fysica, kenleer - **Praktische filosofie (onze focus):** theorieën die betrekking hebben op de praktijk ➔ economische, sociale, politieke filosofie en ethiek. De oorsprong van de filosofie ============================= - Er is niet altijd wetenschap (filosofie geweest) ➔ rationele nadenken is ergens begonnen. Waarom? - Eerst was er een presocratische (natuur)filosofie, vb Thales - 3 grote Griekse filosofen spelen cruciale rol - **Socrates (469--399 BC):** pionier van de westerse filosofie (foto) - Plato (427--347 BC) ------------------- - **Aristoteles (384--322 BC)** - Filosofie ontstaat in de 4e, 5e 6e BC in Athene rond die 3 figuren. - Voorheen: - **Mythe:** om greep te krijgen op de werkelijkheid + de wereld te begrijpen (natuurfenomenen, sterren) ➔ geloofwaardigheid van deze verhalen neemt weg. Er moet iets anders komen waar de mens in kan geloven - Welke **maatschappelijke fenomenen/ontwikkelingen** leiden tot de teloorgang van de mythe - **Democratie:** weliswaar in beperkte vorm (enkel rijke mannen), men heeft filosofie nodig om logisch na te denken en tot oplossingen te komen - **Handel groeit:** opkomst van de geld economie: nieuwe klasse is ontstaan (handelsklasse) die macht en rol wil in de politiek Handel in het oude Griekenland ============================== - Opkomst van een klasse van **handelaars en ambachtslieden** ➔ willen meer te zeggen hebben in de samenleving (komen op voor hun belangen en rechten), willen macht en rol in de politiek - Nood aan vorming en ideeën om hun plaats op te eisen in de stadstaat - geld is belichaming van abstractie - Filosofisch denken = denken in abstracties/concepten/begrippen (abstracte concepten centraal stellen en erover nadenken) - Link tussen abstract denken (filosofie) en reële abstractie (abstractie in de realiteit ➔ - MAAR!! ------ - verhouding filosofie tot geld en handel is erg dubbelzinnig, en vaak negatief (filosofen zetten zich af tegen de geldeconomie) De dood van Socrates ==================== - Socrates stelde lastige vragen (rechtvaardigheid en politiek) tot men niet meer kon antwoorden. Hij stelde alles is vraag en dat vonden de machtshebbers vervelend - ![](media/image2.jpeg)Socrates wordt beschuldigd (belediging van de goden en de jeugd op verkeerde ideeën brengen) ➔ gifbeker (executie) - Vrienden willen Socrates helpen en stellen voor om de bewakers om te kopen, zo komt er een filosofische discussie: - MAAR: ----- - Omkoping = corruptie (is verkeerd, je maakt jezelf schuldig) - Maar wel onterecht beschuldigd - Blijven geeft de indruk dat Socrates' vrienden geen inspanning hebben gedaan om hem te redden - Maar ➔ hangt de eer van de vrienden af van het oordeel van de massa (publieke executie)? Waar komt die eer vandaan? - Is het niet door het oordeel van de massa dat Socrates opgesloten zit? - ➔ een goed voorbeeld van **een ethisch dilemma** (= een situatie waarbij je wat je ook doet altijd verlies) - Uiteindelijk geëxecuteerd ------------------------- - ➔ Socrates weigerde door heel zijn leven betaling (was heel arm) - **Socrates vind geld iets vies, zijn armoede is bewijs dat hij enkel geïnteresseerd is in de waarheid** - Geldlogica en filosofie zijn incompatibel Negatieve attitudes tegenover geld en handel ============================================ - Filosofen waren heel kritisch voor de geldlogica - ➔ hierdoor is het kapitalisme zo laat pas ontstaan (1 van de redenen) - Geld heeft een verontrustend vermogen: - Zich iets toe-eigenen zonder het te verdienen: - (kunst kopen zonder smaak te hebben, eer kopen zonder het te verdienen) - Iets toe-eigenen zonder een verdienste tegenover te stellen - Geld is een instrument voor bedrog, werkt corrumperend. - Geld trekt zich niets aan van tradities en conventies. (lokale culturen worden vermengt ➔ globalisatie) - Geld stelt alles aan elkaar gelijk: nivellering. - Positief: ondersteuning democratie en vrijmarkteconomie - Negatief: verschillen worden aan de kant geschoven (Geld maakt abstractie en miskent de specificiteit of uniciteit van de dingen), problematisch want filosofen gaan uit van ongelijkheid (mannen-vrouwen, slaven en meesters) - Paradox van de filosofie: ------------------------- - Filosofie werk ook abstraherend en nivellerend zoals geld (denken in concepten) Plato tegen de handelaars ========================= - Reden: ------ - Ze produceren niet, maar zijn slechts 'intermediair' (had veel ontzag voor boeren en ambachtslieden ➔ hadden kennis en maakten zelf zaken) - Ze zijn vaak vreemdelingen (xenofoben kant van de filosofen) - Ze waren vaak tegelijk bankiers ( worden gezien als woekeraars (woekerwinsten) - ➔ tegen havensteden omdat hij handelaars buiten de stad wou houden, pro autarchie, overwicht van politiek op economie (stadstaan niet oprichten aan de kust!!) - Wou de handelaarsklasse niet te groot laten worden, maar ze kunnen ook niet zonder (Socrates en Plato zijn niet tegen bezit of rijkdom als zodanig) - Handel heeft een ondergeschikte rol in de samenleving - Onderscheid: ------------ - Goede rijkdom uit productieve arbeid - Slechte rijkdom uit handel en financiële activiteit - Is ongelimiteerd, altijd maar meer ook al heb je dat niet nodig Sofisten ======== - Socrates schreef niets ➔ we weten alles van hem via Plato (die schreef veel) - Filosofie = een strijd - Plato en Aristoteles moesten opboksen tegen **de Sofisten** - Aristoteles: "De sofist is een man die geld verdient met wat kennis lijkt te zijn maar het eigenlijk niet is." - **Sofisten** = rondtrekkende leraars die zich lieten betalen voor onderwijs/ hun inzichten - Zijn de consultants van toen, rondtrekkende wijzen die kennis verkopen - = verkopers van opinies (de opiniemakers/ consultants van vandaag) - Produceren niets/ doen zelf niet aan wetenschap (filosofie)/ creëren geen nieuwe inzichten ➔ ze verkopen kennis die ze zich hebben eigen gemaakt - b.v. Protagoras, Gorgias Heeft waarheid een prijs? (kort overgaan) ========================================= - **'Echte' filosofen** (Aristoteles, Socrates, Plato ) weigeren geld als betaling voor hun inzichten - Aristoteles: "tussen het weten en het geld is er geen enkele gemeenschappelijke maatstaf" ➔ je kan kennis niet kwantificeren in geld - De prijs is moeilijk te bepalen (nu doen we dat met de markt ➔ toen nog niet) - Een prijs plakken op kennis is intrinsiek problematisch ➔ doet onrecht aan de eigenheid van wat kennis is (kennis is iets speciaal) - De waarheid is onbetaalbaar - Filosofie of wetenschap vereisen belangeloosheid, onvoorwaardelijke toewijding

Use Quizgecko on...
Browser
Browser