Week 2 – Algemene Leerstukken van Strafrechtelijke Aansprakelijkheid: Opzet en Culpa PDF

Document Details

PraisingEarthArt2809

Uploaded by PraisingEarthArt2809

Leiden University

Tags

criminal law legal studies criminal liability law

Summary

This document provides an overview of the fundamental concepts related to criminal liability, focusing particularly on intent (opzet) and negligence (culpa) in Dutch legal system. The text primarily explores the different types of intent, emphasizing that mere commission of an act is not sufficient for liability.

Full Transcript

Week 2 – Algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid: opzet en culpa Week 2 – Algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid: opzet en culpa Inleiding Het enkel verrichten van een delictsgedraging of het veroorzaken van een door de wetgever niet gewild gevolg (guilty ac...

Week 2 – Algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid: opzet en culpa Week 2 – Algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid: opzet en culpa Inleiding Het enkel verrichten van een delictsgedraging of het veroorzaken van een door de wetgever niet gewild gevolg (guilty act of actus reus) is niet voldoende om strafrechtelijke aansprakelijkheid te creëren. De dader moet hierbij ook een guilty mind (mens rea) hebben. In ons recht vertaalt dit naar de subjectieve bestanddelen: opzet en schuld. Alle misdrijven kennen in ieder geval een opzetvariant. Sommige misdrijven acht de wetgever zo erg, dat ze ook een schuldvariant (culpoze variant) kennen. Een voorbeeld hiervan is dood door schuld. Hier wordt niet alleen de opzettelijke variant (doodslag) bestraft, maar ook de schuldvariant (door het schenden van een zorgplicht). Objectieve en subjectieve zijde van een strafbaar feit De objectieve zijde van het strafbare feit omvat de bestanddelen die de gedraging uitdrukken of de omstandigheden waaronder deze wordt begaan. In deze context spelen vooral de leerstukken van wederrechtelijkheid en causaliteit een rol, omdat deze objectief zijn vast te stellen aan de hand van de gedragingen van de verdachte. In tegenstelling tot de objectieve zijde, gaat het bij de subjectieve zijde om de bestanddelen die de innerlijke gesteldheid van de dader ten tijde van het begaan van de gedraging uitdrukken. Bij misdrijven staat in de delictsomschrijving altijd een subjectief bestanddeel, waardoor de innerlijke gesteldheid van de verdachte van belang wordt voor een eventuele veroordeling. Deze subjectieve bestanddelen zijn opzet en culpa (schuld). In de delictsomschrijving van overtredingen is in de meeste gevallen geen subjectief bestanddeel aanwezig. De kale, objectief waarneembare gedraging is in dat geval genoeg om alle bestanddelen van de delictsomschrijving te vervullen. Wanneer mogelijk een misdrijf is gepleegd, is de geestesgesteldheid van de verdachte als bestanddeel opgenomen in de delictsomschrijving. De onderdelen in de delictsomschrijving die betrekking hebben op de geestesgesteldheid van de dader, worden samengevat onder de noemer ‘schuldbestanddeel’. Misdrijven bevatten als regel steeds een schuldbestanddeel: het bestanddeel opzet of het bestanddeel culpa. Dit wordt de subjectieve zijde van het delict genoemd. Wat is opzet? Opzet is het willens en wetens handelen. Het gaat om wat de mentale of psychische attitude van de dader was met betrekking tot de voor hem beschikbare kennis op het moment van handelen. De kennis richt zich op het weten (bewustzijn; cognitief) en de mentale attitude op het (al dan niet) willen (=doelgericht; volitief). Opzet speelt zich af in iemands hoofd en is derhalve moeilijk bewijsbaar. Als iemand bekent, is het uiteraard eenvoudig. Anders dient de rechter te kijken naar de omstandigheden/gedragingen en de algemene ervaringsregels voor zijn opzetoordeel. Opzet kan op diverse manieren in de delictsomschrijvingen terugkomen: - “opzettelijk”; - “wetende” of “wist”; - “behoorde te weten dat”; - “oogmerk”. 34 Week 2 – Algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid: opzet en culpa Pas op voor eventuele (spraak)verwarring: wanneer het gaat over schuld in de brede zin van het woord, wordt schuld als schuldvorm bedoeld. Dat kan zowel opzet als culpa zijn. Indien schuld een bestanddeel is, dan wordt dat culpa genoemd. Overtredingen bevatten meestal geen subjectief bestanddeel. Het element schuld wordt dan verondersteld aanwezig te zijn. Dit blijkt uit de leer van het materiële feit: bij overtredingen is de enkele gedraging voldoende. Deze leer volgt uit het Melk en water- arrest. In dat arrest stelde de Hoge Raad dat uit zowel de wetsgeschiedenis als wetssystematiek voortvloeit dat voor strafbaarheid altijd ook een verwijt/schuld vereist is. In dit arrest introduceerde de Hoge Raad tevens een buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond (AVAS). Verschillende gradaties van opzet Het opzetbegrip kent verschillende gradaties. Deze variëren van ‘opzet als bedoeling’ (de zwaarste opzetvorm) aan de ene kant van het spectrum, tot ‘voorwaardelijk opzet’ (lichtste vorm van opzet) aan de andere kant. De soorten zijn derhalve: - Opzet als bedoeling (vol of zuiver opzet). o Van vol opzet is sprake indien de dader willens en wetens handelt. De dader moet een echte wil hebben met betrekking tot een bepaalde handeling of gevolg. Hij moet het gevolg hebben beoogd. Dit is de zwaarste gradatie van opzet. Deze vorm van opzet is vereist als de wet spreekt van een “oogmerk”. - Opzet als noodzakelijkheidsbewustzijn o Bij opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn beoogt de dader het gevolg niet, maar is het gevolg als noodzakelijk verbonden aan zijn gedraging. Een gevolg of omstandigheid kan niet uitblijven, ondanks dat dit niet het primaire doel van het handelen of nalaten is.  Voorbeeld: een schip laten opblazen door de eigenaar met als doel verzekeringsgeld te krijgen. De bemanning van de boot komt hierbij om het leven. Dit laatste is natuurlijk niet het doel van de eigenaar, maar is wel een noodzakelijk gevolg. - Voorwaardelijk opzet (of opzet als mogelijkheidsbewustzijn) o Voorwaardelijk opzet is de ondergrens van opzet en wordt omschreven als het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op het tenlastegelegde gevolg (Zie HIV I- arrest). In de praktijk leidt vrijwel altijd het voorwaardelijk opzet tot problemen. Het gaat dan om zaken waar wordt getwijfeld of de verdachte wel wist dat zijn handelen de aanmerkelijke kans met zich bracht dat een bepaald gevolg zou intreden. Indien hij dit wel wist, dan heeft hij dit gevolg ook geaccepteerd. In het vervolg hiervan zal de nadruk dan ook worden gelegd op het voorwaardelijk opzet. De ondergrens van opzet: het voorwaardelijk opzet Bij deze ondergrens van opzet gaat het in feite om het aanvaarden van een bepaalde aan het handelen van de dader verbonden kans dat een gevolg intreedt. Kort gezegd: “ik doe en wil A, maar als B gebeurt, so be it!”. Het teweegbrengen van het betreffende gevolg is daarmee bij het voorwaardelijk opzet een nevengevolg/eventualiteit van de aan het primaire doel van de dader verbonden gedraging. De omschrijving die de HR standaard geeft van voorwaardelijk opzet luidt als volgt: - “Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten” (HR HIV I). 35 Week 2 – Algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid: opzet en culpa Drie onderdelen zijn dus van belang: 1. De aanmerkelijke kans: o Dit mag niet zomaar een kans zijn, maar die moet aanmerkelijk/min of meer groot zijn. Kijk hierbij naar de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het antwoord mag niet afhankelijk zijn van de zwaarte van het ingetreden gevolg, zo volgt uit HR HIV I. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels ‘ex ante’ en objectief gezien aanmerkelijk is te achten. 2. Bewustzijn van de aanmerkelijke kans: o Kijk naar de gedragingen, verklaringen en omstandigheden of de verdachte zich van de kans bewust was. Kijk ook of een gemiddelde derde zich bewust was geweest van de aanmerkelijke kans. Wanneer naar algemene ervaringsregels uit de verrichte handelingen de kans op een dergelijk gevolg kan worden afgeleid, zal ook de verdachte dit wel hebben geweten. Op deze manier wordt genormativeerd. 3. Aanvaarden van de aanmerkelijke kans: o De aanmerkelijke kans wordt aanvaard indien deze op de koop wordt toegenomen of indien blijk is van een grote mate van onverschilligheid/gebrekkig inlevingsvermogen ten aanzien van het gevolg. Soms kunnen getuigenverklaringen inzicht verschaffen omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de dader is omgegaan. Wanneer dit niet succesvol is, zal gekeken worden of een bepaalde finaliteit in de gedraging school. “Zo kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra- indicaties – niet anders kan zijn dat de dader de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg heeft aanvaard” (HIV-criterium). Betrek hierbij tevens de feiten en de aard van de gedraging(en). Opzet op bestanddelen De hoofdregel is dat de dader willens en wetens de gedragingen moet hebben verricht die na het woord opzettelijk in die delictsomschrijving staan, wanneer de wetgever het woord “opzettelijk” heeft gebruikt in een delictsomschrijving. Het woord “opzet” staat echter niet altijd expliciet in de delictsomschrijving. Opzet kan ook ingeblikt zijn in een ander woord. Voorbeelden hiervan zijn ‘mishandeling’ of het ‘seksueel binnendringen’. Hierbij is het moeilijk voor te stellen dat dit per ongeluk gebeurt. Boos opzet of kleurloos opzet? Het is voldoende als het opzet is gericht op de verboden gedraging (kleurloos opzet). Het hoeft niet zo te zijn dat het opzet is gericht op de ongeoorloofdheid van de daad (boos opzet). De verdachte hoeft niet te weten dat de opzettelijke verrichte gedraging ook daadwerkelijk strafbaar is. Het feit dat hij een strafbaar feit pleegt is voldoende. Hierop is echter een uitzondering. Wanneer in een delictsomschrijving het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ na het bestanddeel ‘opzettelijk’ wordt genoemd en het woordje ‘en’ hier niet tussenstaat, betekent dit dat beide bestanddelen elkaar volgen en dus opzet ook gericht moet zijn op de wederrechtelijkheid (zie voor een voorbeeld art. 282 Sr). Dit is dan boos opzet. Staat het woordje ‘en’ tussen deze bestanddelen, dan hoeft opzet dus niet gericht te zijn op de wederrechtelijkheid en is sprake van kleurloos opzet (zie bijvoorbeeld art. 350 Sr). Opzet is op diverse manieren in de delictsomschrijvingen terug te vinden. Bij “wetende” of “wist dat” is voorwaardelijk opzet voldoende. Bij een “oogmerk” is een zware vorm van opzet vereist, een oogmerk kan worden omschreven als doelbewustheid. Voorwaardelijk opzet is hiervoor onvoldoende. 36 Week 2 – Algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid: opzet en culpa Het opzet (dat bewezen dient te worden) ziet altijd op alle bestanddelen die na het opzet staan vermeld en dit bepaalt derhalve de reikwijdte. Soms staan dus meerdere opzetvarianten in één delictsomschrijving en die zien dan dus op verschillende bestanddelen. Zie bijvoorbeeld art. 310 Sr dat spreekt over “wegnemen” (vorm van ingeblikt opzet) en “oogmerk”. Beiden moeten bewezen worden. Verschil tussen opzet en schuld De ondergrens van opzet ligt tegen de bewuste culpa (schuld) aan. Schuld als bestanddeel wordt ook wel ‘culpa’ genoemd. Het is te omschrijven als aan onachtzaamheid, onvoorzichtigheid, nalatigheid van een zekere graad (ernst) te wijten gevolgen. Kort gezegd: culpa is een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Waar de met opzet handelende dader dus willens en wetens handelt, geldt voor de culpoze dader dat hij anders had moeten en kunnen handelen. Hij kende de risico’s, doch heeft hij die op het bewuste moment onderschat. De culpoze dader wilde het bewuste gevolg weliswaar niet, doch valt het hem te verwijten dat het gevolg is ingetreden. Voorbedachte rade Voorbedachte rade is als bestanddeel in sommige delictsomschrijvingen opgenomen, naast een gewone vorm van opzet. De voorbedachte rade geldt in dit verband altijd als een strafverzwarende omstandigheid ten opzichte van het gronddelict (zoals doodslag (gronddelict) en moord (strafverzwarend)). Volgens de Hoge Raad moet voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte rade’ komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Inleiding op culpa Aan het dagelijks leven zijn veel risico’s verbonden. Om te voorkomen dat risico’s zich verwezenlijken, gelden allerlei (geschreven en ongeschreven) gedragsnormen. Die normen eisen van de burger dat hij zich bewust is van de gevaren en derhalve gevaarlijk gedrag achterwege laat. Doet hij dit niet en het (door de wetgever) niet gewilde gevolg treedt in, dan kan de onvoorzichtige of onoplettende burger hiervoor een verwijt worden gemaakt. Hij kon anders handelen en had ook anders moeten handelen in de gegeven situatie. De term schuld kan tot verwarring leiden. Zoals reeds vermeld in week 1, moet aan een viertal voorwaarden voldaan worden wil men spreken van strafbaarheid: 1) Er moet sprake zijn van een menselijke gedraging; 2) Die past binnen een wettelijke delictsomschrijving; 3) Die wederrechtelijk is; 4) En aan de schuld van de verdachte te wijten is. Schuld in dit perspectief (voorwaarde 4) is verwijtbaarheid. Verwijtbaarheid moet aanwezig zijn bij zowel misdrijven als overtredingen, ook al is dit niet expliciet vermeld in de delictsomschrijving. Als het niet expliciet is vermeld, noemen we dit ook wel ‘schuld als element’, of met andere woorden: verwijtbaarheid. Culpa Het kan echter zo zijn dat het woordje ‘schuld’ wel expliciet in de delictsomschrijving staat. Neem het volgende voorbeeld: “Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met…” (art. 307 Sr: dood door schuld). Als het woordje ‘schuld’ expliciet in de delictsomschrijving staat (anders gezegd: als schuld een bestanddeel is), dan is dit culpa. Het artikel hierboven is dus een culpoos delict. 37 Week 2 – Algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid: opzet en culpa Culpa is te omschrijven als ‘aan onachtzaamheid, onvoorzichtigheid, nalatigheid van een zekere graad (ernst) te wijten gevolgen’. Kort gezegd: culpa is een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Twee vormen van schuld: bewuste en onbewuste schuld Twee vormen van culpa kunnen onderscheiden worden: de bewuste schuld en de onbewuste schuld. Bij bewuste schuld heeft de dader het gevolg voorzien, maar vertrouwde hij erop dat hij het gevolg wel kon vermijden. Hij neemt dus bewust het onacceptabele risico (zie het Porsche-arrest). Dit is meteen ook het verschil met (voorwaardelijk) opzet: iemand handelt dan opzettelijk wanneer hij weet dat zijn handelen een bepaald gevolg zal hebben en dit gevolg ook accepteert (wilselement). Bij de culpoze dader schort het aan dit wilselement. Hij wilde het bewuste gevolg weliswaar niet, doch valt het hem te verwijten dat het is gebeurd. De zwaarste vorm van bewuste schuld is roekeloosheid. Daarvan is sprake als buitengewoon onvoorzichtig gedrag wordt vertoond, waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen. Onder onbewuste schuld wordt verstaan het geval dat de dader zich het gevolg of de desbetreffende omstandigheden helemaal niet heeft voorgesteld. Hij had dit echter kunnen en behoren te doen (Verpleegster-arrest). De normatieve/objectieve component van de culpa De normatieve/ objectieve component van schuld houdt in dat de verdachte een geldende norm heeft overschreden. De eerste stap bij het beantwoorden van de vraag of sprake is van culpa is dan ook het vaststellen van de toepasselijke zorgvuldigheidsnorm. Wanneer een zorgvuldigheidsnorm (kan zowel geschreven als ongeschreven) is vastgesteld, kan eenvoudig worden beoordeeld of sprake is van schuld. Daarnaast moet rekening worden gehouden met objectieve individualiserende elementen (zoals een onbekend technisch gebrek aan de auto). Indien deze afwezig zijn, mag niet direct aangenomen worden dat voldaan is aan de normatieve component van schuld. Bovendien moet sprake zijn van grove of aanmerkelijke schuld: Culpa lata. Wanneer is sprake van culpa lata? De Hoge Raad zegt dat het afhankelijk is van het geheel vangedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Om dit nader te bepalen wordt gewerkt met een fictieve criteriumfiguur. Dit is de normale, gemiddelde, voorzichtige mens die zich in het maatschappelijk verkeer aan de regels houdt. Wijkt het handelen van de verdachte substantieel af van de wijze waarop de criteriumfiguur zou hebben gehandeld, dan kan sprake zijn van ‘culpa lata’. De criteriumfiguur kan in gegeven gevallen worden uitgemaakt door te kijken naar de groep waar de verdachte deel van uitmaakt (gaat het in casu om artsen, politieagenten, zweminstructeurs, et cetera). Dit noemen wij Garantenstellung (zie HR Verpleegster). De subjectieve component van de culpa (verwijtbaarheid) Als is voldaan aan de normatieve component, dient nog de vraag te worden gesteld of de normschending de verdachte ook kan worden verweten. Dit is de subjectieve kant van culpa. De vraag is dan: was de verdachte wel in staat om zich aan de zorgvuldigheidsnorm te conformeren? Het is aan de verdediging om dan een beroep te doen op eventuele disculperende omstandigheden (psychische stoornis, lichamelijke aandoeningen, gebrekkige opleiding en dergelijke). Een dergelijk verweer behoeft weerlegging. Uiteraard moet wel sprake zijn van een uitzonderlijke omstandigheid (Blackout- arrest). Culpa en strafuitsluitingsgronden Zoals reeds omschreven, is culpa een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. In die betekenis is zowel de wederrechtelijkheid (aanmerkelijke onvoorzichtigheid) als de verwijtbaarheid omvat. 38 Week 2 – Algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid: opzet en culpa Dit betekent dat het mogelijk is om zowel een beroep op een rechtvaardigingsgrond als op een schulduitsluitingsgrond te doen. In het geval van een culpoos delict zal een geslaagd beroep op een van deze strafuitsluitingsgronden dus leiden tot vrijspraak (de schuld uit de delictsomschrijving wordt weggestreept, waardoor niet alle bestanddelen bewezen kunnen worden, zie nader week 3). Roekeloosheid Roekeloosheid is ‘’een buitengewone, onvoorzichtige gedraging van de dader waarmee een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en waarvan de dader zich bewust was of dat had moeten zijn.’’ Dit volgt onder andere uit HR Snelheidswedstrijd. Voor de schuldvorm roekeloosheid komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling hiervan moet worden betrokken dat deze roekeloosheid als de zwaarste vorm van het culpoze delict wordt aangemerkt, die kan leiden tot verdubbeling van het maximum van de op te leggen vrijheidsstraf. Dit heeft tot gevolg dat hoge eisen worden gesteld. Lichtzinnigheid ten aanzien van de gevolgen is niet voldoende. Volledige onverschilligheid kan wel roekeloosheid opleveren. 39

Use Quizgecko on...
Browser
Browser