Inleiding tot de Pathologie van de Mond - 2024-2025 Examineren

Document Details

ViewableErhu

Uploaded by ViewableErhu

Universiteit Gent

2024

Dr. Renaat Coopman

Tags

mondpathologie tandheelkunde aandoeningen gezondheidswetenschappen

Summary

This document contains lecture notes on the pathology of the mouth, specifically for 3rd-year Bachelor of Dentistry students in the 1st semester of 2024-2025 at Ghent University. Topics covered include non-tumorous and premalignant lesions of the oral mucosa

Full Transcript

INLEIDING TOT DE PATHOLOGIE VAN DE MOND STUDIE TANDHEELKUNDE - 3E BACHELOR - 1E SEMESTER (2024-2025) DR. RENAAT COOPMAN MEDISCH AFDELINGSHOOFD MOND-, KAAK- EN AANGEZICHTSCHI...

INLEIDING TOT DE PATHOLOGIE VAN DE MOND STUDIE TANDHEELKUNDE - 3E BACHELOR - 1E SEMESTER (2024-2025) DR. RENAAT COOPMAN MEDISCH AFDELINGSHOOFD MOND-, KAAK- EN AANGEZICHTSCHIRURGIE ONDERWERPEN niet tumoraal 1. Niet neoplastische laesies van de mondmucosa 2. Premaligne laesies van de mondmucosa 1. NIET NEOPLASTISCHE LAESIES VAN DE MONDMUCOSA 1.1. Ulceraties 1.1.1. Primaire ulceraties 1.1.1.1. Aften 1.1.1.1.1. Minor afte 1.1.1.1.2. Major afte 1.1.1.1.3. Herpetiforme afte 1.1.1.2. Traumatische ulceraties 1.1.1.3. Syndroom van Behçet 1.1.2. Secundaire ulceraties 1.1.2.1. Huid-slijmvliesafwijkingen 1.1.2.1.1. Erythema multiforme 1.1.2.1.2. Pemphigus vulgaris 1.1.2.1.3. Slijmvlies pemphigoid 1.1.2.1.4. Inflammatoire darmaandoeningen 1.1.2.2. Virale infecties 1.1.2.2.1. Herpes simplex 1.1.2.2.2. Varicella (herpes) zoster 1.1.2.2.3. Herpangina 1.1.2.2.4. Hand-voetmond ziekte 1.1.2.2.5. HIV 1.1.2.3. Bacteriële infecties 1.1.2.3.1. Syfilis 1.1.2.3.2. Tuberculose 1.1.2.4. Medicamenteus 1.2. Witte afwijkingen 1.2.1. Afschraapbare witte afwijkingen 1.2.1.1. Candida 1.2.2. Niet-Afschraapbare witte afwijkingen 1.2.2.1. Lokale factoren 1.2.2.2. Morsicatio buccarum/Linea alba 1.2.2.3. Stomatitis nicotina 1.2.2.4. Lingua geografica 1.2.2.5. Lingua villosa 1.2.2.6. Leukoedeem 1.2.2.7. White sponge naevus 1.2.2.8. Leukoplakie 1.2.2.9. Lichen planus 1.2.2.10. Lichen sclerosus 1.3. Rode afwijkingen 1.3.1. Tongafwijkingen 1.3.1.1. Glossitis rhomboidea mediana 1.3.1.2. Tongzwelling 1.3.1.2.1. Amyloidose 1.3.1.2.2. Macroglossie 1.3.1.2.3. Syndroom van Cowden 1.3.1.2.4. Thyreoglossus cyste 1.3.1.2.5. Tongstruma 1.3.1.2.6. Granulaircel tumor 1.3.2. Lipafwijkingen 1.3.2.1. Cheilitis angularis 1.3.2.2. Cheilitis exfoliativa 1.3.2.3. Cheilitis fissurata 1.3.2.4. Cheilitis glandularis 1.3.2.5. Cheilitis granulomatosa 1.3.2.6. Mucocele 1.3.2.7. Pyogeen granuloom 1.3.3. Gingiva-afwijkingen 1.3.3.1. Epulis 1.3.3.2. Gingiva hyperplasie 1.3.4. Vasculaire afwijkingen 1.3.4.1. Angina haemorrhagica bullosa 1.3.4.2. Flebectasie 1.3.4.3. Hemangioom 1.3.4.4. Arterioveneuze malformatie 1.3.4.5. Kaposi sarcoom 1.3.5. Mucosa-afwijkingen 1.3.5.1. Papiloom (verruca vulgaris) 1.3.5.2. Fibroom 1.3.5.3. Lipoom 1.3.6. Lymfangioom 1.1. ULCERATIES oppervlakkig defect door weefselverval geringe neiging tot genezing huid of mucosa primair of secundair primair aften traumatische ulceraties syndroom van Behçet secundair huid-slijmvliesafwijkingen virale infecties bacteriële infecties medicamenteus 1.1.1. PRIMAIRE ULCERATIES 1.1.1.1. Aften 1.1.1.1.1. Minor afte 1.1.1.1.2. Major afte 1.1.1.1.3. Herpetiforme afte 1.1.1.2. Traumatische ulceraties 1.1.1.3. Syndroom van Behçet 1.1.1.1. AFTEN Definitie pijnlijke frequent recidiverende solitaire of multipele ulceratie van de niet-gekeratiniseerde mucosa defect in het slijmvlies van de mond dat dieper gaat dan de basale membraan, tot de submucosa/spier/periost Etiologie onbekend predisponerende factoren zijn recente ziekte, hormonale schommelingen, genetische predispositie en stress Epidemiologie 20% bevolking bij jong volwassenen (10-40j) soms familiaal vrouwen > mannen niet-rokers gemiddeld 2-3 aanvallen/jaar minor (80%) – major (15%) – herpetiforme (15%) DD aftenachtige laesies bij HIV syndroom van Behçet ziekte van Crohn colitis ulcerosa erythema multiforme en syndroom van Stevens-Johnson 1.1.1.1. AFTEN Beware of malignancy Criteria: GEEN AFTE, indien: beeld van de laesie niet recidiverend recidiverende karakter solitair voorkomend mechanische hyperalgesie zelfde lokalisatie zelflimiterend langer dan 3 weken aanwezig niet-gekeratiniseerde localisatie ongewone lokalisatie aanvangsleeftijd eerste manifestatie oudere leeftijd familiale voorgeschiedenis voorafgegaan door een vesikel tijdsduur voorafgegaan door leuko- of erythroplakie 1.1.1.1.1. MINOR AFTE Kliniek niet verhoornend slijmvlies, zoals wangslijmvlies, lippen, tong, zachte verhemelte, mondbodem doorsnede < 0,5 cm, ovaal, 1-5 aften gelijktijdig begin (prodromale verschijnselen): branderig, ruw, tintelend gevoel eerste 24h later (secundaire ontsteking): rode macula waarin een ulcus staat met een weinig verheven zachte rode rand ulceratie is bedekt met geelgrijs fibrineuze pseudomembraan 7-10d pijnlijk en geneest dan spontaan door reëpithelialisatie zonder litteken kan wel secundair infecteren Therapie geen causale therapie CHX ter preventie surinfectie lidocaine gel prodromale fase: zalf of mondspoeling met corticosterioden bij extreme gevallen kunnen systemische corticosteroïden (1mg/kg lichaamsgewicht) overwogen worden 1.1.1.1.2. MAJOR AFTE Kliniek meestal vrij typische locaties achteraan in de mond: zachte verhemelte, voorste amandelpijler soms ook thv onderlip zeer pijnlijk doorsnede van 1-2 cm is veel langer aanwezig (> 3 weken) geneest met littekenvorming lymfoadenopathie submandibulair of hoogjugulair is frequent ook wel: Sutton afte Therapie idem minor afte 1.1.1.1.3. HERPETIFORME AFTE* * zal later dieper op worden ingegaan Kliniek lijkt op gingivostomatitis herpeticans – kleiner dan 0,4cm en kleiner dan de minor afte talrijk aanwezig, tot > 50 stuks kunnen conflueren tot grote laesies met onregelmatige vorm pijnlijk op de onderkant van de tong en de laterale tongrand, weke verhemelte, lippen Therapie idem minor afte 1.1.1.2. TRAUMATISCHE ULCERATIES Etiologie anamnese!!! vaak tgv: bijten voedsel tandenpoetsen scherpe gebitselementen slecht passende prothese iatrogeen tgv geven lokale anesthesie → necrotiserende sialometaplasie automutilatie habits Therapie afhankelijk van de oorzaak 1.1.1.3. SYNDROOM VAN BEHÇET Definitie multi-orgaan aandoening met typisch: recurrente orale ulceraties (min 3 x per jaar) + minimaal 2 van volgende: recurrente genitale ulceraties oogafwijkingen (uveitis/conjuctivitis) huidafwijkingen positieve pathergie test Etiologie genetische associatie met HLA-B51 mannen > vrouwen 20-40 jaar West-Europa 1:100.000, Japan 80-300/100.000 1.1.1.3. SYNDROOM VAN BEHÇET Kliniek oraal: aften in 95% (40% major aften) genitaal: scrotale-vaginale aften 75% oculair: 70% (kans op blindheid) huid: erythema nodosum, folliculitis artritis zeldzaam DVT, aneurysma inflammatie brein, ruggenmerg inflammatie en ulceratie tractus digestivus Behandeling lokaal cfr aften systemisch corticosteroiden interferon thalidobromide cyclosporine 1.1.2. SECUNDAIRE ULCERATIES 1.1.2.1. Huid-slijmvliesafwijkingen 1.1.2.1.1. Erythema multiforme 1.1.2.1.2. Pemphigus vulgaris 1.1.2.1.3. Slijmvlies pemphigoid 1.1.2.1.4. Inflammatoire darmaandoeningen 1.1.2.2. Virale infecties 1.1.2.2.1. Herpes simplex 1.1.2.2.2. Varicella (herpes) zoster 1.1.2.2.3. Herpangina 1.1.2.2.4. Hand-voetmond ziekte 1.1.2.2.5. HIV 1.1.2.3. Bacteriële infecties 1.1.2.3.1. Syfilis 1.1.2.3.2. Tuberculose 1.1.2.4. Medicamenteus 1.1.2.1. HUID-SLIJMVLIESAFWIJKINGEN 1.1.2.1.1. Erythema multiforme 1.1.2.1.2. Pemphigus vulgaris 1.1.2.1.3. Slijmvlies pemphigoid 1.1.2.1.4. Inflammatoire darmaandoeningen 1.1.2.1.1. ERYTHEMA MULTIFORME Definitie inflammatie van huid en soms slijmvliezen ernstige vorm (levensbedreigend) Steve-Johnson syndroom Lyell syndroom - toxic epidermal necrolysis Etiologie reactie op prikkel meestal na (virale) infectie (bv herpes simplex) of medicatie Epidemiologie niet ernstige vorm vnl kinderen/jong volwassenen ernstige vormen frequenter door medicatie bij ouderen 1.1.2.1.1. ERYTHEMA MULTIFORME Klinisch algemene malaise meestal eerst mondafwijkingen bloederige korsten op de lippen uitgebreide ulceraties palatum molle en binnenzijde wangen typische schietschijf huidletsels tevens genitale afwijkingen en conjunctivitis Histopathologie eventueel biopt in blaasrand voor onderscheid met blaarziekte Behandeling behandeling of stoppen van uitlokker (medicatie) milde vorm spontane genezing binnen 2-6 weken sterk supportieve ondersteuning nodig bij uitgebreidere vormen eventueel corticosteroïden cave recidief! 1.1.2.1.2. PEMPHIGUS VULGARIS Definitie blaarvormende huid-slijmvliesafwijking Etiologie auto-immuunziekte antilichamen tegen hoog gelegen onderdeel van huid en mucosa → loslating → blaren/erosies eventueel uitlokking door medicatie Epidemiologie vnl middelbare leeftijd vnl vrouwen soms ook kinderen 1.1.2.1.2. PEMPHIGUS VULGARIS Klinisch frequent eerst aantasting mucosa alvorens huid oraal grote erosies met fibrine beslag fel roodgekleurde rand pijnlijk huid eventueel ook blaren positief teken van Nikolsky DD erythema multiforme slijmvliespemphigoid geneesmiddelenreactie erosieve lichen planus 1.1.2.1.2. PEMPHIGUS VULGARIS Diagnose biopt waarna immunofluorescentie test blaarvorming epitheel Behandeling vermijden harde-scherpe of zure voeding lokale corticoiden (evnetueel icm AB of antiseptica) immuunonderdrukkende medicatie 1.1.2.1.3. SLIJMVLIES PEMPHIGOID Definitie blaarvormende slijmvliesaandoening Etiologie auto-immuunziekte Epidemiologie vnl middelbare leeftijd vnl vrouwen Klinisch vaak symmetrische blaarvorming en ulceratie pijnlijk tevens ook aantasting van andere mucosae mogelijk (conjunctivitis) 1.1.2.1.3. SLIJMVLIES PEMPHIGOID DD erythema multiforme pemphigus vulgaris erosieve lichen planus Histopathologisch blaarvorming epitheel (dieper dan bij pemphigus vulgaris) Behandeling vermijden harde-scherpe of zure voeding lokale corticoiden (evt icm AB of antiseptica) immuunonderdrukkende medicatie 1.1.2.1.4. INFLAMMATOIRE DARMAANDOENINGEN ziekte van Crohn colitis ulcerosa 1.1.2.2. VIRALE INFECTIES 1.1.2.2.1. Herpes simplex 1.1.2.2.2. Varicella (herpes) zoster 1.1.2.2.3. Herpangina 1.1.2.2.4. Hand-voetmond ziekte 1.1.2.2.5. HIV 1.1.2.2.1. HERPES SIMPLEX primair infect = gingivostomatitis herpeticans Etiologie HSV type 1 (meest frequent) HSV type 2 (minder frequent) Epidemiologie vnl jonge kinderen/jong volwassenen 90 % subklinisch incubatietijd: 5 dagen 1.1.2.2.1. HERPES SIMPLEX Kliniek algehele malaise vesiculaire aandoening, blaar < 0.5 cm talrijke vesikels → barsten open → conflueren tot grote onregelmatige ulceraties gingiva rood, oedemateus, pijn +++ met name tav palatum en gingiva speekselvloed, lymfadenopathie pijnlijke intake spontane genezing 7-14 dagen geen restletsels Aanvullend onderzoek veelal niet nodig, klinische diagnose eventueel kweek vocht blaasje, Ab bepalen in bloed (interval van 2 weken), evnetueel cytologisch onderzoek DD erythema multiforme Therapie symptomatisch: pijnstilling, mondspoelmiddel, rust Acyclovir po eventueel ondersteund door mondspoelmiddel (immunodeficiënte pt) 1.1.2.2.1. HERPES SIMPLEX secundair infect = recidiverende herpes labialis Etiologie reactivatie HSV tgv zon, menarche, koorts, trauma, stress, vermoeidheid, stoornis immuunsysteem Kliniek milder en zelden algehele malaise vesikels huid rondom mond en neus, vnl lippen (herpes labialis) pijnlijk, jeukend, branderig gevoel met erytheem herpetiforme stomatitis: tientallen, vaak hele kleine ulceraties van tong, wang en palatum, vnl gekeratiniseerde mucosa Therapie symptomatisch, voorkomen surinfect eventueel lokaal antiviraal middel (zelden) spontane genezing 1-2 weken 1.1.2.2.2. VARICELLA (HERPES) ZOSTER primair infect = waterpokken/windpokken Etiologie HSV type 3 Epidemiologie tussen 1-9 jaar 90% klinisch DD muggenbeten impetigo 1.1.2.2.2. VARICELLA (HERPES) ZOSTER Kliniek koorts, algemene malaise (2 weken) vesikels in het aangezicht, romp, hoofdhuid, palatum molle na uitdrogen: korstjes, hevige jeuk Therapie pijnstilling 1.1.2.2.2. VARICELLA (HERPES) ZOSTER secundair infect = gordelroos/zona Etiologie reactivatie van het latente in de dorsale ganglia aanwezige VZV tgv immuundepressie, RT, trauma, lymfoom meestal op oudere leeftijd unilateraal volgens dermatoom Kliniek enkelzijde vesikels huid en slijmvlies voorafgegaan door hevige pijn volgens dermatoom 5-7 dagen voordien overschrijdt de middenlijn niet na openbarsten → korsten Therapie pijnstilling Acyclovir 5dd 800mg 1.1.2.2.2. VARICELLA (HERPES) ZOSTER cave: postherpetische neuralgie therapie corticosteroiden tegretol antidepressiva zona ophthalmica = reactivatie van virus langs de n. ophthalmicus → blindheid 1.1.2.2.3. HERPANGINA Etiologie Coxsackie A1/A6 virus Epidemiologie vnl in de zomermaanden kinderen-jong volwassenen tgv slechte hygiënische omstandigheden Kliniek algemene malaise, keelpijn, koorts erytheem, vesikels thv palatum molle pharynxbogen spontane genezing na 10 dagen Therapie pijnstilling/lidocaïne zachte voeding 1.1.2.2.4. HAND-VOETMOND ZIEKTE Etiologie Coxsackie A16 virus Epidemiologie kinderen-jong volwassenen Kliniek algemene malaise, keelpijn, koorts erytheem, vesikels thv mondmucosa handen voeten geen korsten spontane genezing na 10 dagen Therapie pijnstilling/lidocaïne 1.1.2.2.5. HIV Etiologie Humaan Immunodeficiëntie Virus Epidemiologie homoseksuele mannen Kliniek primo-infectie uitslag met ulceraties oraal en genitaal latere stadia soms recidiverende afteuze ulcera necrotiserende stomatitis Therapie antiretrovirale medicatie preventie en bronopsporing 1.1.2.3. BACTERIËLE INFECTIES 1.1.2.3.1. Syfilis 1.1.2.3.2. Tuberculose 1.1.2.3.1. SYFILIS Etiologie Treponema pallidum Epidemiologie SOA vnl homoseksuele mannen Kliniek verschillende fasen: 1. ulcus oraal (extragenitale sjanker), anus of penis/vagina vaak eveneens regionale lymfeklier vergroot 2. uitslag romp, malaise, mucous patches oraal 3. hersenschade-hartproblemen 1.1.2.3.1. SYFILIS Diagnose kweek serologie Therapie antibioticum bronopsporing en preventie 1.1.2.3.2. TUBERCULOSE Etiologie Myobacterium tuberculosis onduidelijk hematogene verspreiding of enting geïnfecteerd sputum Epidemiologie prevalentie dalend zeldzaam in de mond (max 5%) Kliniek solitair ulcus laterale tongrand voorkeurslokalisatie veelal lymfadenopathie 1.1.2.3.2. TUBERCULOSE Diagnose biopt en kweek Rx-thorax om systemische TBC uit te sluiten Therapie antibioticum 1.1.2.4. MEDICAMENTEUS Etiologie meest gekende: methotrexaat Therapie staken medicijn 1.2. WITTE AFWIJKINGEN belangrijkste verdeling: is kan je afschrapen (zijn infecties, candida, schimmels) of niet 1.2.1. Afschraapbare witte afwijkingen 1.2.1.1. Candida 1.2.2. Niet-Afschraapbare witte afwijkingen 1.2.2.1. Lokale factoren 1.2.2.2. Morsicatio buccarum/Linea alba 1.2.2.3. Stomatitis nicotina 1.2.2.4. Lingua geografica 1.2.2.5. Lingua villosa 1.2.2.6. Leukoedeem 1.2.2.7. White sponge naevus 1.2.2.8. Leukoplakie 1.2.2.9. Lichen planus 1.2.2.10. Lichen sclerosus 1.2.1. AFSCHRAAPBARE WITTE AFWIJKINGEN 1.2.1.1. Candida 1.2.1.1. CANDIDA Definitie zichtbare, afschraapbare witte tot rode afwijking veroorzaakt door Candida albicans schimmel Etiologie zijn altijd aanwezig maar kunnen door verandering in omgeving/immuun;.... 40% als commensaal aanwezig versterken kolonie-vorming oiv slecht passend gebit chronische irritatie droge mond lokaal corticosteroïd gebruik RT immuunstoornissen langdurig AB gebruik DM malnutritie candida kan mondkanker verergeren maar niet omgekeerd bloedziekten candida betekent niet perse mondkanker 1.2.1.1. CANDIDA Klinisch verschillende vormen pseudomembraneus: romig en afveegbaar spruw erythemateus: vurig, rood aspect, veelal branderig gevoel hyperplastisch: hobbelig aspect, veelal tonbrug en mondhoeken zelden voorkomen myocutaan: niet alleen slijmvliezen maar ook huid en nagels aangedaan altijd bilateraal ook bilateraal op tong DD erythroplakie indien enkelzijdig tweezijdig is dus meestal infecteus en niet kanker Behandeling antimycotica [miconazol (orale gel), nystatine (mondspoeling), amfotericine B (zuigtablet)] 1-2 weken gericht op oorzaak rood is altijd een waarschuwingsteken - erythema is altijd gevaarlijker dan witte laesies - kan zeker mondkanker zijn maar als bilateraal is wss niet 1.2.1.1. CANDIDA Vormen acute pseudomembraneuze → spruw vaak bij kinderen/zuigelingen 1/5 chronische atrofische → stomatitis protheticans langdurig inhouden prothese niet 's avonds afhalen hypertrofische → papillaire hypertrofie je moet bij schimmelinfectie ook de prothese behandelen anders zal je weer schimmelinfectie krijgen ondanks je het gebit hebt gereinigd/behandeld 1.2.2. NIET-AFSCHRAAPBARE WITTE AFWIJKINGEN meestal goedaardig 1.2.2.1. Lokale factoren maar bloeding zal bepalen en dus gemengd voorkomen van wit en rood - gevaarlijk 1.2.2.2. Morsicatio buccarum/Linea alba 1.2.2.3. Stomatitis nicotina 1.2.2.4. Lingua geografica 1.2.2.5. Lingua villosa 1.2.2.6. Leukoedeem 1.2.2.7. White sponge naevus 1.2.2.8. Leukoplakie 1.2.2.9. Lichen planus 1.2.2.10. Lichen sclerosus 1.2.2.1. LOKALE FACTOREN chemische beschadiging chemicaliën die patiënten (per ongeluk) drinken of innemen tandheelkundige stoffen dus week weefsel komt in contact met NaOH van endobehandeling Formocresol door niet goed plaatsen rubberdam natriumhypochloriet fenol (vernis, ets) lokaal aanbrengen van medicatie vlakke, witte, niet afneembare verandering slijmvlies van wang en soms tong gelijkend op morsicatio (dit is echter vaak bilateraal) biopt enkel igv onbetrouwbare anamnese kauwen van betel → orale submucosale fibrose je voelt wel serieuze fibrose en als je ziet kleine mondopening vnl Zuid-Oost Azie klinisch verlittekening met evt erosies, ulcera, petechiën, hyperpigmentatie , verkorte uvula en keratosen → bleek aspect mucosa (vnl wang) geven verhardingen maligne transformatie 7-30%! → controle! therapie kan maligne worden en dus opvolgen geen adequate behandeling gekend intralesionaal corticosteroïden chirurgische interventie 1.2.2.1. LOKALE FACTOREN contactlaesie lichenoïde laesie meestal op wang en laterale tongranden vnl bij amalgaam; niet bij composiet of goud ook wel: galvanische laesie → continue prikkeling van mucosa door metaal ook wel: lichenoïde contactstomatitis veelal geen klachten → vervanging restauratie dan niet nodig verdwijnt meestal na vervanging vulling, maar hoeft niet en kan lang duren vaak ontstaat door fictiekrachten aan tong, vaak lokaal en oppervlakkig frictional laesie/keratose lijkt op leukoplakie verdwijnt bij wegnemen irriterende factor ten gevolge van hard poetsen of prothesedruk indien persisterend → biopt nemen zien er niet bedreigend uit 1.2.2.1. LOKALE FACTOREN na mondkanker vaak huidtransplantaat begin vaak wit later soms rood door candida infectie mogelijks behaard mechanisch en thermisch langdurig gebruik van wattenrol boor brandwonden hete dranken littekenvorming en witte afwijking meestal de lippen indeukingen of ulceratieve kenmerken voorkomen 1.2.2.2. MORSICATIO BUCCARUM/LINEA ALBA Etiologie tgv wang- of lipbijten eventueel tongbijten (morsicatio) mechanische irritatie gebitselementen (linea alba) vaak op beide kanten maar kan ook op 1 plaats vnl bij volwassenen - laten toebijten patient en dan kijken of dat plaats is waar ze toebijten Klinisch hyperkeratose, verdikt ruw vaak dubbelzijdig, min of meer symmetrisch patroon biopt weinig meerwaarde associatie met pachyonychia congenita DD candidose leukoplakie is vaak dikker lichen planus is niet mooi afgelijnd zoals deze Behandeling habit afleren eventueel scherpe randen gebitselementen afronden 1.2.2.3. STOMATITIS NICOTINA Etiologie benigne verandering mucosa palatum tgv overmatig roken Klinisch hyperkeratotische papels met rode puntjes centraal mannen > 45 jaar droog uitzien Behandeling rookstop, herstel binnen enkele maanden 1.2.2.4. LINGUA GEOGRAFICA landkaarttong Etiologie onbekend benigne man/vrouw = 1/2 1-2 % bevolking, niet leeftijdsgebonden Klinisch mooie aflijning tussen wit en rood - minder bedreigend overkomen scherp begrensde gladde rode maculae (lokale atrofie van filiforme papillen) op dorsum tong, begrensd door hyperkeratotische rand veranderlijk soms branderig gevoel 40% tevens lingua fissurata kan ook op andere plaatsen in de mond voorkomen (zeldzaam) Behandeling geen kan tongschrapen - minder pijnklachten 1.2.2.5. LINGUA VILLOSA Definitie benigne pijnloze aandoening waarbij beslag op dorsale 2/3 deel van de tong ook wel: haartong feitelijk hypertrofie van de filiforme papillen icm toegenomen desquamatie Etiologie onbekend hypothetisch verandering mondflora oiv voedingsmiddelen, AB, mondspoelingen, psychotroop medicatiegebruik, roken, alcoholgebruik, malnutritie, verlaagd afweersysteem (HIV), RT mannen > vrouwen ondervoeding kan leiden tot candida en dus ook lingua villosa Klinisch soms branderig, veelal geen klachten beslag wit-grijs tot zwart Behandeling eliminatie predisponerende factoren verbeteren mondhygiëne eventueel tongschrapen 1.2.2.6. LEUKOEDEEM Definitie benigne witte-grijswitte melkachtige sluiering van de wangmucosa te beschouwen als een variant van de normale mucosa Etiologie raciaal geboden, vnl negroïde ras (80%) roken?, excessief alcohol? Epidemiologie relatief zeldzaam komt heel weinig voor vnl volwassenen en ouderen Klinisch meestal dubbelzijdig thv wangmucosa, eerder dorsaal (grijs)witte wat gerimpelde film op wangmucosa niet afveegbaar kan wat verdwijnen bij aanspannen van de mondmucosa geen klachten geen leukoplakie Behandeling rookstop geen 1.2.2.7. WHITE SPONGE NAEVUS Definitie mooi egaal witte structuur - niet bedreigend benigne mucosa-afwijking autosomaal dominant erfelijk Epidemiologie vaak reeds op jeugdige leeftijd Klinisch witte, vaak iets verdikte mucosaverandering meestal dubbelzijdig op wang en tong klinische diagnose Behandeling geen 1.2.2.8. LEUKOPLAKIE = witte plaque Definitie is een uitsluitende diagnose, als al de andere het niet zijn van diagnose - kan leukoplakie zijn witte verkleuring mondmucosa (14% populatie) beschrijvende diagnose → uitsluitingsdiagnose histologie variabel! (hyperkeratose → dysplasie) = abnormaal/onvolledig delen van cellen = grijze zone tussen maligne en niet-maligne Etiologie afh van laag of hoog dysplasie zal kans op maligne onbekend groter zijn vaak tgv externe factoren roken alcohol mechanische irritatie Candida vaak in midden-oosten door tabak kauwen Klinisch hyperkeratose meestal niet op plaatsen waar je bijt overal in de mond mogelijk maar eerder buik/centraal van tong verschillende vormen homogeen enkel witte laesies - opvolgen - controle afspraak geven moet! niet-homogeen niet egaal Behandeling zoals roken verwijderen externe factoren → geen effect = biopt biopt nemen is aangewezen 1.2.2.9. LICHEN PLANUS Definitie benigne inflammatoire aandoening van de huid, orale mucosa en genitaliën 25% enkel mondlaesies Etiologie onbekend vaak systemische aandoeningen immuunsysteem speelt primaire rol THK materialen (amalgaam, composiet) medicatie diabetes infecties (CMV, HIV, HPV) habits (roken, betelkauwen) lokaal trauma combi DM, hypertensie stress kan op elke leeftijd, m’n 25-70 jaar zeldzaam bij kinderen 1% van hele bevolking aan beide kanten van wang man = vrouw indien orale laesies → vrouwen 20% kans op genitale laesies navragen of alleen in mond letsels zijn 1.2.2.9. LICHEN PLANUS Klinisch 2/3 asymptomatischzijn niet pijnlijk vaak bilateraal voorkomen vnl buccale mucosa ook: lip, tong, gingiva, palatum ook buiten mond! vnl buikzijde polsen, enkels, strekzijde onderarmen en onderbenen typisch: Wickhams striae = witte omlijningen vormen reticulair papillair plaque-type bulleus erythemateus of atrofisch kan gepaard gaan met erythemateuze kernen ulceratief - hebben meest neiging wel op potentieel maligne te worden 1.2.2.9. LICHEN PLANUS Vormen reticulair papillair ‘voorloper’ van reticulaire vorm aan papillen van de tong vooral plaque-type scherp begrensd vaak tevens andere vormen aanwezig veel bij rokers = homogeen 1.2.2.9. LICHEN PLANUS Vormen bulleus zeldzaam heel zeldzaam ‘voorloper’ erythemateus of atrofisch pijnlijk vnl gingiva kan erosies veroorzaken komen vaak voor kunnen dyplastisch worden en dus opletten bij deze laatste 2 Ulceratief ook wel: erosief 1.2.2.9. LICHEN PLANUS Diagnose biopt ANA test hebben een metabolische oorsprong dus ANA test kan immunofluorescentie PAS-kleuring vaak symptomatische test doen met cortisonen Behandeling vaak levenslange aandoening met remissies en exacerbaties overweeg bij direct contact met metalen vervanging en controle topisch Triamcinolone Clobetasol Hydrocortison systemisch Prednison opletten en dus zeker op controle laten komen 6m/1j 1% KANS OP MALIGNE ONTAARDING! 1.2.2.10. LICHEN SCLEROSUS Definitie chronische huidaandoening met sclerose (verlittekening) van gedeelten van huid of mucosa Etiologie associatie met auto-immuunziekten rol van chronische irritatie? Epidemiologie+ auto-immuunziekte zeldzaam in de mond soms op lipmucosa vaak op de lip aanwezig Klinisch witte sclerostische letsels huid/mucosa soms erythemateuze gedeelten daarin oraal vnl thv mucosa onder- en bovenlip of binnenzijde mondhoeken Behandeling lokale of systemische immunosuppressiva CAVE hoger risico op ontaarding (PCC) dan bij lichen planus hebben hogere kans op maligne geven - dus zeker ook navragen of er geen andere letsels zijn in lichaam 1.3. RODE AFWIJKINGEN = erythemateuze weefsels kan je dus indelen op plaats van voorkomen: 1.3.1. Tongafwijkingen 1.3.3. Gingiva-afwijkingen 1.3.1.1. Glossitis rhomboidea mediana 1.3.3.1. Epulis 1.3.1.2. Tongzwelling 1.3.3.2. Gingiva hyperplasie 1.3.1.2.1. Amyloidose 1.3.1.2.2. Macroglossie 1.3.4. Vasculaire afwijkingen 1.3.1.2.3. Syndroom van Cowden 1.3.4.1. Angina haemorrhagica bullosa 1.3.1.2.4. Thyreoglossus cyste 1.3.4.2. Flebectasie 1.3.1.2.5. Tongstruma 1.3.4.3. Hemangioom 1.3.1.2.6. Granulaircel tumor 1.3.4.4. Arterioveneuze malformatie 1.3.4.5. Kaposi sarcoom 1.3.2. Lipafwijkingen 1.3.2.1. Cheilitis angularis 1.3.5. Mucosa-afwijkingen 1.3.2.2. Cheilitis exfoliativa 1.3.5.1. Papiloom (verruca vulgaris) 1.3.2.3. Cheilitis fissurata 1.3.5.2. Fibroom 1.3.2.4. Cheilitis glandularis 1.3.5.3. Lipoom 1.3.2.5. Cheilitis granulomatosa 1.3.2.6. Mucocele 1.3.6. Lymfangioom 1.3.2.7. Pyogeen granuloom 1.3.1. TONGAFWIJKINGEN 1.3.1.1. Glossitis rhomboidea mediana 1.3.1.2. Tongzwelling 1.3.1.2.1. Amyloidose 1.3.1.2.2. Macroglossie 1.3.1.2.3. Syndroom van Cowden 1.3.1.2.4. Thyreoglossus cyste 1.3.1.2.5. Tongstruma 1.3.1.2.6. Granulaircel tumor 1.3.1.1. GLOSSITIS RHOMBOIDEA MEDIANA = rode afwijking Definitie komt vaak in midden voor; en dus eigenlijk bilateraal zeldzame afwijking met circumscripte atrofische plek midden op de tong veelal symptoomloos, kan lokale irritatie geven Etiologie onbekend veelal tgv candida of roken zeldzaam bij gebruik corticosteroïden-spray bij gezonden of bij pt met afweerstoornis (HIV) Behandeling antimycotica bij klachten mooi homogeen - niet maligne stoppen met roken indien van toepassing 1.3.1.2. TONGZWELLING 1.3.1.2.1. Amyloidose 1.3.1.2.2. Macroglossie 1.3.1.2.3. Syndroom van Cowden 1.3.1.2.4. Thyreoglossus cyste 1.3.1.2.5. Tongstruma 1.3.1.2.6. Granulaircel tumor best altijd doorverwijzen voor de zekerheid 1.3.1.2.1. AMYLOIDOSE Definitie - stapelingsziekte met neerslag van amyloïd-fibrillen in organen - beperkt tot 1 of enkele organen of gegeneraliseerd - verschillende vormen Etiologie hersenafwijkingen/epilepsie/chronische ontstekingen erfelijk tgv DNA-afwijkingen ontstaan tijdens het leven chronische ontsteking (bv RA) hoge leeftijd Epidemiologie vrij zeldzaam meestal pas vanaf middelbare leeftijd 1.3.1.2.1. AMYLOIDOSE kapjes aan tongrand/midden van tong Klinisch divers en afhankelijk van stapelingslocatie vergroting tong soms eerste symptoom soms gelijktijdig hematologische aandoening (multipel myeloom) diagnose dmv biopt → neerslag van amyloïd Behandeling onderliggende pathologie behandelen (bloedziekte of chronische ontsteking) vaak ongeneeslijk, geen effectieve behandeling thans 1.3.1.2.2. MACROGLOSSIE Definitie = vergroting tong aangeboren of verworven vragen 'is er een bepaalde trigger?' zoals ACE-remmers of hoge bloeddruk Etiologie endocrinologische afwijking - bv acromegalie reactie op geneesmiddelen - bv angio-oedeem bij ACE-remmers amyloïd stapeling benigne of maligne tumoren komen niet vaak voor cysteuze afwijkingen als onderdeel van een syndroom - bv Down, Beckwith-Wiedeman mensen kunnen mond niet in tong vasculaire malformatie houden en dus wegnemen tong soms voel je tong pulseren Klinisch afhankelijk van onderliggende aandoening beperking van mobiliteit lingua crenata: impressie gebitselementen tongranden Behandeling afhankelijk van oorzaak vaak zal radioloog kijken 1.3.1.2.3. SYNDROOM VAN COWDEN Overzicht erfelijk multipele hamartomen in verschillende organen mogelijk, typisch huid en mucosa aangedaan typisch ook thv tong vergrote kans op maligne tumorontwikkeling klinisch multipele papels tong zeer zeldzaam niet kennen 1.3.1.2.4. THYREOGLOSSUS CYSTE Definitie congenitale cyste in verloop van ductus thyreoglossus ductus thyreoglossus ontstaat in 4e week van de embryonale ontwikkeling = groep cellen die de schildklier gaan vormen dalen af van bodem van primitieve farynx richting caudaal tussen 5e -10e week involveert de ductus, maar soms resteert een streng tussen tongbasis en schildklier van waaruit fistels kunnen ontstaan Epidemiologie zeldzaam komt wel vaker voor vnl bij kinderen Klinisch cysteuze zwelling foramen coecum andere plaats in verloop van de ductus thyreoglossus Behandeling chirurgisch staat in verbinding met tongbasis en dus volledig eruit trekken 1.3.1.2.4. THYREOGLOSSUS CYSTE zachte, uitstekende adamsappels 1.3.1.2.5. TONGSTRUMA Definitie ontwikkelingsstoornis schildklierweefsel in tongbasis vaak thv tong Epidemiologie zeldzaam komt veelal pas rond puberteit tot uiting Klinisch zwelling dorsaal tong soms klachten bij slikken Behandeling medicamenteus zelden chirurgisch 1.3.1.2.6. GRANULAIRCEL TUMOR Definitie nagenoeg altijd benigne tumor van huid of mucosa 40% op tong ontstaan uit zenuwweefselcellen Epidemiologie zeldzaam soms reeds op jonge leeftijd vrouwen > mannen Klinisch meestal solitair, soms multipel geel doorschemerend, begrensde tumor scherp afgelijnd vaak thv tongrug geen klachten wegsnijden als occlusie hindert Behandeling excisie, zelden maligne 1.3.2. LIPAFWIJKINGEN = lip klinische beelden die je wel op zicht ziet meestal 1.3.2.1. Cheilitis angularis 1.3.2.2. Cheilitis exfoliativa 1.3.2.3. Cheilitis fissurata 1.3.2.4. Cheilitis glandularis 1.3.2.5. Cheilitis granulomatosa 1.3.2.6. Mucocele 1.3.2.7. Pyogeen granuloom 1.3.2.1. CHEILITIS ANGULARIS Definitie ontsteking infectie van de mondhoeken ook wel: perlèche, ragaden Etiologie veelal tgv te lage beethoogte, vitamine deficiënties, DM, CD candida oorzakelijk verlies van posterieure steun in combinatie met speeksel vaak ook infectie Epidemiologie vnl op oudere leeftijd edentaten vaak is het door een oude prothese Klinisch rode mondhoeken eventueel kloofjes vaak gevoelig Behandeling gericht op oorzaak antimycotica, bescherming met ZnO pasta want meestal candida-infectie eventueel mondhoekcorrectie prothetische hoogte moet ingesteld worden alleen antimyotica is niet genoeg 1.3.2.2. CHEILITIS EXFOLIATIVA afschilfering Definitie repetitief lipbijten vergelijkbaar met morsicatio buccarum Etiologie lipbijten (habit) eventueel automutilatie extreem lipbalsem Klinisch korstvormige veranderingen boven- en onderlip Behandeling gericht op oorzaak, afleren habit moeizaam gezien vaak ontkenning eigenlijk eenvoudig maar voor patient psychologisch zwaar 1.3.2.3. CHEILITIS FISSURATA kloofvorming Definitie kloofvorming in onder- en bovenlip onderlip is zeer beweeglijk - kloof zal dus heel de tijd openen Etiologie onbekend; klimaat?, roken? Epidemiologie vnl middelbare leeftijd Klinisch kloofvormige ulceratie meestal in voor-achterwaartse richting geen induratie bij palpatie Behandeling excisie indien geen spontaan herstel korstvorming is wel redelijk grillig vaseline - vettig houden maar midden is heel homogeen maar soms zal uitgesneden moeten worden zodat wondranden opnieuw ellips/tot op niveau van spier en in het midden dus niet carcinoom 1.3.2.4. CHEILITIS GLANDULARIS Definitie inflammatie van de kleine accessoire speekselkliertjes Etiologie onbekend; associatie met trauma, roken, blootstelling zonlicht dwangmatig op onderlip bijten - beschadiging van afvoergang - blaasje krijgen Epidemiologie vnl ouderen Klinisch voorkeurslokalisaties: bovenlip, mondhoek, wangmucosa solitair of multipel knobbelige verdikking, soms palpatiepijnlijk kleine openingen waaruit makkelijk speeksel geduwd kan worden Behandeling excisie best geexciteerd - lip opspannen - incisie over mucosa - speekselkliertjes eruit 1.3.2.5. CHEILITIS GRANULOMATOSA verdikte lippen (vooral onderlip) Definitie inflammatoire zwelling boven en/of onderlip soms Melkersson-Rosenthal syndroom vaak ook met facialis parese Etiologie onbekend; mogelijks genetische predispositie sporadisch geassocieerd met onderliggend darmlinden (ziekte van Crohn) Epidemiologie vnl jongvolwassenen en middelbare leeftijd man = vrouw Klinisch diffuse zwelling boven- en of onderlip; dubbelzijdig meestal strak, gespannen gevoel soms ook inflammatie veranderingen van tandvlees in boven- of onderfront soms recidiverend beloop Behandeling niet veel aan doen, is een inflammatoire behandeling en dus corticosteroiden voor laten vlakken expectatief intralaesionale infecties met corticosteroïden zelden chirurgische correctie 1.3.2.6. MUCOCELE meest zien Definitie speekselkliercyste vnl onderlip, echter ook onder tong mogelijk red-line: overgang van droge lip en vochtige niet maligne Etiologie tgv obstructie afvoergang speekselklier trauma vaak door lipbijten ontsteking speeksel kan niet meer weg - bolletje - wordt opengeprikt of spontaan - zoute smaak van speeksel in de mond Klinisch transparante doorschemerende zwelling, fluctuerend langzaam groeiend pijnloos Behandeling excisie je kan wel recidief krijgen: lipbijten is gebleven en naburige speeksel is nu ontstoken of door de excisie zelf waarbij je per ongeluk schade toebrengt aan naburige speekselklier - ellipsvormig wig rond mucueel nemen - speekselklier wegnemen en diegene in ellips ook zwellingen van de bovenlip: mucocele in BK is niet vaak dus een zwelling in BK is vaak 1/2 maligne en dus opletten!! 1.3.2.7. PYOGEEN GRANULOOM vuurvormig infecteus letsel Definitie excessieve weefselreactie op niet-specifieke prikkel er is iets gebeurt en dan herstelproces is iets te hard Etiologie onbekend vaker tijdens zwangerschap waarschijnlijk dus hormoon geregeld Klinisch wordt beschouwd als lobulair capillair hemangioom vnl op onderlip, zelden op bovenlip, ook op tong mogelijk lastig onderscheid met PCC Behandeling excisie kleine bolletjes kunnen lijken op carcinoom als niet verbetert na (3weken) behandeling, kan maligne zijn verhemelte/tongzijde/lateraal/,,,, opletten 1.3.3. GINGIVA-AFWIJKINGEN 1.3.3.1. Epulis 1.3.3.2. Gingiva hyperplasie 1.3.3.1. EPULIS Definitie lokale zwelling van het tandvlees is een excessieve reactie op een prikkel Etiologie chronisch inflammatoire hyperplasie vaak tgv irritatie gingiva restauratie calculus door tandsteen overmatig poetsen Klinisch zwelling gingiva, aspect van normale mucosa erythemateus makkelijk bloedend pijnloos Behandeling lijkt op beginfase van carcinoom excisie - als blijft terugkeren - maligne? fibroom is bindweefselgezwel - goedaardig Vormen carcinomen verspreiden zich bij elke snede en kan dus in perifeer fibroom naar buiten toe schedelbasis komen dus opletten perifeer cementerend fibroom cement in perifeer ossificerend fibroom bot in zwangerschapsepulis 1.3.3.2. GINGIVA HYPERPLASIE Definitie gegeneraliseerde zwelling gingiva Etiologie hormonaal zwangerschap puberteit medicatie ciclosporine, calciumantagonisten, anti-epileptica immuunsupressie/hypertensivum irritatie vaste apparatuur vitamine C deficiëntie eci etiologie onbekend Klinisch overgroei dentitie pijnloos Behandeling gingi-vectomie als te hevig is of medicatie aanpassen als kan afhankelijk van oorzaak 1.3.4. VASCULAIRE AFWIJKINGEN 1.3.4.1. Angina haemorrhagica bullosa blauw/rode verkleuringen 1.3.4.2. Flebectasie 1.3.4.3. Hemangioom 1.3.4.4. Arterioveneuze malformatie 1.3.4.5. Kaposi sarcoom 1.3.4.1. ANGINA HAEMORRHAGICA BULLOSA bloeding zwelling Definitie subepithelaile blaarvorming van de orale mucosa gevuld met bloed = bloedbaar Etiologie onbekend vaak bij mensen die bloedverdunners nemen trauma? Epidemiologie oudere leeftijd vrouwen > mannen Klinisch plots ontstaan soms pijnlijk of verstikkend gevoel vnl gehemelte, wang, tongranden blaar gaat meestal stuk, nadien ulcustachtig aspect, geneest vanzelf Behandeling niet nodig, soms recidief 1.3.4.2. FLEBECTASIE = spataders Definitie plaatselijke verwijding van kleine vent varix (spatader) Etiologie verouderingsfenomeen niet perse gerelateerd aan afwijking van hart of longen Epidemiologie frequent vnl >40 jaar bij oudere mensen Klinisch bilateraal is gerusstellend solitaire of multipele blauwe zwelling(en) niet pijnlijk kan overal in de mond enkel mm tot >1 cm grootte ‘kaviaartong’: multipele flebectasieen thv de tongranden Behandeling geruststelling, zelden recidief 1.3.4.3. HEMANGIOOM Definitie goedaardige woekering van bloedvaten Etiologie aangeboren Klinisch vaak bij kleinere kort na geboorte ontstaan progressieve groei in de eerste maanden na enkele jaren spontane of gedeeltelijke involutie kan in de kaken voorkomen (maar ook op andere plaatsen) Behandeling afwachten indien klein, niet esthetisch storend voor late en op niet gevaarlijke locatie chirurgische correctie in andere gevallen anti-hypertensia geven kan helpen: propoganol kan arterieel (de rest zal meeschrompen) en veneus (kan je niet dichtnijpen want is eindstadium) zijn wijnvlekken is eerder in de huid en met laser behandelen 1.3.4.4. ARTERIOVENEUZE MALFORMATIE bloedvaten wand is misvormd itt vorige Definitie aangeboren malformatie bloedvatenstelsel abnormale fusie tussen arteriën en venen tijdens de ontwikkeling wirwar van gedilateerde bloedvaten Klinisch rode of blauw rode zwelling druiventros itt bloedbaar vaak onscherp begrensd indien pulsaties bij palpatie: sterke arteriële component soms verkalkingen (flebolieten) in de malformatie zichtbaar op RX Behandeling geen spontane regressie zoals hemangioom indien vnl veneus: scleroserende vloeistof injecteren indien arteriële component: eerst emboliseren als je aanvoer kent, niet emboliseren afvoer want gaat in de rest van veneus netwerk dan chirurgisch verwijderen zo nodig klein is oke maar bij grotere/wang waar je bijt: CT-scan nemen op te zien of je aanvoer ziet 1.3.4.5. KAPOSI SARCOOM = blauwe verkleuring Definitie laaggradig maligne vasculaire tumor thv huid en slijmvliezen thv verhemelte vaak Classificatie 4 typen klassieke oudere mannen typisch mediterrane of Joodse afkomst endemisch of Afrikaanse type kan ook raciale pigmentatie zijn vnl rond equatoriaal Afrika AIDS gerelateerd type meest frequent immuungecomprommiteerde type bv na orgaantransplantatie aan 2 kanten kan veralgemeende hyperplasie zijn Etiologie maar ook over tand herpes simplex virus 8 verband met HHV 8 rol van immunosuppressiva (verbetering na HAART bij AIDS) ziet er wel echt niet goed uit - doorsturen 1.3.4.5. KAPOSI SARCOOM Klinisch initieel vlakke bruinrode vlekken nadien eerder zwellingen meestal niet pijnlijk cutaan of mucosaal, in de mond voorkeur voor gehemelte, tong en tandvlees Behandeling indien klachten, esthetisch storend excisie, RT chemotherapie AIDS → HAART 1.3.5. MUCOSA-AFWIJKINGEN 1.3.5.1. Papiloom (verruca vulgaris) 1.3.5.2. Fibroom 1.3.5.3. Lipoom 1.3.5.1. PAPILOOM (VERRUCA VULGARIS) Definitie benigne tumor exofytische groei kunnen overal op het lichaam voorkomen Aetiologie HPV van humaan papiloma virus vele types: 6 en 11 >50% oraal vooral 6 en 11 komen veel voor - wratten op vinger en dan in mond cervix carcinoom zelfbesmetting vanuit vingers Klinisch papillomateus danwel verruceus oppervlak voorkeur tong, wang, lip Behandeling excisie en PA kans op maligne ontaarding! → prognose relatief goed 1.3.5.1. PAPILOOM (VERRUCA VULGARIS) Afwijking Subtype Oraal papilloom (wrat) 2, 6, 11, 57 Larynxpapilloom 11 Verruca vulgaris (huid) 2, 4, 40 Condyloma accuminata 6, 11 Focale epitheliale hyperplasie 13, 32 Dysplastische wrat 16, 18 en andere Verruceus carcinoom Mogelijk 16 en 18 carcinomen - baarmoederhalskanker Tabel 2. Afwijkingen die vermoedelijk door subtypen humane papillomavirussen worden veroorzaakt. 1.3.5.2. FIBROOM Definitie benigne tumor exofytische groei van fibreus weefsel - fibreuze hyperplasie Etiologie veelal tgv irritatie mucosa trauma habits niet passende prothese (tuber, palatum, buccaal, Kelly) Klinisch gesteelde tumor, aspect van normale mucosa, ook op tong mogelijk wang op white/line DD syndroom van Cowden (indien multipel voorkomend) of op de tong ziekte van Crohn Behandeling excisie 1.3.5.3. LIPOOM Definitie benigne tumor uitgroei van vetweefsel Klinisch vast-elastisch aspect soms geel doorschemerend bulging vnl thv lip, wang langzaam groeiend Behandeling excisie bij terugkeren altijd opletten bij recidief laaggradig liposarcoom overwegen (zeldzaam) mooi, rond afgevormd - geen onrust - voelt en lijkt op vetbolletje 1.3.6. LYMFANGIOOM helft van de tong heeft abnormale lymfevaten groei Definitie lymfemalformaties tgv abnormale pathologische groei lymfevaten benigne 75% hoofd-hals gebied Etiologie meestal aangeboren ( >90% voor 2-jarige leeftijd) Klinisch vaak tongrug, lippen, buccale mucosa langzaam groeiend pijnloos Behandeling excisie, igv betrokkenheid vitale structuren RT, cryotherapie, coagulatie, sclerosering 2. PREMALIGNE LAESIES VAN DE MONDMUCOSA 2.1. Leukoplakie witte letsels 2.2. Erythroplakie 2.3. Actinische cheilitis 2.4. Keratoacanthoom 2.5. Pigmentaties premaligne laesie ziet er anders uit dan normaal = dysplasie = een morfologisch veranderd weefsel waarvan de kans op ontaarding groter is dan van gezond weefsel in dezelfde mondholte - lijkt op kanker maar bm is nog enorme celdeling en invasie is nog niet aanwezig maar wel grotere kans op tumorvorming ivm andere weefsels intact = carcinoom in situ belangrijke figuur rustig= 1 lagig cilindrisch epitheel - in mond meerlagig totale ingroei = maligne maligne letsel = je ziet normale structuur nog wel 2.1. LEUKOPLAKIE Inleiding wit betekent hyperplastisch = uitsluitingsdiagnose rood betekent dat mucosa meer weg en bloedvaten zien witte afwijking mondmucosa 1; niet afschrapbaar - geen candida Prevalentie niet bekend zeer uitgebreid maar wel homogeen en rustig A:asymmetrie: homogeen is goed schatting 0,2% wereldwijd hyperplasie B: border: goede aflijning is goed mannen > vrouwen C: kleur: homogeen is goed D: diameter vnl middelbare leeftijd, piek > 50 j E: naar binnen/boven groeien?: vrij gelijk is goed wordt Etiologie >80% rookt leukoplakie Klinisch solitaire, witte, scherp begrensde afwijking voorkeur wang, tongrand, mondbodem vormen als je leukoplakie stelt moet je de rest uitsluiten homogeen - roken, omslagplooi, aspirines in de mond niet homogeen - erythroplakie - amalgaamvullingen in omslagplooi cervicaal mogelijks pijnlijk 2.1. LEUKOPLAKIE Histopathologie proefexcisie diameter 20-50% PCC omgeven door leukoplakie plaveiselcelcarcinomen zien bij 50% stratum corneum verdikt de rest in orde 2% (schatting) van leukoplakie met erronder ook vreemde lagen dan dysplasie verhoogd bij kansen op maligne ontaarding: vrouwen EXAMENVRAAG afwezigheid van rookgewoonten niet-homogene vorm aanwezigheid van epitheeldysplasie (!) langdurige aanwezigheid aanwezigheid mondbodem en/of tongrand grootte >2cm² groot, langdurig, niet homogeen, op mondbodem en tongrand 2.1. LEUKOPLAKIE Behandeling veelal verwijdering tot diameter 2 cm → excisie en PA voor wegnemen best een biopt nemen groter: CO2 laser verdamping, echter geen PA mogelijk je kan ze niet zomaar wegnemen want het zijn grote delen en patient kan er veel pijn van hebben nooit bewezen dat door excisie maligniteit wordt voorkomen! Controle belangrijk 3-6 maanden levenslang goed informeren - bij zien veranderingen weer contact laten opnemen 2.1. LEUKOPLAKIE goede richtlijn voor als je iets ziet: Leukoplakie Voorlopige klinische diagnose Elimineren van vermoede etiologische factoren, Geen mogelijke etiologische factoren bijvoorbeeld bij direct contact met een grote amalgaamrestauratie (contactlaesie), inclusief roken. Gedurende 2-4 weken observatie. Goede respons Geen respons BIOPSIE Histologisch beeld kenmerkend Histologisch beeld niet kenmerkend voor een voor een bekende witte, definieerbare bekende witte, definieerbare laesie. Het verslag laesie: voorlopige diagnose leukoplakie van de patholoog dient eventuele aanwezig- vervalt. heid van epitheeldysplasie te vermelden. Zo mogelijk behandelen, ongeacht de al of niet aanwezigheid van epitheeldysplasie, tenzij er omstandigheden zijn die (nog) niet behandelen Definieerbare afwijking: rechtvaardigen, zoals de algemene gezondheid gerichte therapie van de patiënt. Altijd follow-up (6-12 mnd); zowel bij behandelde als niet behandelde leukoplakie. A!.1. Beleid bij orale leukoplakie (Bron: Van der Waal, 2010). 2.2. ERYTHROPLAKIE asymmetrisch, grillig, witte bollen, Definitie meer dan 2cm - niet goed iedere rode afwijking van de orale mucosa die niet past bij welke andere herkenbare diagnose dan ook net geen hyperkeratose/ geen stratum corneum en bloedvaten uit lagere lagen (lamina propria) zien Prevalentie niet bekend mannen > vrouwen vnl middelbare leeftijd, piek >60 j iets specifiek? verdoving,.. Etiologie cfr leukoplakie tongrand - ook wel carcinoom wss Klinisch solitaire, rode, scherp begrensde afwijking voorkeur wang, tongrand, mondbodem, palatum molle vormen altijd van uitgaan dat maligne is homogeen niet homogeen - tevens leukoplakie aanwezig granulaire of gespikkelde 2.2. ERYTHROPLAKIE maligne ontaarding 51% altijd biopt nemen biopten > 80% reeds CIS, dysplasie of carcinoma T1: 90% levensverwachting 5 jaar en T2: 75% is ook nog goed maar daarna gaat het heel snel achteruit tumor! - duidelijke groei naar buiten - doorsturen - richting T3 (20% overleving 5 jaar) 2.2. ERYTHROPLAKIE verhemelte: symmetrisch/bilateraal OKE DD geen eeltvorming erythemateuze orale candidose erosieve lichen planus is het pre-maligne? weten het niet komt ook thv handen, ellebogen en knieen voor Behandeling chirurgie (eventueel CO2 laser) (eventueel foto-dynamische therapie) opvolgen! altijd ABCDE regel volgen voor bepalen of maligne 2.3. ACTINISCHE CHEILITIS keratinevorming korstje op lip door zon-exposie = cheilitis actinica afwijking thv lippenrood van de onderlip tgv UV-straling met kans op carcinoomvorming 2.3. ACTINISCHE CHEILITIS Etiologie chronische inflammatie onderlip tgv langdurige blootstelling UV-straling iedere leeftijd mogelijk, voorkeur > 50j kans op maligne transformatie > rokers Klinisch strak gevoel onderlip droog aspect onderlip atrofische gebieden met keratotische patches (korstvorming) palpatie: ruw oppervlak atrofie is de roodheid die je erop ziet lijkt op cheilitis expoliosa (maar diagnose is anders; leeftijd is hier ouder, navragen van UV-straling, buitenwerken) Predisponerende factoren buitenwerk licht huidtype leeftijd roken mannen > vrouwen vaak bij oudere vrouwen in zon landbouwers vaak onderlip of rokers aan 1 kant sigaar op onderlip 2.3. ACTINISCHE CHEILITIS risicofactoren zullen veld inzaaien met tumorcellen en zorgt ervoor dat er op andere plaatsen tumoren kunnen Behandeling ontstaan - liefst ook in 1 keer zodat alles simultaan kan gebeuren biopsie zonnecrème cryotherapie PDT lipshave tumoraal letsel wegnemen - door lippenrood wegnemen en alle zone's at risk - voorraan is meeste kans op tumoraal (maar overal UV gekomen dus alls moet weg) 2.4. KERATOACANTHOOM Definitie onduidelijkheid benigne-(pre-)maligne snel ontwikkelende hoornvormende afwijking huid soms onderlip zelden/nooit in de mond Epidemiologie >50 jaar zon blootgestelde huid en lippen Klinisch meestal solitaire, breed-gesteelde zwelling enkele mm tot cm soms kratervormig met hoornprop vaak pijnklachten soms spontane regressie binnen enkele maanden dikke bobbel met centrale ulcus DD 'vulkaankraker' spinocellulair carcinoom: klinisch zeer moeilijk onderscheid! = premaligne moet je driehoek van 1 cm wegnemen dus veel wegnemen en daarom best een biopsie in meest verdachte Behandeling zone excisie noodzakelijk voor onderscheid met spinocellulair carcinoom 2.5. PIGMENTATIES amalgaam tatoeage worden niet wit als je erop drukt blauwgrijze pigmentatie vlak geen klachten levenslang onveranderd RX toont soms metaalfragmenten kan je behandelen geen behandeling rokers-melanose melanomen kunnen ook voorkomen in de mond multipele onregelmatige bruine maculae mucosa = raciaal kan overal in de mondholte voorkomen onschuldig medicatie-geïnduceerd tetracycline antimalarial agents (chloroquine, hydroxychloroquine) chlorpromazine AZT azothiopine voor immuunsupressie ketoconazol orale anticonceptiva best wel doorsturen 2.5. PIGMENTATIES kan je dus ook niet direct wegduwen - belangrijkste onderscheid met hema naevus pigmentosus benigne tumor van melanineproducerende naevuscellen geen bewijs van overgang naar melanoom maar wordt soms gesuggereerd zeldzaam intra-oraal! geen klachten onderscheid met beginnend melanoom niet mogelijk → verwijdering geadviseerd meest frequent: intramucosale naevus blue naevus zeldzamere vorm van naevus pigmentosus benigne voorkeurslokalisatie palatum DD: hemangioom vaak op verhemelte doorsturen zeker want bij omslagplooi 2.5. PIGMENTATIES focale melanose ophoping van melanocyten solitaire of multipele, al dan niet begrensde licht- of donkerbruine veranderingen van mondmucosa vrouwen > mannen niet gerelateerd aan zonblootstelling klinisch meestal

Use Quizgecko on...
Browser
Browser