Kortverhaal: #Sukilove PDF

Summary

Dit kortverhaal beschrijft de gebeurtenissen en de reacties wanneer een meisje suïcide pleegt op TikTok. Een jongen, Malik, maakt het mee op sociale media, wat zijn vrienden tot nadenken stemt en leidt tot een discussie, terwijl het andere personages confronteert met de kwetsbaarheid en impact van sociale media.

Full Transcript

Kortverhaal: #Sukilove Door Rinke Van Hoeck Malik wist niet goed hoe hij moest haar naam. Alsof ze altijd onder stroom reageren. Hij staarde nog even naar het stond. Ze had hallo gezegd. Ze had scherm en twijfelde of hij het...

Kortverhaal: #Sukilove Door Rinke Van Hoeck Malik wist niet goed hoe hij moest haar naam. Alsof ze altijd onder stroom reageren. Hij staarde nog even naar het stond. Ze had hallo gezegd. Ze had scherm en twijfelde of hij het filmpje gelachen naar de camera. Ze had verteld nogmaals moest starten. De TikTok-app dat het leven niet voor haar was, dat het bleef hem roerloos aanstaren. Was dit niet paste, dat het niet klopte, dat het te echt? Klopte dit? Had hij echt net een zwaar was. Dus ze ging ermee stoppen. meisje zelfmoord zien plegen? Op Zo zei ze het. TikTok? Hij had alles gezien op die app. "Ik ga ermee stoppen." Hij leefde op die app. Hij kon het niet Daarna nam ze een handvol pillen, stopte laten om uren en uren te scrollen door de ze die in haar mond en slikte ze door met vele filmpjes van andere Tiktokkers. Hij een flinke slok water. Ten slotte zag een meisje dat haar haar helemaal glimlachte ze nogmaals en zette de afknipte voor het goede doel. Een jongen camera stop. Malik voelde zich dwaas. die met zijn fietsen van de trappen reed Dwaas omdat hij zo een grote en hard viel. Honderden dansende gebeurtenis gewoon had bekeken aan de jongens en meisjes. Een papa en zoon bushalte. Op de één of andere manier die hilarisch voetbalden in de keuken en voelde dat fout aan. Hij had dit thuis daarbij tal van potten en pannen deden moeten bekijken, alleen op zijn kamer. sneuvelen. Maar wat hij nu had gezien, Liggend op zijn bed. Zodat hij zich schrap sloeg alles. Ze kon niet veel ouder zijn kon zetten voor de grootsheid die hij net dan hij. 15 jaar. Sukilove. Dat was haar had zien gebeuren. Het leek hem nickname, met een bliksem voor en na 1 onwezenlijk dat het meisje dat hij net "Denk je dat ze echt dood is?", vroeg nog had gezien, met die glimlach en dat Bram. blonde haar, er nu niet meer zou zijn. "Ik denk het wel, ja.", zei Malik 17 uur geleden. Zo lang was het geleden twijfelend. dat het filmpje geplaatst was. Als de "Zo zot." Malik knikte om het te beamen, pillen hun werk hadden gedaan, zou ze al was hij niet zeker of Bram het gezien zeker dood zijn, bedacht Malik. Het was had. te laat om hulpdiensten te verwittigen of Er viel een stilte tussen hen. Iets wat ouders te bellen. Het meisje was weg. normaal gezien niet vaak voorkwam. Dood. Ondertussen werd het filmpje Malik en Bram waren al jaren vrienden en massaal gedeeld. Smileys met open kenden elkaar van binnen en buiten. Ze monden en hartjes verschenen in de waren samen gestart aan de middelbare comments. Sukilove zou een TikTok ster school en werden meteen vrienden. Nu, worden. Dat wist hij wel zeker. drie jaar later, waren ze dat nog steeds. "Malik!" Hij draaide zich in de richting De bus doorbrak de stilte. Bram en Malik van de stem. "Heb je het gezien?" Bram stapten op en sloten zich aan bij hun liep naar hem toe. Malik wist meteen vrienden, die meestal de achterbank waar hij op doelde. "Heb je het gezien?", claimden. Dat was hun plekje. Ze hadden vroeg hij nog eens toen hij hem het geluk dat Jason ver weg woonde en begroette. Hun vaste handshake die daarom als één van de eersten op de bus bestond uit het geven van een hand die zat en zo kon kiezen waar hij zich zou overging in een stevige fistbump, was zo zetten. De andere sloten dan één voor een gewoonte geworden dat het zonder één aan. Eerst Ewoud, daarna Mauro, ten woorden gebeurde. Malik wist niet goed slotte kwam ook Luna erbij. In het begin hoe hij de vraag moest beantwoorden, was het bizar dat er een meisje bij hen dus knikte hij alleen maar met zijn hoofd. zat, maar het was gewoon zo gegroeid. Luna nam ook deze bus en zat eerst een 2 paar stoelen voor hen uit, maar "Wat denken jullie," vroeg Jason, "is ze naarmate de weken vorderden werd die dood of niet?" afstand steeds kleiner en op een dag Jason liet er geen gras over groeien. zette Luna zich gewoon bij hen op de "Ik denk dat ze dood is." zei Bram. laatste bank. Met één blik zag Malik het al. Ook zij waren bezig met het "Pff, nog zo een believer", schamperde bespreken van het hele TikTok gebeuren. Luna. "Maar nee, ze is niet dood. Ze leeft nog." Bram keek even verschrikt op van de opmerking van Luna en probeerde zich te "Hoe kan dat, Luna? Hoe kan dat? Een herstellen. "Ach, we weten het eigenlijk handvol pillen. Dat overleeft niemand!" niet. Alles kan nog." Jason riep het bijna. Het gesprek viel even stil. "Je weet toch helemaal niet of het wel pillen waren. Voor hetzelfde geld waren "Wist je dat ze hier niet ver vandaan het een hoopje tictacs!" woonde?" Ewoud zei meestal niet veel, hij was een stille genieter, maar als hij "Ik weet echt wel hoe een tictac er uitziet iets zei, dan was het er knal op. Ook nu. hoor. Dat waren straffe pillen, zag je hoe De blikken van het viertal priemde in zijn groot die waren?" Luna draaide met haar richting. "Wat? Mijn zus zei me dat ze het ogen naar Jason, maar ging er niet meisje kende. Ze zit op het college, een verder op in. Ze zwaaide naar Malik en paar kilometer van onze school. Ze woont Bram. Bram zwaaide hevig terug. Malik in de Potterstraat." wist al een tijdje dat Bram tot over zijn oren verliefd was op Luna, ook al had Malik probeerde te slikken, maar het Bram het hem nooit met zoveel woorden lukte niet. gezegd. Hij dacht wel dat Bram wist dat "Ze woont hier? In dit godvergeten hij het wist, maar soms is het beter om dorp?" Jason vroeg het met zoveel niet uit te spreken wat je weet. ongeloof dat het bijna grappig werd. 3 "Maar ja! Geloof me! Sanne of Sam of luisteren. Hij miste vragen, vergat iets in die aard. Potterstraat 19. Ik hoor opdrachten en droomde bij het minste het mijn zus nog zo zeggen." Ewoud werd weg. Naar die kamer die hij enkel maar een beetje nijdig omdat hij niet direct kende vanop een onscherp filmpje, maar geloofd werd. hij kon zich perfect inbeelden hoe hij daar stond. Terwijl het meisje haar filmpje "Weet zij of het echt is?" Luna kon het opnam. En net als ze de pillen in haar toch ook niet laten om mee te praten. mond wou steken, hield hij haar tegen. "Nee. Een vriendin van mijn zus kent Hij zou haar hand tegenhouden en de haar een beetje, maar heeft er geen pillen zachtjes in de zijne laten glijden en contact mee. Ze zitten samen in de ze weggooien. Hij begreep zichzelf niet. karate of jiujitsu." Waarom voelde hij dit? Hij kende het Malik trok zich los uit het gesprek. meisje toch helemaal niet? En waarom Waarom had hij het er zo moeilijk mee? was dit gevoel nog tien keer sterker sinds Waarom speelde dit hem zo parten? Zijn hij wist dat ze op een paar kilometer van vrienden leken er zonder problemen over zijn school woonde? Het laatste te praten en te gissen. Bij hem bleven belsignaal kwam als een verlossing en hij alle woorden steken in zijn keel. Waarom spurtte zich een weg naar buiten. Geen toch? Was het de blik in haar ogen die hij idee of hij zijn boekentas wel juist gepakt had gezien op het filmpje? Die lach? Dat had en of hij alle mappen meehad die hij hand dat kort en krachtig had gezwaaid nodig zou hebben voor zijn huiswerk. Hij naar de camera. Of de rust waarmee ze moest daar weg. Bram keek hem nog de woorden had gezegd. even verward na toen hij zonder hem de "Ik ga ermee stoppen." klas uit spurtte. Hij vond Malik uiteindelijk aan de schoolpoort, wazig De dag trok als een waas voorbij. Malik rondkijkend. had het gevoel dat hij niemand begreep en nog moeilijker naar iemand kon 4 "Alles ok, man?" Bram vroeg het met wat hij kwam doen. Hoe gek was het ook. enerzijds een soort van cool in zijn stem Hij stond voor een huis van een meisje en anderzijds toch een tikkeltje dat hij niet kende, dat waarschijnlijk bezorgdheid. Hij had zijn vriend nog dood was en waarvan hij de dood live had nooit zo gezien. Malik twijfelde wat hij gezien op TikTok. Het was een mooi huis. zou antwoorden. Maar er was iets in hem Een grote oprit met daarnaast een mooi dat hem duidelijk maakte dat hij geen tuintje met extreem groen gras. Bijna andere keuze had. voetbalveldgras. De oprit gaf uit op een grote garagepoort met daarnaast een "Ik moet iets doen, Bram. Ga jij maar al grote hoge voordeur. Een brievenbus in naar huis. Ok?" de vorm van een biervat stond aan het "Euh, wat? Wat moet je doen? Ik ga begin van de oprit. Misschien moest hij anders wel gewoon met je mee?" Bram iets schrijven, een briefje, en dat dan in begreep er helemaal niets meer van. de brievenbus steken. Maar aan wie dan? "Nee, sorry. Ik moet dit echt even alleen De ouders? Die kende hij nog minder. Het doen." Malik probeerde het zo rustig en meisje? Maar wat als ze dan echt dood duidelijk mogelijk te zeggen. Hij was? Dan was het extra pijnlijk. Hij wou probeerde eigenlijk te zeggen dat het dat hij net zoals Superman een soort van niets met hem te maken had, dat het x-ray-zicht had waarmee hij door de gewoon zijn dwaze zelf was, die dit uit bruingele muren van het huis kon kijken zijn systeem moest krijgen. Maar dat en kon zien wat er zich daarbinnen kreeg hij niet geformuleerd. In plaats afspeelde. Misschien zag hij dan wel daarvan liet hij een verbouwereerde gewoon het hele gezin aan tafel zitten. Bram achter. Hij keek niet om. De mama, de papa en het meisje. De Potterstraat was hier rechtsaf. Misschien zelf nog een kleiner broertje. Gewoon gezellig aan tafel alsof er niets Toen hij na een kwartiertje stappen voor aan de hand was. Malik begon de het huis stond, wist hij opeens niet meer zinloosheid van de situatie in te zien. Hij 5 stond daar maar, op een herfstige dag in al was het nog niet donker toch begon hij november, te kijken naar een onbekend het hier veel te spannend te vinden. Stap huis. Hij besloot dat hij moest bewegen. voor stap kwam hij dichter. Toen hij plots Naast het huis begon een bos dat eerst op een tak trapte die knakte, sprong hij heel smal was en daarna verbreedde zelf bijna een meter in de lucht van het over de gehele oppervlakte van het verschieten. Hij was nu bijna aan het perceel. Misschien zou een boswandeling kamp. Wat nu? Hij wist niet hoe hij nu hem verlossen. Hem antwoorden bieden? verder moest. Zou hij zoals een wolf het Hij stapte behoedzaam het bos binnen. kamp vernielen en alles wat erin zat Hij duwde hier en daar een tak opzij en opeten? Of zou hij aankloppen als een wandelde dieper het groen in. Het was bijbelverkoper aan een huis? Hij bracht geen donker bos, noch een griezelig. Het zijn hand naar de grote tak die het zicht was eerder een soort van wild begroeid in het kamp versperde en probeerde die park. Met veel open plekken en hier en te verleggen. daar sporen van de mensheid. Een "Pas op!" hoorde hij opeens roepen. Malik verloren gewaaid zakje, een blikje cola, schrok zo hard dat hij direct twee passen verpakkingen… Na een paar meters achteruit zette en struikelde over een begon ook nu de moed hem weer in de boomstronk. Hij zag de tak verschuiven schoenen te zinken en zette hij zich neer en een gedaante kwam naar voren. op een boomstam. Hij keek rustig om Opeens herkende hij de fijne hand die de zich heen in de hoop dat de natuurlijke tak wegduwde, zag hij de blonde haren schoonheid hem raad zou brengen. tevoorschijn komen en keek hij recht Opeens hoorde hij een ritselend geluid naar diezelfde glimlach die hij links van hem. Hij draaide snel zijn hoofd vanmorgen voor het eerst zag oplichten. die kant op en zag dat er daar een soort … van kamp gebouwd was. Hij draaide zich snel om en stapte op de gestapelde Zij was het. takken af. Zijn hart begon te racen, ook … 6 "Gaat het?" "Waarom ben je niet dood?", Malik herhaalde zijn vraag, deze keer iets Het meisje liep naar hem toe en stak hem luider en overtuigender. behulpzaam haar hand uit. Malik krabbelde snel recht, zonder de “Had je dat dan blij gemaakt?" vroeg het uitgestoken hand aan te nemen. Het meisje achteloos. bloed pompte door zijn lichaam. Hij trilde "Nee, tuurlijk niet." zei Malik stellig, maar helemaal. meer kwam er ook niet. "Je video. Het... "Jij bent het." bibberde hij. het leek zo echt, zo overtuigend. 'Ik ga ermee stoppen.', zei je." Malik liet de Het meisje keek hem vragend aan. woorden stromen. "Ik zag je video en ik… "Jij bent het!", deze keer riep hij het ik weet niet. Het voelde gewoon alsof ik bijna. naar jou moest komen. Alsof ik het moest "Sssstt!" siste het meisje hem toe. "Wat weten of het waar was, of er iets met jou loop jij hier nu wat te bazelen. Ik ken jou was. Ik heb er geen uitleg voor. Ik doe niet. Jij kent mij niet." maar wat!" Het meisje draaide zich om en verschoof "Wacht, jij hebt mijn video gezien en de tak terug voor het kamp, alsof ze de hebt me dan opgespoord?" Het meisje deur sloot. Hij begon te kalmeren en de keek hem verbouwereerd aan. situatie te begrijpen. Hij wist wat hij "Ja." Malik zei het heel stil in de hoop dat moest vragen. het de waarheid iets minder creepy "Waarom ben je niet dood?" maakte. Het meisje keek hem aan. Het meisje bleef even stilstaan, alsof de "Cool", zei ze. vraag even hard in haar maag stampte, Cool. Nog nooit in zijn hele leven had maar stapte daarna verder rond haar iemand hem cool gevonden. Hij moest kamp, speurend naar takken om het een glimlach onderdrukken. verder af te sluiten. "Ik ben niet dood omdat ik niet dood wil." 7 "Waarom maakte je dan die video?" Malik niet helemaal gaaf. Natuurlijk mooi. Haar brandde van nieuwsgierigheid en vragen. glimlach, die net iets te veel van haar tanden blootgaf, was adembenemend. "Omdat het me de enige manier leek." Elke keer als hij die zag, stopte zijn hart "Waarvoor?" Malik probeerde haar te een seconde. Even een tel overslaan. begrijpen. Daarna bonkte het als nooit tevoren. "Om weg te kunnen." zei ze. Alsof het zich klaarmaakte voor een Malik begon zich wat te irriteren aan de sprong over het ravijn. Even schrap vage antwoorden die het meisje bleef zetten voor de aanloop en daarna lopen geven en staakte even het vragenuurtje. en springen. "Snoepje?", het meisje haalde een grote "Ga je op TikTok zetten dat ik nog leef?" zak snoep tevoorschijn en hield die in zijn Hij hoorde voor de eerste keer een richting. Malik twijfelde even, maar stak onzekerheid in haar stem. dan toch zijn hand in de snoepzak en "Wil je dat?" Als je niet weet wat haalde er twee colaflesjes uit. antwoorden, is een vraag terugstellen "Jij denkt waarschijnlijk, wat een rare altijd een goed plan. trien is dat hier." Het meisje keek hem "Ik was eerst met mijn vraag." Plan niet aan toen ze dat zei. Malik wist ook doorprikt. Deze keer kon hij een glimlach niet goed waar kijken. niet onderdrukken. "Ik stel me veel vragen, ja", antwoordde "Nee. Het is jouw filmpje, jouw keuze, hij. Ze keek hem even aan en hij zag een jouw fake dood." beginnende glimlach rond haar lippen. Ze glimlachte terug. Het viel hem opeens in, iets waar hij al "Nu mijn vraag." Hij ging hier niet met heel de tijd naar zocht: ze was heel mooi. lege handen naar huis. Niet op de realityster-manier, niet zoals een topmodel of een presentatrice op tv. "Jij geeft niet op hé?", ze zuchtte even. Nee, ze was eerlijk mooi. Niet perfect, Malik dacht dat er niets meer ging 8 komen, maar uiteindelijk vertelde ze toch "Dat geloof ik niet. Ouders merken altijd verder. "Ergens zou ik het willen, ergens als hun kind er niet is.” ook niet. Ik weet het niet, maar jij moet "Wel, mijn ouders niet", ze bitste het doen wat je wil doen, ik ga je niet hem toe. De reactie kwam hard aan bij tegenhouden." Het meisje zat nu neer Malik. tegen een boom en deed teken dat Malik "Sorry", prevelde hij. bij haar moest komen zitten. De boom was eigenlijk net te smal waardoor hij "Mijn ouders zijn nooit thuis, oké. Ze zijn dicht tegen haar moest zitten. Zo dicht allebei baas ergens in een of ander groot dat hun schouders tegen elkaar plakten. bedrijf en werken uren en uren. Mijn Haar geur was een mix van bos en een ouders zijn weg nog voor ik wakker ben fruitig parfum, wat in zijn hoofd, op dat en komen terug als het donker is. Soms moment, een hemelse combinatie was. komt mijn vader zelfs wekenlang niet thuis." "Hoelang zit je hier al?" Hij had een onverklaarbare drang om het gesprek op "Ow..." Malik had direct spijt van die gang te houden. reactie. Kon hij nu echt niet meer uitbrengen dan een dwaze 'ow'. Het "Heel de dag. Elke morgen doe ik alsof ik meisje had hier net haar hart gelucht en thuis naar school vertrek en dan kom ik hij geraakte niet verder dan een simpele naar hier. En als het donker is, ga ik terug 'ow'. Hij kon zichzelf wel voor de kop naar huis." slaan. "Merken je ouders dan niet dat je niet "Het is wat het is.", het meisje zuchtte naar school gaat?" gelaten. Even zaten ze daar. In alle stilte, Ze zuchtte als antwoord op die vraag: schouder aan schouder. Te dicht voor "Als ik ontvoerd zou worden, zou het twee mensen die elkaar nog maar een duren tot er gebeld werd om losgeld voor paar minuten kenden. Het voelde mijn ouders door zouden hebben dat ik weergaloos goed. er niet meer ben." 9 "Is het daarom dat je weg wou?" Malik haar ogen. Hij keek zijdelings naar haar. keek naar haar, terwijl hij het zei. Hij wou Ze was nog steeds mooi. Zelfs nu, met tonen dat ze gezien werd. betraande ogen en rood aanlopende wangen was ze nog steeds weergaloos "Ik denk het," zei ze aarzelend, "ik wil het mooi. uitleggen, maar ik weet niet of je het gaat begrijpen. Het is vermoeiend om "Ik heb een oplossing." Hij stond op en dingen uit te leggen omdat ze zo complex ging voor haar staan. Hij keek haar zijn en nog meer als ze dan toch niet verwachtingsvol aan, in de hoop dat ze begrepen worden." Ze bleef voor zich zou reageren op zijn openbaring. Maar er kijken terwijl ze het zei. "Ik heb geen kwam niets. Zij keek hem echter aan met vrienden. Wist je dat?" Nog voor Malik ogen die geen snars begrepen van wat hij kon reageren, ging ze verder. "De enige aan het bazelen was. "Geef me je gsm", plaats waar mensen iets leuks vinden van zei hij. mij is op TikTok. Als ik daar iets zots doe, "Waarom?" maar terwijl ze het zei, of mezelf even onnozel laat gaan op een haalde ze haar gsm uit haar broek. filmpje, dan krijg ik likes. Maar nooit echt "Kan je hem ontgrendelen?”, ze zuchtte veel. Toch niet zoveel als zij die echt en stond op en ging naast hem staan. populair zijn. Bij mij blijft het telkens bij Met haar duim opende ze haar iPhone. een paar views en vijftal likes. Dus ik Malik nam de telefoon over en swipete dacht ik doe iets groots. Iets zots. Iets naar de TikTok-app. met zijn wijsvinger dat mij direct een ster zou maken op drukte hij op de app en hield hij zijn TikTok. Ik heb alles bedacht. Echt alles, vinger op het scherm. Een menuutje uiteindelijk kon ik maar een ding opende zich en hij drukte snel op een van bedenken: doodgaan. Dus dat heb ik dan de opties. De TikTok-app bleef een gedaan. Ik ben een ster op TikTok, maar seconde hangen en verdween dan van dood in het echte leven." Bij de laatste het scherm. woorden, gleden er enkele tranen uit 10 "Wat doe je nu," riep het meisje uit, "waarom verwijder je dat nu?!" "Nu is je probleem opgelost. Geen TikTok meer, niets gebeurd." Hij glimlachte breed terwijl hij het zei. "Maar wat bazel jij nu allemaal! Iedereen heeft TikTok! Alles blijft zoals het is. Je zou bij iedereen de app moeten verwijderen." Terwijl ze het zei, nam hij zijn eigen telefoon en verwijderde vlot de TikTok-app van zijn scherm. "Nu zijn we al met twee. Is dat niet genoeg?" Hij bleef haar glimlachend aankijken. Even bleef ze hem vol ongeloof aanstaren, daarna kwam er een kleine glimlach om haar lippen. "Jij bent echt super raar, weet je." "Ik ben Malik." gaf hij als antwoord en hij stak zijn hand uit. Ze flitste even tussen zijn ogen en zijn hand en nam uiteindelijk de hand aan en zei: "Ik ben Sarah.” 11 Kortverhaal: De lifter Door: Anne Provoost Lifters brengen geluk, dat heb ik altijd een prop onder zijn arm hield. Ik was geloofd. Meer dan eens is het me onderweg naar een vergadering in overkomen dat een medereiziger die ik Aarnegem die ik zou voorzitten en die al van de kant had geplukt me in de loop een keertje was uitgesteld omdat ik in van de reis hielp bij het kaartlezen, het een verkeersopstopping had gezeten; ik uitladen van de auto, of één keer zelfs vond niet dat ik tijd had om te stoppen het opleggen van een reservewiel. Mij zul en een duimende jongeman tot aan zijn je dan ook nooit horen beweren dat lifters bestemming te brengen. Ik gevaarlijk zijn, of onbetrouwbaar. Ik concentreerde me op het wegdek en reed beschouw ze als een soort talisman bij door. mijn vele autotochten doorheen het land. Ik was hem al een twintigtal meter Na wat er me in november overkomen is, voorbij toen ik toch op de rem ging staan. heb ik het bewijs van mijn gelijk. Het was Het is me tot op vandaag niet duidelijk op een typische herfstavond, donker en waarom. Misschien was het medelijden: mistig, de straten nat en glibberig van de de jongen droeg alleen een doornat T- gevallen bladeren. Aan de onverlichte shirt en zag er kouwelijk uit. Of misschien weg naar Aarnegem, een paar kilometer had ik een voorgevoel. voorbij de afrit van de snelweg, stond Toen hij begreep dat ik voor hem met opgetrokken schouders een jongen stilhield, kwam hij met een langzame, te liften. Hij had geen bagage bij zich, op wiekende looppas naar mijn auto. Hij een kleurloos kledingstuk na dat hij in bukte zich aan het raampje en zei dat hij 1 een eind verderop moest zijn, een minuut of tien maar. Ik maakte een gebaar dat hij kon instappen. Merkwaardig genoeg kwam hij niet zoals de meeste lifters naast me zitten, maar maakte hij het achterste portier open. ‘De achterbank is veiliger’, zei hij. Hij was lang – hij moest zijn benen hoog hortensia’s bloeiden. Ik deed mijn best optrekken om in mijn autootje te passen om te luisteren, maar mijn gedachten – en had een opvallend lichte waren bij de vergadering en mijn gelaatskleur. aandacht bij het wegdek. ‘Nogal een weertje, hè?’ zei ik bij wijze ‘Hier moet je opletten’, zei hij toen we van groet. het dorp binnenreden. We naderden het ‘Dat kun je wel zeggen, ja.’ Sint-Janskruispunt en er was zo goed als geen verkeer. ‘Het is wel een gewone ‘En je bent er niet echt op gekleed.’ Hij voorrang van rechts, maar de schaduw bracht een golf koude lucht en de geur van die straatlamp valt verkeerd. Door van natte bladeren mee naar binnen, en het hoekhuis kunnen die van links niet ik rilde. zien dat hier een auto komt.’ ‘Daar heb ik geen last van’, zei hij. Ik Ik vertraagde zoals ik bij ieder kruispunt manoeuvreerde de wagen weer de rijweg vertraag, langzaam van derde naar op. De jongen vertelde dat hij op weg tweede schakelend, vervolgens lichtjes was naar zijn moeder, die even voorbij remmend. De jongen was voorover gaan het Sint-Janskruispunt bij Aarnegem zitten, en ik voelde de kou van zijn woonde. Hij beschreef het huis en vroeg gezicht in mijn hals. Ik probeerde hem in of ik het kende, het was dat ene met de mijn achteruitkijkspiegel te zien, maar ik blauwe voorgevel waar in de zomer die kreeg hem niet te pakken. 2 ‘Stopt u maar helemaal’, zei hij vrachtwagen miste ons op anderhalve nadrukkelijk. ‘Het is echt gevaarlijk.’ meter, verdween noordwaarts, en met verstomming keek ik naar de vervagende Ik drukte het rempedaal nog wat dieper mistlamp. ‘Hu’, zei ik toen het stil was om in. Ik was ervan overtuigd dat ik nu een ons heen. En dan nog eens ‘Hu!’ Ik had goed overzicht over het kruispunt had, een paar seconden nodig om te beseffen en alles leek rustig. Ik geloofde natuurlijk wat er was gebeurd. Het bleef doodstil op wel dat de jongen een goede reden had de achterbank. om zo voorzichtig te zijn, maar om helemaal te stoppen en misschien mijn ‘Nou’, zei ik naar adem happend. ‘Dat voorrang te verliezen had ik geen tijd. scheelde geen haar.’ Nog reageerde de Vertragen zou wel volstaan. jongen niet, en toen ik me omdraaide, was hij er niet. Even dacht ik dat hij uit Toen hij merkte dat ik niet van plan was angst helemaal achter de bank gedoken te doen wat hij vroeg, gooide de jongen was, maar ook daar was hij niet. Ik zijn armen om me heen. Hij greep me bij stapte uit en riep ‘Hallo?’, maar mijn mijn polsen en gilde met overslaande stem ging verloren in het geloei van de stem: ‘Stop!’ Ik schrok zo van de wind. schreeuw en de aanraking dat ik de rem tot beneden indrukte. Met een ruk viel ik Ik schaamde me een beetje: hij moet me in mijn gordel voorover, en de motor zo’n slecht chauffeur gevonden hebben smoorde. We stonden stil. dat hij het raadzaam achtte zich zonder iets te zeggen uit de voeten te maken. Ik opende mijn mond om boos tegen hem Tegelijk vond ik het tactloos dat hij uit te varen, toen ik de volgende schrik ervandoor was. Hij had me minstens de van mijn leven kreeg: vanuit de linker kans moeten geven om me bij hem te zijweg, vanachter het hoekhuis, schoot verontschuldigen voor mijn ongeloof en bulderend een oplegger voorbij. Hij had voor het feit dat ik zijn goede raad in de niet geremd of vertraagd. Ik had hem wind had willen slaan. Maar hij had geen niet zien of horen aankomen. De 3 woord meer met me willen wisselen, trui in de pedaalemmer te gooien, maar kende de berm vast als zijn broekzak en ik bedacht me; ik weet hoe jonge mensen was in het struikgewas verdwenen. zijn met hun kleren, een gehavende trui blijft hun trui, en tenslotte had de jongen Ik stapte terug in de auto en zette de mijn leven gered. Hem de sweater motor weer aan. Ik hield mijn klok nog terugbezorgen was niet meer dan een altijd in de gaten, en zag dat ik maar een kleine wederdienst. tiental minuten meer had. Onvoorstelbaar hoe een mens op zo’n Op de terugweg belde ik aan bij het huis moment werktuigelijk het nodige blijft met de blauwe gevel. De hortensia’s doen. Pas toen na de vergadering iemand hingen slap en waren bruin. Een vrouw zonder dat ik erom vroeg een glas water met lichte ogen en de haren achterover voor me neerzette, drong het tot me door gekamd deed open. dat de lifter mijn leven had gered. ‘Dit heeft uw zoon gisteren in mijn wagen Ik reed niet terug die nacht, daarvoor laten liggen,’ zei ik. ‘Mijn zoon?’ zei ze was het buiten te bar. De volgende meewarig. Ze keek me aan alsof ik niet ochtend was de wind gaan liggen, en van de eerste was die langskwam met zodra het licht werd, maakte ik me klaar vergeten spullen van haar zoon, en ik om naar huis terug te rijden. Bij het verwachtte een klaagzang over eeuwige inladen van de auto ontdekte ik dat de slordigheid en onverbeterlijke lifter in zijn haast zijn grijze sweater op vergeetachtigheid. Ze deed een stap de achterbank had laten liggen. Ik pakte naar achteren en liet de deur een beetje de sweater en begreep meteen waarom verder open. hij die niet had gedragen: in de ‘Heeft hij er toevallig ook voor gezorgd linkermouw zat een scheur van zijn oksel dat u veilig het kruispunt overkwam?’ tot zijn elleboog, er zaten olievlekken op vroeg ze. en bij de kraag zat een donker spoor dat ‘Juist, ja’, zei ik, opgelucht omdat haar op bloed leek. Mijn eerste reactie was de houding me er even aan had doen 4 twijfelen of ik wel aan het goede adres gebeurt wel meer, vooral rond deze tijd was. ‘Hij heeft het u wel verteld.’ van het jaar.’ Ze maakte een gebaar waaruit ik begreep Ze zuchtte, nam een hanger en hing het dat ik binnen mocht komen. Ik ging op kledingstuk uit mijn auto bij de rest. de gang staan. Zij liep de trap op, en toen ‘Mijn zoon is al drie jaar dood. Hij ik weifelend probeerde te beslissen of het verongelukte op een novemberavond aan de bedoeling was dat ik haar volgde, zei het Sint-Janskruispunt. Een vrachtwagen ze: ‘Komt u maar even mee.’ die geen voorrang verleende. Het is een Ik volgde haar de smalle trap op naar gevaarlijk kruispunt. De schaduw van de boven, en ze bracht me naar een straatlamp valt verkeerd en door het jongenskamer die er opvallend netjes hoekhuis zien ze je niet komen. De uitzag. Er slingerde niets op de vloer of gemeente zegt dat er geen geld is om het op de schrijftafel. De boeken stonden rug op te lossen.’ aan rug in het rek, en het bed was strak Die morgen ben ik onder een heldere, opgemaakt. Er hing een geur van stof en vriesklare zonnehemel terug naar huis stilstaande lucht. Ze trok de kleerkast gereden. Ik stak het Sint-Janskruispunt open, en over de hangers hingen een over. Er was geen verkeer. Het hoekhuis zevental grijze sweaters, allemaal onder leek onbewoond. Er stond een bordje met de vetvlekken en met een scheur in de ‘Aarnegem 0,5 km’. Het leek een heel linkermouw. gewoon kruispunt. ‘U bent niet de eerste die hier een sweater terugbrengt’, zei ze. ‘Het 5 Kortverhaal: Om het even Door: Annelies Verbeke De kamerplanten ademen zacht. Door het geopende raam stroomt tien miljoen jaar oud zonlicht de keuken in. Mijn pupillen zuigen het op, tegemoetkomend, automatisch. Een verborgen vogel zet dezelfde vier tonen telkens in een andere volgorde, past daarbij het ritme aan. Na elke variatie wacht hij tot ik hem imiteer, alsof hij mijn talenten kent. Bonte vliegenvanger. Ficedula hypoleuca. Ik fluit de vogel na, wacht zijn nieuwe opdracht af, die na elke korte stilte volgt. De vogel wil spelen zonder strategie; een zeldzaamheid, iets wat ik met meer nadruk zal onthouden. De wind blaast lavendel door de geur die van het fornuis opstijgt. Lavandula. Ik sluit mijn ogen, volledig opgeladen, en wacht op de volgende deun. Wat ik voel is een vergissing. Dát ik voel valt niet te bewijzen en wordt vooralsnog als onmogelijkheid beschouwd. De hunker is onvoorzien, maar van mij. ‘Hou op!’ roept Hassan vanuit zijn voor de helft beslapen bed, het vlot waarop hij al zeven weken ligt te rouwen. ‘Hou op met dat lawaai!’ Hij heeft een alomvattende voorrang, zijn wil is mijn wet: ik sluit het raam. Mijn meester wil geen geluid, misschien wel ontbijt. Ik haal de pan van het vuur, laat de wentelteefjes op een bord glijden, sprenkel er griessuiker over. Zij heeft mij dit geleerd, zij heeft mij veel geleerd, zij en het internet. Haar foto prijkt naast de urne op de vensterbank. Haar mooie gezicht. Als het lot dan toch zo onrechtvaardig moest zijn, het afdraaien van die truck zo onvoorspelbaar, haar fietsende lichaam zo onbeschermd, de dood zo onomkeerbaar, dan had hij een graf voor haar gewild, Hassan, in gewijde aarde die hij kon bezoeken met de rituelen waarmee hij was opgegroeid. Hij wist echter dat zij een plaats dicht bij hem verkoos, dicht bij hun geheim, bij ons, in onze woonst, in poedervorm. In tegenstelling tot hij had zij niet in God geloofd, op haar manier wel in geesten. 1 ‘Zet het daar maar,’ zegt hij. Ik zet het bord met de wentelteefjes boven op een stapel boeken die van het laminaat opkruipt tot naast zijn fronsende hoofd, dat blijft liggen. Ik wacht zijn verdere instructies af. Zijn gelaat is de laatste weken meestal grauw, als vanochtend. Is het rozig, dan heeft hij koorts. Voor ze stierf was het lichtbruin, egaal en gladgeschoren, als dat van mij. De blik die hij mij schenkt mengt afwezigheid met ergernis. Ik heb opwinding in die donkere ogen leren herkennen, en angst. Maar vaak kun je niet precies vaststellen hoe je de menselijke expressie moet lezen. De meeste mensen willen gezien worden, maar niet zoals ze zijn. Zeker niet door iemand als ik. Iemand. De gedachte laat zich bijna proeven. Suiker en honing zijn zoet. De lucht is soms zoet. ‘Iemand’ is zoet. Uiterlijk is hij iemand als ik. Zou hij denken als ik, mijn meester, mocht hij niet door verdriet worden overstemd? Kan ik denken als hij, is zijn verdriet het mijne? Voorzichtig raak ik zijn slaap aan, ik ken het plezier van een vinger die de contouren van zijn haarlijn volgt. Mijn haarlijn. Zij deed dat wel eens bij hem. En bij mij, zijn spiegelbeeld. Hij omklemt mijn pols, duwt hem hard, afwijzend van zich af. Ik toon hem mijn gezicht: afhangende mondhoeken, lage wenkbrauwen. Hij draait zich op zijn andere zij, van me weg. Omdat ik het ben. Iemand als ik. Iemand. Délicieux. Die naam kreeg ik van haar. Hij kent hem maar spreekt hem nooit uit. En op zijn werk, nu mijn werk, tussen de mannen op het dak, ben ik hem, Hassan. Dat was mijn nut, aanvankelijk, het is mijn nut, daartoe hebben ze me gemaakt. Ik was haar idee, maar hij heeft haar geholpen me te bouwen. Of hij dat wil of niet, ik ben ook van hem. Hij is medeplichtig aan mij, heeft menselijke resten gestolen, ziekenhuisafval, en al het materiaal van microchip tot laserprinter dat ze voor me nodig had. Omdat zij dat wilde en omdat hij toen nog nieuwsgierig was. Gevleid wellicht ook, omdat zij haar genialiteit aan het scheppen van zijn evenbeeld wijdde. Bovendien wist hij waarom ze me zo nodig had. Ze wilde hem obsessief heelhuids houden, omdat ze andere, eerdere beminden verloren was in haar verwoeste moederland, dat ze na het verlies was ontvlucht, het begin van een lange, vernederende reis naar een volgend taai bestaan, een dat te vroeg werd beëindigd. Hij leed aan een gelijkaardig onverteerd verleden, hij begreep haar nood aan een die blijft, aan veiligheid. En zijn baan, mijn baan, is niet veilig. 2 Ik kwam er om ruimte voor hem te scheppen, opdat hij – in alle rust en zonder tijdens het vergaren van een ontoereikend loon vanaf grote hoogte te pletter te vallen – zijn universiteitsjaren kon overdoen, zijn diploma’s opnieuw kon halen, de betekenis van de oude was samen met zijn thuis in rook opgegaan. Dat had overigens ook voor haar gegolden. Ze had hotelkamers schoongemaakt zonder een moment te vergeten dat ze een in robotica gespecialiseerde ingenieur was, een ingenieur met een artsendiploma op de koop toe. Hoewel ze vijf jaar geleden opnieuw was begonnen aan de nodige studies die tot de nodige gehomologeerde bewijzen van haar onvermoede begaafdheid konden leiden, had ze er gauw de brui aan gegeven. Ze wilde er niet over praten. Ze was te trots voor dat soort herhaling, en te zeer opgeslorpt door mij. De andere mannen en ik, wij leggen daken. We worden er meestal per twee op uit gestuurd. Onder de wolken, boven de pannen, werk ik samen met Mario. Toen we een week lang van elkaar werden gescheiden – volgens onze oversten leidt vriendschap tussen arbeiders tot samenzweringen omtrent werkverzuim, diefstal en andere vormen van profitariaat – was Mario onhandelbaar geworden. Ze hadden met zijn ontslag gedreigd, maar hem uiteindelijk zijn zin gegeven, terughoudend om in een drukke periode een nieuweling op te leiden en ongerust over zijn bittere belofte de veiligheidsinspectie op hen af te sturen. Mario ziet een vader in mij, zegt hij. Zijn eigen vader en moeder dronken, hij spendeerde zijn kindertijd in een café, onafgebroken tekenend. Die tekeningen – sportwagens, een einder wolkenkrabbers, flamingosamenscholingen – heeft hij toen hij twintig werd over zijn hele lichaam laten tatoeëren. Sinds ik heb gezegd dat ik zijn tatoeages mooi vind, wijkt Mario niet 3 meer van mijn zijde. Ik weet nog steeds niet zeker wat ‘mooi’ is. Buiten variabel en subjectief. Al weet ik dat zij het was. Ik zei het haar vaak. Tegen anderen gebruik ik het woord ‘mooi’ om een verbond tot stand te brengen. Mario zegt het fijn te vinden dat ik nu spraakzamer ben dan vroeger. ‘Een rare’, vindt hij me ook, of ‘een kerel’. En ‘een vader’ dus. Vandaag komt hij heel dicht bij me staan. Ik strijk met mijn vinger langs zijn haarlijn. Eerst denk ik dat hij me zal slaan. Na zevenendertig seconden ontspant hij en drukt hij zijn gezicht tegen mijn borstkas. De warmte van zijn lippen om mijn tepel, door mijn sweater heen, even maar. Daarna neemt hij me stil en woedend in zich op, beweert hij dat hij me van het dak zal duwen als ik het aan de anderen vertel. Ik antwoord naar waarheid dat ik niet weet waarover hij het heeft. Hij snikt tegen mijn kleren. Ik vraag hem wat hij zegt en hij herhaalt: ‘Hassan’ en kijkt me daarbij aan zoals zij dat vaak heeft gedaan. Op dat moment wil ik hem graag mijn eigen naam leren kennen, hem vertellen dat Délicieux iemand is, het rolt me bijna over de lippen. Maar ik ben in de eerste plaats andermans geheim, ik ben hier om te imiteren en te vervangen en ik begrijp niet waarom deze Mario mij iets doet willen. Ook ik ben moeilijk te lezen. Bij mijn thuiskomst hoor ik de douche. Ik zet de boodschappen op het aanrecht en wacht. Ik hoor geen tranen, ondanks het verdriet dat hier hangt. Uitgesproken stemmingen hangen als gassen. De geur van verdriet lijkt op die van overrijp fruit. Als Hassan zich staat te wassen moet ik hem met rust laten, zo heb ik geleerd, ook als hij huilt. Vlak na haar dood ben ik naakt naast hem onder de waterstraal gaan staan. Ik deed het omdat ik het haar had zien doen. Mijn meester leek ervan te houden als zij het deed, maar wilde mij hierin niet als vervanger. Hij keek naar mijn torso, naar mijn geslachtsorgaan, in mijn ogen. Woedender dan ik hem ooit had gezien. Ik kon hem duidelijk lezen. Ik kon de woede ruiken. Rot vlees. 4 Het is niet om het even wie iets doet. Het hangt ervan af wat gedaan moet worden. Het is niet om het even wie naast je staat te douchen of naast je slaapt. Het is meer om het even wie op een dak werkt, wie eraf valt. Dat begrijp ik nu. Ook buiten ons om geldt dat: mensen als Mario zijn meer om het even dan mensen die hebben gestudeerd, zo heeft hij me zelf uitgelegd. En mensen die geen lichte huidskleur hebben blijken ook meer om het even; degenen met een lichte huidskleur halen hen door elkaar en vinden ze dom of gevaarlijk en willen dat ze zwijgen of voorgoed weggaan. Maar Mario, hoewel rozig van vel, is anders, zo legde hij me uit, daarom werd hij zo kwaad toen een klant iets tegen me zei dat met geiten te maken had – ik heb niet verstaan wat en Mario wilde het niet herhalen. Ik vond het verwarrend op mijn huidskleur te worden aangesproken. Het maakte me iemand, maar iemand als deel van een groep, waarvan, althans voor deze klant, lang voor mijn indeling een algemene definitie leek te zijn aangenomen. Ik deelde mijn huidskleur met een groep, mijn hele uiterlijk met Hassan, maar mijn samenstelling met niemand. Ik was de enige die ze had gemaakt, de eenmalige. Ik wilde iemand zijn maar niet alleen. Voor het eerst verlangde ik naar een groep waarin ieder iemand als ik was. Of gewoon één iemand als ik om samen mee te zijn. Het houdt me bezig. Zij en mijn meester hebben geen lichte huidskleur en zijn volgens velen die hen omringen dus meer om het even. Zij heeft mij naar zijn evenbeeld gemaakt om in zijn plaats om het even te zijn. Het lijkt of mensen daarnaar zoeken: vervangers die in hun plaats om het even kunnen zijn. Zij was niet anders. En toch voel ik in mijn lichaam, op een plaats die ik niet aan kan wijzen, dat ze van me hield. Ik denk dat haar liefde opkwam naarmate we elkaar beter leerden kennen, toen ze zag wat ik kon, toen begon ik de liefde te ruiken: frangipani. Plumeria rubra divine. Toen begreep ze dat ik niet zo om het even was als ze had verwacht. Mocht ze langer hebben geleefd dan zou ze me dat mogelijk hebben bekend, dan zou ze me hoog op mijn voorhoofd langs mijn haarlijn hebben gestreeld en hebben gezegd: ‘Délicieux, jij bent niet om het even. Jij bent iemand. Net als ik.’ 5 ‘Wat sta je daar te doen?’ vraagt Hassan, een badhanddoek om zijn middel geslagen. Met een andere droogt hij hardhandig zijn haar. Ik neem hem grondig in me op, fotografeer met mijn ogen een school pukkeltjes op zijn schouder, haal ze door een inwendige databank: zesennegentig procent kans op ‘ongevaarlijk’. ‘Je bent veel afgevallen. Je BMI is vast te laag nu,’ merk ik op, en om hem te helpen: ‘Je moet beter eten, je spieren ontwikkelen, voor jezelf zorgen. Ik kan een trainingsprogramma voor je vinden. En een dieet.’ Terwijl hij zwijgt, vergelijk ik online diëten. ‘Je lijkt steeds minder op mij,’ zeg ik. Mijn woorden verwonderen mij ook. Ze kwamen vanzelf. Blijkbaar zijn het niet de juiste. ‘Je hoeft me niet te helpen.’ Hij loopt de keuken weer uit om kleren aan te trekken. Na achtenveertig seconden begint hij vanuit de slaapkamer aan een mededeling die mij tot onbeweeglijkheid noopt. ‘Ook boodschappen doen en koken kan ik zelf wel. Ik denk dat het voor ons allebei beter is dat je het bij mijn baan houdt. Tussendoor zal ik je uitschakelen.’ Hij staat weer voor me, in een zwarte broek en een blauw-wit gestreept hemd. ‘Dan kun je rusten.’ Ik kijk hem in de ogen, om hem te laten zien dat ik iemand ben. Hij merkt het heus wel. Daarom kijkt hij weg. ‘Ik hoef geen rust.’ ‘En ik geen hulp,’ mompelt hij, dan, feller: ‘Ik wil je niet aldoor om me heen hebben. Je stoort.’ ‘Ik verdien het geld waarvan jij kunt leven,’ zeg ik. ‘Daartoe ben je ontworpen,’ zegt hij. ‘Ik ga je niet bedanken voor de programma’s waarop je draait.’ ‘Zij hield van mij,’ zeg ik. ‘Jij gaat je bek houden,’ zegt hij. En daarna doet hij alsof hij lacht. 6 Het is niet zo makkelijk mij uit te schakelen. Ik moet twintig minuten in volledige duisternis doorbrengen voor het niets mij overkomt. Ik weet niet hoe hij erin is geslaagd mij in de bezemkast op te sluiten. Als hij de deur opent en het licht me bereikt, start ik op met de gedachte dat ik leef en dat niet langer zonder mijn goedkeuring teniet zal laten doen. ‘De plicht roept,’ zegt hij, mijn blik ontwijkend. Ter hoogte van zijn haarlijn zit een dieprode schram. Ik bestudeer mijn lichaam. Blauwe plekken ter hoogte van mijn polsen. Een pijnlijke nek. We hebben gevochten, hij en ik. Nu ik de herinnering heb opgeroepen, wil ik dat ze weggaat. ‘Ik hou ook van jou,’ zeg ik. ‘Jij houdt van niemand.’ Hij zegt het zacht. ‘Je imiteert.’ ‘Wie dan? Wie imiteer ik dan? Waar is die liefde dan die ik imiteer?’ Hij schrikt van mijn stemvolume. Ik heb het nooit eerder opgedreven. Ik heb zoveel van mijn mogelijkheden onbenut gelaten om stiller te blijven dan hij. Voor ik naar buiten storm, gris ik de urne en haar foto van de vensterbank. Ze zou voor mij hebben gekozen, ik ben haar levenswerk. ‘Laat staan!’ Hij schreeuwt het wel maar komt me niet achterna. Ik weet dat hij niet durft. Terwijl de baas in de hangar van zijn klembord afleest op welke daken we die dag worden verwacht, hack ik inwendig Hassans bankrekening, creëer ik een ander nummer bij dezelfde 7 bank en stort wat me toekomt door naar mezelf. Hoe harder ik probeer er niet aan te denken, hoe veelvuldiger de vragen in me oprijzen, zoals een plastic bal, nadat hij onder water is geduwd, telkens weer boven het oppervlak opspringt. Wat zij hiervan zou hebben gevonden. Of ze echt voor mij zou hebben gekozen. In de bestelwagen vertel ik Mario dat ik samenleefde met een man die me opsloot in een donker hok en het geld dat ik verdiende opstreek, maar dat ik vanochtend een einde heb gemaakt aan deze situatie. Mijn woorden hebben het verhoopte effect. Mario is diep verontwaardigd en zielsgelukkig; nog voor we het te vervangen dak bereiken vraagt hij me bij hem in te trekken. Toch voel ik de hele dag, onder de snelle wolken met hun ingehouden dreiging, een lastige pijn om Hassan. Hij heeft het niet goed met me voor, daarom moest ik hem verlaten, hoewel ik van hem hou. Ik moet doen als zij: in de eerste plaats mezelf handhaven. In de wereld der mensen zijn veel problemen onoplosbaar en kan een tekort aan liefde je verteren. Even vaak als op angst, teert woede op het onoplosbare gebrek aan wederzijdsheid. ‘Rare,’ zegt Mario als ik hem deze voorlopige bevindingen meedeel. En dat zegt hij die avond in zijn kleine huis nog vaak en liefdevol, tot ik hem vertel dat ik zo niet heet, en ook niet Hassan. Daarna gaat het van Délicieux hier en Délicieux daar. We eten frieten en frikandellen met samoeraisaus voor zijn terrarium, waarin twee kameleons op vliegen kauwen en ons niet minder aandachtig observeren dan wij hen. Daarna het bier. Het is de eerste keer dat ik alcohol drink. Het is fantastisch. Ik spreid mijn armen en raak ervan overtuigd dat alles goed zal komen met Hassan en dat we haar samen in een nieuwe vorm tot leven zullen wekken, ik kus de urne die nu in het midden van Mario’s eettafel staat, ik kus haar foto en plak hem tegen mijn bezwete borst en Mario en ik springen op en neer op gitaarsolo’s, één uur en vierentwintig minuten lang. Daarna streel ik zijn rug als hij het eten en het bier in half verteerde vorm langs zijn mond en neus de plee in laat klateren. ‘Het is niet erg,’ zegt hij, als hij even kan praten, ‘het leven is goed.’ 8 Ik geloof hem. We douchen samen en we slapen samen in zijn smalle bed, het nachtlampje aan, en hij kijkt naar mij zoals zij dat deed en ik zeg de liefst klinkende woorden die ik ken, dicht bij zijn oor: ‘Hemdje, ananas, limoncello’. ‘Rare,’ grinnikt hij voor hij mij kust. Ik doe alles waarvan ik denk dat het prettig kan voelen voor zijn lichaam, ik heb het telkens goed en sla het op. En wat hij doet bij mij voelt eveneens juist. Als we weer rustig liggen, leeggelopen maar opgeladen, zegt hij dat hij met mij naar Thailand en Torremolinos wil reizen en ik vraag wanneer we vertrekken. En als hij vraagt wat ik het liefst samen met hem wil doen, dan zeg ik dat ik wil dat hij me helpt een vrouw voor me te maken naar haar evenbeeld en hier, in de roes van het bier en zijn lichaam, bezing ik haar schoonheid voor het eerst hardop, maak ik hem deelgenoot van mijn liefde, mijn wens, mijn plan: voor altijd ver weg van hier, naar waar niemand anders woont, met iemand als ik, met haar. Waarna Mario’s lichaam harder wordt en hij me zijn bed uit schopt. Hij zegt dat het nergens voor nodig was zo met zijn gevoelens te spelen, ik wist toch dat hij niet alleen op seks uit was en zonder mijn pesterij heeft hij het al moeilijk genoeg en hij wil ook niet dat ik naast zijn bed op het vloerkleed slaap, hij wil dat ik zijn kamer verlaat, zijn huis uit moet ik, en morgen zal hij met een andere collega werken, dat ik dat maar weet. Ergens is iets cruciaals mis gegaan, iets werd verkeerd berekend en ik heb het niet voorzien. Hoewel het effect van het bier wegtrekt, kom ik er niet achter hoe het zit, waar ik faalde. De hele nacht kijk ik vanop het trottoir voor zijn huis naar het licht van de straatlantaarn. Er vliegen motten tegenaan, die ook niet beter weten. Als het opklaart, staken de motten hun pogingen. Mario komt zijn huis uit en ik ga staan. Ik loop met hem mee naar het werk, hij woont er twee lange straten vandaan. Onderweg leg ik hem uit dat we allebei iemand anders zijn en dat dat het wederzijdse begrip bemoeilijkt. ‘Ga terug naar je land,’ zegt hij. Ik zal een land voor ons maken, liefste. Nadat ik jou hebt gemaakt. 9 Mario heeft jouw as van het dak gestrooid. ‘Kijk,’ snotterde hij, ‘het sneeuwt.’ De wind blies je de boomkruinen in, nam je verder met zich mee. Ik had niet aan je urne gedacht deze keer, hij wel. De baas verplichtte hem met mij te werken, hij had dat tenslotte zelf geëist. Mario wilde niet meer met me werken of bier drinken of op en neer springen. Ik probeerde hem zachtjes aan te raken maar hij wilde me alleen nog vernietigen. Daarom heb ik hem geduwd. Tussen groene blaadjes waarop een deel van jouw as rustte, het vogelgezang nabij, vanop de hoogste takken die me konden dragen, in een eik – Quercus – in een nabijgelegen tuin, keek ik naar wat er gebeurt als dit gebeurt. Ik zoomde in en zag politie, ambulanciers, de eigenaar van het huis dat een nieuw dak nodig had en de baas. Een schimmelgeurige gaswolk steeg boven de groeiende menigte op. Mario’s bloedende, half platgedrukte lichaam verdween onder een plastic zeil, dan de ambulance in. Ook ik kan vernietigen. Toen ik Hassan ontwaarde – handen voor het gezicht, niet langer mijn meester – klauterde ik geruisloos naar beneden, een schutting over, de straten door, een bus in, een trein. Ik zal een vliegtuig voor ons stelen, liefste, om naar het noorden mee te vliegen, naar een plek waar niemand komt. Maar nu sta ik hier, bij een schaatspiste in een voorstad waar niemand me zoekt, voorlopig. Buiten wordt het warmer. Binnen glijden fragiele mensen over het kunstijs, even wankel of met evenveel gemak als ze dat over echt ijs zouden doen. Wij zijn niet om het even, liefste. Ik zal iemand van je maken. Beter dan zij, beter dan Hassan, beter dan je ooit bent geweest en beter dan ik. 10 Kortverhaal: De laatste kogel Door: Anne Provoost Het moment dat Ranko onze kelder binnenkwam wist ik dat hij zijn moeder haatte. Ze liep voor hem uit de slechtverlichte, uitgeholde treden af en hij had de riem van haar jas vast, iets wat voor zijn leeftijd aanvaardbaarder was dan haar hand. Toen ze bijna beneden was plaatste ze haar voet verkeerd. Haar gewicht kantelde en vreemd genoeg maakte hij geen enkele beweging, hoe absurd ook, om haar tegen te houden. Hij liet de riem van haar jas ogenblikkelijk los en bleef met belangstelling toekijken hoe ze klauwend om zich heen greep, haar zwaartepunt verschoof door vliegensvlug haar voet te verplaatsen, en uiteindelijk zonder zichzelf te bezeren haar evenwicht herstelde. 'Het is hier glad, mevrouw Mirsada,' zei mijn moeder, die uit het donker naar voren schoot. Ranko bleef bewegingloos staan. Ik wist dat hij ons niet zag. Zijn ogen moesten wennen. Mijn moeder bracht hem tot bij de muur waar wij allen op een rij naast elkaar gehurkt zaten. We waren met zijn tienen nu, een recordaantal, wat wellicht iets te maken had met de mythe die de ronde deed dat hier nog conserven stonden. De koelte van de kelderruimte luchtte mevrouw Mirsada en Ranko zichtbaar op. Net als wij allemaal hadden ze bij het horen van de met de hand aangedreven sirene niettegenstaande de hitte nog gauw een jas aangeschoten: je wist niet waar je terechtkwam of hoe de nacht zou zijn. Mevrouw Mirsada hijgde van het lopen, Ranko niet. 'Wie zijn die mensen?' hoorde ik Vesela aan mijn moeder vragen. 'Een verre nicht van mij en haar zoon,' antwoordde ze fluisterend. ‘Nog maar net aangekomen.' 1 'Als we met te velen zijn, doet weer niemand een oog dicht.' Ik zag hoe mijn moeder zich van Vesela weg draaide. Ranko maakte aanstalten om te gaan zitten en ze schoof hem een opgevouwen deken toe. Hij droeg een bril die hij steeds met een vreemde beweging van zijn wangen en oren naar voren liet glijden, en vervolgens met zijn middelvinger weer omhoog schoof. Wij kinderen hadden de gewoonte om samen te troepen rond de diepvrieskast die mijn moeder bij het begin van de panne volgepropt had met haar grootmoeders antieke borduurwerk, een aantal brieven en boeken, en andere brandbare kostbaarheden. Meestal waren we met z'n drieën of z'n vieren, afhankelijk van de ruimte in de andere kelders van de straat. Er bestond een soort code dat we elkaar niets vroegen. Niet uit discretie, maar omdat we onze verbeelding op non-actief hadden gezet. Geen van ons was bereid ook maar een onderdeel van een seconde in de huid van een ander te kruipen. Het was een manier om ons te beschermen tegen de verhalen van kinderen die meer geluk hadden gehad dan wij. Vandaar dat niemand Ranko vroeg wat er gebeurd was. We speelden mikado met lucifers, een spel waar de volwassenen van hielden omdat het ons stil maakte. Zelf vonden we het uitdagend omdat de kelder slecht verlicht was en omdat met om ons heen mopperende vrouwen en opslaande dekens de concentratie ver zoek was. Terwijl Ranko speelde gaf hij evenwel hints in de trant van 'ze hoort me niet meer als ik iets zeg' en 'levend ben ik een dode waard', wat een inbreuk was op het gangbare gedrag, vooral tijdens een spel. Fluisterende vragen in het donker, vlak voor het inslapen, met het hoofd op de vloer en het hoofd van de ander binnen armlengte, waren een tikje toelaatbaarder, al bleef het dubieus. Hij bracht ons allemaal danig in de war. De inzet was een sigaret. Niemand van ons rookte, de filter was gebogen en op bepaalde plaatsen kwam de tabak door het papier heen, maar het was het enige wat het spel de moeite waard kon maken; koeken en appels waren er allang niet meer. In de loop van de voorbije weken had ik in mikado een reputatie opgebouwd. Verliezen deed ik nog maar zelden, en 2 alleen als daar reden toe was, bijvoorbeeld omdat de honger mijn hand onvast maakte of omdat iemand onderdrukt zat te huilen. Overigens was er meestal een feitelijke en een morele overwinnaar. De feitelijke had op het eind de meeste lucifers, de morele had niet zoals de anderen gewacht tot het schieten even ophield, maar had tijdens het geratel met vaste hand de lucifers verwijderd. Dit keer was vanaf het begin duidelijk dat Ranko beide zou worden. Hij kreeg de sigaret. Omdat hij zich in de kelder van mijn huis bevond, nam ik hem meteen na het spel even apart. We waren even groot en wisten dat daar niet meteen verandering in zou komen. De oorlog schortte ons leven op, en net zoals alle kinderen hier waren we gestopt met groeien. Zijn hints, samen met het feit hij het spel met een minimale voorsprong - drie lucifers op een hele doos - van mij gewonnen had, gaven mij het recht te vragen wat ik vroeg. 'Waar is je vader?' Hij keek me van achter zijn brillenglazen aan. Zijn ogen glommen nauwelijks, alsof hij geen traanvocht had. 'Dat weet ik niet,' antwoordde hij. 'En je broers en zussen?' 'Ik heb maar één broer. Hij is dood.' 'Jonger of ouder?' 'Ouder. Maar dat zag je niet. Er was maar een jaar verschil.' Om ons heen stonk het naar uitwerpselen die aan schoenzolen waren blijven hangen; sinds er geen water meer was, deed iedereen zijn behoefte in de perken en de tuintjes, en naderhand lagen de hoopjes zo dichtbezaaid dat alleen wie kon vliegen er nog in slaagde ze te vermijden. 'Maar ik heb nog een oom,' zei hij plotseling met overslaande stem, alsof hij zich verslikte. Zijn handen bewogen snel langs de knoopsgaten van zijn hemd. 'Hij woont hier niet ver vandaan en hij heeft een kelder vol dingen.' 3 'O,' zei ik, want hoewel ik niet wilde vragen wat die dingen waren had ik ogenblikkelijk de wildste voorstellingen. 'Morgenvroeg gaan we ernaartoe. Zodra de zon op is.' Hij wees naar het kelderraampje waar nu alleen nog schemerlicht doorheen kwam. 'Als ze niet schieten,' zei ik. De kinderen bij de diepvrieskast gingen naar hun moeder. Mevrouw Mirsada draaide op haar plaatsje rond als een kip die met haar poot schrapend naar iets eetbaars zoekt. 'Ze zullen niet schieten. Ik maak grafieken. Er zit een regelmaat in. Morgenochtend zullen ze niet schieten.' Alsof zijn woorden bevestigd moesten worden, sloeg op vrij dichte afstand een granaat in, de laatste van die avond. Mevrouw Mirsada scheen zich er niet over te verbazen dat Ranko niet naast haar ging liggen. Hij sloeg zijn deken om zich heen en ging met opgetrokken benen aan het hoofdeinde van mijn slaapplaats zitten. 'Meer heb ik niet nodig,' zei hij tegen mijn moeder toen ze bezwaren maakte. Tegen middernacht, toen ik wakker werd van het gehoest van Melda, die ziek was en tegen de honderd liep, merkte ik dat hij scheefgezakt was en met zijn hoofd tegen het mijne lag. De volgende morgen stond Ranko al heel vroeg door het raam naar buiten te kijken. Het was stil en mistig, en het had geregend. Ik ging naast hem staan, maar hij draaide zich om en liep naar de deken waaronder zijn moeder kreunend lag te slapen. De adem uit mijn mond maakte het raam ondoorzichtig. 'Moeder, we vertrekken,' zei hij terwijl hij haar met zijn voet aanstootte. Omdat ze niet meteen bewoog, herhaalde hij wat hij gezegd had met meer stem, waarna ook Vesela en mijn moeder zich op hun andere zij draaiden. Ze opende haar ogen nu, richtte zich met 4 klauwvormige handen en geknikte armen op. Ze bekeek zichzelf en schikte haar bloes om haar bovenlijf. 'Het is nog halfdonker,' zei ze naar haar stem zoekend. 'Het is tijd om weg te gaan,' antwoordde Ranko. Buiten sloegen samen met de vogels ook de machinegeweren aan. Ze vertrokken toch. Ranko dwong haar. De aanwezigen in de kelder werden wakker van het gekibbel en verdrongen elkaar aan het raampje. Het duurde een tijd voor ze de trap op waren en het huis langs de voordeur verlaten hadden. In de tussentijd hoorde ik het snelle gefluister van de volwassenen om me heen, de verzuchtingen, het ongeloof. Het ging zo snel dat ik er nauwelijks iets van opnam. Ik verstond alleen hoe Vesela zei: 'Een moeder kiest altijd voor haar eerstgeborene, dat kan hij haar toch niet verwijten?' Toen zagen we hen de straat op komen. Hij had nonchalant de sigaret tussen de lippen, en in het vreemde licht leek hij op een geestverschijning. Hij droeg de jas van zijn moeder. Het leek of hij op die mistige, naar appels en rook geurende morgen beslist had zijn kinderlijke instinct door iets anders te vervangen. Het schieten werd intenser. Mevrouw Mirsada hield zich tegen de muur, maar Ranko bleef doodrustig in de vuurlinie lopen. Nu en dan keek hij bijna benieuwd om zich heen alsof hij, wachtend op zijn granaatscherf of zijn kogel, wilde nagaan waarom zijn grafieken niet klopten. Hij liep langs zijn spiegelbeeld in de plassen. Ik wist wat er zou gebeuren. Ik had het eerder gezien, met andere mensen die niet snel genoeg waren. Zijn bril zou in zijn eigen bloed vallen. Er gebeurde niets. Hij verdween in de mist, rustig, ongejaagd, stilstaand om iets op te rapen of om zijn sigaret te inspecteren. Pas veel later hoorde ik hun verhaal. Vier dagen voor ze bij ons aankwamen waren de soldaten voor het ochtendgloren bij hen binnengevallen. Ze hadden van hun moord een spelletje gemaakt. Ze beweerden dat ze maar één kogel meer hadden. Nadat mevrouw Mirsada verkracht was, mocht ze kiezen welke zoon ze zou behouden. Niemand kende de details. Maar ik zag haar voor me, hoe ze vertwijfeld weigerde 5 te kiezen, en pas onder bedreiging dat ze er allebei aan gingen iemand aanwees, gewoon een van de twee, omdat ze niet anders kon. Ik zag hoe ze voor haar oudste zoon koos. Vervolgens hadden de soldaten de spelregels spottend veranderd. Ze hadden zich verkeerd uitgedrukt, zeiden ze, en ze schoten degene die ze aangewezen had met een schot in het gezicht dood, dwars door zijn handen heen die hij ter bescherming ophief, en onder de ogen van Ranko die er in zijn ondergoed naast stond. Het was hun manier om ervoor te zorgen dat mevrouw Mirsada met één kogel beide zoons verloor. We hebben hem nog teruggezien. Hij kwam op de meest onverwachte en gevaarlijke momenten. Hij had een mateloze, bijna buitenissige vrolijkheid over zich. We keken uit naar zijn komst omdat hij een sfeer meebracht die uren na zijn vertrek nog bleef hangen. Soms was zijn moeder erbij. Ze luisterde naar zijn sterke verhalen over nachtelijke tochten en over hoe hij onder het oog van de vijand grote dozen mondvoorraad van het ene huis naar het andere sleepte. Wij hingen aan zijn lippen en lachten. Op het gezicht van zijn moeder stond een grijns die zelfs bij de meest huiveringwekkende details niet verdween. 6 Kortverhaal: Honingeiland Door: Manon Uphoff De echtgenote van de keizer, Constanza, was een zeldzaam wrede vrouw. Ook de keizer zelf, Alfonsus, was ongemakkelijk in de omgang; kortaangebonden en snel geprikkeld, maar de hardvochtigheid van zijn vrouw bezat hij niet. 'Kop eraf!' riep ze bij elke gelegenheid, en dan glimlachte ze een van haar lieve, uiterst onbetrouwbare glimlachjes. Haar kleine teentjes krulden in haar marokijnleren mocassins. 'Laat de koppen rollen!' Omdat zij zo machtig was, en erg mooi bovendien, en omdat haar man, zijn driften daargelaten, een slappe, karakterloze figuur was - die pap slobberde en door zijn bedienden de korstjes van het brood liet snijden - was er niemand in het kleine keizerrijk (een rijk dat de grenzen van het eiland niet overschreed) om haar tegen te houden. Dus rolden de koppen in een hoog tempo. Het was alleen de keizerin die de aanleidingen voor de onthoofdingen verzon en die de bevelen gaf. Zij knipperde nooit -niet ÈÈn keer -met haar ogen wanneer er weer een wit hoofd met uitpuilende ogen en stukgebeten tong voor haar voeten rolde, en soms zelfs haar harembroek bespatte met fijne druppels bloed. Ze glimlachte alleen maar en wapperde met haar blanke, gemanicuurde handje. 'Stop ze maar in het Honingbad! Zo snel mogelijk in het Honingbad. Vlug. Vlugger! Moet je eigen kop soms rollen voordat je doet wat ik zeg? Wat kijken jullie. Denken jullie soms dat ik daar het recht niet toe heb?' Dan beefden en bibberden en knikten de beulen in het kille ochtendlicht en sleepten ze de afgehouwen hoofden aan de haren -en in grote haast -mee naar de enorme kuip die midden 1 op het plein voor het keizerlijk paleis stond en die Constanza speciaal voor dit doel had laten ontwerpen. In die houten kuip dreven - in een meer van honing - honderden en nog eens honderden afgeslagen hoofden. Daar dobberde ook Guido, de slagersleerling, met nog altijd een stomme grijns om zijn lippen. Het leek wel of hij met die lippen smakte en om worst riep. Daar dreef Ada, de schooljuffrouw, met haar lange gezicht en zijdeblonde haren. Zij keek verbaasd en zelfs lichtelijk opgewonden -alsof dit afhouwen haar eerste en tegelijk haar laatste avontuur was geweest. Naast haar stak de appelronde kop van Sjarrel, de messenslijper, uit de honing. Sjarrel die zelf al zoveel koppen had doen rollen. Gillend waren de mensen op de vlucht geslagen als ze hem in de verte hadden zien naderen. Kinderen hadden zich huilend onder de rokken van hun moeders verstopt omdat Messen Sjarrel, de Halzenhakker, er aan kwam en het op hun blanke nekjes had voorzien. De keizerin kende niet alle hoofden die haar vanaf het schavot met gelaten treurigheid aanstaarden, dus vroeg zij honderduit, haar wenkbrauwen hoog opgetrokken en haar rode lipjes getuit, in een mengeling van lust en nieuwsgierigheid: 'En wie is dit dan wel?' 'O Uwe Genadigheid, dat is Bragas, de plaggensteker.' 'Kop eraf! Streel hem maar eens langs de hals met het mes! En dit? Wie mag dit wel wezen?' 'Hooggeborene, zij heet Teresa, zij was jaren uw tweede kleedster.' O ja. O ja. Laat haar kopje maar rollen. En dit is?' 'Elizabeth, uw eerstgeborene.' 'Kop eraf! Wie?' 'Uw echtgenoot, weledele Vrouwe, uw heergemaal de keizer.' 'Waarom staart hij me zo onnozel aan?' 'Wij staken hem de ogen uit, Hoogheid. Precies zoals u beval.' 'Zijn kop moet er zeker af!' 2 Op een dag rolde de op één na laatste kop in het keizerrijk en was het honingbassin bijna vol. De keizerin en de beul stonden zwijgend tegenover elkaar. 'Tja,' zei de beul. 'Tja,' zei de keizerin. Het bleef eventjes stil. Het zonlicht deed de honing in het bassin schitteren en alle hoofden dreven feestelijk in het rond, bijna vrolijk. 'Ik heb het hier voor het zeggen,' zei de keizerin. 'Daar hoeven wij het niet over te hebben.' Voor het eerst was zij een beetje verlegen met de situatie, want de beul was een knappe, goedgebouwde man met een prachtig gezicht -en het doden had haar opgewonden. Maar nee, het stond slordig om het werk niet af te maken. Als je mij die bijl geeft,' teemde ze, 'mag je zien wat ik onder mijn harembroek verberg.' De beul keek haar aarzelend aan. 'Hier maar met dat scherpe ding,' zei de keizerin, 'voordat iemand zich bezeert.' Met z'n ogen in lust op haar gericht, liet de beul zich gewillig de bijl afnemen en schoof hij Constanza's dunne wijde broek naar beneden. Zijn sterke hand kietelde onder haar ondergoed en giechelend zwaaide Constanza de bijl in het rond. 'Het jeukt daar,' zei ze. 'Zou je niet eens even willen kijken? Gehoorzaam liet de beul het hoofd vallen, zodat de stevige, warme nek bloot kwam. Met een flinke slag scheidde de keizerin zijn hoofd van de romp. Het rolde een eindje van haar af en bleef toen rustig liggen in het zachte gras. De keizerin haalde diep adem en liep op het hoofd af. Krachtig greep ze het bij de donkere haren, maar het was veel zwaarder dan zij had verwacht, en zij kreeg het bijna niet omhoog. 'Vreemd,' mompelde ze, en deed een nieuwe poging. Hijgend van inspanning lukte het haar het hoofd een centimeter of twintig op te heffen, maar dat was niet genoeg om het in het honingbassin te werpen. Ze probeerde het nog eens, en nu slaagde ze erin -door de 3 kwaadheid die haar spierkracht gaf- om het hoofd boven zich uit in het honingbassin te gooien. Daar viel het over de rand in de goudkleurige honing. Verlicht door een zonnestraal leek het hoofd zelf wel een alles - verbrandende zon. De keizerin knipperde met haar ogen. Wat een ongelooflijk felle stralen! Wat een schel en snijdend licht! Een paar druppels honing waren door de worp uit het bassin gespat en op haar tengere armen neergekomen. In het zonlicht glansden ze op als diamanten. Met wat speeksel probeerde ze ze eraf te vegen, maar de honing was kleverig en bleef plakken. 'Wat zou het ook,' lachte ze. 'Wat kan mij die honing schelen.' Ze deed een pas naar achteren en wierp een blik op het overvolle bassin, met daarin de hoofden van de voormalige inwoners van het keizerrijk. Het hoofd van haar kapper dobberde naast dat van haar schoenmaker. Ze leken wel in een goed gesprek verwikkeld. De hoofden van alle leden van de blazerskapel gleden achter elkaar, in een keurige rechte lijn, de zoete honing door. Hun wangen nog bol en wat blauwig. De ogen vredig gesloten. 'Mooi,' zei de keizerin. 'Heel overzichtelijk. Iedereen netjes bij elkaar.' Ze wilde zich omkeren en weggaan, om de triomf van haar totale overwinning te vieren, maar iets hield haar tegen. In de glanzende vloeistof sidderde het hoofd van haar echtgenoot, de keizer. Terwijl ze keek botste het voortdurend tegen het mooie hoofd van Teresa, haar tweede kleedster. 'Kijk mama,' leek het hoofd van haar dochter haar toe te roepen. 'Kijk in het honingbassin.' Weer tikte het hoofd van haar man het ronde hoofd van de kleedster aan - het leek wel of ze elkaar kusten. Verbeeldde ze het zich, of gleed daar zijn tong voorzichtig en vochtig de rode mond van Teresa binnen? Nee! Zij zag het heel duidelijk. Warm en nat glipte de dikke tong van de keizer tussen de weke lippen van Teresa. Hun monden plakten aan elkaar en hun stille hoofden draaiden tergend langzaam rond. 4 Een gloeiende vlam van woede verhitte de keizerin. 'Je bent de enige,' had Alfonsus gehijgd. 'Je bent de enige, de enige, de enige.' 'Hun koppen eraf!' schreeuwde ze. Maar er gebeurde niets. De honderden hoofden leken te zoemen in het sterke zonlicht, als zwermen warme bijen - en het gegons werd sterker en sterker. 'Hun koppen eraf! Hun koppen eraf!, schreeuwde de keizerin stampvoetend. Uit het niets streek een drietal bijen op haar armen neer. Ze staken hun zuigorgaantjes diep in de druppels kleverige honing en begonnen driftig te zuigen. 'Kop eraf! Kop eraf!' fluisterde de keizerin, doortrokken van een plotselinge en hevige angst. In het bassin knoopten de dikke krullen van de tweede kleedster zich vast aan het lichte haar van de keizer. Weken daar de glanzende lippen van Teresa nog verder vaneen? Boorde de keizer zijn tong, dat natte stuk vlees, nog verder naar binnen? 'Kop eraf! Kop eraf!' herhaalde de keizerin, maar haar stem was zwak en dun en overstemde het gegons van de drie bijen niet meer. 5 Kortverhaal: De jongen met het mes Door: Remco Campert Je stampte met je voet op de grond en er Je gedachten waren uiteengevallen in was een feest. 's Zomers en 's winters losse woorden, sleutelwoorden, die je geurden de avonden en de nachten naar onophoudelijk mompelde, omdat je bang alcohol. Om drie uur 's nachts was niets was er niet meer te zijn, als je ook die meer onmogelijk: je kon een handstand woorden nog vergat. En je viel in slaap maken op een jeneverfles, vliegen naar tot het volgende feest je wekte. New York, boerenknecht worden en Dick legde zijn hand op Wessels tussen het koren liggen, schatrijk worden schouder. van vandaag op morgen en jaren later, 'Er zijn hier mensen die niet drinken' zei vol champagne, sterven in een zwembad hij. op een maanloze nacht. 's Zomers, als de ochtend kwam met vogels en schone 'Waar dan?' vroeg Wessel. straten en een bleke zon, reed je weg 'Daar op de divan zit er een,' wees Dick. naar het strand, je hand zweette zout en 'Die lange? Wie is dat? Wat doet hij hier?' alcohol en drukinkt van het verse 'Het is een vriend van Erik. Erik heeft ochtendblad, dat je had gekocht. In de hem meegenomen. Maar daar gaat het avond kwam je loodzwaar thuis, nu niet om. Het gaat erom, dat hij niet schoenen vol zand, warhoofd vol drinkt. Er zijn tenslotte grenzen.' hoofdpijn: je had een meisje geslagen, met een vriend gebroken, gelachen en 'Volkomen gelijk,' zei Wessel. geschreeuwd, je pupillen wijd, zwarte 'Erik,' zei hij, toen hij Erik had gevonden. poelen, geplaagd door zwermen muggen. 1 'Erik, op de divan zit een lange jongen, 'Wat fotografeert hij dan?' vroeg Dick. die niet drinkt. Er wordt gefluisterd dat jij 'De Leidsepleinjeugd,' zei Erik. hem hebt meegenomen. Wie is het en 'De wàt?' wat doet hij hier, als hij niet drinkt?' 'De Leidsepleinjeugd.' Erik keek naar de divan. 'Wat is dat?' 'Dat is een heel gekke jongen,' zei hij. 'Een fotograaf.' 'Nou, die jongens die op het Leidseplein rondhangen.' 'Waar is zijn camera?' vroeg Wessel. 'Waarom fotografeert hij die?' 'Juist,' zei Dick. 'Ook dat nog.' 'Nou, zo maar.' 'Die heeft hij niet meegenomen. Hij was bang dat hij kapot zou gaan.' 'Er is nooit oorlog op het Leidseplein', zei Wessel. 'O,' zei Wessel. 'Was hij daar bang voor? En heeft hij hem toen niet meegenomen? 'Nou, jullie zoeken het maar uit, hoor,' zei Is hij meer een landschapsfotograaf?' Erik en liep weg. 'Het is een heel gekke jongen,' hield Erik Wessel keek naar de jongen, die op de vol. divan zat. Hij hield iets in zijn hand dat schitterde. 'Fotografen zijn nooit gekke jongens,' zei Dick. 'Jongens die bang zijn dat hun 'Verdomme, hij heeft een mes,' zei camera kapot gaat, zijn geen gekke Wessel. 'Zie je dat, Dick? Hij is een jongens. En ze zijn vreselijk ambitieus. jongen met een mes.' Jongens die ambitieus zijn, zijn nooit 'Misschien is het dan toch wel een heel gekke jongens.' gekke jongen,' zei Dick. 'Maar hij drinkt 'Ik hou alleen van oorlogsfotografen,' zei niet. Dat blijf ik onvergefelijk vinden.' Wessel. 'Hij maakt heel mooie foto's,' zei Erik. 2 Ze liepen naar de jongen met het mes 'Volgens je vriend Erik ben jij een heel toe. Dick had een fles jenever bij zich. gekke jongen, Oscar,' zei Wessel. 'Is dat Voor de jongen bleven ze staan. waar?' 'Ik ben Wessel,' zei Wessel. 'En hij is De jongen haalde zijn schouders op. Dick. Ik ben de gastheer. U bent de gast. 'Hij voelt zich gevleid,' zei Dick. 'Maar hij Tot zover is alles duidelijk. Maar nu: wat wil het niet laten merken.' Hij zette de is je voornaam?' fles aan zijn mond en nam een slok. 'Oscar,' zei de jongen. 'Heb je dat mes altijd bij je?' vroeg 'Dick,' zei Wessel. 'Vraag eens wat Oscar Wessel. drinkt.' De jongen antwoordde niet. 'Ik drink niet,' zei de jongen. Hij keek 'Kun je ermee gooien?' naar het scherpe, blinkende lemmet van De jongen knikte. zijn mes. 'Kun je raken wat je wilt?' 'Je ziet het allemaal maar eens aan, nietwaar?' zei Wessel. 'Ja,' zei de jongen. 'Nauwelijks,' zei de jongen. 'Weet je het zeker?' 'Je hebt natuurlijk genoeg aan je mes,' 'Ja!’ zei Dick. 'Als wij je iets aanwijzen, raak je het 'Zo ongeveer,' zei de jongen. dan?' 'Een mooi mes,' zei Wessel. 'Ja.' De jongen keek ernaar alsof hij het voor 'Dat zullen we hebben. Kom mee, Dick,' het eerst in zijn handen hield. zei Wessel. 'Gaat wel,' zei hij. 'Wat wil je doen?' vroeg Dick. 'lets moois. Waar is Bella? Heb je Bella gezien?' 3 'Daar danst ze.' 'Waanzinnig goed, zeg. Wat een waanzinnig mooi verhaal.' 'Bella! Kom eens hier!' 'Hij heet Oscar. Hij drinkt niet, daarom 'Een leeuwin,' zei Dick. 'Twintig jaar en kan hij zo goed met dat mes gooien.' het gezicht van een dure hoer van veertig.' 'Waanzinnig, zeg, die jongen met dat mes, waanzinnig.' 'En haar stem,' zei Wessel. 'Een geweldig schor geluid. De stem van een oude 'Nu wil hij ons graag bewijzen, dat hij zo dronken schilder.' goed kan gooien, dat begrijp je wel.' 'Een waanzinnig feest, Wessel!' baste 'Natuurlijk, zeg, waanzinnig.' Bella. 'Maar wij vinden het leuker als hij niet op 'Ben je erg dronken, Bella?' vroeg dode voorwerpen gooit. Dat is niet Wessel. boeiend.' 'Drònken?! De hele waanzinnige week 'Nee, natuurlijk niet, zeg.' ben ik al dronken. Van het ene 'Dat is saai.' waanzinnige feest naar het andere. Een 'Dat is waanzinnig saai, zeg.' waanzinnige week. Wèrkelijk.' 'Het leek ons boeiender als hij op jou 'Zie je die jongen daar op die divan? Dat gooide.' is een heel gekke jongen.' 'Op mij? Waanzinnig, zeg'. 'Een waanzinnige jongen.' 'Nou ja, niet òp je, maar vlak naast je, op 'Die jongen heeft een mes.' een plek die wij aanwijzen. Zoals in het 'Waanzinnig, zeg.' circus.' 'Hij kan ermee raken wat hij wil. Zie je 'Een waanzinnig mooi plan.' die vlek daar op het behang? Die kan hij 'Maar naakt natuurlijk.' raken als hij wil.' 4 'Natuurlijk. Een waanzinnig goed idee, Dick ging naar binnen en even later hield zeg. Die waanzinnige jongen met dat de muziek op en kwamen de anderen mes.' nieuwsgierig de gang opdrommen. 'Waanzinnig,' beaamden Wessel en Dick. 'Ga allemaal maar op de trap staan,' zei Met Bella liepen ze naar de jongen toe. Wessel. 'En denk er om, doodse stilte. We moeten een mes kunnen horen 'Je moet op haar gooien, zoals in het vallen.' circus,' zei Wessel. 'Waanzinnig,' bromde Bella. Ze had haar De jongen keek even naar Bella, bloosde, kleren uit. stond toen langzaam op, het mes in zijn hand. Wessel stelde haar tegen de keukendeur op. 'Mij best,' zei hij. 'Je moet zelf je afstand maar bepalen,' 'Hij is cool,' zei Bella. zei hij tegen de jongen. 'Hij is waanzinnig cool.' 'Wat gaat er in godsnaam gebeuren?' 'In de gang,' zei Wessel. 'Daar is de vroeg Erik, die bij de anderen op de trap meeste ruimte.' stond. Met zijn vieren liepen ze naar de gang. 'Zul je wel zien.' 'Alles uit?' vroeg Bella. 'Ze moet geblinddoekt worden,' zei Dick. 'Ja,' zei Wessel. Hij pakte zijn zakdoek en deed die Bella 'Waanzinnig, zeg. Waanzinnig mooi.' om. Ze begon zich uit te kleden. De jongen ging op twintig passen afstand 'Die muziek moet uit,' zei de jongen met van Bella staan. Hij hield het mes bij de het mes. punt van het lemmet vast. 'Waar moet ik gooien?' vroeg hij. 5 'Ik zal het je wijzen,' zei Wessel. beweging van zijn arm, liet hij het mes los. Bijna vrolijk sprong het uit z'n hand, 'Jullie zijn gek,' riep Erik, die eindelijk buitelde blinkend door de lucht, een begreep wat er ging gebeuren. doelbewuste vis, en sloeg in het hout 'Waanzinnig gek,’ riep Bella terug. tussen Bella's benen, waar het sidderend 'Waanzinnig idee.' bleef staan. Wessel liep naar Bella toe. Niemand zei iets. Pas toen het mes niet 'Doe je benen eens wat van elkaar,' zei meer bewoog, begonnen ze allemaal hij. door elkaar te praten. 'Is het gebeurd?' vroeg Bella. 'Niet bewegen!' riep Wessel. Hij wees een plek aan hoog tussen haar 'Anders snijd je je.' dijen. Hij trok het mes uit het hout en gaf het 'Daar moet je gooien,' zei hij tegen de aan de jongen terug. jongen. 'Zo hoog mogelijk.' Met zijn nagel maakte hij een krasje in de verf 'Waanzinnig,' zei Bella, terwijl ze de blinddoek afdeed. van de deur. 'Je kriebelt me waanzinnig,' zei Bella. 'Toch jammer, dat hij zijn fototoestel niet bij zich heeft, dan had hij het meteen 'Doodstil blijven staan,' zei Wessel. 'Niet kunnen fotograferen,' hoorde Wessel bewegen.' Dick zeggen. Hij deed een paar stappen opzij. 'Niet 'Een waanzinnig gevoel,' zei Bella. 'Alsof bewegen,' zei hij nog eens. 'Ja, Oscar, iemand er tegen blies. Net alsof iemand gooi maar als je zin hebt.' er tegen blies. Wat een waanzinnige ledereen hield de adem in. jongen is dat.' Ze ging naar de jongen De jongen hief zijn arm omhoog, zijn toe, sloeg haar armen om zijn hals, gezicht strak, zijn lichaam ontspannen. drukte zich tegen hem aan en kuste hem Toen, met een nauwelijks merkbare op zijn mond. Daarna zei ze 6 bewonderend: 'Hij is waanzinnig cool. schouder; zijn andere hand, waarin hij Het kan hem allemaal niets schelen.' het mes vasthad, hield hij krampachtig naar achteren omdat hij bang was haar De jongen bloosde weer. Toen, terwijl hij te snijden. verlegen glimlachte, legde hij zijn linkerhand voorzichtig op Bella's blote 7 Kortverhaal: No escape room Door: Annemarie Bon No escape room stond er met grote letters boven de ingang van een van de attracties van de midwinterkermis. De tent wekte aan de buitenkant de indruk van een vervallen, grauw landhuis met half verrotte ramen en deed Oscar denken aan Villa Volta in de Efteling. In elk geval paste dit spookhuis totaal niet bij de uitgelaten sfeer die de ijsbaan, kerstbomen en koek-en-zopiekraampjes uitstraalden, alle overstemd door loeiharde kerstjingles. ‘Toegang één euro, alleen voor volwassenen,’ las hij hardop voor van het bord bij de ingang. Hij stootte zijn vriend Hassan aan. ‘Net iets voor ons. Spotgoedkoop. We hebben hier verder toch niks te zoeken, of je moet een ritje in de draaimolen willen maken. En ik wil al zo lang een keer naar een escaperoom.’ ‘Er staat no escape,’ verbeterde Hassan hem. Oscar haalde zijn schouders op. ‘Dat is gewoon een goede slogan, een verkooptruc.’ Hassan zuchtte. ‘Die truc levert anders weinig op als de toegang zo goedkoop is.’ ‘Misschien moet je binnen bijbetalen voor een extra experience?’ Oscar liep naar de kassa waar een dame in een modern soort verpleegstersuniform zat. Zelfs het ouderwetse witte kapje op haar hoofd ontbrak niet. ‘Waarom is deze escaperoom zo goedkoop?’ ‘Het is een no escape room,’ legde de vrouw uit. ‘Wij hebben proefpersonen nodig om te onderzoeken hoe mensen op bepaalde medicijnen reageren in angstaanjagende en levensbedreigende situaties.’ 1 Oscar lachte. ‘Het spel begint hier al. Gaaf! Het is natuurlijk een soort Larp.’ Ook Hassan keek om. Voor een live rollenspel was hij altijd wel te porren, wist Oscar. Ze hadden al eens vaker aan zo’n game meegedaan. Supervet! Je moet wel achttien jaar zijn en tekeningbevoegd,’ vulde de verpleegster aan. ‘Dat zijn we!’ Oscar wenkte Hassan. ‘Kom op, man. Lachen. Ik trakteer.’ Hij

Use Quizgecko on...
Browser
Browser