H3.1

Op welke plek leefden de meeste mensen in Nederland rond 1800?

Wat voor werk deden veel mensen op het platteland?

Waarom waren ambachtslieden op het platteland arm?

Waarom trokken veel mensen van het platteland naar de industriesteden?

Hoe waren de werkomstandigheden in fabrieken voor arbeiders?

Hoeveel uur per dag werkten arbeiders in fabrieken?

Wat deden veel kinderen van arbeiders in de fabriek?

Hoe waren de woonomstandigheden van arbeiders in de stad?

Waarom waren de hygiënische omstandigheden beroerd in de stad?

Wat aten veel mensen eenzijdig in de 19e eeuw?

Volgens het Kinderwetje van Van Houten mochten kinderen onder de 12 jaar niet werken in fabrieken, maar wel in werkplaatsen en in de landbouw.

Welke partijen steunden de invoering van sociale wetten?

Welke wet verbood alle vormen van kinderarbeid en werd goed gecontroleerd?

Wat was het doel van de Ongevallenwet?

Wat stond er in de Woningwet van 1901?

Wanneer kregen alle vrouwen kiesrecht in Nederland?

Welke partijen groeide langzaam in steun voor sociale wetten?

Wat was het doel van de Leerplichtwet van 1901?

Wat was de rol van de regering bij de controle van fabrieksbazen op het Kinderwetje van Van Houten?

Wanneer kregen mannen algemeen kiesrecht in Nederland?

Tot wanneer bestonden er geen ziekenhuizen in Nederland?

Welke politieke groep vond dat de overheid moest zorgen voor zoveel mogelijk vrijheid voor burgers en bedrijven?

Wat was de grootste groep in het parlement in het midden van de 19e eeuw?

Wat vonden de socialisten de oorzaak van armoede?

Wat vonden de confessionelen over armoede?

Wat was de grootste groep in het parlement die vond dat het bestuur zich niet met armenzorg moest bemoeien?

Welke wet werd in 1854 aangenomen omdat men bang was voor diefstallen en rellen?

Wat waren vakbonden?

Wat was algemeen kiesrecht?

Wat vonden een deel van de liberalen uiteindelijk nodig vanwege de onrust en armoede onder de arbeiders?