Verhoudingen en vergelijkingen

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson
Download our mobile app to listen on the go
Get App

Questions and Answers

De omtrek van een vierkant met zijde 1 staat in welke verhouding tot de omtrek van een vierkant met zijde 3?

1:3

Hoeveel kilogram komt overeen met de verkoop van drie wagen kaas, als één wagen overeenkomt met 60,6 kg?

181,8 kg

Als de lengte van een hoofdluis 0,25 cm is, hoe lang wordt deze weergegeven onder een oculair van 40:1?

10 cm

Op een kaart met schaal 1:25000, hoe lang wordt een afstand van 4,8 km weergegeven op de kaart?

<p>19,2 cm</p> Signup and view all the answers

Waarom is het een slecht idee om topografische kaarten op schaal 1:10000 te bundelen in één boek, als je al een boek hebt met kaarten op schaal 1:50000?

<p>Het boek wordt veel dikker.</p> Signup and view all the answers

Gegeven de getallen 4, 8, 16 en 32, vorm een evenredigheid.

<p>4/8 = 16/32</p> Signup and view all the answers

Wat is de waarde van $x$ in de volgende evenredigheid: $\frac{8}{4} = \frac{18}{x}$?

<p>x = 9</p> Signup and view all the answers

Wat is de waarde van $x$ in de volgende evenredigheid: $\frac{4}{x} = \frac{6}{12}$?

<p>x = 8</p> Signup and view all the answers

Bepaal de vierde evenredige tot 5, 7 en 11.

<p>77/5</p> Signup and view all the answers

Bepaal de vierde evenredige tot -11, 3 en -7.

<p>21/11</p> Signup and view all the answers

Bepaal de middelevenredigen van 4 en 16.

<p>8 of -8</p> Signup and view all the answers

Bepaal de waarde van $x$ in de volgende evenredigheid: $\frac{x+2}{3} = \frac{4}{5}$.

<p>2/5</p> Signup and view all the answers

Bepaal de waarde van $x$ in de volgende evenredigheid: $\frac{4-x}{-x} = \frac{2}{3}$.

<p>12/5</p> Signup and view all the answers

Flashcards

1 seconde t.o.v. 1 minuut

De verhouding tussen 1 seconde en 1 minuut.

Lesuren wiskunde t.o.v. totaal

Vergelijking van het aantal lesuren wiskunde deze week met het totaal aantal lesuren per week.

Omtrek vierkanten (1:3)

De verhouding tussen de omtrek van een vierkant met zijde 1 en een vierkant met zijde 3.

Oppervlakte vierkanten (1:3)

De verhouding van de oppervlakte van een vierkant met zijde 1 en een vierkant met zijde 3.

Signup and view all the flashcards

Inhoud kubussen (1:3)

De verhouding van de inhoud van een kubus met zijde 1 en een kubus met zijde 3.

Signup and view all the flashcards

Wat is een oculair?

De verhouding geeft aan hoeveel keer het beeld vergroot wordt door het oculair van een microscoop.

Signup and view all the flashcards

Wat is een schaal (op een kaart)?

De schaal is de verhouding tussen een afstand op een kaart en de werkelijke afstand op de grond.

Signup and view all the flashcards

Schaal 1:10000 vs 1:50000

Lengte en breedte in een topografische kaart worden 5 keer groter.

Signup and view all the flashcards

Wat is een evenredigheid?

Een uitdrukking van twee verhoudingen die aan elkaar gelijk zijn.

Signup and view all the flashcards

Middelevenredige

b² = a * c

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Oefeningen

  • Noteer als een verhouding.
  • Eén seconde ten opzichte van één minuut: 1/60
  • Aantal meisjes in de klas ten opzichte van het aantal jongens in de klas: 5/6
  • Aantal lesuren wiskunde deze week t.o.v. het aantal lessen per week: 3/32
  • Eén seizoen t.o.v. één jaar: 1/4
  • Eén centiliter t.o.v. één liter: 1/100
  • Omtrek van een vierkant met zijde 1 t.o.v. de omtrek van een vierkant met zijde 3: 1/3
  • De oppervlakte van een vierkant met zijde 1 t.o.v. de oppervlakte van een vierkant met zijde 3: 1/9
  • De inhoud van een kubus met zijde 1 t.o.v. de inhoud van een kubus met zijde 3: 1/27

Waar koop je het voordeligst 30 eieren?

  • Supermarkt 2 is het goedkoopste.
  • Supermarkt 1: 6 eieren voor €2,30, dus 30 eieren voor €11,50.
  • Supermarkt 2: 10 eieren voor €3,60, dus 30 eieren voor €10,80.

Opgave 3

  • In de middeleeuwen werd kaas verhandeld in Brugge per wage, waarbij 1 wage = 60,6 kg.
  • Als een handelaar 3 wagen kaas verkoopt, komt dit overeen met 181,8 kg.

Wiskunde & Techniek

  • Het oculair van een microscoop geeft aan hoeveel keer er vergroot wordt als je erdoor kijkt.
  • Een speelgoedmicroscoop met oculair 5:1 vergroot alles vijf keer.
  • Lengte hoofdluis: 0,25 cm.
  • Oculair 5:1, lengte is 1,25 cm
  • Oculair 16:1, lengte is 4 cm
  • Oculair 20:1, lengte is 5 cm
  • Oculair 40:1, lengte is 10 cm
  • Oculair 200:1, lengte is 50 cm

Wiskunde & Aardrijkskunde

  • De schaal onderaan een kaart geeft aan in welke mate een bepaalde afstand werd weergegeven.
  • De E40 ligt voor 4,8 km in de gemeente Ternat.
  • Verschillende schalen en overeenkomstige lengtes op de kaart:
  • 1:100.000 -> 4,8 cm
  • 1:25.000 -> 19,2 cm
  • 1:20.000 -> 24 cm
  • 1:10.000 -> 48 cm
  • Op de kaart ligt de E40 over een afstand van 4,8 cm in Ternat, dit komt overeen met schaal 1:100.000.

Als je België in een boek zou weergeven gevuld met topografische kaarten op schaal 1:50000

  • Het zou geen goed idee zijn om kaarten op schaal 1:10000 te gebruiken.
  • De nieuwe kaarten zouden leiden tot een boek dat 204 * 5 * 5 = 5100 bladzijden dik zou zijn, aangezien lengte en breedte van de kaart worden vergroot met factor 5.

Vorm met de gegeven getallen telkens een evenredigheid.

  • 4 / 8 = 16 / 32
  • 36 / 18 = 40 / 20
  • 16 / -2 = -8 / 1
  • 9 / 6 = 36 / 24
  • 5 / 3 = 15 / 9
  • 0,25 / 0,4 = 0,5 / 0,8

Leid uit volgende gelijkheden een evenredigheid af.

  • 8 * 9 = 4 * 18 -> 8 / 4 = 18 / 9
  • -4 * -9 = -2 * -18 -> -4 / -2 = -18 / -9
  • -1 * -4 = -2 * -2 -> -1 / -2 = -2 / -4

Vervolledig volgende evenredigheden.

  • 10 / 5 = 2 / 1
  • 9 / 12 = 3 / 4
  • -6 / 9 = -8 / 12
  • -18 / -25 = 90 / 125
  • -16 / 21 = 48 / -63 = -32 / 42
  • 2 / 3 = -16 / -24

Bepaal x in de volgende evenredigheden met behulp van de hoofdeigenschap.

  • x / 3 = 3 / 9 -> x = 1
  • 4 / x = 6 / 12 -> x = 8
  • x / 5 = 6 / 15 -> x = 2
  • 2 / 3 = x / 4 -> x = 8 / 3
  • 10 / x = -4 / -9 -> x = 3,6
  • -4 / 5 = 2 / -x -> x = 2,5
  • 13 / x = -36 / 9 -> x = -13 / 4
  • 3 / 2x = 5 / 12 -> x = 10
  • 5 / -x = 10 / -2 -> x = 1
  • -x / 7 = 5 / 11 -> x = -35 / 11
  • 14 / 42 = x / 23 -> x= 23 / 3

Bepaal x in de volgende evenredigheden met behulp van het kenmerk van een evenredigheid.

  • -2 / x = 1 / 3 -> x = -24
  • 1 / -5 = 4 / x -> x = -20 / 3
  • 1 / 6 = x / 25 -> x = 25 / 6
  • 1 / 2 = x / -3 -> x = -3/2
  • 1 / x = 4 / 5 -> x = 5/4
  • 0,4 / x = 0,8 / 3,9 -> x = 1,95
  • 1 / 8 = x, 1 -> x = 1 / 10
  • 0,2 / 2 = 2, 5 / x -> x= 25

Bepaal x in de volgende evenredigheden.

  • (x+2) / 3 = 4 / 5 -> x = 2/5
  • x / (-x) = 4 / 3 -> x = 3 / 2
  • (2 - x) / (-3) = 4 /1 -> x = -2 / 3
  • (3 + 2x) / 2 = (7 - 4x) / 3 -> x = 5 / 14
  • (x - 3) / (x - 1) = -3 /5 -> x = 9 / 4
  • (x - 1) / 2 = (x - 4) / 3 -> x = -5

Bepaal de vierde evenredige tot

  • 5; 7 en 11 -> x = 77 / 5
  • -6; 21 en -24 -> x = 84
  • 1,8; 2,4 en 30 -> x = 40
  • 8; 4 en 64 -> x = 32
  • -11; 3 en -7 -> x = 21 / 11
  • 8 ; 4/5 en 3 -> x = 15 / 8

Bepaal telkens de middelevenredigen tussen de twee gegeven getallen.

  • 4 en 16 -> x = 8 of x = -8
  • -4 en -64 -> x = 16 of x = -16
  • 9 en 0,36 -> x = 1,8 of x = -1,8
  • 3 en 75 -> x = 15 of x = -15
  • 5 en 2000 -> x = 100 of x = -100
  • 5000 en 1/2 -> x = 50 of x = -50

Los elke oefening op en noteer de uitkomst.

  • De vierde evenredige tot 2, -6 en 3 is... -9
  • De vierde evenredige tot 12, -18 en 4 is...-6
  • De vierde evenredige tot 1/2, 3 en 4 is...24
  • De vierde evenredige tot -25, 2 en 5 is...-0,4
  • De vierde evenredige tot 0,3; 0,1 en 0,6 is...0,2
  • De vierde evenredige tot a, b^2 en a^3 is... a^2 / b
  • De vierde evenredige tot a, b en a^2 is... ab
  • De vierde evenredige tot -2, -4 en 4 is...8
  • De oplossing van (x+3) / x = 3 is.. 3/2
  • De oplossing van (3 / (2x-5)) = -1/2 is...3
  • De oplossing van (5 / x) = (6 / 5) is... 25/6
  • De oplossing van (-1 / 6) = (x / 4) is..-2 /3
  • De oplossing van (x / -9) = (-1 /6) is... 2/3
  • De oplossing van (2 / x) = (0,4 / 0,02) is...0,1
  • De oplossing van (x / b^2) = (-a / b) is...ab
  • De oplossing van x / 8 = -2 / 4,5 is-2/9
  • De oplossing van 10x+2)/3 = 2 is...04
  • De oplossing van (x-8) / 2) = (x+3 / 4) is...19
  • De oplossing van ( a^2/ b) / = (a^3/(x^(b2 is ... a b^2
  • De oplossing van a/(x b)=a^2, b is... ab

Zoek twee getallen die zich verhouden als 2 en 5 en waarvan de som 28 is.

  • De getallen zijn 8 en 20
  • Laat x het eerste getal zijn, dan is het tweede getal 28 - x
  • 2 / 5 = x / (28 - x)
  • 2(28 - x) = 5x
  • 56 - 2x = 5x
  • 56 = 7x
  • x = 8

Zoek twee getallen die zich verhouden als 4 en 7 en waarvan het verschil 18 is.

  • De getallen zijn 24 en 42
  • (4 / 7) = (x /(x + 18))
  • 4(x + 18) = 7x
  • 4x + 72 = 7x
  • 72 = 3x
  • x = 24

Bepaal de vierde evenredige tot 3a, 2b en 4 a.

  • De vierde evenredige is 8b/3
  • 3a/2b = 4a / x
  • 3ax = 8ab
  • x = 8b/3

De zijden van een driehoek verhouden zich als 4, 5 en 7. (omtrek = 128 cm)

  • Lengte van de zijden is 32, 40 en 56 cm
  • 4x + 5x + 7x = 128
  • 16x = 128
  • x = 8

Een breedbeeldtelevisie heeft als verhouding 16:9.

  • De lengte is 112 cm
  • 16 / 9 = x / 63
  • 9x = 16 * 63
  • x = 112

Bepaal de middelevenredigen van 2 a en 8 a.

  • De middelevenredigen zijn 4 a of -4 a
  • 2a / x = x / 8a
  • x^2= 16a^2
  • x = 4a, x = -4a

Rechthoekige driehoek met hoogte op de schuine zijde.

  • De middelevenredige is 3,6 cm
  • |AD| / |BD| = |BD| / |CD| -> |BD|^2 = |AD|·|CD]
  • Hoogte (BD) is √(AD·CD) = √(3,2 * 4) = 3.6 cm
  • |CD| = 3,24 cm; schuine zijde = 7,24 cm; |AD| = 4 cm; |BD| = |CD|

Massadichtheid

  • V = m / ρ
  • Volume = 10,36cm^3
  • p = m / V
  • V = m / rho

Los de volgende op

  • Oppervlakte van een rechthoek
  • A = l*b
  • l= A /b
  • Omtrek van een rechthoek
  • P= 2*(l+b)
  • B=(P / 2) - l
  • Omtrek van een vierkant
  • P=4*z
  • z = P/4
  • Oppervlakte van een trapezium
  • A=(B+b)*h / 2
  • h=2A/(B+b)
  • Oppervlakte van een ruit
  • A = (D*d) / 2
  • D=2A / d
  • Oppervlakte van een cirkel
  • A= PI * R^2
  • r = sqrt(A/PI)
  • 2e wet van Newton
  • F= m*a
  • a= F/m
  • Formule massadichtheid
  • p= m/V
  • m=p*V
  • Wet van Ohm
  • R = U/I
  • U = RI
  • Formule voor druk
  • P = F/A
  • F=P*A
  • Lenzenformule
    • 1/f=1/b + 1/v
    • b= vf (1/f -1/v)
  • Warmtecapaciteit
    • c =(Q2 - Q1)/(T2-T1)
    • (T2 - T1)= (C*(Q2/C)-Q1
  • Q2) c(T2- T1)+Q2=Q

  • a/b = c/d <=> ad = bc
  • Je mag in een evenredigheid de middelste en/of uiterste termen van plaats veranderen.
  • (a+c) / a = (b+d) / b <=> ad = bc
  • ((2 a) - (3 c)) /((6 a-c) = ((2 b) - (3 d))/((6 b-d)

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

More Like This

Ratios, Proportions, and Percentages
8 questions
Understanding Ratios and Proportions
36 questions
Ratios and Proportions
8 questions

Ratios and Proportions

GenialGuqin2893 avatar
GenialGuqin2893
Use Quizgecko on...
Browser
Browser