Transport- en Mobiliteitswoorden (Frans-Nederlands)
29 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welk woord betekent "de snelweg" in het Frans?

  • le boulevard
  • l'autoroute (correct)
  • la rue
  • l'avenue
  • Het woord "la boucherie" betekent "het postkantoor" in het Frans.

    False (B)

    Hoe zeg je "het openbaar vervoer" in het Frans?

    les transports en commun

    Een ______ is een soort vervoermiddel om door de lucht te reizen.

    <p>vliegtuig</p> Signup and view all the answers

    Match de Franse woorden met hun Nederlandse vertalingen:

    <p>la gare = de boot le train = de trein le bateau = het station l'avion = de helikopter l'hélicoptère = de vliegtuig</p> Signup and view all the answers

    Wat is de Nederlandse vertaling van 'le tram'?

    <p>de tram (A)</p> Signup and view all the answers

    Léglise betekent 'de school' in het Nederlands.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Noem het Franse woord voor 'de markt'.

    <p>le marché</p> Signup and view all the answers

    Een __________ is een vervoermiddel dat op rails rijdt.

    <p>trein</p> Signup and view all the answers

    Koppel de Franse termen aan hun Nederlandse vertalingen:

    <p>l'auberge de jeunesse = de jeugdherberg le supermarché = de supermarkt la place = het plein l'hôtel = het hotel</p> Signup and view all the answers

    Wat betekent 'l'autobus' in het Nederlands?

    <p>de lijnbus (B)</p> Signup and view all the answers

    La voiture betekent 'de motor' in het Nederlands.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat is het Franse woord voor 'het tankstation'?

    <p>la station-service</p> Signup and view all the answers

    __________ is het vervoermiddel dat door de lucht reist.

    <p>vliegtuig</p> Signup and view all the answers

    Welk woord betekent 'de wijk' in het Frans?

    <p>le quartier (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat betekent 'le port' in het Nederlands?

    <p>de haven (A)</p> Signup and view all the answers

    De Nederlandse vertaling van 'le quartier' is 'de straat'.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de Nederlandse vertaling van 'la vitesse'?

    <p>de snelheid</p> Signup and view all the answers

    De Franse term voor 'het voetpad' is __________.

    <p>le trottoir</p> Signup and view all the answers

    Wat is de betekenis van 'le rond-point'?

    <p>de rotonde (A)</p> Signup and view all the answers

    De term 'l'embouteillage' verwijst naar verkeersopstopping.

    <p>True (A)</p> Signup and view all the answers

    Een __________ gaat altijd rechtdoor op de weg.

    <p>voetganger</p> Signup and view all the answers

    Wat is het Franse woord voor 'de politieagent'?

    <p>l'agent de police</p> Signup and view all the answers

    Wat betekent 'la déviation' in het Nederlands?

    <p>de omleiding (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat betekent het Franse werkwoord 'chercher' in het Nederlands?

    <p>zoeken (A), zoeken (C)</p> Signup and view all the answers

    Het Franse werkwoord 'se perdre' betekent 'verloren lopen'.

    <p>True (A)</p> Signup and view all the answers

    Wat betekent 'avoir du retard' in het Nederlands?

    <p>vertraging hebben (C)</p> Signup and view all the answers

    Koppel de Franse werkwoorden aan hun Nederlandse vertalingen:

    <p>adapter la vitesse = de snelheid aanpassen expliquer = uitleggen pratiquer le covoiturage = verloren lopen traverser = oversteken</p> Signup and view all the answers

    Het Franse werkwoord 'arriver' betekent __________ in het Nederlands.

    <p>aankomen</p> Signup and view all the answers

    Study Notes

    Transport Vocabulary (French-Dutch)

    • L'autobus (m) / le bus: de lijnbus
    • L'autocar (m) / le car: de reisbus, de touringcar, het vliegtuig
    • L'avion (m): het vliegtuig
    • Le bateau: de boot
    • La bicyclette: de fiets
    • Le camion: de vrachtwagen
    • La camionnette: de bestelwagen
    • L'hélicoptère (m): de helikopter
    • Le métro: de metro
    • Le moyen de transport: het transportmiddel
    • Le TGV (Train à Grande Vitesse): de tgv, de hogesnelheidstrein (hst)
    • Le train: de trein
    • Le tram: de tram
    • Les transports en commun (m): het openbaar vervoer
    • La voiture: de auto, de wagen

    Mobility (French-Dutch)

    • L'appartement (m): het appartement
    • L'arrêt (m): de halte
    • L'auberge de jeunesse (f): de jeugdherberg
    • L'autoroute (f): de snelweg
    • L'avenue (f): de laan
    • La banque (f): de bank
    • La barrière: de slagboom
    • La boucherie: de slagerij
    • La boulangerie: de bakkerij
    • Le boulevard: de brede laan
    • Le bureau de poste: het postkantoor
    • Le carrefour: het kruispunt
    • La chaussée: de weg, de rijbaan
    • Le cinéma: de cinema, de bioscoop
    • La circulation: het verkeer
    • Le commissariat: het commissariaat
    • Le covoiturage: het carpoolen
    • L'école (f): de school
    • L'église (f): de kerk
    • L'essence (f): de benzine
    • Le feu: het verkeerslicht
    • Le garage: de garage
    • La gare: het station
    • La Grand-Place: de Grote Markt
    • L'hôtel (m): het hotel
    • L'immeuble (m): het appartementsgebouw
    • Le marché: de markt
    • Le parking: de parking
    • Le passage à niveau: de overweg
    • La piste cyclable: het fietspad
    • La place: het plein, de marktplaats
    • La poissonnerie: de viswinkel

    Locations/Places (French-Dutch)

    • Le port: de haven
    • Le quai: de kade, het perron
    • Le quartier: de wijk
    • Le rond-point: de rotonde
    • La rue: de straat
    • Le salon de coiffure: het kapsalon
    • La station de métro: het metrostation
    • La station-service: het tankstation
    • Le supermarché: de supermarkt
    • Le terminus: het eindstation

    Transport/Directions (French-Dutch)

    • Le trajet: het traject
    • Le trottoir: het trottoir, het voetpad
    • Le viaduc: het viaduct
    • Le village: het dorp
    • La ville: de stad
    • La voie: het spoor
    • À droite: naar rechts
    • À gauche: naar links
    • Tout droit: rechtdoor
    • Tout près: dichtbij

    Studying That Suits You

    Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

    Quiz Team

    Description

    Test je kennis van transport- en mobiliteitswoorden in het Frans en Nederlands. Deze quiz behandelt verschillende vervoersmiddelen en gerelateerde termen die essentieel zijn voor het dagelijks leven. Ideaal voor taalleerders die hun vocabulaire willen uitbreiden!

    More Like This

    Moyens de Transport en Français
    11 questions
    Négation et Pronoms en Français
    5 questions
    Transports publics en français
    5 questions
    Verkehrsmittel Vokabeln Quiz
    22 questions
    Use Quizgecko on...
    Browser
    Browser