Podcast
Questions and Answers
Welk woord betekent "de snelweg" in het Frans?
Welk woord betekent "de snelweg" in het Frans?
- le boulevard
- l'autoroute (correct)
- la rue
- l'avenue
Het woord "la boucherie" betekent "het postkantoor" in het Frans.
Het woord "la boucherie" betekent "het postkantoor" in het Frans.
False (B)
Hoe zeg je "het openbaar vervoer" in het Frans?
Hoe zeg je "het openbaar vervoer" in het Frans?
les transports en commun
Een ______ is een soort vervoermiddel om door de lucht te reizen.
Een ______ is een soort vervoermiddel om door de lucht te reizen.
Match de Franse woorden met hun Nederlandse vertalingen:
Match de Franse woorden met hun Nederlandse vertalingen:
Wat is de Nederlandse vertaling van 'le tram'?
Wat is de Nederlandse vertaling van 'le tram'?
Léglise betekent 'de school' in het Nederlands.
Léglise betekent 'de school' in het Nederlands.
Noem het Franse woord voor 'de markt'.
Noem het Franse woord voor 'de markt'.
Een __________ is een vervoermiddel dat op rails rijdt.
Een __________ is een vervoermiddel dat op rails rijdt.
Koppel de Franse termen aan hun Nederlandse vertalingen:
Koppel de Franse termen aan hun Nederlandse vertalingen:
Wat betekent 'l'autobus' in het Nederlands?
Wat betekent 'l'autobus' in het Nederlands?
La voiture betekent 'de motor' in het Nederlands.
La voiture betekent 'de motor' in het Nederlands.
Wat is het Franse woord voor 'het tankstation'?
Wat is het Franse woord voor 'het tankstation'?
__________ is het vervoermiddel dat door de lucht reist.
__________ is het vervoermiddel dat door de lucht reist.
Welk woord betekent 'de wijk' in het Frans?
Welk woord betekent 'de wijk' in het Frans?
Wat betekent 'le port' in het Nederlands?
Wat betekent 'le port' in het Nederlands?
De Nederlandse vertaling van 'le quartier' is 'de straat'.
De Nederlandse vertaling van 'le quartier' is 'de straat'.
Wat is de Nederlandse vertaling van 'la vitesse'?
Wat is de Nederlandse vertaling van 'la vitesse'?
De Franse term voor 'het voetpad' is __________.
De Franse term voor 'het voetpad' is __________.
Wat is de betekenis van 'le rond-point'?
Wat is de betekenis van 'le rond-point'?
De term 'l'embouteillage' verwijst naar verkeersopstopping.
De term 'l'embouteillage' verwijst naar verkeersopstopping.
Een __________ gaat altijd rechtdoor op de weg.
Een __________ gaat altijd rechtdoor op de weg.
Wat is het Franse woord voor 'de politieagent'?
Wat is het Franse woord voor 'de politieagent'?
Wat betekent 'la déviation' in het Nederlands?
Wat betekent 'la déviation' in het Nederlands?
Wat betekent het Franse werkwoord 'chercher' in het Nederlands?
Wat betekent het Franse werkwoord 'chercher' in het Nederlands?
Het Franse werkwoord 'se perdre' betekent 'verloren lopen'.
Het Franse werkwoord 'se perdre' betekent 'verloren lopen'.
Wat betekent 'avoir du retard' in het Nederlands?
Wat betekent 'avoir du retard' in het Nederlands?
Koppel de Franse werkwoorden aan hun Nederlandse vertalingen:
Koppel de Franse werkwoorden aan hun Nederlandse vertalingen:
Het Franse werkwoord 'arriver' betekent __________ in het Nederlands.
Het Franse werkwoord 'arriver' betekent __________ in het Nederlands.
Flashcards
Het vliegtuig
Het vliegtuig
Een vervoersmiddel dat door de lucht reist.
De boot
De boot
Een vervoersmiddel dat over water reist.
De fiets
De fiets
Een vervoersmiddel dat met pedalen aangedreven wordt.
De vrachtwagen
De vrachtwagen
Signup and view all the flashcards
De auto
De auto
Signup and view all the flashcards
De bus
De bus
Signup and view all the flashcards
Het perron
Het perron
Signup and view all the flashcards
Het metrostation
Het metrostation
Signup and view all the flashcards
Het openbaar vervoer
Het openbaar vervoer
Signup and view all the flashcards
De snelweg
De snelweg
Signup and view all the flashcards
De laan
De laan
Signup and view all the flashcards
Het kruispunt
Het kruispunt
Signup and view all the flashcards
De wijk
De wijk
Signup and view all the flashcards
De rotonde
De rotonde
Signup and view all the flashcards
De haven
De haven
Signup and view all the flashcards
De kade
De kade
Signup and view all the flashcards
Het tankstation
Het tankstation
Signup and view all the flashcards
Het eindstation
Het eindstation
Signup and view all the flashcards
Het traject
Het traject
Signup and view all the flashcards
Het trottoir
Het trottoir
Signup and view all the flashcards
Het viaduct
Het viaduct
Signup and view all the flashcards
De snelheid aanpassen
De snelheid aanpassen
Signup and view all the flashcards
Aankomen
Aankomen
Signup and view all the flashcards
Vertraging hebben
Vertraging hebben
Signup and view all the flashcards
Zoeken
Zoeken
Signup and view all the flashcards
Besturen
Besturen
Signup and view all the flashcards
Zich verplaatsen
Zich verplaatsen
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Transport Vocabulary (French-Dutch)
- L'autobus (m) / le bus: de lijnbus
- L'autocar (m) / le car: de reisbus, de touringcar, het vliegtuig
- L'avion (m): het vliegtuig
- Le bateau: de boot
- La bicyclette: de fiets
- Le camion: de vrachtwagen
- La camionnette: de bestelwagen
- L'hélicoptère (m): de helikopter
- Le métro: de metro
- Le moyen de transport: het transportmiddel
- Le TGV (Train à Grande Vitesse): de tgv, de hogesnelheidstrein (hst)
- Le train: de trein
- Le tram: de tram
- Les transports en commun (m): het openbaar vervoer
- La voiture: de auto, de wagen
Mobility (French-Dutch)
- L'appartement (m): het appartement
- L'arrêt (m): de halte
- L'auberge de jeunesse (f): de jeugdherberg
- L'autoroute (f): de snelweg
- L'avenue (f): de laan
- La banque (f): de bank
- La barrière: de slagboom
- La boucherie: de slagerij
- La boulangerie: de bakkerij
- Le boulevard: de brede laan
- Le bureau de poste: het postkantoor
- Le carrefour: het kruispunt
- La chaussée: de weg, de rijbaan
- Le cinéma: de cinema, de bioscoop
- La circulation: het verkeer
- Le commissariat: het commissariaat
- Le covoiturage: het carpoolen
- L'école (f): de school
- L'église (f): de kerk
- L'essence (f): de benzine
- Le feu: het verkeerslicht
- Le garage: de garage
- La gare: het station
- La Grand-Place: de Grote Markt
- L'hôtel (m): het hotel
- L'immeuble (m): het appartementsgebouw
- Le marché: de markt
- Le parking: de parking
- Le passage à niveau: de overweg
- La piste cyclable: het fietspad
- La place: het plein, de marktplaats
- La poissonnerie: de viswinkel
Locations/Places (French-Dutch)
- Le port: de haven
- Le quai: de kade, het perron
- Le quartier: de wijk
- Le rond-point: de rotonde
- La rue: de straat
- Le salon de coiffure: het kapsalon
- La station de métro: het metrostation
- La station-service: het tankstation
- Le supermarché: de supermarkt
- Le terminus: het eindstation
Transport/Directions (French-Dutch)
- Le trajet: het traject
- Le trottoir: het trottoir, het voetpad
- Le viaduc: het viaduct
- Le village: het dorp
- La ville: de stad
- La voie: het spoor
- À droite: naar rechts
- À gauche: naar links
- Tout droit: rechtdoor
- Tout près: dichtbij
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.