Podcast
Questions and Answers
Wat is een functie van signaalwoorden in een tekst?
Wat is een functie van signaalwoorden in een tekst?
Welke tekstdoel vraagt om een mening van de lezer?
Welke tekstdoel vraagt om een mening van de lezer?
Wat is een kenmerk van de structuur van een tekst?
Wat is een kenmerk van de structuur van een tekst?
Wat is een voorbeeld van een tekststructuur?
Wat is een voorbeeld van een tekststructuur?
Signup and view all the answers
Wat is het belangrijkste doel van een tekst met een overtuigend karakter?
Wat is het belangrijkste doel van een tekst met een overtuigend karakter?
Signup and view all the answers
Wat is een voorbeeld van een tekststructuur die vaak voorkomt?
Wat is een voorbeeld van een tekststructuur die vaak voorkomt?
Signup and view all the answers
Wat duidt een doel-middelverband aan?
Wat duidt een doel-middelverband aan?
Signup and view all the answers
Welke van de volgende signaalwoorden is typerend voor een redengevend verband?
Welke van de volgende signaalwoorden is typerend voor een redengevend verband?
Signup and view all the answers
Welke uitspraak is waar over standpunten?
Welke uitspraak is waar over standpunten?
Signup and view all the answers
Wat wordt bedoeld met het begrip 'tekstdoelen'?
Wat wordt bedoeld met het begrip 'tekstdoelen'?
Signup and view all the answers
Wat kenmerkt een chronologisch verband?
Wat kenmerkt een chronologisch verband?
Signup and view all the answers
Welk teksttype past het beste bij een tekst die een mening verdedigt met argumenten?
Welk teksttype past het beste bij een tekst die een mening verdedigt met argumenten?
Signup and view all the answers
Wat is het primaire doel van een column?
Wat is het primaire doel van een column?
Signup and view all the answers
Welke structuur wordt vaak gebruikt in een betoog?
Welke structuur wordt vaak gebruikt in een betoog?
Signup and view all the answers
Bij welke tekstsoort is het hoofddoel om een mening te geven en deze te onderbouwen?
Bij welke tekstsoort is het hoofddoel om een mening te geven en deze te onderbouwen?
Signup and view all the answers
Welke tekstdoel heeft een bijsluiter vooral?
Welke tekstdoel heeft een bijsluiter vooral?
Signup and view all the answers
Wat wordt verstaan onder een 'beschouwing'?
Wat wordt verstaan onder een 'beschouwing'?
Signup and view all the answers
Welke tekststructuur is niet typisch voor een uiteenzetting?
Welke tekststructuur is niet typisch voor een uiteenzetting?
Signup and view all the answers
Wat zijn signaalwoorden?
Wat zijn signaalwoorden?
Signup and view all the answers
Welke van de volgende elementen is een kenmerk van een goed argument?
Welke van de volgende elementen is een kenmerk van een goed argument?
Signup and view all the answers
Welke soort tekst heeft het doel om een probleem en mogelijke oplossingen te presenteren?
Welke soort tekst heeft het doel om een probleem en mogelijke oplossingen te presenteren?
Signup and view all the answers
Welke structuur sluit het beste aan bij een tekst die zowel voor- als nadelen behandelt?
Welke structuur sluit het beste aan bij een tekst die zowel voor- als nadelen behandelt?
Signup and view all the answers
Wat is een belangrijke functie van een column?
Wat is een belangrijke functie van een column?
Signup and view all the answers
Welke structuren kunnen gebruikt worden in een beschouwing?
Welke structuren kunnen gebruikt worden in een beschouwing?
Signup and view all the answers
Wat kenmerkt een betoog?
Wat kenmerkt een betoog?
Signup and view all the answers
Wat is een hoofddoel van een ingezonden brief?
Wat is een hoofddoel van een ingezonden brief?
Signup and view all the answers
Wat typeert een uiteenzetting?
Wat typeert een uiteenzetting?
Signup and view all the answers
Wat is de juiste formulering voor het onderwerp van een tekst?
Wat is de juiste formulering voor het onderwerp van een tekst?
Signup and view all the answers
Wat is een kenmerk van de inleiding van een tekst?
Wat is een kenmerk van de inleiding van een tekst?
Signup and view all the answers
Welke tekstdoel is bedoeld om de lezer te vermaken?
Welke tekstdoel is bedoeld om de lezer te vermaken?
Signup and view all the answers
Wat zijn deelonderwerpen in een tekst?
Wat zijn deelonderwerpen in een tekst?
Signup and view all the answers
Welk type titel maakt de lezer nieuwsgierig naar de inhoud van de tekst?
Welk type titel maakt de lezer nieuwsgierig naar de inhoud van de tekst?
Signup and view all the answers
Wat moet er gezegd worden over signaalwoorden?
Wat moet er gezegd worden over signaalwoorden?
Signup and view all the answers
Wat is een belangrijk kenmerk van een column?
Wat is een belangrijk kenmerk van een column?
Signup and view all the answers
Wat is een kernzin?
Wat is een kernzin?
Signup and view all the answers
Wat typeert een argumentatiestructuur?
Wat typeert een argumentatiestructuur?
Signup and view all the answers
Welke structuur behandelt zowel verleden, heden als toekomst?
Welke structuur behandelt zowel verleden, heden als toekomst?
Signup and view all the answers
Wat is een voorbeeld van een tekstverband dat een oorzaak en het gevolg beschrijft?
Wat is een voorbeeld van een tekstverband dat een oorzaak en het gevolg beschrijft?
Signup and view all the answers
Wat is een signaalwoord dat typisch is voor een tegenstellend verband?
Wat is een signaalwoord dat typisch is voor een tegenstellend verband?
Signup and view all the answers
Wat is een positief standpunt?
Wat is een positief standpunt?
Signup and view all the answers
Welke van de volgende tekstdoelen is gericht op het informeren van de lezer?
Welke van de volgende tekstdoelen is gericht op het informeren van de lezer?
Signup and view all the answers
Wat is het doel van een aanbeveling in een tekst?
Wat is het doel van een aanbeveling in een tekst?
Signup and view all the answers
Wat typeert een samenvattend verband?
Wat typeert een samenvattend verband?
Signup and view all the answers
Wat is een voorbeeld van een tekstsoort die een probleem en mogelijke oplossingen presenteert?
Wat is een voorbeeld van een tekstsoort die een probleem en mogelijke oplossingen presenteert?
Signup and view all the answers
Study Notes
Tekststructuren
- Er bestaan verschillende tekststructuren, waaronder de argumentatiestructuur, de aspectenstructuur, de probleem-oplossingsstructuur, de verklaringsstructuur, de verleden-heden(-toekomst)structuur en de voor- en nadelenstructuur.
Kernzinnen
- De kernzin van een alinea bevat de belangrijkste informatie.
- Deze bevindt zich meestal in de eerste of laatste zin, soms in de tweede.
- In sommige gevallen is er geen kernzin, dan moet je zelf formuleren.
Tekstverbanden en signaalwoorden
- Er zijn 12 tekstverbanden die je moet kunnen herkennen:
- Chronologisch verband: zaken worden in tijdsvolgorde opgesomd.
- Concluderend verband: er wordt een conclusie getrokken op basis van eerdere informatie.
- Doel-middelverband: een doel wordt bereikt met een bepaald hulpmiddel.
- Oorzakelijk verband: er wordt een verklaring gegeven voor een gebeurtenis, buiten menselijke wil om.
- Opsommend verband: zaken worden samengevat zonder focus op een tijdsvolgorde.
- Redengevend verband: er wordt uitgelegd waarom iets gebeurt, waarbij de menselijke wil betrokken is.
- Samenvattend verband: de belangrijkste informatie wordt kort en krachtig herhaald.
- Tegenstellend verband: zaken die elkaars tegenovergestelde zijn, worden met elkaar gecontrasteerd.
- Toegevend verband: er wordt iets genuanceerd.
- Toelichtend verband: iets wordt uitgelegd aan de hand van voorbeelden.
- Vergelijkend verband: twee zaken worden met elkaar vergeleken.
- Voorwaardelijk verband: eerst moet het ene gebeuren voordat het andere kan worden gerealiseerd.
Publiek
-
Iedere tekst heeft een doelgroep.
-
Om het publiek te bepalen, let je op:
- Het onderwerp
- De bron
- Het taalgebruik
- De lay-out
-
Als je zelf teksten schrijft, denk dan aan:
- Voorkennis van de lezer
- Niveau van de lezer
- De toon van de tekst
Standpunten en argumenten
-
Een standpunt is een mening.
-
Soorten standpunten:
- Positief standpunt
- Negatief standpunt
- Standpunt van twijfel
-
Argumenten ondersteunen standpunten.
-
Je herkent argumenten aan signaalwoorden: want, omdat, namelijk, immers, etc.
Tekstdoelen en tekstsoorten
-
Er zijn vijf tekstdoelen:
- Activeren
- Amuseren
- Informeren
- Opiniëren
- Overtuigen
-
Bij elk tekstdoel kun je verschillende tekstsoorten bedenken:
- Activeren: advertentie, poster
- Amuseren: strip, roman
- Informeren: bijsluiter, nieuwsbericht
- Opiniëren: column, recensie (kunnen ook andere doelen hebben)
- Overtuigen: ingezonden brief, redactioneel commentaar
Column
- Verschijnt op een vaste plaats in kranten, tijdschriften of vakbladen.
- De auteur geeft zijn eigen visie, maar het tekstdoel is niet altijd overtuigen.
Betoog/beschouwing/uiteenzetting
-
Betoog: overtuigende tekst:
- Standpunt
- Argumenten
- Tegenargumenten met weerlegging
- Herhaling standpunt of conclusie
-
Beschouwing: opiniërende tekst (verschillende structuren mogelijk)
- Bijv. probleem-oplossingsstructuur of voor- en nadelenstructuur
-
Uiteenzetting: informerende tekst (verschillende structuren mogelijk)
- Bijv. probleem-oplossingsstructuur, vraag-antwoordstructuur, verleden-heden-toekomststructuur
Uitlegfilmpjes
- Er zijn verschillende uitlegfilmpjes over onderwerpen zoals het onderwerp, de hoofdgedachte, inleiding, middenstuk en slot, kernzinnen, tekstverbanden, publiek, standpunten en argumenten, tekstdoelen, tekstsoorten en de column.
4V Lezen toetsweek 1
- Deze toetsweek behandelt de theorie in paragraaf 1 tot en met 7 van 'De basis' en paragraaf 1 tot en met 3 van 'Cursus 2 Lezen'.
Leerdoelen
- Je moet het onderwerp, de hoofdgedachte, het tekstdoel, de titel van een tekst kunnen formuleren.
- Je moet de inleiding en het slot van een tekst kunnen herkennen.
- Je moet de deelonderwerpen en tekststructuren kunnen herkennen.
- Je moet de alinea's en kernzinnen uit de tekst kunnen halen.
- Je moet signaal- en functiewoorden kunnen herkennen.
- Je moet kunnen vaststellen voor welk publiek de tekst is geschreven.
- Je moet standpunten en argumenten in een tekst kunnen herkennen.
- Je moet de betrouwbaarheid van een tekst kunnen beoordelen.
- Je moet tekstsoorten en tekstdoelen kunnen herkennen.
- Je moet weten wat een column is.
- Je moet het verschil weten tussen een uiteenzetting, betoog en beschouwing.
Onderwerp en hoofdgedachte
- De centrale vraag is: waar gaat de tekst over?
- Onderwerp: in één woord of woordgroep beschreven.
- Hoofdgedachte: in een mededelende zin geformuleerd.
- Zowel onderwerp als hoofdgedachte kunnen niet als vraag gepresenteerd worden.
Tekstdoelen
- Er zijn vijf tekstdoelen:
- Activeren: de lezer moet iets wel/niet gaan doen.
- Amuseren: de lezer wordt vermaakt.
- Informeren: de lezer krijgt een uitleg.
- Opiniëren: de lezer moet zelf een mening vormen.
- Overtuigen: de lezer moet een mening overnemen.
Titel
- Titels zijn informeren of motiverend:
- Informerende titel: geeft aan waar de tekst over gaat.
- Motiverende titel: maakt de lezer nieuwsgierig naar de tekst.
Inleiding
-
Twee functies van een inleiding:
- Aandachttrekker
- Introductie van het onderwerp
-
Een goede openingszin is een belangrijke aandachttrekker.
-
Andere aandachttrekkers:
- Actuele gebeurtenis
- Voorgeschiedenis
- Aantrekkelijk voorbeeld (anekdote)
- Belang voor publiek
Inleiding: onderwerp introduceren
- Je kan het onderwerp introduceren door:
- Een probleem te benoemen
- Een mening te formuleren
- Vragen te stellen
Middenstuk
- Het middenstuk bevat deelonderwerpen.
- Deelonderwerpen vormen een onderdeel van het grote onderwerp en beslaan een of meerdere alinea's.
Slot
- Het slot bevat:
- Samenvatting
- Conclusie
- Toekomstverwachting
- Aanbeveling
### Onderwerp en Hoofdgedachte
- De centrale vraag bij het bepalen van het onderwerp en hoofdgedachte van een tekst is: waar gaat de tekst over?
- Het onderwerp wordt in een woord of woordgroep geformuleerd.
- De hoofdgedachte wordt in een mededelende zin geformuleerd.
- Het onderwerp en de hoofdgedachte kunnen nooit als vraag worden geformuleerd.
Tekstdoelen
- Er zijn vijf tekstdoelen: activeren, amuseren, informeren, opiniëren en overtuigen.
- Activeren: De lezer moet iets wel/niet gaan doen (bijv. een product kopen).
- Amuseren: De lezer wordt vermaakt (bijv. een strip lezen).
- Informeren: De lezer wordt iets uitgelegd (bijv. een nieuwsbericht lezen).
- Opiniëren: De lezer moet zelf een mening vormen (bijv. een column lezen).
- Overtuigen: De lezer moet een mening overnemen (bijv. een betoog lezen).
Titel
- Tussen de twee soorten titels is er een onderscheid:
- Informerende titel: deze geeft aan waar de tekst over gaat.
- Motiverende titel: deze maakt de lezer nieuwsgierig naar de tekst.
Inleiding
- Een inleiding heeft twee functies:
- Aandachttrekker: De lezer moet geprikkeld worden om verder te lezen.
- Introductie onderwerp: De lezer wordt bekend gemaakt met het onderwerp.
- Een goede openingszin is de eerste aandachttrekker.
- Andere aandachttrekkers: actuele gebeurtenis, voorgeschiedenis, aantrekkelijk voorbeeld, belang voor publiek.
Inleiding: Het onderwerp introduceren
- Er zijn verschillende manieren om een onderwerp te introduceren:
- Probleem noemen
- Mening formuleren
- Vragen stellen
Middenstuk
- Een middenstuk bestaat uit deelonderwerpen.
- Deelonderwerpen beslaan één of meerdere alinea's.
Slot
- Een slot kan één of meer van de volgende elementen bevatten:
- Samenvatting
- Conclusie
- Toekomstverwachting
- Aanbeveling
Tekststructuren
- De volgende tekststructuren komen vaak voor:
- Argumentatiestructuur
- Aspectenstructuur
- Probleem-oplossingsstructuur
- Verklaringsstructuur
- Verleden-heden(-toekomst)structuur
- Voor- en nadelenstructuur
Kernzinnen
- De kernzin is de belangrijkste zin van een alinea.
- Meestal is het de eerste of laatste zin, soms de tweede.
- Soms is er geen kernzin, dan moet je deze zelf formuleren.
Tekstverbanden en signaalwoorden
- Er zijn 12 tekstverbanden die je moet kunnen herkennen:
- Chronologisch verband: Zaken worden in tijdsvolgorde opgesomd.
- Concluderend verband: Er wordt een conclusie getrokken op basis van eerdere informatie.
- Doel-middel verband: Een doel wordt met een bepaald middel bereikt.
- Oorzakelijk verband: Er wordt uitgelegd waardoor iets gebeurd is (buiten de menselijke wil om).
- Opsommend verband: Zaken worden zonder tijdsvolgorde opgesomd.
- Redengevend verband: Er wordt uitgelegd waarom iets gebeurd is (menselijke wil is betrokken).
- Samenvattend verband: Alle informatie wordt kort samengevat.
- Tegenstellend verband: Zaken die elkaars tegenovergestelde zijn, worden tegenover elkaar gezet.
- Toegevend verband: Iets wordt genuanceerd.
- Toelichtend verband: Iets wordt uitgelegd aan de hand van voorbeelden.
- Vergelijkend verband: Twee zaken worden met elkaar vergeleken.
- Voorwaardelijk verband: Het ene moet gebeuren voordat het andere gerealiseerd kan worden.
Publiek
- Een tekst heeft een bepaald publiek.
- Om te bepalen voor welk publiek een tekst bedoeld is, let op:
- Onderwerp
- Bron
- Taalgebruik
- Lay-out
Standpunten en Argumenten
- Een standpunt is een mening.
- Positief standpunt: Er wordt iets goedgekeurd.
- Negatief standpunt: Er wordt iets afgekeurd.
- Standpunt van twijfel: Er wordt een twijfel uitgesproken.
- Argumenten ondersteunen een standpunt.
- Argumenten worden vaak ingeleid met signaalwoorden zoals: "want", "omdat", "namelijk", "immers".
Tekstdoelen en Tekstsoorten
- Bij elk tekstdoel kun je verschillende tekstsoorten bedenken.
- Activeren: advertentie, poster
- Amuseren: strip, roman
- Informeren: bijsluiter, nieuwsbericht
- Opiniëren: column, recensie
- Overtuigen: ingezonden brief, redactioneel commentaar
Column
- Een column heeft een vast plekje in een krant, tijdschrift of vakblad.
- De auteur geeft zijn visie.
- Het tekstdoel van een column is niet altijd overtuigen.
Betoog, Beschouwing, Uiteenzetting
-
Betoog: Overtuigende tekst.
- Standpunt
- Argumenten
- Tegenargumenten met weerlegging
- Herhaling standpunt of conclusie
-
Beschouwing: Opiniërende tekst.
- Verschillende structuren mogelijk
- Bijvoorbeeld: probleem-oplossingsstructuur, voor- en nadelenstructuur
-
Uiteenzetting: Informerende tekst.
- Verschillende structuren mogelijk
- Bijvoorbeeld: probleem-oplossingsstructuur, vraag-antwoordstructuur, verleden-heden-toekomststructuur
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Related Documents
Description
Test je kennis over verschillende tekststructuren en kernzinnen. Leer hoe je de belangrijkste informatie in een alinea kunt herkennen en begrijpen. Dit quiz omvat ook tekstverbanden en signaalwoorden die essentieel zijn voor tekstbegrip.