Sensoren - Karakteristieken

Een apparaat dat energie in een systeem omzet naar een andere vorm voor een ander systeem.

Een apparaat dat een signaal of stimulus omzet naar een elektrisch signaal.

Een sensor die een energiebron nodig heeft.

Een sensor die geen energiebron nodig heeft.

Een passieve sensor die temperatuur meet.

Een actieve sensor die kracht of druk meet.

Een passieve sensor die kracht of druk meet, vaak gebaseerd op piezo-elektrisch effect.

Een actieve sensor die lineaire positie meet.

Een standaard signaalbereik voor sensoren, waarbij 4 mA het minimum en 20 mA het maximum is. Tussen deze waarden zitten alle mogelijke meetwaarden.

Stroomsignalen zijn minder gevoelig voor ruis en verliezen op lange kabels. Dit zorgt voor een meer nauwkeurige meting.

Bij stroomsignalen zal de stroom 0 worden bij een kabelbreuk. Dit kan gedetecteerd worden met een LED-lampje.

Sensoren die extra functies hebben zoals zelfkalibratie, interne dataverwerking of communicatiemogelijkheden.

De eigenschappen van een sensor die constant blijven onder stabiele omstandigheden, zoals het meetbereik, gevoeligheid en nauwkeurigheid.

De minimale en maximale waarde die een sensor kan meten.

Het verschil tussen de maximale en minimale waarde van een sensor.

Het deel van het meetbereik waar de sensor een lineaire relatie heeft tussen de in- en uitgangswaarden.

Het deel van het meetbereik waar de sensor een niet-lineaire relatie heeft tussen de in- en uitgangswaarden.

Het proces waarbij de nauwkeurigheid van een sensor wordt gecontroleerd en gecorrigeerd.

Een wiskundige relatie die de uitgang van een sensor relateert aan de ingang.

Een transfer functie die een rechte lijn voorstelt, waarbij de uitgang recht evenredig is met de ingang.

Een transfer functie waar de uitgang logaritmisch toeneemt met de ingang.

Een transfer functie waar de uitgang exponentieel toeneemt met de ingang.

Een transfer functie waar de uitgang een macht van de ingang is.

De verhouding van de verandering in uitgang tot de verandering in ingang van een sensor.

Het fenomeen waarbij de uitgang van een sensor anders is voor een stijgende dan voor een dalende ingang.

De kleinste verandering in ingang die door een sensor kan worden gedetecteerd.

De maximale afwijking van de gemeten waarde ten opzichte van de werkelijke waarde.

Een model dat gebruikt wordt om de relatie tussen de input en output van een sensor te beschrijven wanneer deze geen lineaire relatie vertoont.

Een methode om een niet-lineair model te benaderen door het te verdelen in meerdere lineaire segmenten.

Een methode om een niet-lineair model te benaderen door een polynoomfunctie te gebruiken.

Het bepalen van de relatie tussen input en output van de sensor bij constante input en verschillende outputwaarden.

Een test om de nauwkeurigheid van de sensor te bepalen door meerdere metingen uit te voeren bij dezelfde input.

Een temperatuursensor die gebruikt wordt in kalibratie experimenten.

Maximale waarde van de output en input van de sensor.

De eigenschappen van een sensor die beschrijven hoe snel de sensor reageert op veranderingen in de input.

Een sensor die direct reageert op veranderingen in de input, zonder vertraging.

Een sensor die exponentieel reageert op veranderingen in de input, met een vertraging.