Realisme (1850-1870): Context en kenmerken

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson
Download our mobile app to listen on the go
Get App

Questions and Answers

Welke van de volgende kenmerken is het meest typerend voor het realisme in de literatuur?

  • Het gebruik van symbolen om diepere betekenissen te onthullen.
  • Het vermijden van alledaagse onderwerpen ten gunste van heroïsche en bovennatuurlijke thema's.
  • Het creëren van een geïdealiseerde versie van de werkelijkheid om een moralistisch punt te maken.
  • Een objectieve en neutrale weergave van de werkelijkheid, vaak gericht op herkenbare personages en alledaagse problemen. (correct)

Wat is het belangrijkste verschil tussen realisme en naturalisme in de literatuur?

  • Realisme legt de nadruk op de vrije wil van de mens, terwijl naturalisme de mens ziet als bepaald door externe factoren. (correct)
  • Realisme combineert fantasie en werkelijkheid, terwijl naturalisme dat niet doet.
  • Realisme richt zich op het weergeven van de werkelijkheid, terwijl naturalisme zich bezighoudt met het idealiseren ervan.
  • Realisme gebruikt symboliek om de werkelijkheid te interpreteren, terwijl naturalisme de werkelijkheid direct en zonder interpretatie weergeeft.

Welke van de volgende stellingen beschrijft het best de 'vrije indirecte rede', zoals gebruikt door Gustave Flaubert?

  • Een vertelvorm waarbij de verteller alwetend is en de innerlijke gedachten van alle personages kent.
  • Een stijl waarbij de gedachten van een personage worden weergegeven in de derde persoon, waardoor dubbelzinnigheid en meerdere interpretaties mogelijk zijn. (correct)
  • Een vertelvorm waarbij de verteller openlijk commentaar geeft op de gedachten en gevoelens van de personages.
  • Een techniek waarbij de verteller de gedachten van de personages letterlijk citeert.

Wat is een centraal kenmerk van het symbolisme in de literatuur?

<p>Het uitdrukken van het onzegbare door middel van symbolen en metaforen, vaak verwijzend naar 'het hogere'. (D)</p> Signup and view all the answers

Hoe verhoudt het dadaïsme zich tot de Eerste Wereldoorlog?

<p>Het dadaïsme ontstond als een direct protest tegen de verschrikkingen en zinloosheid van de oorlog. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is 'écriture automatique' binnen het surrealisme?

<p>Een techniek waarbij men schrijft zonder bewuste gedachten of controle, om toegang te krijgen tot het onderbewuste. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke invloed had Sigmund Freud op het surrealisme?

<p>Freud's theorieën over dromen, het onderbewuste en vrije associaties inspireerden surrealisten om het onbewuste te verkennen. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is 'la mémoire involontaire' zoals beschreven door Marcel Proust?

<p>De onvrijwillige herinnering die wordt geactiveerd door een zintuiglijke ervaring, zoals het proeven van een madeleine. (D)</p> Signup and view all the answers

Welk concept staat centraal in het existentialisme?

<p>Individuele vrijheid en verantwoordelijkheid voor de eigen daden en keuzes. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is een kenmerk van het absurdisme in de literatuur?

<p>Het leven wordt weergegeven als chaotisch en zonder hoger doel, vaak met onzinnige dialogen. (B)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Le Réalisme (1850-1870)

Een literaire stroming die de werkelijkheid objectief en realistisch probeert weer te geven, als reactie op de Romantiek.

Le Naturalisme (1870-1890)

Een literaire stroming die een stap verder gaat dan het realisme, met een rauwere en hardere kijk op de werkelijkheid. Erfelijkheid, milieu en opvoeding determineren de mens.

Le Symbolisme (1890-1910)

Een literaire stroming die de realiteit als uiterlijke schijn beschouwt en de nadruk legt op symbolen, dromen en het uitdrukken van het onzegbare via metaforen.

Le Dadaïsme (1916-1920)

Een artistieke beweging die ontstond als reactie op de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog en die alle conventies en traditionele waarden verwierp.

Signup and view all the flashcards

Le Surréalisme (1924-1940)

Een literaire en artistieke stroming die zich richt op het onderbewuste, dromen en vrije associaties, geïnspireerd door Sigmund Freud.

Signup and view all the flashcards

Le Modernisme (1900-1930)

Een literaire stroming die zich kenmerkt door een grote interesse in psychologie en de subjectieve beleving van de werkelijkheid, vaak weergegeven via de monologue intérieur.

Signup and view all the flashcards

L'Existentialisme (1945-1970)

Een filosofische en literaire stroming die de nadruk legt op individuele vrijheid, verantwoordelijkheid. De mens definieert zichzelf door daden.

Signup and view all the flashcards

L'Absurdisme (1950-1965)

Een filosofische stroming die stelt dat het leven geen hoger doel heeft en geen zin heeft, maar dat men het leven moet omarmen en er het beste van moet proberen te maken.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Realisme (1850-1870)

  • Belangrijke auteurs zijn Stendhal, Balzac (Le Père Goriot) en Flaubert.
  • Het was een reactie op de Romantiek.
  • Het was een periode van grote politieke en sociale onrust in de 19e eeuw.
  • Schrijvers waren teleurgesteld over het niet waarmaken van de idealen van de Franse Revolutie.
  • Men protesteerde tegen de heersende macht en probeerde maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen via literatuur.
  • 1789: Franse Revolutie.
  • 1804: Napoleon kroont zichzelf tot keizer.
  • 1815: Slag bij Waterloo.
  • 1830-1848: Louis Philippe.
  • 1870: Frans-Duitse oorlog; einde van het keizerrijk van Napoleon.
  • 1871: Opstand in Parijs, de Commune van Parijs.
  • Gekenmerkt door industrialisatie, een grote kloof tussen arm en rijk, en veel uitvindingen.
  • Door toegenomen alfabetisering en goedkopere druktechnieken bereikte literatuur een groter publiek.
  • Realistische schrijvers schreven spannende verhalen over herkenbare personages en alledaagse problemen, vaak gepubliceerd in feuilletons (krantenafleveringen).
  • De werkelijkheid werd objectief en realistisch beschreven, zonder te ontvluchten, met behulp van neutrale waarneming.
  • De thema's betroffen het dagelijks leven, met een verschuiving van een auctoriële naar een personaal perspectief.
  • Er waren lange beschrijvingen en veel details, waarbij de schrijver naar de achtergrond verdwijnt.
  • Personages kwamen uit de middenklasse (bourgeoisie) of de arbeidersklasse.

Naturalisme (1870-1890)

  • Belangrijke auteurs zijn de gebroeders Goncourt, Guy de Maupassant (La Parure) en Émile Zola.
  • Het was een stap verder dan het realisme, rauwer en harder.
  • Naturalisten streefden naar een exacte beschrijving en een wetenschappelijke verklaring van de werkelijkheid.
  • Het determinisme stelde dat de mens door erfelijkheid, milieu en opvoeding wordt bepaald, en dus niet vrij is.
  • Het had een pessimistische kijk, waarbij de mens onvrij is en wordt bepaald door externe en interne krachten.
  • De mens slaagt er niet in te ontsnappen aan zijn 'wereldje'.
  • Er was veel aandacht voor sociale wantoestanden, waarbij de kant van de armen werd gekozen en de rijken werden bekritiseerd.
  • Het was een geëngageerde stroming, met vaak sombere, zwakke en ziekelijke personages aan de zelfkant van de maatschappij.
  • Les Rougon-Macquart is een 20-delige romancyclus van Zola over het leven van één familie gedurende vijf generaties, met personages uit alle lagen van de bevolking.

Symbolisme (1890-1910)

  • Belangrijke auteurs zijn Baudelaire, Verlaine (Il Pleut Dans Mon Coeur) en Rimbaud (Le Dormeur du Val).
  • De periode van de "Belle Époque" (1875-1914) kenmerkte zich door bloei van cultuur, industrie en techniek, zoals vliegtuigen, auto's en de metro.
  • De wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs, met de Eiffeltoren als symbool van technische vooruitgang, en de ontwikkeling van de filmindustrie en fotografie waren belangrijk.
  • De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) maakte een einde aan het optimisme.
  • De periode tussen de wereldoorlogen (1918-1939) werd gekenmerkt door desillusie door de verschrikkingen van WOI, met dood, lijden en rouw als terugkerende thema's.
  • Het leidde tot een crisis in traditionele waarden, waarbij men inzag dat technische vernieuwingen ook een keerzijde hebben.
  • Er was een introductie van het vers libre, een vrije dichtvorm zonder regelmatig rijm en metrum.
  • De dichters voelden zich niet begrepen door het publiek, waren zelfdestructief en hadden tijdens hun leven weinig succes.

Dadaïsme (1916-1920)

  • Belangrijke auteur is Tristan Tzara (Pour Faire un Poème Dadaïste).
  • Het was een reactie op de verschrikkingen van WOI.
  • "Alles is kunst, niets is Kunst".
  • Tristan Tzara was de oprichter van de dadabeweging.

Surrealisme (1924-1940)

  • Belangrijke auteurs zijn Apollinaire (Il Pleut) en André Breton.
  • Het was een stroming in de moderne kunst, geïnspireerd door Sigmund Freud.
  • Dromen stonden centraal; men wilde toegang krijgen tot het onderbewuste via vrije associaties en "écriture automatique".
  • Surrealistische werken tonen een nieuwe wereld, anders dan de werkelijkheid.
  • André Breton schreef in 1924 het Manifeste du Surréalisme.
  • Guillaume Apollinaire bedacht de term surrealisme en vernieuwde de vorm met calligrammes (visuele gedichten).

Modernisme (1900-1930)

  • Belangrijke auteur is Marcel Proust (À la Recherche du Temps Perdu).
  • Er was een grote interesse in psychologie, geïnspireerd door Freud.
  • Een objectieve weergave van de werkelijkheid werd als onmogelijk beschouwd.
  • Modernisten wilden de subjectieve beleving van de ik-figuur weergeven via een monologue intérieur.

Existentialisme (1945-1970)

  • Belangrijke auteurs zijn Sartre (Les Jeux Sont Faits) en Camus.
  • Het was een nieuwe filosofische en literaire stroming.
  • Individuele vrijheid en verantwoordelijkheid stonden centraal.
  • Het existentialisme is atheïstisch; het stelt dat de existentie voorafgaat aan de essentie.
  • De mens is vrij en verantwoordelijk voor zijn eigen daden en moet zijn eigen doel bepalen.
  • De menselijke relaties worden vaak als gebrekkig ervaren, en verhaalpersonages ervaren een gevoel van eenzaamheid.
  • De mens wordt bedreigd door honger, techniek en oorlog, en het leven is chaotisch zonder logica of perspectief.
  • Er is geen geloof: het is een zoethoudertje.

Féminisme (1908-1986)

  • Belangrijke auteur is Simone de Beauvoir.
  • Er was steeds meer aandacht voor de relaties tussen mensen en het principe dat mensenlevens worden beïnvloed door verwachtingen van anderen.
  • Simone de Beauvoir brak hiermee.
  • "On ne naît pas femme, on le devient" (Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt het gemaakt).

Absurdisme (1950-1965)

  • Belangrijke auteurs zijn Camus en Ionesco (La Leçon).
  • Het leven heeft geen hoger doel of zin.
  • Het leven is absurd; alles wat we doen is zinloos.
  • Leef en probeer er het beste van te maken in plaats van op zoek te gaan naar antwoorden op grote levensvragen.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser