Moleculaire Biologie: Inleiding tot levende organismen

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke van de volgende processen is niet essentieel voor het definiëren van levende organismen?

  • Voortplanting
  • Beweging (correct)
  • Evolutie over geologische tijdschalen.
  • Energie opname en verbruik.

Een onderzoeker bestudeert een cel en merkt op dat deze geen celkern bezit. Welke conclusie kan hij trekken over dit type cel?

  • De cel is geen levende cel, omdat alle levende cellen een celkern hebben.
  • De cel is een prokaryoot en heeft geen membraangebonden organellen. (correct)
  • De cel is een eukaryoot en bevat DNA dat vrij in het cytoplasma drijft.
  • De cel is een eukaryoot en heeft een interne compartimentering.

Mendel kruiste twee erwtenvariëteiten en kwam tot de conclusie dat waarneembare eigenschappen tot overerfbare eenheden kunnen worden teruggebracht. Welke bewering is een essentieel onderdeel van zijn conclusies?

  • Genen worden niet in paren geërfd, maar als unieke eenheden.
  • Elk individu erft een enkel gen per eigenschap.
  • Elk individu bevat twee genen per eigenschap, die elk een bepaalde allele kunnen bevatten. (correct)
  • Genen zijn altijd intermediair en nooit dominant of recessief.

Garrod's onderzoek naar alkaptonurie leidde tot een baanbrekend inzicht in de moleculaire basis van erfelijkheid. Welke van de volgende beweringen geeft het best zijn inzicht weer?

<p>Defectieve genen kunnen leiden tot defectieve enzymen, wat resulteert in een storing in specifieke biochemische pathways. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende stappen is essentieel bij het fractioneren van cellen om de genetische componenten te analyseren?

<p>Het openbreken van de cel om celcomponenten vrij te maken middels detergenten of sonicatie. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkste verschil tussen differentiële en densiteitscentrifugatie bij het scheiden van celcomponenten?

<p>Differentiële centrifugatie gebruikt verschillende rotatiesnelheden; densiteitscentrifugatie gebruikt een oplopende concentratiegradiënt. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat was de belangrijkste conclusie van het experiment van Griffith met betrekking tot erfelijkheid?

<p>Bacteriën kunnen genetisch materiaal uit hun omgeving opnemen, waardoor hun eigenschappen veranderen. (A)</p> Signup and view all the answers

In het experiment van Hershey-Chase, waarom werd radioactief fosfor (32P) gebruikt om DNA te merken, terwijl radioactief zwavel (35S) werd gebruikt om eiwitten te merken?

<p>Fosfor komt voor in DNA, maar niet in eiwitten; zwavel komt voor in eiwitten, maar niet in DNA. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende beweringen beschrijft het beste de structuur van DNA?

<p>De afstanden tussen de DNA strengen zijn overal gelijk. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is het effect van cafeïne op de cellulaire signalering?

<p>Cafeïne versterkt het effect van cAMP door fosfodiesterase te remmen. (D)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Wat zijn genen?

Informatie-bevattende elementen die de karakteristieken van een individu bevat.

Hoe fractioneer je een cel?

Cellen eerst homogeniseren om de componenten in oplossing te brengen en vervolgens te scheiden via centrifugatie.

Wat is transformatie?

Bacteriën kunnen genetisch materiaal uit de omgeving opnemen en veranderen.

Besluit Hershey-Chase experiment

Het DNA bevat de informatie voor het bouwen van de bacteriofagen.

Signup and view all the flashcards

Wat is een nucleoside?

Suiker + stikstofbase

Signup and view all the flashcards

Wat is een nucleotide?

Suiker + stikstofbase + één of meer fosfaatgroepen

Signup and view all the flashcards

Regel van Chargaff

A=T en G=C; hoeveelheid van adenine is steeds gelijk aan thymine, guanine is gelijk aan cytosine

Signup and view all the flashcards

Structuur van DNA?

DNA dat is dubbelstrengig met een helixstructuur.

Signup and view all the flashcards

DNA absorptie

Heeft een hoge absorbtie piek rond 260nm in ultraviolet licht.

Signup and view all the flashcards

DNA electroforese

Een electroforese dat gebruikt maakt van een gel om DNA fragmenten te scheiden op basis van grote.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Moleculaire Biologie Inleiding

  • Levende organismen zijn door een celmembraan of celwand afgescheiden van hun omgeving, de samenstelling verschilt per soort.

Eigenschappen van levende organismen

  • Energie wordt opgenomen en verbruikt door alle levende organismen.
  • Dieren nemen energie op via voedsel, planten via fotosynthese.
  • Alle levende organismen evolueren in de tijd.
  • Meercellige organismen groeien in complexiteit tot ze volwassen zijn.
  • Ouderdom ontstaat door cellen die zich delen in twee of meer dochterorganismen.
  • Voortplanting gebeurt via seksuele of a-seksuele voortplanting, via een bevruchte/onbevruchte eicel of afsplitsing.
  • Organismen verzamelen gegevens uit de omgeving en reageren hierop, bijvoorbeeld op licht, gevaar of de aanwezigheid van voedsel.
  • Organismen kunnen zelfstandig bewegen, bijvoorbeeld naar voedsel. Planten richten zich naar de zon en zoeken met wortels naar water en mineralen.
  • Cellen en organismen communiceren met elkaar via moleculaire signalen; dit is noodzakelijk voor het leven en leidt tot biodiversiteit.

Moleculaire biologie definitie

  • De wetenschap die chemische processen in levende wezens bestudeert, zoals voortplanting, beweging, energiewinning, groei en communicatie.

Onderdelen van een levende cel

  • De cel is de kleinste, min of meer autonome eenheid van leven.
  • De cel is afgescheiden van zijn omgeving en georganiseerd door interactie tussen eiwitten, vetten, koolhydraten en nucleïnezuren.
  • Informatie voor celopbouw is aanwezig in elke cel en kan op een gecontroleerde manier tot expressie komen. Deze moleculen zijn betrokken bij verschillende functies en activiteit van de cel.
  • De cel geeft eigenschappen door aan dochtercellen.
  • Er zijn twee soorten cellen: prokaryoten en eukaryoten (met compartimenten en een celkern).

Mijlpalen in de geschiedenis van de erfelijkheidsleer

  • Genen zijn informatie-bevattende elementen die de karakteristieken van een individu coderen voor erfelijke eigenschappen.

Wie is Mendel?

  • Mendel definieerde genen als overerfbare kenmerken.
  • In zijn studie met erwten concludeerde hij dat waarneembare eigenschappen terug te brengen zijn tot overerfbare eenheden.
  • Elk individu bevat twee gekoppelde genen met meerdere allelen. Genen kunnen dominant, recessief of intermediair zijn.

Wie is Garrod?

  • Garrod ontdekte in 1902 alkaptonurie, een zeldzame aandoening waarbij een defect gen een defect enzym oplevert (homogentisinezuur oxidase breekt homogentisinezuur af).
  • Alkaptonurie is een erfelijke stofwisselingsziekte.
  • Garrod stelde vast dat het een recessieve ziekte is, omdat niet alle kinderen de ziekte overerven.
  • Dit onderzoek was een mijlpaal voor het onderzoek naar de moleculaire verklaring van erfelijkheid.

Genetische informatie

  • Chromosomen zijn waarschijnlijk de dragers van genen, zichtbaar als draadvormige structuren tijdens de celdeling.

Fractioneren van cellen

  • De cel fractioneren in verschillende componenten
  • Cellen homogeniseren, hierbij worden de verschillende componenten in oplossing gebracht door detergenten of mechanische afbraak.
  • Detergenten breken de celmembraan af, waardoor de inhoud in oplossing komt.
  • Mechanische afbraak gebeurt met een mixer of sonicatie, waarbij ultrasoon geluid de celwand breekt.
  • De oplossing verdelen in fracties door centrifugatie: differentiële of densiteitscentrifugatie.

Differentiële centrifugatie

  • Maakt gebruik van verschil in vluchtigheid
  • Cellen worden stukgemaakt door detergenten of mechanisch af te breken.
  • Het homogenaat wordt gefilterd om grote brokstukken te verwijderen.
  • Het gefiltreerde homogenaat wordt gecentrifugeerd met lage rotatiesnelheid (lage g-force), waardoor grote organellen naar de bodem gaan (pellet). Het materiaal erboven is het supernatans.
  • De pellet word terug in oplossing in een nieuwe buffer gebracht en apart gehouden.
  • Het supernatans gaat naar een andere centrifugebuis en wordt opnieuw gecentrifugeerd met een hogere rotatiesnelheid (grotere g-force).
  • De stappen worden meermaals herhaald, waarbij steeds kleinere organellen naar de bodem gaan. Uiteindelijk blijft enkel het cytosol over als supernatans.
  • Bij een rotatie van 50.000 rotaties per minuut kunnen g-krachten tot 300.000 keer de zwaartekracht ontstaan.

Densiteitscentrifugatie

  • Maakt gebruik van verschil in dichtheid
  • Verschillende lagen van oplossingen met dalende concentratie van sucrose in een centrifugebuis.
  • Een celhomogenaat wordt bovenop de gradiënt aangebracht.
  • Tijdens de centrifuge gaan de organellen naar de bodem en komen vast te zitten in de sucroseoplossing die overeenkomt met hun densiteit.
  • Na centrifugatie zweven de organellen in de lagen van de gradiënt die overeenkomen met hun densiteit.
  • Cesiumchloride kan gebruikt worden om kleine verschillen in densiteit tussen moleculen te bepalen.

Experiment van Griffith

  • Doel: Het vergelijken van twee stammen van Streptococcus pneumoniae.
  • S-stam (smooth vorm) veroorzaakt longontsteking bij proefdieren; R-stam (rough vorm) doet dit niet.
  • Griffith voegde een homogenaat van de S-stam toe aan een bacterie van de R-stam en injecteerde dit in een muis, waardoor de muis longontsteking kreeg.
  • Besluit: Bacteriën kunnen genen uit de omgeving opnemen (transformatie).
  • Er werd een homogenaat van S-bacteriën gefractioneerd in RNA, DNA, vetten en koolwaterstoffen, waarna elke factie met de R-stam in een muis werd gespoten.
  • Alleen de fractie met DNA kon de R-vorm omzetten in een S-vorm, waaruit bleek dat erfelijke eigenschappen zich in het DNA bevinden.

Het experiment van Hershey-Chase

  • Bacteriofagen zijn virussen die bacteriën besmetten en bestaan uit een nucleïnezuurmolecule ingepakt in een eiwitmantel.
  • Na infectie komen bacteriofaag eiwitten (genen) tot expressie in de bacterie en wordt bacteriofaag DNA gemaakt voordat de E. coli openbarst.
  • Vraag: worden overerfbare eigenschappen overgebracht door de eiwitten of door het DNA van bacteriofaag?
  • E-coli cultuur geïnfecteerd met bacteriofagen.
  • Radioactief fosfaat (³²P) wordt toegevoegd aan een groeimedium, dat in het DNA van de nieuwe bacteriofaag terechtkomt. Radioactief zwavel (³⁵S) wordt toegevoegd aan een andere cultuur, dat enkel in de eiwitten van de nieuwe bacteriofaag terechtkomt.
  • De twee culturen worden geschud om het contact tussen bacteriofagen en bacteriën te verbreken.
  • Door centrifugatie worden de E-coli verzameld als pellet en blijven de kleinere bacteriofagen achter in het supernatans.
  • Het radioactief fosfaat zit in de pellet (in de bacterie), het radioactief zwavel in de oplossing (het groeimedium).
  • Besluit: DNA bevat informatie over de bouwstenen (van DNA als eiwitten) van de bacteriofagen.

De structuur van deoxyribonucleic acid (DNA)

  • DNA (deoxyribonucleïnezuur) bestaat uit suiker, fosfaat en basen.
  • DNA is de drager van erfelijkheid en bestaat uit zeer lange polymeren.
  • DNA is een viskeuze oplossing bij opzuivering en is 1 meter lang bij een menselijke cel, welke een celkern heeft van 20 nanometer.
  • DNA bevat de specifieke suiker deoxyribose (β-D-2-deoxyribose), een pentose afgeleid van β-D-ribose.
  • DNA bevat een fosfaatgroep en nucleobasen (purines: adenine, guanine; pyrimidines: thymine, cytosine).
  • Een base gebonden aan een ribose is een nucleoside door een N-β-glycosidische binding.

Nucleosides en Nucleotides

  • Nucleoside = suiker (ribose of deoxyribose) + stikstofbase (A, T, C, G, of U).
  • Nucleotide = nucleoside + één of meer fosfaatgroepen.
  • Nucleotiden worden gemaakt door de cel zelf, partiële hydrolyse van nucleïnezuren door nucleasen of door enzymatische recuperatieprocessen van vrijgekomen basen.

Fosfaatbinding

  • Fosfaat bindt aan de 5'-koolstof van de nucleoside.
  • Er kunnen tot drie fosfaatgroepen binden in serie (fosforanhydridebinding).
  • Desoxyribonucleoside-tri-fosfaten (dNTPs) zijn desoxyribonucleoside-tri-fosfaten zonder deoxilatie van ribose = NTPs. Enkel NTPs voornaamste dragers van biochemische energie.
  • Fosfaten worden aangeduid met alfa, beta en gamma, beginnend bij de ribose; beta en gamma kunnen door enzymen afgesplitst worden.
  • In DNA-ketens zijn ribosomen verbonden via fosfordiesterbindingen, waarbij de 5'-koolstof van de ene deoxyribose via een fosfaatgroep verbonden is met de 3'-koolstof van de vorige deoxyribose.

Belangrijke basen en nucleotiden

  • Cyclische vorm van een mononucleotide, bijvoorbeeld 3'-5'-fosforzuurester (cAMP), zijn signaalmoleculen in biochemische processen.
  • cAMP wordt gesynthetiseerd door adenylaatcyclase door alfa-fosfaat van ATP te binden met 3'OH van eigen ribose, en weer afgebroken door cAMP fosfodiesterase door hydrolyse van de verbinding tussen fosfaat en 3'OH.
  • Cafeïne is een opwekmiddel dat de werking van fosfodiesterase remt, waardoor het effect van cAMP wordt versterkt.
  • 3'-azido-2'-deoxythymidine (AZT) is een middel dat gebruikt wordt bij de behandeling van AIDS en remt het enzym (reverse transcriptase) dat noodzakelijk is voor de replicatie van HIV.
  • Tenofovir remt het HIV-virus op een gelijkaardige wijze.
  • Co-enzym A is betrokken bij acyltransfer-reacties.
  • NAD (nicotinamide adenine dinucleotide) is betrokken bij elektronentransfer.
  • FAD (flavin adenine dinucleotide) is betrokken bij elektronentransfer.

Evolutie van kennis in DNA

  • Chargaff's regel: elk organisme heeft van de 4 basen dezelfde hoeveelheid; de hoeveelheid adenine is gelijk aan thymine en guanine aan cytosine.
  • Rosalind Franklin: heeft verklaard dat DNA helicaal is door x-straaldifractie op gekristalliseerd DNA.
  • Watson en Crick: basen A en T komen gekoppeld voor in DNA.
  • DNA is dubbelstrengig.
  • Twee strengen vormen een dubbele helix en zijn anti-parallel.
  • De afstand tussen de ruggengraten is overal gelijk.

Heden van DNA

  • Dubbelstrengs molecuul met basen die naar elkaar toe liggen.
  • Negatief geladen fosfaat aan de buitenkant, naar het water toe (lading wordt geneutraliseerd door Na⁺).
  • Basen zijn complementair omdat ze waterstofbruggen vormen (2 tussen A en T, 3 tussen G en C).
  • Basen liggen op een vlak dat loodrecht staat op de ruggengraat. Dubbele helix heeft 10,4 baseparen per winding.
  • Ribosen en fosfaatgroepen zijn naar buiten gekeerd, baseparen naar binnen.
  • B-helix heeft een grote en kleine groeve doordat de N-glycoside binding niet diametraal tegenover elkaar liggen. O-2 van de pyrimidine en N-3 van de purine zijn steeds naar de kleine groeve gekeerd.

Stabiliteit van DNA

  • Waterstofbruggen en opeenvolging van wanderwaalskrachten geven de dubbele helix grote stabiliteit.
  • Twee strengen van DNA kunnen scheiden door waterstofbruggen te breken (stijging temperatuur). Eerst gaat A/T binding breken, nadien G/C binding.

Notatie basenvolgorde

  • DNA-streng wordt genoteerd van 5' -> 3' (links naar rechts), de 2de streng loopt anti-parallel van 3'-5'.
  • De strengen zijn niet hetzelfde, omdat de opeenvolging van basen - fosfaten in de ruggengraat niet hetzelfde is.

Palindromische sequentie

  • Een woord of zin die je in twee richtingen hetzelfde leest.

Palindroom ja of nee

  • 'TCCGAAGCCT' is geen palindroom
  • 'TCCGATCGGA' is wel een palindroom
  • Korte palindromen worden herkend door specifieke enzymen die DNA enkel ter hoogte van die sequentiemodieven zal doorknippen.

Hyperchromiciteit en hybridisatie

  • Veel moleculen absorberen licht en max van licht ligt bij een specifieke golflengte.
  • DNA absorbeert UV-licht (260 nm) door de geconjugeerde bindingen in de basen
  • Dubbelstrengig DNA heeft een absorptiewaarde van 1.0 (bij 260 nm) en een max lichtabsorptie (ultraviolet licht)
  • Base in Dubbelstrengig DNA absorberen minder dan in enkelstrengig DNA.
  • Hyperchromiciteit van enkelstrengig DNA= de absorptiewaarde van DNA in de tijd zal een plateau waarde bereiken bij een smelttemp.
  • Wanneer de temperatuur stijgt, gaat DNA denatureren, door afkoelen kunnen complementaire strengen elkaar terugvinden als: DNA mengsels niet complex is en de temperatuurdaling traag gebeurt.

DNA electroforese

  • DNA te bekijken
  • DNA moleculen van verschillende lengte te scheiden
  • Bepaalde DNA fragmenten op te zuiveren
  • Agarose (hydrofiel, niet-ionisch, sterk gellerend polysaccharide dat uit zeewier word gezuiverd)
  • Door opwarming word het opgelost. Na afkoeling onstaat er een gel
  • DNA is negatief geladen (fosfaatgroepen in ruggengraat) migreert naar postieve pool van elektrisch veld
  • Elktro-forese= dragen door elektriciteit
  • Agarosegel heeft een netwerk gevormd en daardoor ondervinden grote DNA fragmenten meer weerstand
  • Na een bepaalde tijd krijgt men scheiding op basis van lengte
  • Ethidiumbromide (EtBr) is een plaintaire stof die zich migreert tussen de basenparen in dubbelstrengig DNA maar is carcinogeen

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser