Micro-economie en Overheidsbeleid
46 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Wat is een belangrijk doel van micro-economie in relatie tot overheidsbeleid?

  • Het maximaliseren van de winst van bedrijven
  • Het begrijpen van de effecten op ongelijkheid en armoede (correct)
  • Het verhogen van de belastingdruk
  • Het verminderen van overheidsuitgaven

Welke benadering wordt in het boek deels gebruikt om economische problemen te analyseren?

  • Alleen niet-klassieke inzichten
  • Een combinatie van klassieke en niet-klassieke inzichten (correct)
  • Enkel de klassieke benadering
  • Een neoklassieke benadering

Welke van de volgende onderwerpen valt onder de invloed van overheidsbeleid zoals genoemd in de content?

  • Technologische innovatie
  • Gezondheid (correct)
  • Persoonlijke vrijheid
  • Culturele identiteit

Wat is een focus van de benadering van de auteur in het boek?

<p>Toepassingen waar mogelijk (B)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende onderwerpen wordt niet genoemd als een terrein van beleid?

<p>Veiligheid (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkste analytische hulpmiddel dat wordt genoemd in het boek?

<p>Vraag en aanbod analyse (D)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt bedoeld met 'vergelijken van statica' binnen de context van vraag- en aanbodschokken?

<p>Het effect van veranderingen op het marktevenwicht (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is een voorbeeld van een niet-klassiek inzicht dat recentelijk aandacht heeft gekregen?

<p>De impact van sociale media op consumentengedrag (C)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft de budgetbeperking?

<p>De verzameling goederenbundels die een consument kan kopen binnen zijn inkomen. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er met de budgetlijn wanneer het inkomen van een consument toeneemt?

<p>De budgetlijn verschuift parallel naar boven. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is het effect van een stijging van Px op de budgetlijn?

<p>De budgetlijn draait naar links rond het y-intercept. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er met de totale opbrengst bij een inelastische vraag als de prijs stijgt?

<p>De totale opbrengst stijgt. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke situatie beschrijft een problematische keuze G?

<p>Een bundel die buiten de budgetverzameling ligt. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat meet de kruiselings prijselasticiteit van de vraag?

<p>De verandering van de vraag naar een goed op basis van de prijs van een ander goed. (D)</p> Signup and view all the answers

Waarom is de prijselasticiteit voor individuele automerken vaak groter dan voor auto's in het algemeen?

<p>Er zijn meer opties voor individuele merken. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is het effect van een prijsdaling van Py op de budgetlijn?

<p>De budgetlijn draait naar links rond het y-intercept. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat betekent een positieve waarde van de kruiselings prijselasticiteit?

<p>De goederen zijn substituten. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is een determinante van de prijselasticiteit van de vraag?

<p>Beschikbaarheid van directe substituten. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat zijn de factoren die de prijselasticiteit van het aanbod bepalen?

<p>De mate waarin bedrijven hun productie kunnen aanpassen. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er als zowel Px als Py stijgen met hetzelfde percentage?

<p>De budgetlijn verschuift naar beneden. (A)</p> Signup and view all the answers

Hoe wordt de prijselasticiteit van het aanbod berekend?

<p>Procentuele verandering van de geleverde hoeveelheid gedeeld door de procentuele verandering van de prijs. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat resulteert uit een verhoging van de prijs van 5 naar 6 bij een elastische vraag?

<p>Een afname van de totale opbrengst tot 120. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat drukt de budgetlijn mathematisch uit?

<p>$P_x x + P_y y = I$ (A)</p> Signup and view all the answers

Wat weergeeft de inkomenselasticiteit van de vraag?

<p>De verandering van de vraag bij een wijziging van het inkomen. (D)</p> Signup and view all the answers

Hoe beïnvloedt de definitie van de markt de prijselasticiteit van de vraag?

<p>Een smallere markt maakt de vraag inelastisch. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke uitspraak over de budgetlijn is waar?

<p>De lijn geeft de grens aan van betaalbare goederenbundels. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er met de vraag naar een goed als de prijs van een complementair goed stijgt?

<p>De vraag naar het goed daalt. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat kan er worden afgeleid uit waarnemingen van prijzen en hoeveelheden?

<p>Er is meer informatie nodig over verschuivingen in vraag of aanbod. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende uitspraken over inelastische en elastische vraag is onjuist?

<p>Inelastische vraag houdt geen invloed van concurrentie in. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende beschrijvingen is waar voor een elastische vraag?

<p>Een stijging in aanbod heeft weinig impact op de prijs. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er bij een prijsverhoging als de vraag zeer elastisch is?

<p>De totale opbrengst daalt aanzienlijk. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat geeft de prijselasticiteit van de vraag aan?

<p>Hoeveel de gevraagde hoeveelheid verandert bij een prijsverandering. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat moet er gebeuren om de aanbodfunctie af te leiden?

<p>De vraag moet zich niet wijzigen terwijl het aanbod verandert. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er als de vraag in de tijd verandert terwijl het aanbod stabiel blijft?

<p>De aanbodfunctie kan worden geïdentificeerd. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is kenmerkend voor inelastische vraag?

<p>Een wijziging in aanbod leidt tot grote prijsveranderingen. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is de relatie tussen vraag- en aanbodschokken en marktevenwicht?

<p>Veranderingen in aanbod en vraag veranderen altijd de evenwichtsprijs. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat moet worden aangenomen voor het identificeren van de vraagcurve bij aanbodschommelingen?

<p>Er moet een constante vraag zijn terwijl het aanbod verandert. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is de implicatie van een inkomensstijging op het marktevenwicht?

<p>Het kan de evenwichtsprijs en -hoeveelheid verhogen. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er met de consumptie in periode 1 als het inkomen I1 hoger is dan de totale uitgaven P1C1?

<p>Er blijft geld over. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat vertegenwoordigt F1 in de context van de budgetrestrictie?

<p>Het overeindstaande geld na consumptie in periode 1. (A)</p> Signup and view all the answers

Hoe beïnvloedt de rentevoet r het inkomen in periode 2?

<p>Het verhoogt het inkomen dat beschikbaar is voor consumptie in periode 2. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is de betekenis van de intertemporele budgetrestrictie?

<p>De vergelijking van totale uitgaven met totale inkomsten over de tijd. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat betekent F2 in de context van de budgetrestrictie?

<p>De uiteindelijke rijkdom aan het einde van periode 2. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is de helling van de intertemporele budgetrestrictie?

<p>De verhouding van de prijzen van de goederen. (B)</p> Signup and view all the answers

Waarom is verdiscontering noodzakelijk in de intertemporele budgetrestrictie?

<p>Om te compenseren voor het waardeverlies van geld over de tijd. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er als het totale inkomen in periode 1 niet wordt verdisconteerd?

<p>Er ontstaat een onevenwicht in consumptie. (C)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Prijselasticiteit van de vraag

De mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product reageert op een prijsverandering. Een elastische vraag betekent dat de vraag sterk reageert op prijsveranderingen, terwijl een inelastische vraag betekent dat de vraag minder gevoelig is voor prijsveranderingen.

Elastische vraag

Als de prijselasticiteit van de vraag groter is dan 1, dan is de vraag elastisch. Dit betekent dat een prijsverhoging leidt tot een grotere daling van de gevraagde hoeveelheid, waardoor de totale opbrengst daalt.

Inelastische vraag

Als de prijselasticiteit van de vraag kleiner is dan 1, dan is de vraag inelastisch. Dit betekent dat een prijsverhoging leidt tot een kleinere daling van de gevraagde hoeveelheid, waardoor de totale opbrengst stijgt.

Totale opbrengst

De totale opbrengst is het totale bedrag dat een bedrijf verdient door de verkoop van een product. De totale opbrengst is gelijk aan de prijs per eenheid maal de gevraagde hoeveelheid.

Signup and view all the flashcards

Beïnvloedende factor: beschikbaarheid van substituten

De beschikbaarheid van directe substituten is een belangrijke factor die de prijselasticiteit van de vraag beïnvloedt. Als er veel alternatieven beschikbaar zijn, is de vraag meer elastisch, omdat consumenten gemakkelijk kunnen overschakelen naar een ander product als de prijs van het huidige product stijgt.

Signup and view all the flashcards

Beïnvloedende factor: definitie van de markt

De definitie van de markt beïnvloedt de prijselasticiteit van de vraag. Hoe smaller de markt gedefinieerd is, hoe meer elastisch de vraag is. Bijvoorbeeld: de vraag naar huizen is minder elastisch dan de vraag naar huizen in een specifiek gebied of stad.

Signup and view all the flashcards

Inkomenselasticiteit van de vraag

De mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een goed verandert ten opzichte van een verandering in het inkomen van de consument.

Signup and view all the flashcards

Kruiselingse prijselasticiteit van de vraag

De mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een goed reageert op een verandering in de prijs van een ander goed.

Signup and view all the flashcards

Substituten

Een goed met een positieve kruiselingse prijselasticiteit, wat betekent dat de vraag naar het goed toeneemt wanneer de prijs van een ander goed stijgt. Voorbeelden zijn: boter en margarine, appels en peren.

Signup and view all the flashcards

Complementen

Een goed met een negatieve kruiselingse prijselasticiteit, wat betekent dat de vraag naar het goed afneemt wanneer de prijs van een ander goed stijgt. Voorbeelden zijn: koffie en suiker, auto's en benzine.

Signup and view all the flashcards

Prijselasticiteit van het aanbod

De mate waarin de aangeboden hoeveelheid van een goed verandert ten opzichte van een verandering in de prijs van dat goed.

Signup and view all the flashcards

Productiecapaciteit

De mate waarin bedrijven hun aanbod kunnen aanpassen om te reageren op prijsveranderingen. Factoren die deze mate beïnvloeden zijn: beschikbaarheid van productiefactoren, flexibiliteit van productieprocessen en de tijd die nodig is om het aanbod aan te passen.

Signup and view all the flashcards

Waarom micro-economie studeren?

Het bestuderen van micro-economie is essentieel om de effecten van overheidsbeleid te begrijpen op gebieden zoals gezondheid, sociale zekerheid, werkgelegenheid, onderwijs, milieu en meer.

Signup and view all the flashcards

Drie analytische hulpmiddelen in micro-economie

Micro-economie gebruikt drie belangrijke analytische hulpmiddelen:

  1. Stel een model op: Vereenvoudigde voorstelling van een complexe realiteit.
  2. Analyseer de 'trade-off': Beperktheid van middelen dwingt tot keuzes.
  3. Vergelijk de marginale kosten en baten: Evaluatie van de extra voordelen en nadelen van extra eenheden.
Signup and view all the flashcards

Vraag, aanbod en marktevenwicht

De vraagcurve laat zien hoeveel consumenten bereid zijn te kopen tegen een bepaalde prijs, terwijl de aanbodcurve laat zien hoeveel producenten bereid zijn te verkopen tegen die prijs. Het snijpunt van deze curves bepaalt de marktevenwichtsprijs en -hoeveelheid.

Signup and view all the flashcards

Andere elasticiteiten

Naast de prijselasticiteit van de vraag bestaan er andere elasticiteiten, zoals inkomens- en kruiselasticiteit, die de gevoeligheid van de vraag meten voor veranderingen in respectievelijk inkomen en de prijs van andere goederen.

Signup and view all the flashcards

Elasticiteit op lange termijn versus korte termijn

Elasticiteit kan verschillen op lange termijn versus korte termijn. Op lange termijn hebben consumenten meer tijd om zich aan te passen aan prijsveranderingen, waardoor de vraag elastischer kan worden.

Signup and view all the flashcards

Back-of-the-envelope berekeningen

Een belangrijke toepassing van micro-economische analyse is het uitvoeren van 'back-of-the-envelope' berekeningen. Deze snelle schattingen helpen te begrijpen hoe veranderingen in vraag of aanbod de marktevenwichtsprijs en -hoeveelheid kunnen beïnvloeden.

Signup and view all the flashcards

Effect van vraag- en aanbodschokken op het marktevenwicht

Vergelijkende statica analyseert het effect van schokken in vraag of aanbod op het marktevenwicht. Door de veranderingen in de vraagcurve, aanbodcurve of beide te beschouwen, kunnen we de veranderingen in de evenwichtsprijs en -hoeveelheid voorspellen.

Signup and view all the flashcards

Vraagcurve identificeren

Als de prijs van een product verandert, maar de hoeveelheid die wordt aangeboden hetzelfde blijft, kunnen we de vraagcurve afleiden. We kunnen dan zien hoe de gevraagde hoeveelheid reageert op prijsverandering.

Signup and view all the flashcards

Aanbodcurve identificeren

Wanneer de prijs van een goed verandert, maar de hoeveelheid die wordt gevraagd gelijk blijft, kunnen we de aanbodcurve afleiden. We kunnen dan zien hoe de aangeboden hoeveelheid reageert op prijsverandering.

Signup and view all the flashcards

Aanbodcurve

Een stijgende lijn op een grafiek die de relatie tussen de prijs van een goed en de aangeboden hoeveelheid voorstelt.

Signup and view all the flashcards

Vraagcurve

Een dalende lijn op een grafiek die de relatie tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid voorstelt.

Signup and view all the flashcards

Vraagcurve afleiden uit aanbodsprongen

Als de vraag stabiel blijft, maar het aanbod verandert, kunnen we de vraagcurve afleiden. Dit laat zien hoe de gevraagde hoeveelheid reageert op veranderingen in de prijs, zonder dat de vraag zelf verandert.

Signup and view all the flashcards

Aanbodcurve afleiden uit vraagsprongen

Als het aanbod stabiel blijft, maar de vraag verandert, kunnen we de aanbodcurve afleiden. Dit laat zien hoe de aangeboden hoeveelheid reageert op veranderingen in de prijs, zonder dat het aanbod zelf verandert.

Signup and view all the flashcards

F1

De hoeveelheid geld die je aan het eind van periode 1 overhoudt.

Signup and view all the flashcards

F2

De hoeveelheid geld die je aan het eind van periode 2 overhoudt.

Signup and view all the flashcards

Intertemporele budgetrestrictie

De relatie die aangeeft hoeveel je in totaal kunt consumeren over twee perioden, rekening houdend met de intrestvoet en je budget.

Signup and view all the flashcards

Verdiscontering

De waarde van geld in de toekomst wordt verdisconteerd naar de waarde van het geld in de huidige periode, rekening houdend met de intrestvoet.

Signup and view all the flashcards

Componeren

De waarde van het geld van de huidige periode wordt verhoogd naar de waarde van het geld in de toekomst, rekening houdend met de intrestvoet.

Signup and view all the flashcards

Budgetbeperking

De verzameling van alle goederenbundels die een consument kan kopen met een beperkt inkomen. Het is een begrotingsbeperking omdat het de grenzen stelt aan wat een consument zich kan veroorloven.

Signup and view all the flashcards

Helling intertemporele budgetrestrictie

De helling van de intertemporele budgetrestrictie, die de verhouding tussen de prijs van consumptie in periode 1 en de verdisconteerde prijs van consumptie in periode 2 weergeeft.

Signup and view all the flashcards

Budgetlijn

Een rechte lijn die alle goederenbundels voorstelt die een consument kan kopen met zijn volledige beschikbare inkomen. De helling van de budgetlijn geeft de relatieve prijs van de twee goederen weer.

Signup and view all the flashcards

Intercept x-as intertemporele budgetrestrictie

Het punt op de intertemporele budgetrestrictie waar je al je geld besteedt aan consumptie in periode 1.

Signup and view all the flashcards

Effect van inkomenstoename op de budgetlijn

De budgetlijn verschuift parallel naar boven wanneer het inkomen toeneemt, omdat je meer van beide goederen kunt kopen. De waarden van de intercepten met de assen nemen toe.

Signup and view all the flashcards

Effect van inkomensdaling op de budgetlijn

De budgetlijn verschuift parallel naar beneden wanneer het inkomen afneemt, omdat je nu minder van beide goederen kunt kopen. De waarden van de intercepten met de assen nemen af.

Signup and view all the flashcards

Intercept y-as intertemporele budgetrestrictie

Het punt op de intertemporele budgetrestrictie waar je al je geld besteedt aan consumptie in periode 2.

Signup and view all the flashcards

Effect van een prijsstijging op de budgetlijn

Als de prijs van een goed stijgt, roteert de budgetlijn naar links. De helling wordt groter, wat betekent dat je minder van dat goed kunt kopen per extra eenheid van het andere goed.

Signup and view all the flashcards

Effect van een prijsdaling op de budgetlijn

Als de prijs van een goed daalt, roteert de budgetlijn naar rechts. De helling wordt kleiner, wat betekent dat je meer van dat goed kunt kopen per extra eenheid van het andere goed.

Signup and view all the flashcards

Effect van gelijke procentuele verandering in prijzen en inkomen

Als zowel de prijzen van beide goederen als het inkomen met hetzelfde percentage stijgen, blijft de budgetlijn hetzelfde. Dit betekent dat de relatieve prijzen niet veranderen en je hetzelfde aantal goederen kunt kopen.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Samenvatting van Micro-Economie (2022-2023)

  • De samenvatting is gebaseerd op de zesde editie van het boek "Microeconomics", door David Besanko en Ronald Braeutigam.
  • De samenvatting behandelt ook de concepten die worden besproken in het opleidingsonderdeel Micro-economie bij de faculteit TEW van de Universiteit Antwerpen.
  • De samenvatting omvat samenvattingen, aantekeningen en oefenvragen van studenten.
  • Het document is auteursrechtelijk beschermd.

Inleiding

  • De voorkennis die nodig is voor het vak is Algemene Economie (1BA) en Wiskunde (1BA).
  • Onderwijsvormen: hoorcolleges en werkcolleges.
  • Het taalgebruik is Nederlands, maar het handboek en de slides zijn ook in het Engels.
  • Blackboard bevat opnames van hoorcolleges, Powerpoints, aankondigingen en extra studiemateriaal.
  • De samenvatting volgt de hoofdstukken uit het boek en behandelt ook extra topics die tijdens de lessen zijn besproken.
  • Belangrijke topics zijn voorzien van een (*) om de extra uitleg te markeren.
  • Het examen is schriftelijk met open vragen, zowel over theorie als oefeningen.
  • Verdeling van theorie en oefeningen: 50/50 (elk 10 van de 20 punten).
  • Actieve deelname in de werkcolleges is cruciaal voor succesvol examen.

Economische problemen analyseren

  • Economie = wetenschap die de allocatie van schaarse middelen ter bevrediging van ongelimiteerde menselijke behoeften bestudeert.
  • De economische agenten staan centraal in de microeconomie.
  • Drie analytische hulpmiddelen: exogene variabelen, endogene variabelen en beperkte optimalisatie.

Vraag en aanbod analyse

  • Vraagcurve en aanbodcurve laten toe om de markt evenwicht te analyseren.
  • Factoren die de vraag beïnvloeden: inkomen, prijs van substituten en complementen, verwachtingen, preferenties/...
  • Factoren die het aanbod beïnvloeden: inputprijzen, technologie, verwachtingen, preferenties/...
  • Markt evenwicht: Qd = Qs bij gegeven prijzen.

Elasticiteit

  • Prijselasticiteit van de vraag: meet de gevoeligheid van de gevraagde hoeveelheid t.o.v. een prijsverandering.
    • Normale goederen (ε ≥ 0), Inferieure goederen (ε < 0) en luxe goederen (ε > 1)
  • Prijselasticiteit van het aanbod (ε ≥ 0)
  • Inkomenselasticiteit van de vraag: meet de gevoeligheid van de vraag t.o.v. een verandering in het inkomen.
  • Kruiselingse prijselasticiteit van de vraag: meet veranderingen in de gevraagde hoeveelheid t.o.v. de prijs van andere goederen.
    • Substituten (ε > 0) en complementen (ε < 0)
  • Elasticiteit van prijs-aanbod: meet hoe gevoelig het aanbod is t.o.v. een verandering in prijs.

Kosten en kostenminimalisatie

  • Expliciete kosten = kosten die gepaard gaan met een effectieve geldstroom.
  • Impliciete kosten = kosten die geen verband houden met een effectieve geldstroom (bv. opportuniteitskosten).
  • Opportuniteitskosten = de waarde van het beste alternatief dat men opgeeft bij de beslissing om iets wel of niet te doen.
  • Het effect van inkomensverandering op de budgetrechte.
  • Het effect van prijsverandering op de budgetrechte.
  • Kostenminimalisatie problem = het vinden van de inputcombinatie die een bepaald outputniveau realiseert tegen de laagst mogelijke kost.
  • Lange termijn: alle inputs zijn variabel.
  • Korte termijn: ten minste één input is vast.
  • Isokostenlijn: alle combinaties van inputs met gelijke kosten.
  • Isokwant: alle combinaties van inputs die eenzelfde productie mogelijk maken.
  • De marginale kosten (MC) = het tempo van de verandering van de totale kosten bij een verhoogd outputniveau.
  • Gemiddelde kosten (AC).
  • De kostencurve verschuift met veranderingen in de prijs van de inputs.
  • Kostenminimaliserende combinaties, als het outputniveau verandert.

Schaalopbrengsten

  • Schaalopbrengsten = het tempo van de outputvariatie t.o.v. een proportionele toename van alle inputs (v.b. 2x inputs, 2x output).
  • Stijgende schaalopbrengsten (output stijgt met meer dan proportioneel input stijgt).
  • Constante schaalopbrengsten (output stijgt met proportioneel input stijgt).
  • Dalende schaalopbrengsten (output stijgt met minder dan proportioneel input stijgt).

Markten

  • Perfecte concurrentie = Veel aanbieders, identieke producten, perfecte informatie en vrije toegang tot de markt.
  • Prijsnemer = geen invloed op prijs.
  • Marktevenwicht bij perfecte concurrentie: MR = P = MC
  • Toetredingsdrempels = beperkingen die verhinderen dat nieuwe bedrijven toetreden (bv: hoge kosten voor een nieuw bedrijf om de markt toe te treden).
  • Oligopolie = weinig aanbieders, met homogene of gedifferentieerde producten.
  • Monopolie= één aanbieder, met vaak geen substituten.
  • Monopsonie= één vragers, waardoor die vragers de enige plaats is waar werknemers kunnen werken.
  • Prijsplafonds= een wettelijke maximale prijs.
  • Prijsvloers= een wettelijk minimumprijs.
  • Productiequotum = een maximum aantal producten dat geproduceerd kan worden.

Andere belangrijke concepten

  • Substitutie-effect = verandering in consumptie door een prijsverandering van een goed, rekening houdend met de constante prijs van alle andere goederen.
  • Inkomenseffect = verandering in consumptie als het reëel inkomen verandert.
  • Consumentensurplus = verschil tussen maximaal bereidheid te betalen en de werkelijke prijs die betaald wordt.
  • Producentensurplus = verschil tussen de werkelijke prijs en de gemiddelde variabele kosten.
  • Welvaartsverlies = het verliezende verlies van welvaart.
  • Deadweight loss = het efficiëntie verlies, met de verzonken (sunk) kosten.
  • Inkomens- en substitutie effecten bij niet-normale goederen.
  • Prijsdiscriminatie = consumenten verschillende prijzen laten betalen voor identieke producten.
  • Koppelverkoop = producten worden gebundeld, zodat de consument geen van beide goederen afzonderlijk kan kopen.
  • Reclame = kan de vraag naar producten verhogen, maar met een gelijke of zelfs hogere marginale kost.
  • Markt segmentatie = bedrijven verschillende marktsegmenten erkennen om te differentiëren in hun prijzen.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

Description

Dit quiz onderzoekt de relatie tussen micro-economie en overheidsbeleid. Je zult belangrijke begrippen en analytische hulpmiddelen tegenkomen die worden gebruikt om economische vraagstukken te analyseren. Bereid je voor op vragen over budgetbeperkingen, vraag- en aanbodschokken, en beleidsinvloeden.

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser