Podcast
Questions and Answers
Wat is de primaire functie van het celmembraan?
Wat is de primaire functie van het celmembraan?
- Het reguleren van alle levensprocessen in de cel.
- Het bevatten van de genetische informatie van de cel.
- Het opnemen van voedingsstoffen en zuurstof en het afgeven van afvalstoffen. (correct)
- Het produceren van energie voor de cel.
Waaruit bestaat het cytoplasma voornamelijk?
Waaruit bestaat het cytoplasma voornamelijk?
- Chromatine en chromosomen.
- Water, voedingsstoffen, eiwitten, vetten, suikers en zouten. (correct)
- Eiwitten en lipiden.
- Kernplasma en kernlichaam.
Welke bewering over het kernmembraan is correct?
Welke bewering over het kernmembraan is correct?
- Het is een onderdeel van het cytoplasma.
- Het is de wand die om de celkern heen zit. (correct)
- Het is opgebouwd uit eiwitkorrels.
- Het bevat de totale plasma van de cel.
Wat is de betekenis van protoplasma?
Wat is de betekenis van protoplasma?
Wat is de functie van chromosomen?
Wat is de functie van chromosomen?
Wat is een kenmerk van directe celdeling?
Wat is een kenmerk van directe celdeling?
Wat is het belangrijkste verschil tussen mitose en meiose?
Wat is het belangrijkste verschil tussen mitose en meiose?
Welke cellen delen zich niet zelfstandig?
Welke cellen delen zich niet zelfstandig?
Wat is het resultaat van meiose?
Wat is het resultaat van meiose?
Welke processen vallen onder passief celmembraantransport?
Welke processen vallen onder passief celmembraantransport?
Hoe beïnvloedt de temperatuur de snelheid van diffusie?
Hoe beïnvloedt de temperatuur de snelheid van diffusie?
Welke stoffen kunnen vrij door een membraan bewegen via diffusie?
Welke stoffen kunnen vrij door een membraan bewegen via diffusie?
Wat is de drijvende kracht achter osmose?
Wat is de drijvende kracht achter osmose?
Wat is de definitie van filtratie in de context van celmembraan transport?
Wat is de definitie van filtratie in de context van celmembraan transport?
Waar gaat de overgebleven 10% van de vloeistof heen die niet door het aderlijk systeem wordt opgenomen bij resorptie?
Waar gaat de overgebleven 10% van de vloeistof heen die niet door het aderlijk systeem wordt opgenomen bij resorptie?
Flashcards
Wat zijn cellen?
Wat zijn cellen?
De bouwstenen van het menselijk lichaam, in miljoenen aantallen.
Wat is een celmembraan?
Wat is een celmembraan?
De wand van de cel die sommige stoffen doorlaat en andere niet; staat stoffen toe om opgenomen te worden en afvalstoffen om afgegeven te worden.
Wat is het cellichaam?
Wat is het cellichaam?
Bestaat uit celplasma, bevat 80% water en voedingsstoffen, noodzakelijk voor celstofwisseling en energievoorziening.
Wat is de celkern (nucleus)?
Wat is de celkern (nucleus)?
Signup and view all the flashcards
Wat is protoplasma?
Wat is protoplasma?
Signup and view all the flashcards
Wat is nucleolus?
Wat is nucleolus?
Signup and view all the flashcards
Wat is celdeling?
Wat is celdeling?
Signup and view all the flashcards
Wat is mitose?
Wat is mitose?
Signup and view all the flashcards
Wat is meiose?
Wat is meiose?
Signup and view all the flashcards
Wat reguleert celmembraan transport?
Wat reguleert celmembraan transport?
Signup and view all the flashcards
Wat is passief transport?
Wat is passief transport?
Signup and view all the flashcards
Wat is diffusie?
Wat is diffusie?
Signup and view all the flashcards
Wat is osmose?
Wat is osmose?
Signup and view all the flashcards
Wat is filtratie?
Wat is filtratie?
Signup and view all the flashcards
Wat is resorptie?
Wat is resorptie?
Signup and view all the flashcards
Study Notes
- De bouwstenen van het menselijk lichaam zijn cellen, waarvan er miljoenen zijn.
- Cellen verschillen in levensduur, functie en uiterlijk, maar hebben dezelfde basisstructuur.
Celstructuur
- Een cel bestaat van buiten naar binnen uit de celmembraan, het cellichaam en de celkern.
Celmembraan
- De wand van de cel is semi-permeabel, wat betekent dat sommige stoffen wel en andere niet worden doorgelaten.
- De functie van de celmembraan is het opnemen van voedingsstoffen en zuurstof en het afgeven van afvalstoffen.
- De celmembraan bestaat uit eiwitten en lipiden (vetstoffen).
Cellichaam
- Het cellichaam bestaat uit cytoplasma (celplasma, plasma), een vloeibaar met vaste structuren.
- Cytoplasma bestaat voor 80% uit water en verder uit voedingsstoffen zoals eiwitten, vetten, suikers en zouten.
- Het is noodzakelijk voor de celstofwisseling en energievoorziening van het lichaam.
- Hoe dikker het cytoplasma, hoe trager de levensprocessen in de cel, wat gebeurt bij het ouder worden.
Celkern
- De celkern, oftewel de nucleus, bestaat uit kernplasma en een kernlichaam (nucleolus).
- De celkern regelt alle levensprocessen in de cel.
- Om de celkern heen zit een wand, het kernmembraan.
- Binnen het kernmembraan bevindt zich het kernplasma (nucleoplasma).
- Protoplasma is de totale plasma van de cel, dus het cytoplasma plus kernplasma.
Nucleolus of Kernlichaam
- Bestaat uit chromatine, opgebouwd uit eiwitkorrels.
- De celkern kan delen en vervolgens bestaan uit deze eiwitkorrels, bekend als chromosomen, lange, dunne draadstructuren.
- Chromosomen bevatten genen, de dragers van erfelijke informatie in DNA.
Celdeling
- De levensduur van een cel verschilt per soort.
- De levensduur van een huidcel is ongeveer 21 dagen, terwijl die van een rode bloedcel ongeveer 100 dagen is.
- Nieuwe cellen worden aangeleverd door celdeling, die in twee soorten voorkomt: directe en indirecte celdeling.
Directe Celdeling
- Bij directe deling deelt de celkern gelijktijdig (voorbeeld: eencelligen zoals bacteriën).
Indirecte Celdeling
- Bij indirecte deling deelt eerst de celkern en de chromosomen, en daarna het cellichaam.
- Indirecte celdeling kent ook twee soorten: mitose en meiose.
Mitose
- Mitose betreft lichaamscellen zoals spiercellen, huidcellen en bloedcellen.
- Hierbij vindt verdubbeling van het aantal chromosomen plaats.
- Chromosomen in de cel kopiëren zich en worden dan uit elkaar getrokken.
- Elke nieuwe helft bevat weer evenveel chromosomen.
- De cel wordt vervolgens in tweeën gesplitst, waardoor nieuwe, identieke cellen met precies dezelfde eigenschappen ontstaan.
- Rode bloedcellen, hoorncellen van de huis en zenuwcellen delen zich niet zelfstandig
- Rode bloedcellen en hoorncellen van de huid worden gevormd door een moederlaag.
- Zenuwcellen zijn al bij de geboorte in voldoende mate aangemaakt.
Meiose
- Meiose vindt alleen plaats bij rijpe geslachtscellen (eicellen bij vrouwen, zaadcellen bij mannen).
- Er vindt geen verdubbeling van chromosomen plaats, maar juist een halvering.
- Bij de bevruchting smelten de zaadcel en eicel samen, waardoor er een bevruchte eicel met het normale, dubbele aantal chromosomen ontstaat.
- Een kind krijgt op deze manier de erfelijke eigenschappen van zowel de vader als de moeder mee.
Celmembraan Transport
- Het regelen van celmembraantransport en het behouden van evenwicht (= homeostase) gebeurt door het hormoonstelsel en het zenuwstelsel.
- Celmembraantransport kan passief zijn, wat geen energie kost. Verschillende methodes van passief celmembraantransport zijn diffusie, osmose, filtratie en resorptie.
Diffusie
- Diffusie is het verplaatsen van stoffen van een hoge concentratie naar een lage concentratie.
- Dit gebeurt door de beweging van moleculen, met als doel de concentratie van stoffen overal gelijk te krijgen.
- De snelheid van diffusie hangt af van:
- Temperatuur: hoe hoger, hoe beter.
- Molecuulmassa: hoe kleiner, hoe sneller.
- Diffusie-oppervlak: hoe groter, hoe meer passage mogelijk is (zoals in de longen en darmen).
- Afstand: de dikte van het membraan beïnvloedt de snelheid.
- Stoffen die vrij door een membraan kunnen bewegen middels diffusie, zijn gasvormige stoffen CO2 (kooldioxide) en O2 (zuurstofgas), en de vloeibare stof ureum. Ook kunnen wateroplosbare stoffen door kleine kanaaltjes in het celmembraan bewegen.
Osmose
- Osmose is de verplaatsing van water door een halfdoorlaatbaar membraan.
- Alleen het water kan naar de andere zijde bewegen; alle andere stoffen blijven achter.
- De aanzuigkracht die dit proces aanstuurt, is de colloïd-osmotische druk.
- De grootte van deze druk wordt bepaald door de deeltjes die niet door het membraan kunnen.
Filtratie
- Filtratie is het verplaatsen van water met opgeloste stoffen door een wand.
- Een voorbeeld hiervan is het uittreden van bloedplasma bij de haarvaten (bloeduitstorting).
Resorptie
- Resorptie is het opnieuw opnemen van stoffen in het bloed.
- Aan de aderlijke zijde geven de haarvaten een aanzuigende werking door de stijgende eiwitconcentratie (osmotische druk). De druk neemt toe in het aderlijke stelsel, waardoor de vloeistofstroom omkeert en in de vaten wordt gezogen. 90% van de vloeistof wordt zo door het aderlijk systeem terug opgenomen, terwijl de resterende 10% naar de lymfe gaat.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.