Podcast
Questions and Answers
Welke term beschrijft het gebruik van een deel om het geheel aan te duiden, zoals in de zin 'Nederland won de wedstrijd'?
Welke term beschrijft het gebruik van een deel om het geheel aan te duiden, zoals in de zin 'Nederland won de wedstrijd'?
- Metafoor
- Personificatie
- Allegorie
- Metonymie (correct)
Welke van de volgende kenmerken is geen typisch element van een roman uit de stroming van de Nieuwe Zakelijkheid?
Welke van de volgende kenmerken is geen typisch element van een roman uit de stroming van de Nieuwe Zakelijkheid?
- Een heldere en zakelijke schrijfstijl
- Afwezigheid van subjectieve interpretatie
- Expliciete politieke stellingname (correct)
- Nauwkeurige weergave van de realiteit
Welke term beschrijft een stijlfiguur waarbij twee tegengestelde begrippen worden gecombineerd in één uitdrukking?
Welke term beschrijft een stijlfiguur waarbij twee tegengestelde begrippen worden gecombineerd in één uitdrukking?
- Oxymoron (correct)
- Litotes
- Hyperbool
- Understatement
In welke stroming staat de ervaring van het individu en het absurde van het bestaan centraal?
In welke stroming staat de ervaring van het individu en het absurde van het bestaan centraal?
Welke van de volgende literaire technieken draagt bij aan de spanning in een verhaal door de lezer in het ongewisse te laten over de afloop?
Welke van de volgende literaire technieken draagt bij aan de spanning in een verhaal door de lezer in het ongewisse te laten over de afloop?
Welke van de volgende elementen is kenmerkend voor een tragikomedie?
Welke van de volgende elementen is kenmerkend voor een tragikomedie?
Welke term beschrijft een literaire stroming die zich kenmerkt door een subjectieve en emotionele weergave van de werkelijkheid, vaak met nadruk op gevoelens van angst en vervreemding?
Welke term beschrijft een literaire stroming die zich kenmerkt door een subjectieve en emotionele weergave van de werkelijkheid, vaak met nadruk op gevoelens van angst en vervreemding?
Wat herkenmerkt een monologue intérieur?
Wat herkenmerkt een monologue intérieur?
Wat is het belangrijkste verschil tussen een allegorie en een metafoor?
Wat is het belangrijkste verschil tussen een allegorie en een metafoor?
Welke betekenis heeft de term Zeitgeist in de context van de literatuur?
Welke betekenis heeft de term Zeitgeist in de context van de literatuur?
Wat is een sleutelroman?
Wat is een sleutelroman?
Kies de beste beschrijving van enjambement:
Kies de beste beschrijving van enjambement:
Welke term beschrijft een verhaal dat bedoeld is om een morele les te leren door middel van symbolische personages en gebeurtenissen?
Welke term beschrijft een verhaal dat bedoeld is om een morele les te leren door middel van symbolische personages en gebeurtenissen?
Wat is de functie van een Leitmotiv in een literair werk?
Wat is de functie van een Leitmotiv in een literair werk?
Wat is het verschil tussen literatuur en lectuur?
Wat is het verschil tussen literatuur en lectuur?
Welke van de volgende begrippen verwijst naar de manier waarop gebeurtenissen in een verhaal zijn geordend?
Welke van de volgende begrippen verwijst naar de manier waarop gebeurtenissen in een verhaal zijn geordend?
Welke van de volgende kenmerken is niet typerend voor de literatuur van De Vijftigers?
Welke van de volgende kenmerken is niet typerend voor de literatuur van De Vijftigers?
Wat is een refrein in een gedicht?
Wat is een refrein in een gedicht?
Wat is fysionomie in de context van dramatiek?
Wat is fysionomie in de context van dramatiek?
Wat is kenmerkend voor een auctoriële verteller?
Wat is kenmerkend voor een auctoriële verteller?
Flashcards
Analogie
Analogie
Een vergelijking gebaseerd op overeenkomst in betekenis.
Antithese
Antithese
Het naast elkaar plaatsen van tegenovergestelde ideeën of concepten.
Asyndeton
Asyndeton
Zonder verbindingswoorden.
Antropomorfisme
Antropomorfisme
Signup and view all the flashcards
Metonymie
Metonymie
Signup and view all the flashcards
Anafoor
Anafoor
Signup and view all the flashcards
Hyperbool
Hyperbool
Signup and view all the flashcards
Litotes
Litotes
Signup and view all the flashcards
Oxymoron
Oxymoron
Signup and view all the flashcards
Parallellisme
Parallellisme
Signup and view all the flashcards
Retorische vraag
Retorische vraag
Signup and view all the flashcards
Cliché
Cliché
Signup and view all the flashcards
Ellips
Ellips
Signup and view all the flashcards
Klanknabootsing
Klanknabootsing
Signup and view all the flashcards
Parenthese
Parenthese
Signup and view all the flashcards
Polysyndeton
Polysyndeton
Signup and view all the flashcards
Volta
Volta
Signup and view all the flashcards
Aforisme
Aforisme
Signup and view all the flashcards
Monoloog interieur
Monoloog interieur
Signup and view all the flashcards
Enjambement
Enjambement
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Algemeen
- Literatuur omvat primaire literatuur, secundaire literatuur, triviaalliteratuur en pulp.
- De genres zijn proza, poëzie, epiek, lyriek en dramatiek.
- Fictie staat tegenover non-fictie.
- Humor omvat ironie, parodie, persiflage, sarcasme, cynisme, satire en absurdisme.
Stijl en Stijlfiguren
- Stijlfiguren omvatten woordspeling, anaforen, analogieën, antitheses en parentheses.
- Er is asyndeton en polysyndeton.
- Beeldspraak omvat allegorie, animalisering, antropomorfisme, associatie, metafoor en personificatie.
- Andere stijlfiguren met verdinglijking, synesthesie, en vergelijking.
- Er is ook metonymie, waarbij een geheel voor een deel staat, of een maker voor het gemaakte.
- Andere stijlfiguren zijn clichés en topoi, ellipsen, hyperbool, litotes, understatement.
- Klanknabootsing wordt ook wel onomatopee genoemd.
- Oxymoron is een paradox of schijnbare tegenstelling.
- Parallellisme en chiasme zijn ook stijlfiguren.
- Retorische vragen zijn ook een onderdeel van stijlfiguren.
Stijlperiodes / Stromingen
- De middeleeuwen kende de late middeleeuwen met de rederijkers.
- Renaissance, classicisme en barok zijn stijlperiodes.
- De verlichting en romantiek worden gevolgd door realisme.
- Moderne letterkunde (1880-1945) omvat de Tachtigers met impressionisme en naturalisme, en l'art pour l'art.
- De Negentigers kenmerken zich door expressionisme en symbolisme.
- Neoclassicisme, neoromantiek en neorealisme zijn andere stromingen.
- Avant-garde en modernisme met magisch realisme en Nieuwe Zakelijkheid komen voor.
- Het interbellum kent dadaïsme, surrealisme en vitalisme.
- Moderne letterkunde vanaf 1945 omvat absurdisme en existentialisme.
- De Vijftigers, postmodernisme en Generatie Nix worden genoemd.
Proza Subgenres
- Literaire subgenres zijn epos, mythe, sage, stadssage, broodjeaapverhaal, legende, Marialegende en hagiografie.
- Ook volkssprookje, cultuursprookje, fabel, dierenepiek, dierenfabel, parabel, aforisme, anekdote, column, essay, kortverhaal, novelle, roman, allegorie en raamvertelling behoren tot de subgenres.
Roman Genres
- Roman genres omvatten autobiografische roman, historische roman, ridderroman, Karelepiek, Arthurroman en graalroman.
- Er zijn ook Keltische roman, adolescentenroman, Bildungsroman, gothic novel en heimatliteratuur.
- Klassieke roman, psychologische roman, chicklit, ladlit en sciencefiction zijn genres.
- Andere genres zijn fantasy, strip, sleutelroman, striproman, tendensroman, thriller, utopische roman, dystopische roman, whodunit en zedenroman.
Verhaal Kenmerken
- Personages kunnen held(in), antiheld, protagonist of antagonist zijn.
- Er zijn vlakke/ronde personages (flat/round character, type).
- Tijd kan chronologisch, met flashbacks of flashforwards zijn.
- Verteltempo omvat vertelde tijd, verteltijd, vertraging, versnelling, gelijktijdigheid en synchronie.
- Ruimte kan een setting, symbolische ruimte of Natureingang zijn.
- Opbouw/structuur kan in medias res, ab ovo, plot, cliffhanger, open/gesloten einde, pointe, climax of cyclische structuur omvatten.
- Thema, motto, motief, leidmotief/Leitmotiv en symbool.
Poëzie
- Dichtvormen omvatten acrostichon, ballade, chanson de geste, dierendicht, elegie, haiku, heldendicht/epos en hymne.
- Ook limerick, minnelied, ode, palindroom, pastorale, refrein, rondeel en sonnet.
- Typografische poëzie, parlandopoëzie en visuele poëzie.
- Strofe omvatten kwatrijn, terzet/terzine, distichon, octaaf/octet en sextet.
- Vers omvatten metrum, heffing, heffingsvers, alexandrijn, versmaat, versvoet (dactylus, jambe, trochee), vrij vers en cesuur.
- Rijm kan mannelijk/staand, vrouwelijk/slepend of glijdend zijn.
- Alliteratie/stafrijm, volrijm, halfrijm (assonantie/klinkerrijm), gebroken rijm, identiek rijm komen voor.
- Er zijn eindrijm, voorrijm, gepaard rijm, gekruist rijm, omarmend rijm en verspringend rijm.
- Enjambement en rijmschema.
- Envoi, stock/stok en volta/wending.
- Het lyrisch subject en semantisch veld.
Dramatiek
- Dramatische vormen zijn abel spel, (klassiek) drama, klucht, komedie/blijspel, mirakelspel, moraliteit.
- Mysteriespel, tragedie, komedie, tragikomedie, absurd theater en episch theater.
- Regieaanwijzingen.
- Spanning/suspense kan avontuurlijk, emotioneel of literair zijn.
- Vertelperspectief kan ik-verteller, personele verteller, auctoriële verteller of meervoudig perspectief zijn.
- Monologue intérieur/stream of consciousness, epische concentratie en intertekstualiteit.
- Mal du siècle, spleen en Weltschmerz.
- Tijdsgeest en Zeitgeist.
- Theatertekens omvatten kostumering, fysionomie, gestiek, mimiek, proxemiek, ruimtegestiek, decor, ruimte en belichting.
- Ook rekwisieten, geluid, muziek, verbale tekens en paraverbale tekens.
- Monoloog, dialoog, polyloog.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.