Podcast
Questions and Answers
Waarom neemt de ionisatie-energie over het algemeen toe van links naar rechts binnen dezelfde periode van het periodiek systeem?
Waarom neemt de ionisatie-energie over het algemeen toe van links naar rechts binnen dezelfde periode van het periodiek systeem?
- De atoommassa neemt af, waardoor de benodigde energie om een elektron te verwijderen toeneemt.
- Het aantal schillen neemt toe, waardoor de valentie-elektronen verder van de kern verwijderd zijn.
- De kernlading neemt toe, waardoor de valentie-elektronen sterker worden aangetrokken. (correct)
- Het aantal valentie-elektronen neemt af, waardoor de onderlinge afstoting vermindert.
Een positief ion heeft een hogere ionisatie-energie dan een neutraal atoom van hetzelfde element.
Een positief ion heeft een hogere ionisatie-energie dan een neutraal atoom van hetzelfde element.
True (A)
Wat gebeurt er met de ionisatie-energie van een element wanneer de edelgasconfiguratie wordt bereikt?
Wat gebeurt er met de ionisatie-energie van een element wanneer de edelgasconfiguratie wordt bereikt?
De ionisatie-energie neemt plotseling en sterk toe.
In dezelfde groep van het periodiek systeem ______ de ionisatie-energie van boven naar beneden.
In dezelfde groep van het periodiek systeem ______ de ionisatie-energie van boven naar beneden.
Match de volgende factoren met hun effect op de ionisatie-energie binnen een groep:
Match de volgende factoren met hun effect op de ionisatie-energie binnen een groep:
Welke factor heeft de minste invloed op de ionisatie-energie binnen eenzelfde periode?
Welke factor heeft de minste invloed op de ionisatie-energie binnen eenzelfde periode?
De ionisatie-energie van een atoom neemt af naarmate de lading van het ion groter wordt.
De ionisatie-energie van een atoom neemt af naarmate de lading van het ion groter wordt.
Waarom is de ionisatie-energie van een atoom met een edelgasconfiguratie ineens veel groter?
Waarom is de ionisatie-energie van een atoom met een edelgasconfiguratie ineens veel groter?
Welke van de volgende factoren beïnvloedt de ionisatie-energie (E) niet rechtstreeks?
Welke van de volgende factoren beïnvloedt de ionisatie-energie (E) niet rechtstreeks?
De totale energie van een ionbinding moet toenemen om de stabiliteit van de binding te garanderen.
De totale energie van een ionbinding moet toenemen om de stabiliteit van de binding te garanderen.
Wat is ionisatie-energie (E₁)?
Wat is ionisatie-energie (E₁)?
Bij een grotere waarde van het hoofdenergieniveau (n), wordt de ionisatie-energie ______.
Bij een grotere waarde van het hoofdenergieniveau (n), wordt de ionisatie-energie ______.
Match de stappen in de vorming van een ionverbinding met hun beschrijving:
Match de stappen in de vorming van een ionverbinding met hun beschrijving:
Tijdens het exciteren van elektronen bij eenzelfde atoom, wat is de relatie tussen opeenvolgende ionisatie energieën?
Tijdens het exciteren van elektronen bij eenzelfde atoom, wat is de relatie tussen opeenvolgende ionisatie energieën?
Welke van de volgende beweringen over de invloed van mantelelektronen op de ionisatie-energie is correct?
Welke van de volgende beweringen over de invloed van mantelelektronen op de ionisatie-energie is correct?
Waarom neemt de ionisatie-energie toe naarmate een atoom al elektronen heeft afgestaan?
Waarom neemt de ionisatie-energie toe naarmate een atoom al elektronen heeft afgestaan?
Wat gebeurt er met de elektronenaffiniteit binnen een periode (van links naar rechts) in het periodiek systeem?
Wat gebeurt er met de elektronenaffiniteit binnen een periode (van links naar rechts) in het periodiek systeem?
Welke factor draagt bij aan het feit dat het toevoegen van een tweede elektron aan een atoom energie vereist (nega eve elektronenaffiniteit)?
Welke factor draagt bij aan het feit dat het toevoegen van een tweede elektron aan een atoom energie vereist (nega eve elektronenaffiniteit)?
Een posi eve elektronenaffiniteit betekent dat er energie nodig is om een eenmaal nega ef geladen monoatomisch ion te vormen.
Een posi eve elektronenaffiniteit betekent dat er energie nodig is om een eenmaal nega ef geladen monoatomisch ion te vormen.
Wat is de algemene rela e tussen de grootte van een nega ef ion en de gemak waarmee het tot stand komt?
Wat is de algemene rela e tussen de grootte van een nega ef ion en de gemak waarmee het tot stand komt?
De energie die vrijkomt wanneer ionen met tegengestelde ladingen samenklonteren en een vaste stof vormen, noemen we de ______.
De energie die vrijkomt wanneer ionen met tegengestelde ladingen samenklonteren en een vaste stof vormen, noemen we de ______.
Waarom is roosterenergie nodig voor de vorming van een stabiele ionbinding?
Waarom is roosterenergie nodig voor de vorming van een stabiele ionbinding?
In werkelijkheid ontstaan er gasvormige ionenparen als eindproduct van ionbinding.
In werkelijkheid ontstaan er gasvormige ionenparen als eindproduct van ionbinding.
Match de volgende termen met hun juiste omschrijving:
Match de volgende termen met hun juiste omschrijving:
Welke bewering is correct met betrekking tot de aantrekkings- en afstotingskrachten tussen ionenparen?
Welke bewering is correct met betrekking tot de aantrekkings- en afstotingskrachten tussen ionenparen?
De energie-inhoud neemt toe telkens wanneer er een ionenpaar wordt toegevoegd aan een ionverbinding.
De energie-inhoud neemt toe telkens wanneer er een ionenpaar wordt toegevoegd aan een ionverbinding.
Wat is roosterenergie ((E_R)) en in welke eenheid wordt deze uitgedrukt?
Wat is roosterenergie ((E_R)) en in welke eenheid wordt deze uitgedrukt?
Hoe ______ de ionlading, hoe groter de roosterenergie ((E_R)).
Hoe ______ de ionlading, hoe groter de roosterenergie ((E_R)).
Match de volgende factoren met hun effect op de roosterenergie:
Match de volgende factoren met hun effect op de roosterenergie:
Welke factor heeft het meest significante effect op de roosterenergie van een ionverbinding?
Welke factor heeft het meest significante effect op de roosterenergie van een ionverbinding?
Een ionverbinding is stabieler naarmate er minder energie vrijkomt bij zijn vorming uit de atomen.
Een ionverbinding is stabieler naarmate er minder energie vrijkomt bij zijn vorming uit de atomen.
Welke voorwaarden moeten vervuld zijn voor de vorming van een stabiele ionbinding, rekening houdend met roosterenergie ((E_R)), elektronenaffiniteit en ionisatie-energie?
Welke voorwaarden moeten vervuld zijn voor de vorming van een stabiele ionbinding, rekening houdend met roosterenergie ((E_R)), elektronenaffiniteit en ionisatie-energie?
Welke formule wordt gebruikt om de totale energie (Etot) van een ionbinding te berekenen?
Welke formule wordt gebruikt om de totale energie (Etot) van een ionbinding te berekenen?
Bij de vorming van 𝑀𝑔𝐶𝑙₂ moet de elektronenaffiniteit en roosterenergie voor één chloride-ion worden vermenigvuldigd met twee.
Bij de vorming van 𝑀𝑔𝐶𝑙₂ moet de elektronenaffiniteit en roosterenergie voor één chloride-ion worden vermenigvuldigd met twee.
Wat is de definitie van een polyatomisch ion?
Wat is de definitie van een polyatomisch ion?
Om een neutraal geheel te verkrijgen in een ionverbinding, moeten er evenveel ______ als positieve ladingen voorkomen.
Om een neutraal geheel te verkrijgen in een ionverbinding, moeten er evenveel ______ als positieve ladingen voorkomen.
Match de volgende beschrijvingen met de juiste termen:
Match de volgende beschrijvingen met de juiste termen:
Wat is de relatie tussen de grootte van positieve ionen en de grootte van de overeenkomstige atomen?
Wat is de relatie tussen de grootte van positieve ionen en de grootte van de overeenkomstige atomen?
In een verticale groep in het periodiek systeem neemt de ionstraal af bij een toenemend aantal elektronenschillen.
In een verticale groep in het periodiek systeem neemt de ionstraal af bij een toenemend aantal elektronenschillen.
Waarom is het begrip 'atoomstraal' enigszins arbitrair?
Waarom is het begrip 'atoomstraal' enigszins arbitrair?
Wat bepaalt de aard van de eenheidscel in een ionverbinding?
Wat bepaalt de aard van de eenheidscel in een ionverbinding?
In zouten waarin evenveel positieve als negatieve ionen voorkomen, hebben de positieve en negatieve ionen verschillende coördinatiegetallen.
In zouten waarin evenveel positieve als negatieve ionen voorkomen, hebben de positieve en negatieve ionen verschillende coördinatiegetallen.
Wat is de belangrijkste reden waarom ionverbindingen een hoog smeltpunt hebben?
Wat is de belangrijkste reden waarom ionverbindingen een hoog smeltpunt hebben?
Ionverbindingen zijn ______ omdat de sterke elektrostatische krachten de ionen in het kristal samenhoudt.
Ionverbindingen zijn ______ omdat de sterke elektrostatische krachten de ionen in het kristal samenhoudt.
Waarom zijn ionverbindingen broos?
Waarom zijn ionverbindingen broos?
Ionverbindingen zijn over het algemeen slecht oplosbaar in polaire oplosmiddelen zoals water.
Ionverbindingen zijn over het algemeen slecht oplosbaar in polaire oplosmiddelen zoals water.
Waarom zijn ionverbindingen elektrolyten?
Waarom zijn ionverbindingen elektrolyten?
Combineer de eigenschap van ionverbindingen met de juiste verklaring.
Combineer de eigenschap van ionverbindingen met de juiste verklaring.
Flashcards
Wat is ionisatie-energie?
Wat is ionisatie-energie?
De energie die nodig is om een elektron uit een atoom of ion te verwijderen.
Elektron verwijderen van positief ion?
Elektron verwijderen van positief ion?
Moeilijker, want de positieve lading trekt de elektronen sterker aan.
Ionisatie-energie en edelgasconfiguratie?
Ionisatie-energie en edelgasconfiguratie?
Sterk verhoogd bij het verwijderen van een elektron uit een lager energieniveau of edelgasconfiguratie.
Ionisatie-energie en ionlading?
Ionisatie-energie en ionlading?
Signup and view all the flashcards
Trend ionisatie-energie in periode?
Trend ionisatie-energie in periode?
Signup and view all the flashcards
Effect van elektronen op ionisatie
Effect van elektronen op ionisatie
Signup and view all the flashcards
Trend ionisatie-energie in groep?
Trend ionisatie-energie in groep?
Signup and view all the flashcards
Invloedrijke factoren in een groep?
Invloedrijke factoren in een groep?
Signup and view all the flashcards
Elektronenaffiniteit in perioden
Elektronenaffiniteit in perioden
Signup and view all the flashcards
Elektronenaffiniteit in groepen
Elektronenaffiniteit in groepen
Signup and view all the flashcards
Tweede elektron toevoegen
Tweede elektron toevoegen
Signup and view all the flashcards
Positieve elektronenaffiniteit
Positieve elektronenaffiniteit
Signup and view all the flashcards
Negatieve elektronenaffiniteit
Negatieve elektronenaffiniteit
Signup and view all the flashcards
Gemakkelijke ionvorming
Gemakkelijke ionvorming
Signup and view all the flashcards
Roosterenergie noodzaak
Roosterenergie noodzaak
Signup and view all the flashcards
Elektrostatische aantrekking
Elektrostatische aantrekking
Signup and view all the flashcards
Wat is een ionbinding?
Wat is een ionbinding?
Signup and view all the flashcards
Stappen ionbinding vorming
Stappen ionbinding vorming
Signup and view all the flashcards
Energie bij ionbinding
Energie bij ionbinding
Signup and view all the flashcards
Wat is ionisatie-energie (Eᵢ)?
Wat is ionisatie-energie (Eᵢ)?
Signup and view all the flashcards
Eenheden ionisatie-energie
Eenheden ionisatie-energie
Signup and view all the flashcards
Factoren die 𝐸ᵢ beïnvloeden
Factoren die 𝐸ᵢ beïnvloeden
Signup and view all the flashcards
Invloed vermindering mantelelektronen
Invloed vermindering mantelelektronen
Signup and view all the flashcards
Opeenvolgende ionisatie-energieën
Opeenvolgende ionisatie-energieën
Signup and view all the flashcards
Aantrekkingskrachten in ionbindingen
Aantrekkingskrachten in ionbindingen
Signup and view all the flashcards
Afstotingskrachten in ionbindingen
Afstotingskrachten in ionbindingen
Signup and view all the flashcards
Roosterenergie (ER)
Roosterenergie (ER)
Signup and view all the flashcards
Effect van ionlading op ER
Effect van ionlading op ER
Signup and view all the flashcards
Effect van ionstraal op ER
Effect van ionstraal op ER
Signup and view all the flashcards
Roosterenergie en meerwaardige ionen
Roosterenergie en meerwaardige ionen
Signup and view all the flashcards
Belang van ionlading vs. ionstraal
Belang van ionlading vs. ionstraal
Signup and view all the flashcards
Voorwaarde voor ionbinding
Voorwaarde voor ionbinding
Signup and view all the flashcards
Formule voor 𝐸tot
Formule voor 𝐸tot
Signup and view all the flashcards
Polyatomische ionen
Polyatomische ionen
Signup and view all the flashcards
Iongrootte vs. atoomgrootte
Iongrootte vs. atoomgrootte
Signup and view all the flashcards
Ionstraal in horizontale reeks
Ionstraal in horizontale reeks
Signup and view all the flashcards
Ionstraal in verticale groep
Ionstraal in verticale groep
Signup and view all the flashcards
Samenstelling ionverbindingen
Samenstelling ionverbindingen
Signup and view all the flashcards
Eenheidscel
Eenheidscel
Signup and view all the flashcards
Kristalroosters
Kristalroosters
Signup and view all the flashcards
Eenheidscel aard
Eenheidscel aard
Signup and view all the flashcards
Coördinatiegetal
Coördinatiegetal
Signup and view all the flashcards
Coulombkrachten in ionbindingen
Coulombkrachten in ionbindingen
Signup and view all the flashcards
Hoog smeltpunt van ionverbindingen
Hoog smeltpunt van ionverbindingen
Signup and view all the flashcards
Broosheid van ionverbindingen
Broosheid van ionverbindingen
Signup and view all the flashcards
Oplosbaarheid in water
Oplosbaarheid in water
Signup and view all the flashcards
Elektrolyten
Elektrolyten
Signup and view all the flashcards
Roosterenergie
Roosterenergie
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Ionbinding
- Ionbinding ontstaat door de elektrostatische aantrekking tussen positieve en negatieve ionen.
Mechanisme van vorming
- Een ionverbinding vormt in drie stappen:
- Vorming van een kation (positief ion)
- Vorming van een anion (negatief ion)
- De binding tussen de ionen
- Tijdens niet alle stappen komt er energie vrij.
- De totale energie moet dalen voor een stabiele binding.
- Hoe meer energie er vrijkomt, hoe sterker de binding.
Vorming van positieve monoatomische ionen (kation)
- Het omzetten van een atoom in een positief geladen ion vereist ionisatie-energie.
- Ionisatie-energie (Ei) is de energie die nodig is om de aantrekkingskracht van de kern op een elektron te verbreken.
- Eᵢ,₁, Eᵢ,₂ en Eᵢ,₃ staan voor de energie die nodig is om respectievelijk het eerste, tweede en derde elektron los te krijgen.
- Eᵢ,tot = Eᵢ,₁ + Eᵢ,₂ + ... afhankelijk van de hoeveelheid elektronen die geëxciteerd moeten worden.
- Ionisatie-energie wordt uitgedrukt in eV/atoom of kJ/mol.
Factoren die de ionisatie-energie beïnvloeden
- De ionisatie-energie is afhankelijk van de aantrekkingskracht van de kern.
- Grootte van de kern: een kleinere kern leidt tot een kleinere Eᵢ.
- Een kleinere kern heeft minder protonen en trekt elektronen minder sterk aan, waardoor Eᵢ daalt.
- Hoofdenergieniveau (n): een grotere n leidt tot een kleinere Eᵢ.
- Bij een groter n is het elektron verder van de kern, waardoor de aantrekkingskracht afneemt en Eᵢ daalt.
- Aantal mantelelektronen(elektronen in de buitenste schil): meer mantelelektronen leiden tot een kleinere Eᵢ.
- Meer mantelelektronen zorgen voor afscherming en verdelen de kernlading, waardoor de aantrekkingskracht per elektron afneemt en Eᵢ daalt.
Ionisatie-energieën van eenzelfde atoom
- De ionisatie-energie neemt toe naarmate het atoom al elektronen heeft afgestaan: Eᵢ,₁ < Eᵢ,₂ < Eᵢ,₃ < ...
- De kernlading blijft constant.
- Het aantal mantelelektronen vermindert, waardoor de aantrekkingskracht op de overgebleven elektronen toeneemt.
- Een positief ion staat minder makkelijk een elektron af dan een neutraal atoom.
- De ionisatie-energie neemt sterk toe als een elektron uit een lager niveau moet worden gehaald; de ionisatie-energie van een ion met edelgasconfiguratie is veel groter.
- In eenzelfde atoom neemt de ionisatie-energie toe naarmate de lading van het ion groter wordt; zodra de edelgasconfiguratie bereikt is, neemt ze plots sterk toe.
Ionisatie-energie van atomen in eenzelfde periode
- Valentie-elektronen van atomen binnen een periode hebben hetzelfde energieniveau, dus het hoofdkwantumgetal heeft geen invloed.
- Van links naar rechts in het periodiek systeem nemen de kernlading en het aantal mantelelektronen toe.
- Het effect van elektronen op hetzelfde niveau is minder belangrijk dan van elektronen uit een lager energieniveau.
- Meer kernlading zorgt voor sterkere aantrekking en dus een hogere ionisatie-energie.
- De ionisatie-energie neemt doorgaans toe van links naar rechts in een periode.
Ionisatie-energie van atomen in eenzelfde groep
- De ionisatie-energie daalt van boven naar onderen in eenzelfde groep.
- Van boven naar onderen stijgt het hoofdkwantumgetal, het aantal mantelelektronen en de kernlading.
- De eerste twee factoren verzwakken de aantrekking tot de kern, terwijl het toenemend aantal protonen deze juist versterkt.
- Het resultaat is meestal een lichte verlaging van de ionisatie-energie als men in de groep daalt.
- De invloed van de kernlading wordt gecompenseerd door de andere factoren.
- De ionisatie-energie neemt toe van onderen naar boven(op enkele uitzonderingen na)
Uitzonderingen op de regels van het Periodiek Systeem
- Stabiele situaties zoals een halfedelgasconfiguratie kunnen zorgen voor een onverwachte ionisatie-energie.
- In een groep hebben alle drie de factoren invloed op Eᵢ.
- Hoe lager men gaat, hoe groter de invloed van de kern en hoe kleiner de invloed van het hoofdkwantumgetal.
- De factor kernlading wint ten opzichte van de factoren kwantumgetal en afscherming.
Vorming van negatieve monoatomische ionen - elektronenaffiniteit (anion)
- Een atoom moet een vreemd elektron opnemen om een negatief ion te vormen.
- Er is minder bekend over de vorming van een anion, dus de elektronenaffiniteit is minder goed gekend.
- De aantrekking van de kern zorgt ervoor dat het elektron spontaan op de elektronenmantel terechtkomt, als er plaats is en de elektronen niet te afstotend werken.
- Bij de meeste atomen komt energie vrij bij de opname van een elektron; dit is de elektronenaffiniteit (EA).
- Een elektron zakt van een oneindig hoofdkwantumgetal naar een lager energieniveau, waarbij overtollige energie vrijkomt.
- Elektronenaffiniteit (EA) is de hoeveelheid energie die vrijkomt wanneer een elektron aan een atoom wordt toegevoegd.
- Hoe groter de elektronenaffiniteit, hoe gemakkelijker het atoom een elektron opneemt.
- Dezelfde factoren die de ionisatie-energie beïnvloeden, beïnvloeden ook de elektronenaffiniteit (hoofdkwantumgetal, aantal mantelelektronen, kernlading).
- De elektronenaffiniteit wordt groter als de kernlading groter is, het hoofdkwantumgetal kleiner is en het aantal mantelelektronen kleiner is.
- In het periodiek systeem neemt de elektronenaffiniteit meestal toe van links naar rechts en van onder naar boven.
- Perioden: de elektronenaffiniteit stijgt bij toenemende kernlading.
- Groepen: de elektronenaffiniteit stijgt naar boven toe.
Elektronenaffiniteit
- Het toevoegen van een tweede elektron aan een atoom vergt energie; de elektronenaffiniteit (EA,2) is dan negatief.
- Door reeds opgenomen elektronen is er een toename aan mantelelektronen, waardoor er meer afstoting is en het atoom vergroot, wat de aantrekkingskracht vermindert.
- Positieve elektronenaffiniteit: de vorming van een eenmaal negatief geladen monoatomische ionen uit atomen maakt energie vrij.
- Negatieve elektronenaffiniteit: om een ion met een negatieve lading te vormen, is energie nodig.
- De waarde van de elektronenaffiniteit is afhankelijk van de samenstelling van het atoom. Kleine negatieve ionen met een kleine lading komen het gemakkelijkst tot stand.
- De elektronenaffiniteit is relatief klein in vergelijking met de ionisatie-energie en er komt maar weinig energie vrij.
Roosterenergie
- Als de ionisatie-energie en elektronenaffiniteit resulteren in een positief getal, is er nog een factor nodig om de energiebalans gunstig te beïnvloeden.
- Roosterenergie moet energie leveren voor een binding.
Vorming van een ionenpaar
- Elektrostatische aantrekkingskracht trekt tegengestelde ladingen aan, wat zorgt voor meer stabiliteit en het vrijkomen van energie.
Samenkomst van meerdere ionenparen
- Vaste stoffen ontstaan doordat ionenparen samenklonteren.
- Bij de samenkomst van twee ionenparen ontstaan aantrekkingskrachten tussen tegengestelde ladingen en afstotingskrachten tussen gelijke ladingen.
- Aantrekking is groter dan afstoting omdat de afstand tussen tegengestelde ionen korter is.
- De toevoeging van een derde ionenpaar maakt energie vrij en maakt het geheel stabieler.
- De totale energiebalans van de drie omzettingen is gunstig.
- Ionenverbindingen zijn stabieler dan de vrije atomen waaruit ze ontstaan en zullen dus spontaan tot stand komen.
- Roosterenergie (ER) is de hoeveelheid energie die vrijkomt bij de vorming van 1 mol kristallijne verbinding uit de samenstellende positieve en negatieve ionen (in kJ/mol).
Factoren die de roosterenergie beïnvloeden
- Grootte van de ionlading: hoe groter de lading, hoe groter de roosterenergie.
- Grotere lading zorgt voor sterkere elektrostatische aantrekkingskracht.
- Ionenstraal: hoe kleiner de straal, hoe groter de roosterenergie.
- Een kleinere ionstraal zorgt voor een toenemende elektrostatische kracht
- Meerwaardige ionen hebben een grotere lading en dus sterkere aantrekkingskrachten, wat leidt tot een hogere ER.
- De grootte van de ladingen heeft een belangrijker effect op de roosterenergie dan de ionstralen.
- Kristalvorming uit positieve en negatieve ionen maakt energie vrij. De roosterenergie het grootst voor kleine ionen met een grote lading.
- Etot = ER - Ei¡ + EA
Ionlading en stabiliteit van ionverbindingen
- Een stabiele ionverbinding komt energie vrij bij de vorming.
- Hoe meer energie vrijkomt, hoe moeilijker het is de binding te verbreken.
- De roosterenergie en de elektronenaffiniteit moeten zo groot mogelijk zijn, terwijl de ionisatie-energie zo klein mogelijk moet zijn.
Beperking van ladingsmogelijkheden
- Niet alle ionen kunnen stabiel bestaan binnen een ionbinding.
- Ionbindingen kunnen alleen bestaan als de vorming van ionen energetisch gunstig is.
- Kationen mogen geen hoge ionisatie-energie hebben en anionen geen lage elektronenaffiniteit.
- Er kunnen geen ionen gevormd worden die de edelgasconfiguratie overschrijden, omdat de opgeslorpte energie niet meer gecompenseerd kan worden door de roosterenergie.
- Isoëlektrische deeltjes zijn deeltjes met dezelfde edelgasconfiguratie.
- De drijvende kracht bij de vorming van ionen in de a-groepen is de drang de dichtstbijzijnde edelgasconfiguratie te bereiken.
- In een zout zijn ionen met edelgasconfiguratie het stabielst, omdat de energiebalans dan het voordeligst is.
- Negatieve metaalionen evenmin als positieve niet-metaalionen komen niet voor. (kost te veel energie)
- In sommige gevallen is de benodigde energie voor ionisatie of elektronenopname zo groot dat deze niet meer gecompenseerd wordt door de energie die vrijkomt bij de vorming van een ionbinding. In zulke gevallen zijn covalente bindingen energetisch gunstiger en komen daarom vaker voor.
- De meeste verbindingen van overgangselementen zijn ionverbindingen.
- De meeste overgangselementen en de zwaarste elementen uit Illa en IVa geven aanleiding tot ionen met een maximale lading van 3+.
- De ionen bevatten meestal gevulde/halfgevulde laatste schilorbitalen/ edel-of halfedelgasconfiguratie.
- Atomen waarvan geen stabiele ionen tot stand kunnen komen, geven aanleiding tot covalente bindingen.
Stabiliteit van ionverbindingen
- Een ionverbinding is stabieler als er meer energie vrijkomt, d.w.z. als Etot = ER - Ei + EA groter is.
Kwalitatief onderzoek
- Hierbij noteer je per categorie de beste situatie en waarom dit voordeliger is. Aan het eind vergelijk je de ionbindingen.
- Vaak is kwalitatief onderzoek niet haalbaar omdat sommige factoren tegengestelde effecten hebben
- Grotere roosterenergie bij hogere lading vereist meer energie om ionen te vormen.
- Grote positieve ionen zijn makkelijker te vormen, maar leiden tot een kleinere roosterenergie.
- De energie is afhankelijk van de verhouding van positieve en negatieve ionen in het zout.
- Cijfermatig/kwantitatief onderzoek: Etot = ER - Ei + EA
- Vermenigvuldig de waarden als je meerdere ionen van hetzelfde element hebt in een ionbinding
- Ook polyatomische ionen bevatten ionbindingen, zoals ammoniumion, de atomen hierin worden samengehouden door covalente bindingen.
- Polyatomische ionen bestaan uit meerdere atomen.
Afmetingen van ionen
- 'Atoomstraal' is een vrij arbitrair begrip omdat het onmogelijk is om de precieze afstand van de kern tot de elektronendistributie te vinden.
- Voor eenzelfde ion in verschillende bindingen zijn de straalverschillen klein.
- Positieve ionen zijn kleiner en negatieve ionen zijn groter dan de overeenstemmende atomen.
- De ionstraal neemt af in een horizontale reeks bij toenemende kernlading.
- De ionstraal neemt toe in een verticale groep bij toenemend aantal elektronenschillen.
Kristalstructuur van ionverbindingen
- De samenstelling van een ionverbinding is afhankelijk van de ladingen van de betrokken ionen, er moeten evenveel negatieve als positieve ladingen zijn.
Ionroosters
- Vaste stoffen kristalliseren vaak uit in bepaalde vormen, deze macroscopische vorm van een kristal is een gevolg van de inwendige microstructuur die we kunnen afleiden uit de zichtbare vorm.
- De afmetingen en geometrie van de eenheidscel kunnen worden onderzocht met röntgenstralen.
- De eenheidscel is de kleinste structuur die zich in de drie dimensies herhaalt om het kristalrooster te vormen.
- De verhouding van het aantal positieve en negatieve ionen en hun relatieve grootte bepaalt de aard van de eenheidscel.
- Het coördinatiegetal van een ion is het aantal naaste buurionen van dat ion.
- Beide ionen hebben hetzelfde coördinatiegetal als er evenveel positieve als negatieve ionen zijn.
- Het coördinatiegetal van het negatieve ion is de helft van dat van het positieve ion als er tweemaal meer negatieve ionen voorkomen.
- Het zout, de verhouding waarin positieve en negatieve ionen voorkomen en hun relatieve grootte bepaalt de gestapelde manier in een kristalrooster, dit leidt tot verschillende vormen van de eenheidscellen en coördinatiegetallen.
Eigenschappen van ionverbindingen
- Hoog smeltpunt: ionverbindingen hebben een hoog smeltpunt doordat de sterke elektrostatische krachten (coulombkrachten) de ionen in het kristal samengehouden.
- Om een zout te smelten is er dus een grote roosterenergie dat gedeeltelijk overwonnen moet worden(smeltpunt ↑ naarmate roosterenergie ↑)
- Broosheid: ionverbindingen vertonen een geringe vluchtigheid en grote hardheid, maar ze zijn broos (niet vervormbaar).
- Verschuiving door kracht kan gelijknamige ionen tegen elkaar laten komen, hierdoor ontstaat de afstoting tot een breukvlak.
- Ionverbindingen zijn goed oplosbaar in polaire oplosmiddelen zoals water, de wisselwerking tussen de ionladingen, de dipolen en de dipolen van het oplosmiddel is hier de oorzaak van.
- Watermoleculen omringen/dispergeren de ionen en de interactie-energie overwint de ionroosterenergie.
- Elektrolyten
- In oplossing en gesmolten toestand wordt het ionrooster verbroken; vrijgekomen ionen maken hierdoor geleiding van elektrische stroom mogelijk.
- Dit gaat gepaard met chemische omzettingen (elektrolyse).
- Isomorf: Twee stoffen met dezelfde kristalvorm die samen kunnen uitkristalliseren in alle verhoudingen.
- Polymorfie: Het gevolg van een stof zijn omstandigheden, hierdoor ontstaat de vorming van verschillende kristalstructuren.
- Amorf: Vaste stoffen zonder herkenbare kristalstructuur(geen vorm).
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.