Podcast
Questions and Answers
Welke van de volgende beweringen over de toepassing van de DSM in de klinische praktijk is het meest accuraat, gezien de genoemde beperkingen en complexiteit?
Welke van de volgende beweringen over de toepassing van de DSM in de klinische praktijk is het meest accuraat, gezien de genoemde beperkingen en complexiteit?
- De DSM is irrelevant geworden in de moderne psychiatrie vanwege de overmatige nadruk op categorische classificatie en het negeren van individuele variabiliteit.
- De DSM biedt een volledig en onbetwistbaar kader voor het diagnosticeren van psychische stoornissen, waardoor subjectiviteit in de beoordeling wordt geëlimineerd.
- De DSM dient uitsluitend als een instrument voor onderzoek en heeft geen praktische waarde voor clinici die werken met complexe, comorbiditeits-belaste patiënten.
- Ondanks de limitaties, zoals comorbiditeit en de focus op symptomen, biedt de DSM een nuttig, zij het imperfect, referentiekader voor het structureren van klinische beoordelingen en het bevorderen van interprofessionele communicatie. (correct)
In welke zin kan het nastreven van geluk averechts werken, in het licht van complexe levensomstandigheden en psychische gezondheid?
In welke zin kan het nastreven van geluk averechts werken, in het licht van complexe levensomstandigheden en psychische gezondheid?
- De focus op geluk kan leiden tot een vermijding van negatieve emoties, waardoor adaptatie en veerkracht worden belemmerd. (correct)
- Het nastreven van geluk leidt onvermijdelijk tot teleurstelling omdat geluk een illusie is.
- Het nastreven van geluk is een eenvoudige en directe weg naar een bevredigend leven, ongeacht externe omstandigheden.
- Het nastreven van geluk is een intrinsiek narcistische bezigheid die ten koste gaat van altruïsme en sociale verbinding.
Hoe verhoudt de netwerktheorie zich tot de traditionele DSM-benadering bij het conceptualiseren van psychopathologie?
Hoe verhoudt de netwerktheorie zich tot de traditionele DSM-benadering bij het conceptualiseren van psychopathologie?
- De netwerktheorie en de DSM zijn complementair; de eerste biedt een gedetailleerde analyse van symptoomrelaties, terwijl de laatste een algemeen classificatiesysteem biedt.
- De netwerktheorie bevestigt de categorische benadering van de DSM door te wijzen op discrete clusters van symptomen die afzonderlijke stoornissen vormen.
- De netwerktheorie is een uitbreiding van de DSM-benadering, waarbij de nadruk ligt op het identificeren van causale verbanden tussen DSM-gedefinieerde stoornissen.
- De netwerktheorie biedt een alternatief perspectief door te focussen op de dynamische interacties tussen symptomen, in plaats van te zoeken naar onderliggende gemeenschappelijke oorzaken, in tegenstelling tot de DSM. (correct)
Wat is de voornaamste implicatie van het feit dat neurobiologische constructen in de context van RDoC (Research Domain Criteria) vaak niet specifiek genoeg zijn om het volledige spectrum van complexe psychopathologie te verklaren?
Wat is de voornaamste implicatie van het feit dat neurobiologische constructen in de context van RDoC (Research Domain Criteria) vaak niet specifiek genoeg zijn om het volledige spectrum van complexe psychopathologie te verklaren?
Hoe beïnvloedt de aanwezigheid van comorbiditeit de behandeling van psychische stoornissen, rekening houdend met de complexiteit van de interacties tussen verschillende aandoeningen?
Hoe beïnvloedt de aanwezigheid van comorbiditeit de behandeling van psychische stoornissen, rekening houdend met de complexiteit van de interacties tussen verschillende aandoeningen?
Welke van de volgende stellingen over angststoornissen is het meest correct, gezien de nuances in de aard van angstresponses?
Welke van de volgende stellingen over angststoornissen is het meest correct, gezien de nuances in de aard van angstresponses?
Welke cruciale verschuiving markeert de netwerktheorie ten opzichte van traditionele etiologische modellen in de psychopathologie?
Welke cruciale verschuiving markeert de netwerktheorie ten opzichte van traditionele etiologische modellen in de psychopathologie?
In hoeverre beïnvloedt neuroticisme de ontwikkeling en instandhouding van psychische stoornissen, gelet op de rol ervan als een gemeenschappelijke basis factor?
In hoeverre beïnvloedt neuroticisme de ontwikkeling en instandhouding van psychische stoornissen, gelet op de rol ervan als een gemeenschappelijke basis factor?
Welke overweging is cruciaal bij het toepassen van 'motiverende gespreksvoering' (MGV) in de context van psychische aandoeningen?
Welke overweging is cruciaal bij het toepassen van 'motiverende gespreksvoering' (MGV) in de context van psychische aandoeningen?
Wat is de meest accurate beschrijving van de relatie tussen trauma en PTSS (Posttraumatische Stressstoornis)?
Wat is de meest accurate beschrijving van de relatie tussen trauma en PTSS (Posttraumatische Stressstoornis)?
Hoe verschilt de cognitieve benadering van Beck ten aanzien van depressie van de leertheorie van Lewinsohn?
Hoe verschilt de cognitieve benadering van Beck ten aanzien van depressie van de leertheorie van Lewinsohn?
Welke implicatie heeft de vaststelling dat een hogere sessiefrequentie bij psychotherapie leidt tot minder uitval en een snellere respons, in de context van beperkte middelen en lange wachtlijsten?
Welke implicatie heeft de vaststelling dat een hogere sessiefrequentie bij psychotherapie leidt tot minder uitval en een snellere respons, in de context van beperkte middelen en lange wachtlijsten?
In welk opzicht verschilt de ICD van de DSM in haar benadering van diagnostiek?
In welk opzicht verschilt de ICD van de DSM in haar benadering van diagnostiek?
Hoe kan men het beste de potentiële vertekening ('bias') van een patiënt in een dokter-patiënt relatie minimaliseren, met name als het gaat om het uitvragen van klachten?
Hoe kan men het beste de potentiële vertekening ('bias') van een patiënt in een dokter-patiënt relatie minimaliseren, met name als het gaat om het uitvragen van klachten?
Wat is de potentiële valkuil van het uitsluitend vertrouwen op farmacotherapie als behandelmethode bij psychische stoornissen, zonder aandacht te besteden aan psychologische interventies?
Wat is de potentiële valkuil van het uitsluitend vertrouwen op farmacotherapie als behandelmethode bij psychische stoornissen, zonder aandacht te besteden aan psychologische interventies?
Hoe kan de integratie van 'common-elements treatment approach' (CETA) en gepersonaliseerde behandeling bijdragen aan een effectievere aanpak van complexe psychische stoornissen?
Hoe kan de integratie van 'common-elements treatment approach' (CETA) en gepersonaliseerde behandeling bijdragen aan een effectievere aanpak van complexe psychische stoornissen?
Wat is de voornaamste beperking van het gebruik van zelfrapportage als enige methode van dataverzameling in onderzoek naar psychopathologie?
Wat is de voornaamste beperking van het gebruik van zelfrapportage als enige methode van dataverzameling in onderzoek naar psychopathologie?
Waarom is het cruciaal om omgevingsfactoren in acht te nemen bij het diagnosticeren en behandelen van psychische stoornissen?
Waarom is het cruciaal om omgevingsfactoren in acht te nemen bij het diagnosticeren en behandelen van psychische stoornissen?
In welke context kan het concept 'veiligheidsgedrag' (zoals vermijdingsgedrag) paradoxaal genoeg bijdragen aan het in stand houden van angststoornissen?
In welke context kan het concept 'veiligheidsgedrag' (zoals vermijdingsgedrag) paradoxaal genoeg bijdragen aan het in stand houden van angststoornissen?
Waarom is kennis van comorbiditeit essentieel bij de behandeling van OCD (Obsessieve-Compulsieve Stoornis)?
Waarom is kennis van comorbiditeit essentieel bij de behandeling van OCD (Obsessieve-Compulsieve Stoornis)?
Hoe kan de 'verhouding verandertaal' (motiverende gespreksvoering) worden gebruikt om de therapietrouw en motivatie van een cliënt te voorspellen?
Hoe kan de 'verhouding verandertaal' (motiverende gespreksvoering) worden gebruikt om de therapietrouw en motivatie van een cliënt te voorspellen?
Welke invloed heeft 'dissociatie' als specificatie van PTSS op de behandeling en prognose?
Welke invloed heeft 'dissociatie' als specificatie van PTSS op de behandeling en prognose?
Waarom is het belangrijk om de neuropsychologische mechanismen achter ADHD te begrijpen, in plaats van alleen te focussen op de gedragssymptomen?
Waarom is het belangrijk om de neuropsychologische mechanismen achter ADHD te begrijpen, in plaats van alleen te focussen op de gedragssymptomen?
In hoeverre speelt erfelijkheid een rol bij de etiologie van ADHD, en wat zijn de implicaties voor de behandeling?
In hoeverre speelt erfelijkheid een rol bij de etiologie van ADHD, en wat zijn de implicaties voor de behandeling?
Hoe kunnen 'coping of camouflaging strategieën' de diagnose van autisme bij volwassenen bemoeilijken?
Hoe kunnen 'coping of camouflaging strategieën' de diagnose van autisme bij volwassenen bemoeilijken?
Hoe kunnen we de invloed van hormonen op de hersenen het beste omschrijven?
Hoe kunnen we de invloed van hormonen op de hersenen het beste omschrijven?
Met welke ethische overweging moet men rekening houden bij het toepassen van 'motiverende gespreksvoering' (MGV) bij verslavingsproblematiek, gezien de potentiële ambivalentie van de cliënt ten opzichte van verandering?
Met welke ethische overweging moet men rekening houden bij het toepassen van 'motiverende gespreksvoering' (MGV) bij verslavingsproblematiek, gezien de potentiële ambivalentie van de cliënt ten opzichte van verandering?
Flashcards
Het bos zien ipv de blaadjes
Het bos zien ipv de blaadjes
Het vermogen om het grotere geheel te zien, in plaats van de details.
Gespecialiseerde GGZ
Gespecialiseerde GGZ
Gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg; behandelt ernstige psychische problemen en comorbiditeit.
Essentieel voor een goed leven
Essentieel voor een goed leven
Verbinding en een simpeler leven leiden.
Klinische interview
Klinische interview
Signup and view all the flashcards
Momentopname
Momentopname
Signup and view all the flashcards
Omgeving in onderzoek
Omgeving in onderzoek
Signup and view all the flashcards
DSM
DSM
Signup and view all the flashcards
Criterium A (DSM)
Criterium A (DSM)
Signup and view all the flashcards
Criterium B+C (DSM)
Criterium B+C (DSM)
Signup and view all the flashcards
Limitaties DSM
Limitaties DSM
Signup and view all the flashcards
RDOC
RDOC
Signup and view all the flashcards
Nadeel RDOC
Nadeel RDOC
Signup and view all the flashcards
Comorbiditeit stoornissen
Comorbiditeit stoornissen
Signup and view all the flashcards
Angststoornissen: abnormaliteit
Angststoornissen: abnormaliteit
Signup and view all the flashcards
Cruciale elementen angst
Cruciale elementen angst
Signup and view all the flashcards
Richting piekeren
Richting piekeren
Signup and view all the flashcards
Etiologie angststoornissen
Etiologie angststoornissen
Signup and view all the flashcards
Wat zijn vermijdingsgedrag
Wat zijn vermijdingsgedrag
Signup and view all the flashcards
CGT behandeling
CGT behandeling
Signup and view all the flashcards
Netwerk theorie
Netwerk theorie
Signup and view all the flashcards
Kenmerken netwerk theorie
Kenmerken netwerk theorie
Signup and view all the flashcards
DSM ordening
DSM ordening
Signup and view all the flashcards
Activatie netwerk symptomen
Activatie netwerk symptomen
Signup and view all the flashcards
Hysteresis
Hysteresis
Signup and view all the flashcards
OCS kenmerken
OCS kenmerken
Signup and view all the flashcards
Behandeling OCS
Behandeling OCS
Signup and view all the flashcards
Leertheorie OCD
Leertheorie OCD
Signup and view all the flashcards
Motiverende gespreksvoering
Motiverende gespreksvoering
Signup and view all the flashcards
Symptomen A-criterium PTSS
Symptomen A-criterium PTSS
Signup and view all the flashcards
B-criterium intrusies
B-criterium intrusies
Signup and view all the flashcards
C-criterium PTSS
C-criterium PTSS
Signup and view all the flashcards
Depressie kenmerken
Depressie kenmerken
Signup and view all the flashcards
Psychologische factoren Depressie
Psychologische factoren Depressie
Signup and view all the flashcards
Behandelingen depressie
Behandelingen depressie
Signup and view all the flashcards
Negatieve cognities
Negatieve cognities
Signup and view all the flashcards
Secties DSM-5
Secties DSM-5
Signup and view all the flashcards
Assessment tools
Assessment tools
Signup and view all the flashcards
Stadiering ontwikkeling
Stadiering ontwikkeling
Signup and view all the flashcards
DSM overlap
DSM overlap
Signup and view all the flashcards
RDOC onderzoek
RDOC onderzoek
Signup and view all the flashcards
Study Notes
College 1: Inleiding tot Psychopathologie
- In plaats van de details, bekijk het grotere geheel.
- GGZ kent twee soorten: basis en gespecialiseerde (voor ernstige gevallen en comorbiditeit).
- Het nastreven van geluk kan averechts werken, het leven is complex.
- Een verbinding aangaan en een simpeler leven leiden kan belangrijk zijn.
Onderzoek
- Zelfrapportage, klinische interviews, momentopnames en iemands omgeving zijn allemaal belangrijk.
- Een positieve kant aan een onderliggend probleem kan het in stand houden; controledrang kan motivatie opleveren.
DSM
- Criterium A bevat de belangrijkste kenmerken.
- Criterium B+C geeft belangrijke aanvullende kenmerken.
- Daarna volgen meer uitsluitingscriteria.
- Comorbiditeit, onduidelijke afbakening en gerichtheid op symptomen zijn beperkingen.
- Er zijn onderzoeks criteria (Symptoomcluster), taxonomie en netwerk theorieën.
- RDOC verklaart biologische oorzaken en biedt bouwblokken voor onderzoek.
- Neurobiologische constructen zijn niet specifiek en verklaren een klein deel.
HTOP
- Er is comorbiditeit van stoornissen (spectrum).
- Er is een overzicht van samenhang tussen stoornissen.
- Combinaties van uitersten zijn niet mogelijk.
- De inhoud van de factor is onbekend.
Netwerk Theorie
- Individuele benadering van symptomen en hun samenhang is belangrijk.
- Er is een correlatie, maar geen causaliteit.
College 2: Angststoornissen
- Abnormaliteit is de intensiteit van angst, niet de aard.
- Cruciale elementen zijn de angstreactie (CS = voorspeller, US = gevaar, CR = reactie), veiligheidsgedrag/vermijding, en emotie reactie op CS (5G’s).
- Er is vaak comorbiditeit met angststoornissen, depressie en andere stoornissen (50%).
- Piekeren is bij angst meer toekomstgericht, bij depressie meer verleden gericht.
- Etiologie omvat neuroticisme, life events, informatieverwerking en interpretatiebias.
- Vermijdingsgedrag kan veiligheid bieden en homofonen kunnen angst oproepen
- CGT wordt gebruikt bij behandeling, denk aan cognitieve vertekeningen en exposure.
College 3: Netwerktheorie
- Symptomatologie komt niet door 1 gemeenschappelijk oorzaak, maar door symptomen die elkaar beïnvloeden.
- Er is een hoge prevalentie, onbekende etiologie, beperkte effectiviteit, hoge terugval en lange wachtlijsten.
- De DSM is nuttig voor orde, maar de praktijk laat minder duidelijke scheidslijnen zien.
- Heterogeniteit en comorbiditeit zijn veelvoorkomend.
- Een dikkere lijn in een netwerk van symptomen is sterker en rood staat voor negatieve relaties.
- Het netwerk is een reflectie van de ingevoerde data.
- Externe invloeden (bijv. een afwijkend brein) kunnen symptomen activeren.
- Er is geen eenduidig biologisch mechanisme.
- Een vicieuze cirkel kan ook de andere kant op gaan.
- Hysteresis betekent dat een externe factor die het eerste symptoom activeerde, verdwenen is, maar de symptomen blijven.
- De symptoomsterkte is de optelsom van alle connecties.
- Symptomen die vaker voorkomen zijn voorspellender.
College 4: Obsessieve-Compulsieve Stoornis (OCS)
- Obsessies zijn intrusieve/verontrustende gedachten die onderdrukt/geneutraliseerd worden.
- Compulsies zijn gedragingen als respons op obsessies, repetitief en angstreducerend.
- Prevalentie: 1-3% van de volwassenen.
- Comorbiditeit: 30-55% met depressie, 25% angststoornissen, 8% eetstoornis, 5% met Tourettes.
- Behandelingen: Exposure en Respons Preventie (ERP) en cognitieve therapie.
- De leertheorie stelt dat obsessies angst veroorzaken, compulsies angst reduceren en daarmee negatieve bekrachtiging optreedt.
- Veiligheidshandelingen (passief vermijden of actief wassen) kunnen dit in stand houden.
- Nieuwe associaties kunnen worden geleerd door exposure en de oude associatie wordt onderdrukt (inhibitoire leren).
- Motiverende gespreksvoering omvat empathie, reflectief luisteren, cognitieve dissonantietheorie en zelfperceptietheorie.
Posttraumatische Stressstoornis (PTSS)
- Trauma is niet gelijk aan PTSS.
- Symptomen A-criterium: ingrijpende gebeurtenis met 4 symptoomclusters (intrusies, vermijding, negatieve cognities, prikkelbaarheid).
- Emotioneel misbruik/verwaarlozing is geen A-criterium.
- Veiligheid, rechtvaardigheid, juistheid missen na trauma; gevoel van dreiging.
- Prevalentie: levenslang 8,7% (NL 7,8%), 12-maanden 3,5%.
- Comorbiditeit: 20-30% verslavingsproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek/psychotische stoornis.
- Risicofactoren: pretrauma (genetisch, geslacht, leeftijd, SES, eerdere trauma's, psychopathologie), peritrauma (ernst, negatieve cognities, emoties) en posttrauma variabelen (sociale steun, coping, nieuwe life events).
- Specificaties: dissociatieve subtype en chronische vs enkelvoudige trauma.
- Weinig herinnering aan trauma--> wel associaties.
College 5: Depressie
- Symptomen omvatten sombere stemming en/of verlies van interesse/plezier, met heterogeniteit in de presentatie.
Ontstaan
- Psychologische factoren omvatten de theorie van Lewinsohn (operante conditionering), de cognitieve theorie van Beck (negatief zelfbeeld, wereldbeeld, toekomstbeeld), aangeleerde hulpeloosheid en evolutionaire benaderingen.
- Biologische en sociale factoren, zoals life events/stress, spelen ook een rol.
- Hoge comorbiditeit (65%) geeft een slechtere prognose, en angststoornissen leiden vaak tot slechtere uitkomsten.
- Persoonlijkheidsstoornissen (45%) hebben geen negatieve impact op behandeling, maar alcoholmisbruik (12-30%) wel.
- Behandelingen omvatten CGT, IPT, kortdurende psychodynamische therapie, problem-solving therapy, gedragsactivatie (BAT) en mindfulness-based cognitieve therapie.
- Een hogere sessiefrequentie zorgt voor minder uitval en een snellere respons.
College 6: DSM-5
- De DSM-5 is onderverdeeld in drie secties: basisprincipes, stoornissen en opkomende criteria.
- Het bevat aandoeningen die verdere studie vereisen, maar nog niet officieel zijn opgenomen, zoals caffeine use disorder, internet gaming disorder en suicide behavior disorder.
- Toegevoegde aandoeningen zijn prolonged grief disorder, unspecified mood disorder en stimulant-induced mild neurocognitive disorder.
- DSM-criteria vereisen een coherente set van symptomen (syndroom) die gepaard gaan met lijden en disfunctioneren.
- Het syndroom is verbonden met verstoringen in psychobiologische processen, is te onderscheiden en bruikbaar voor diagnostiek.
- De voordelen van de DSM wegen op tegen de nadelen (bijv. medicalisering).
- De ICD omvat alle ziekten (niet alleen mentale) en wordt gebruikt in de derde wereld (simpele taal) - DSM-5 is voornamelijk westers.
- WHODAS evalueert cognitie, mobiliteit, zelfzorg, omgang met mensen, activiteiten en maatschappelijke participatie.
- Transdiagnostisch betekent aandacht voor aspecten die stoornissen overstijgen/ gemeenschappelijk zijn, focus op overeenkomsten ipv verschillen.
Profilering
- Profilering: beschrijving van factoren die elk stadium kenmerken.
- Omgevingskenmerken, biologische- kenmerken, klinische kenmerken.
- Overlap in DSM-symptomen leidt tot comorbiditeit, wel eenduidigheid van diagnoses (behandeling onderzoek)
- Alternatief voor DSM-diagnoses is netwerkbenadering
Belangrijke punten
- Kortere behandeling, eenvoudiger opleiding en minder terugval (in theorie)
- Onderliggende (neuro)biologie - medicatie, leertheorie en cognitieve bias
- Gemeenschappelijke basis factoren zijn neuroticisme, perfectionisme, vermijding, cognitieve bias en emotieregulatie
- One size fits all behandeling(Unified protocol) voegt protocollen/pakketjes samen op basis van onderliggend affect
- Doel: aandacht emoties, cognitieve flexibiliteit en emotionele ontwikkeling
- Niet voor iedereen hele protocol nodig
- My size fits me- gepersonaliseerde behandeling en Common-elements treatment approach
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.