Podcast
Questions and Answers
Wat zijn impliciete kosten?
Wat zijn impliciete kosten?
Wat betekent het begrip 'opportuniteitskosten'?
Wat betekent het begrip 'opportuniteitskosten'?
Wat is 'economic rent'?
Wat is 'economic rent'?
Wat houdt 'efficiëntie' in binnen een economie?
Wat houdt 'efficiëntie' in binnen een economie?
Signup and view all the answers
Wat is een belangrijke valkuil bij beslissingen in de marge?
Wat is een belangrijke valkuil bij beslissingen in de marge?
Signup and view all the answers
Wat is een comparatief voordeel?
Wat is een comparatief voordeel?
Signup and view all the answers
Wat gebeurt er met de vraagcurve als de prijs van substitutiegoederen toeneemt?
Wat gebeurt er met de vraagcurve als de prijs van substitutiegoederen toeneemt?
Signup and view all the answers
Wat is de wet van het afnemende grensnut?
Wat is de wet van het afnemende grensnut?
Signup and view all the answers
Wat betreft het aanbod, wat beïnvloedt een verschuiving naar rechts van de aanbodcurve?
Wat betreft het aanbod, wat beïnvloedt een verschuiving naar rechts van de aanbodcurve?
Signup and view all the answers
Wat beschrijft consumentensurplus?
Wat beschrijft consumentensurplus?
Signup and view all the answers
Wat gebeurt er met de aanbodcurve als er meer aanbieders bijkomen?
Wat gebeurt er met de aanbodcurve als er meer aanbieders bijkomen?
Signup and view all the answers
Wat is een gevolg van hoge verwachtingen van toekomstige prijzen voor de vraag?
Wat is een gevolg van hoge verwachtingen van toekomstige prijzen voor de vraag?
Signup and view all the answers
Welke van de volgende factoren kan de gevraagde hoeveelheid beïnvloeden?
Welke van de volgende factoren kan de gevraagde hoeveelheid beïnvloeden?
Signup and view all the answers
Wat is een mogelijke oorzaak van een solvabiliteitsprobleem voor banken?
Wat is een mogelijke oorzaak van een solvabiliteitsprobleem voor banken?
Signup and view all the answers
Waarom grijpt de overheid in bij banken die 'too big to fail' zijn?
Waarom grijpt de overheid in bij banken die 'too big to fail' zijn?
Signup and view all the answers
Welke strategieën worden banken gestimuleerd om te volgen door het concept van Moral Hazard?
Welke strategieën worden banken gestimuleerd om te volgen door het concept van Moral Hazard?
Signup and view all the answers
Wat bepaalt volgens de theorie van handel tussen twee landen vooral hun handelsvolume?
Wat bepaalt volgens de theorie van handel tussen twee landen vooral hun handelsvolume?
Signup and view all the answers
Wat is een put optie?
Wat is een put optie?
Signup and view all the answers
Wat is een kenmerk van comparatieve voordelen volgens David Ricardo?
Wat is een kenmerk van comparatieve voordelen volgens David Ricardo?
Signup and view all the answers
Wat beschrijft short selling het beste?
Wat beschrijft short selling het beste?
Signup and view all the answers
Wat gebeurt er als de lonen in een land stijgen boven de productiviteitsratio?
Wat gebeurt er als de lonen in een land stijgen boven de productiviteitsratio?
Signup and view all the answers
Wat zijn derivaten?
Wat zijn derivaten?
Signup and view all the answers
Wat is een mogelijk gevolg van een bedrijf dat concurrentieverlies lijdt ondanks productieve voordelen?
Wat is een mogelijk gevolg van een bedrijf dat concurrentieverlies lijdt ondanks productieve voordelen?
Signup and view all the answers
Wat is de zwakke vorm van de Efficient Market Hypothesis?
Wat is de zwakke vorm van de Efficient Market Hypothesis?
Signup and view all the answers
Wat is een voorbeeld van een 'addiction to credit' bij banken?
Wat is een voorbeeld van een 'addiction to credit' bij banken?
Signup and view all the answers
Wat beschrijft de fase van realisatie van overwaardering tijdens een beursbubble het beste?
Wat beschrijft de fase van realisatie van overwaardering tijdens een beursbubble het beste?
Signup and view all the answers
Wat is een cruciaal kenmerk van een 'bubble' op de aandelenmarkt?
Wat is een cruciaal kenmerk van een 'bubble' op de aandelenmarkt?
Signup and view all the answers
Wat is 'Animal Spirits' volgens J.M. Keynes?
Wat is 'Animal Spirits' volgens J.M. Keynes?
Signup and view all the answers
Welke van de volgende verklaringen over obligatie- en aandelenprijsfluctuaties is correct?
Welke van de volgende verklaringen over obligatie- en aandelenprijsfluctuaties is correct?
Signup and view all the answers
Wat is het effect van horizontale FDI op de arbeidsmarkt?
Wat is het effect van horizontale FDI op de arbeidsmarkt?
Signup and view all the answers
Wat wordt bedoeld met 'ambiguïteit' in gedragseconomie?
Wat wordt bedoeld met 'ambiguïteit' in gedragseconomie?
Signup and view all the answers
Wat beschrijft de Prospect Theory het beste?
Wat beschrijft de Prospect Theory het beste?
Signup and view all the answers
Wat is een kenmerk van 'bounded rationality'?
Wat is een kenmerk van 'bounded rationality'?
Signup and view all the answers
Wat is de Ellsberg Paradox een voorbeeld van?
Wat is de Ellsberg Paradox een voorbeeld van?
Signup and view all the answers
Wat vertelt 'Ambiguity Aversion' ons over menselijk gedrag?
Wat vertelt 'Ambiguity Aversion' ons over menselijk gedrag?
Signup and view all the answers
Welke van de volgende effecten wordt niet vaak genoemd als gevolg van globalisering?
Welke van de volgende effecten wordt niet vaak genoemd als gevolg van globalisering?
Signup and view all the answers
Wat is een kritiekpunt op de voordelen van globalisering?
Wat is een kritiekpunt op de voordelen van globalisering?
Signup and view all the answers
Study Notes
Inleiding
- Productiefactoren: Kapitaal (K), Arbeid (A), Natuur (N), Ondernemerschap (O)
- Schaarste: De behoefte is groter dan de beschikbare middelen.
- Consequenties van schaarste: Keuzes maken, competitie, optimale allocatie van middelen, efficiëntie en ongelijkheid.
- Economische groei: Toename in volume en/of waarde van interactie tussen productiefactoren.
- Opportuniteitskosten: De waarde van het best mogelijke alternatief dat je opgeeft door een bepaalde keuze te maken.
- Impliciete kosten: Opportuniteitskosten.
- Expliciete kosten: Monetaire kosten.
- Economische kosten: Impliciete + expliciete kosten.
- Economic rent: Het verschil tussen de waarde van je keuze en de economische kosten.
- Efficiëntie: Kosten en baten afwegen.
- Beslissingen in de marge: Focus op de extra kosten en baten van een extra eenheid, niet kijken naar verzonken kosten (kosten die al gemaakt zijn en niet meer terug te verdienen zijn).
- Onbedoelde gevolgen: Een actie kan onvoorziene en ongewenste effecten hebben.
- Evenwicht: Het punt waar vraag en aanbod elkaar ontmoeten.
- Ceteris Paribus: "Al het andere blijft gelijk". Een belangrijk principe in economische modellen om de invloed van één variabele te isoleren.
- Associatie vs causatie: Correlatie tussen twee variabelen betekent niet noodzakelijkerwijs causale verbanden.
Handel
- Terms of trade: De prijs waartegen je bereid bent te handelen.
- Kosten van handel: Transactiekosten beïnvloeden de haalbaarheid van handel.
- Third-party effecten: Handel kan negatieve gevolgen hebben voor derden die niet direct bij de transactie betrokken zijn.
- Comparatief voordeel: Een land heeft een comparatief voordeel in de productie van een goed als het dat goed kan produceren tegen lagere opportuniteitskosten dan andere landen.
- Nudging: Niet-financiële stimulansen om gedrag te beïnvloeden.
Markten
-
Vraag:
- Relatieve prijzen: De prijs van een goed in verhouding tot de prijs van andere goederen.
- Wet van het afnemende grensnut: Het nut dat je ervaart van het consumeren van extra eenheden van een goed neemt af naarmate je meer consumeert.
- Verschuiving van de vraagcurve: Verandering in de gevraagde hoeveelheid als gevolg van factoren anders dan de eigen prijs van het goed.
- Verschuiving langs de vraagcurve: Verandering in de gevraagde hoeveelheid als gevolg van een verandering in de eigen prijs van het goed.
- Factoren die de vraag beïnvloeden: Inkomen, voorkeuren, prijzen van substitutiegoederen, prijzen van complementaire goederen, aantal afnemers, verwachtingen van toekomstige prijzen.
-
Aanbod:
- Verschuiving van de aanbodcurve: Verandering in de aangeboden hoeveelheid als gevolg van factoren anders dan de eigen prijs van het goed.
- Verschuiving langs de aanbodcurve: Verandering in de aangeboden hoeveelheid als gevolg van een verandering in de eigen prijs van het goed.
- Factoren die het aanbod beïnvloeden: Prijzen van productiemiddelen, technologie, aantal aanbieders, verwachtingen van toekomstige prijzen, belastingen en subsidies, overheidsbeperkingen.
- Evenwicht: Het punt waar vraag en aanbod elkaar ontmoeten.
- Consumentensurplus: Het verschil tussen de maximale prijs die een consument bereid is te betalen en de daadwerkelijke prijs die hij betaalt.
- Producentensurplus: Het verschil tussen de prijs die een producent ontvangt en de minimale prijs die hij bereid is te accepteren voor het product.
- Put-optie: De optie om een bepaald aandeel tegen een bepaalde prijs te verkopen op een bepaald moment.
- Short selling/ short gaan: Het verkopen van aandelen die je nog niet hebt met de hoop koerswinst te behalen.
- Derivaten: Beleggingsinstrumenten die hun waarde ontlenen aan de waarde van een ander goed (onderliggende waarde), zoals aandelen en obligaties.
- Efficiënte markt hypothese (EMH): De theorie dat alle openbare informatie en toekomstverwachtingen verwerkt zitten in de prijs van een aandeel.
-
Vormen van de EMH:
- Weak form: De huidige prijs is tot stand gekomen door prijsinformatie uit het verleden.
- Semi-strong form: Publiek toegankelijke informatie beïnvloedt de prijs direct.
- Strong form: Ook niet-publiek toegankelijke informatie (private informatie) beïnvloedt de prijs direct.
Financiële Crises
- Argument tegen de EMH: Bubbles: Een snelle, significante stijging van de prijs van een aandeel, gedreven door verwachtingen van toekomstige prijsstijgingen.
-
Fases van een bubble:
- Snelle stijging van aandelenprijzen: Steeds meer mensen kopen het aandeel door verwachtingen van toekomstige prijsstijgingen.
- Realisatie van overwaardering: Mensen realiseren zich dat de prijs te hoog is en beginnen te verkopen.
- Snelle herwaardering - paniek: Paniekverkoop leidt tot een snelle prijsdaling.
- Animal Spirits (Keynes): Emoties en instincten die de beslissingen van investeerders beïnvloeden en leiden tot irrationeel gedrag.
- Firesale: Het snel verkopen van een grote hoeveelheid activa (bijvoorbeeld huizen) om snel aan geld te komen, wat vaak een verlaging van de prijzen veroorzaakt.
- Too big to fail: Grote banken worden gered door de overheid omdat hun faillissement te veel schade zou veroorzaken voor de economie.
- Moral Hazard: Opportunistisch gedrag van banken omdat ze verwachten dat de overheid hen zal redden als ze in moeilijkheden komen.
- Addiction to credit: Banken nemen meer en meer risico omdat ze weten dat ze in geval van faillissement gered zullen worden.
- Leverage ratio: De verhouding tussen schulden en eigen vermogen. Een hogere leverage ratio betekent een hoger risico.
Internationale Economie
- Openheid van een land: De som van export en import als percentage van het BBP.
- Factoren die handel beïnvloeden: Omvang van de landen, afstand tussen de landen.
-
Redenen voor handel:
- Mercantilisme: De gedachte dat export belangrijker is dan import.
- Specialisatie (Adam Smith): Landen specialiseren zich in de productie van goederen waar ze een voordeel in hebben.
- Comparatieve voordelen (Ricardo): Landen specialiseren zich in goederen waar ze een comparatief voordeel in hebben, zelfs als ze niet het absolute voordeel hebben.
- Horizontale FDI: Directe buitenlandse investeringen in dezelfde branche in een ander land.
- Verticale FDI: Directe buitenlandse investeringen in verschillende stadia van de productieketen in een ander land.
- Effecten van handel: Verandering in de productmarkt, productiefactorenmarkt, spillovers (technologische vooruitgang, geld), werkgelegenheid, output, lonen.
-
Kritiek op handel en globalisering:
- Individuele bedrijven kunnen verliezen: Ook winstgevende bedrijven kunnen in competitie met het buitenland verliezen.
- Verlies voor laagopgeleide werknemers: Lagere lonen en werkloosheid voor laagopgeleide werknemers door concurrentie uit lage loonlanden.
- Vorm van de kritiek: Het negatieve effect voor individuen of bedrijven is zichtbaar, terwijl de positieve effecten voor de economie als geheel minder duidelijk zijn.
- Machtsverschillen: Grote organisaties hebben meer macht dan individuen of groepen.
- Slechte arbeidsomstandigheden: De slechte arbeidsomstandigheden in productieprocessen in ontwikkelingslanden.
- Methodologie: De uitkomsten van onderzoeken over de effecten van handel hangen sterk af van de gebruikte methodologie.
Gedragseconomie
- Begrensde rationaliteit: Mensen zijn niet altijd rationeel in hun keuzes en worden beïnvloed door biases.
- Verwachte waarde: De gemiddelde waarde die je verwacht te ontvangen bij een gok.
- Ellsberg Paradox: De aard van onzekerheid beïnvloedt de keuze, zelfs als de verwachte opbrengst gelijk is.
-
Kans:
- Risico: De kans is bekend.
- Ambiguïteit: De kans is niet te meten.
- Ambiguity aversion: De neiging om ambiguïteit te vermijden, zelfs als de verwachte opbrengst gelijk is.
-
Afwijkingen van de rationele keuzetheorie:
- Primaat van eigen opbrengsten: Mensen geven voorrang aan eigen opbrengsten, ten koste van collectieve opbrengsten.
- Gebruik van informatie: Mensen gebruiken niet altijd alle beschikbare informatie bij het maken van keuzes.
- Incalculeren onzekerheid: Mensen zijn niet altijd goed in het inschatten van risico.
- Stabiele voorkeuren: Voorkeuren zijn niet altijd stabiel en kunnen veranderen door emoties en context.
- Geen emoties: Mensen laten zich leiden door emoties, wat hun beslissingen kan beïnvloeden.
- Rationeel verdisconteren van de toekomst: Mensen zijn niet altijd goed in het inschatten van de waarde van toekomstige voordelen.
- Prospect Theory: Verliezen doet meer pijn dan winst geluk geeft. Mensen nemen meer risico als ze al aan het verliezen zijn, en minder risico als ze aan het winnen zijn.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Related Documents
Description
Dit quiz behandelt de basisprincipes van de economie, waaronder productiefactoren, schaarste, opportuniteitskosten en economische groei. Leer meer over hoe beslissingen worden genomen aan de hand van kosten en baten. Test je kennis over de kernconcepten van de economische theorie.