Inleiding tot de economie

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson
Download our mobile app to listen on the go
Get App

Questions and Answers

Wat is de fundamentele reden waarom economie zich bezighoudt met het maken van keuzes?

  • Omdat bedrijven altijd streven naar maximale winst.
  • Omdat er altijd internationale handel is.
  • Omdat de overheid de economie moet reguleren.
  • Omdat mensen altijd meer willen dan ze kunnen krijgen. (correct)

De wet van het aanbod stelt dat, ceteris paribus, de aangeboden hoeveelheid van een goed daalt als de prijs stijgt.

False (B)

Wat wordt bedoeld met de term 'marktfalen'?

Een situatie waarin de markt niet in staat is om middelen efficiënt te alloceren.

Het verschil tussen de prijs die consumenten bereid zijn te betalen en de daadwerkelijke marktprijs wordt aangeduid als ______.

<p>consumentensurplus</p>
Signup and view all the answers

Match de volgende concepten met hun juiste beschrijving:

<p>Inflatie = Een algemene stijging van het prijsniveau in een economie. Deflatie = Een algemene daling van het prijsniveau in een economie. Werkloosheid = Het percentage van de beroepsbevolking dat geen werk heeft. Economische groei = De toename van de productie van goederen en diensten in een economie.</p>
Signup and view all the answers

Welke van de volgende opties is een voorbeeld van een publiek goed?

<p>Nationale defensie. (D)</p>
Signup and view all the answers

Macro-economie bestudeert voornamelijk het gedrag van individuele consumenten en bedrijven.

<p>False (B)</p>
Signup and view all the answers

Wat is het bruto binnenlands product (BBP)?

<p>De totale waarde van alle goederen en diensten die in een land worden geproduceerd gedurende een bepaalde periode.</p>
Signup and view all the answers

Het gebruik van overheidsuitgaven en belastingen om de economie te beïnvloeden staat bekend als ______.

<p>fiscaal beleid</p>
Signup and view all the answers

Wat is een handelstekort?

<p>Wanneer de import groter is dan de export. (B)</p>
Signup and view all the answers

Protectionisme bevordert vrijhandel tussen landen.

<p>False (B)</p>
Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkste verschil tussen kapitalisme en socialisme?

<p>In het kapitalisme zijn de productiemiddelen in particulier bezit, terwijl ze in het socialisme in gemeenschappelijk bezit zijn.</p>
Signup and view all the answers

De waarde van de beste alternatieve aanwending van een middel staat bekend als ______.

<p>opportuniteitskosten</p>
Signup and view all the answers

Wat meet elasticiteit in de economie?

<p>De gevoeligheid van vraag of aanbod voor veranderingen in prijs of andere factoren. (B)</p>
Signup and view all the answers

Een begrotingstekort ontstaat wanneer de overheidsinkomsten hoger zijn dan de overheidsuitgaven.

<p>False (B)</p>
Signup and view all the answers

Wat is het doel van monetair beleid?

<p>Het beïnvloeden van de economie door het aanpassen van de geldhoeveelheid en rentetarieven.</p>
Signup and view all the answers

Een marktsituatie waarin er slechts één aanbieder is van een bepaald goed of dienst, wordt een ______ genoemd.

<p>monopolie</p>
Signup and view all the answers

Wat is een externaliteit?

<p>Een kost of bate die een economische transactie heeft op een derde partij die geen deel uitmaakt van de transactie. (A)</p>
Signup and view all the answers

Globalisering verwijst naar de afname van economische, politieke en culturele integratie tussen landen.

<p>False (B)</p>
Signup and view all the answers

Waarom zijn economische modellen nuttig?

<p>Ze zijn vereenvoudigde representaties van de werkelijkheid die worden gebruikt om economische verschijnselen te analyseren en te voorspellen.</p>
Signup and view all the answers

Flashcards

Economie

Het bestudeert hoe mensen keuzes maken in een wereld van schaarste.

Schaarste

De beschikbare middelen zijn beperkt, terwijl de behoeften en wensen onbegrensd zijn.

Micro-economie

Het gedrag van individuele economische agenten (consumenten, bedrijven) en individuele markten.

Vraag

De hoeveelheid van een goed die consumenten willen kopen tegen een bepaalde prijs.

Signup and view all the flashcards

Aanbod

De hoeveelheid van een goed die producenten willen verkopen tegen een bepaalde prijs.

Signup and view all the flashcards

Wet van de vraag

Als de prijs stijgt, daalt de gevraagde hoeveelheid (ceteris paribus).

Signup and view all the flashcards

Wet van het aanbod

Als de prijs stijgt, stijgt de aangeboden hoeveelheid (ceteris paribus).

Signup and view all the flashcards

Marktevenwicht

De prijs en hoeveelheid waarbij de gevraagde hoeveelheid gelijk is aan de aangeboden hoeveelheid.

Signup and view all the flashcards

Elasticiteit

De gevoeligheid van vraag of aanbod voor veranderingen in prijs of andere factoren.

Signup and view all the flashcards

Consumentensurplus

Het verschil tussen de prijs die consumenten willen betalen en de marktprijs.

Signup and view all the flashcards

Producentensurplus

Het verschil tussen de prijs waartegen producenten willen verkopen en de marktprijs.

Signup and view all the flashcards

Marktfalen

Wanneer de markt middelen niet efficiënt kan verdelen.

Signup and view all the flashcards

Externaliteit

Een kost of bate van een transactie die een derde partij beïnvloedt.

Signup and view all the flashcards

Publiek goed

Niet-rivaliserend en niet-uitsluitbaar goed.

Signup and view all the flashcards

Monopolie

Eén aanbieder in de markt.

Signup and view all the flashcards

Oligopolie

Een klein aantal aanbieders in de markt.

Signup and view all the flashcards

Macro-economie

Bestudeert de economie als geheel, inclusief inflatie, werkloosheid en groei.

Signup and view all the flashcards

Bruto Binnenlands Product (BBP)

De totale waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land.

Signup and view all the flashcards

Fiscaal beleid

Het gebruik van overheidsuitgaven en belastingen om de economie te beïnvloeden.

Signup and view all the flashcards

Monetair beleid

Het gebruik van de geldhoeveelheid en rentetarieven om de economie te beïnvloeden.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

  • Economie bestudeert hoe mensen keuzes maken in een wereld van schaarste.
  • Schaarste betekent dat de beschikbare middelen beperkt zijn, terwijl de behoeften en wensen onbegrensd zijn.
  • Economie probeert vragen te beantwoorden zoals: Welke goederen en diensten worden geproduceerd? Hoe worden deze goederen en diensten geproduceerd? Voor wie worden deze goederen en diensten geproduceerd?

Micro-economie

  • Micro-economie focust op het gedrag van individuele economische agenten, zoals consumenten, bedrijven en individuele markten.
  • Vraag en aanbod zijn fundamentele concepten in de micro-economie.
  • Vraag verwijst naar de hoeveelheid van een goed of dienst die consumenten bereid zijn te kopen tegen een bepaalde prijs.
  • Aanbod verwijst naar de hoeveelheid van een goed of dienst die producenten bereid zijn te verkopen tegen een bepaalde prijs.
  • De wet van de vraag stelt dat, ceteris paribus (alle andere factoren gelijk blijvend), de gevraagde hoeveelheid van een goed daalt als de prijs stijgt.
  • De wet van het aanbod stelt dat, ceteris paribus, de aangeboden hoeveelheid van een goed stijgt als de prijs stijgt.
  • Het marktevenwicht is de prijs en hoeveelheid waarbij de gevraagde hoeveelheid gelijk is aan de aangeboden hoeveelheid.
  • Elasticiteit meet de gevoeligheid van de vraag of het aanbod voor veranderingen in prijs of andere factoren.
  • Consumentensurplus is het verschil tussen de prijs die consumenten bereid zijn te betalen en de daadwerkelijke marktprijs.
  • Producentensurplus is het verschil tussen de prijs waartegen producenten bereid zijn te verkopen en de daadwerkelijke marktprijs.
  • Marktfalen treedt op wanneer de markt niet in staat is om middelen efficiënt te alloceren.
  • Voorbeelden van marktfalen zijn externaliteiten (zoals vervuiling) en publieke goederen (zoals defensie).
  • Een externaliteit is een kost of bate die een economische transactie heeft op een derde partij die geen deel uitmaakt van de transactie.
  • Een publiek goed is niet-rivaliserend (het gebruik door de ene persoon vermindert niet de beschikbaarheid voor anderen) en niet-uitsluitbaar (het is moeilijk of onmogelijk om mensen uit te sluiten van het gebruik ervan).
  • Monopolie is een marktsituatie waarin er slechts één aanbieder is van een bepaald goed of dienst.
  • Oligopolie is een marktsituatie waarin er een klein aantal aanbieders is van een bepaald goed of dienst.

Macro-economie

  • Macro-economie bestudeert de economie als geheel, inclusief inflatie, werkloosheid en economische groei.
  • Het bruto binnenlands product (BBP) is de totale waarde van alle goederen en diensten die in een land worden geproduceerd gedurende een bepaalde periode.
  • Het BBP kan worden berekend via de productie-, bestedings- of inkomensbenadering.
  • Inflatie is een algemene stijging van het prijsniveau in een economie.
  • Deflatie is een algemene daling van het prijsniveau in een economie.
  • De werkloosheid wordt gemeten als het percentage van de beroepsbevolking dat werkloos is.
  • Er zijn verschillende soorten werkloosheid, waaronder frictiewerkloosheid, structurele werkloosheid en conjuncturele werkloosheid.
  • Economische groei is de toename van de productie van goederen en diensten in een economie over een bepaalde periode.
  • De conjunctuurcyclus is de afwisseling van perioden van economische groei en economische neergang.
  • Fiscaal beleid verwijst naar het gebruik van overheidsuitgaven en belastingen om de economie te beïnvloeden.
  • Monetair beleid verwijst naar het gebruik van de geldhoeveelheid en rentetarieven om de economie te beïnvloeden, meestal uitgevoerd door een centrale bank.
  • Een begrotingstekort ontstaat wanneer de overheidsuitgaven hoger zijn dan de overheidsinkomsten.
  • Een begrotingsoverschot ontstaat wanneer de overheidsinkomsten hoger zijn dan de overheidsuitgaven.
  • De staatsschuld is de totale schuldenlast van de overheid.
  • De centrale bank is verantwoordelijk voor het handhaven van prijsstabiliteit en het bevorderen van economische groei.
  • Wisselkoersen bepalen de waarde van de ene valuta ten opzichte van de andere.

Internationale economie

  • Internationale economie bestudeert de economische interacties tussen landen.
  • Internationale handel verwijst naar de uitwisseling van goederen en diensten tussen landen.
  • Import is de aankoop van goederen en diensten uit het buitenland.
  • Export is de verkoop van goederen en diensten aan het buitenland.
  • Een handelsoverschot ontstaat wanneer de export groter is dan de import.
  • Een handelstekort ontstaat wanneer de import groter is dan de export.
  • Protectionisme is het beleid van het beschermen van binnenlandse industrieën tegen buitenlandse concurrentie, bijvoorbeeld door het heffen van invoerrechten.
  • Vrijhandel is het beleid van het afschaffen van handelsbelemmeringen tussen landen.
  • Wisselkoerssystemen kunnen vast, flexibel of beheerd zwevend zijn.
  • Een vaste wisselkoers is een wisselkoers die door de overheid op een bepaald niveau wordt gehouden.
  • Een flexibele wisselkoers is een wisselkoers die wordt bepaald door de vraag en het aanbod op de valutamarkt.
  • Een beheerd zwevende wisselkoers is een wisselkoers waarbij de overheid intervenieert om de wisselkoers binnen bepaalde bandbreedtes te houden.
  • Globalisering is de toenemende economische, politieke en culturele integratie tussen landen.

Economische systemen

  • Een economisch systeem is de manier waarop een samenleving haar middelen organiseert om goederen en diensten te produceren en te verdelen.
  • Er zijn verschillende soorten economische systemen, waaronder kapitalisme, socialisme en communisme.
  • Kapitalisme is een economisch systeem waarin de productiemiddelen in particulier bezit zijn en de productie wordt gedreven door winstmotief.
  • Socialisme is een economisch systeem waarin de productiemiddelen in gemeenschappelijk bezit zijn en de productie wordt gepland om aan de behoeften van de bevolking te voldoen.
  • Communisme is een economisch systeem waarin er geen privé-eigendom is en de middelen gelijk worden verdeeld.
  • In werkelijkheid opereren de meeste economische systemen als gemengde economieën, waarin elementen van verschillende systemen worden gecombineerd.

Economische modellen

  • Economische modellen zijn vereenvoudigde representaties van de werkelijkheid die worden gebruikt om economische verschijnselen te analyseren en te voorspellen.
  • Modellen zijn gebaseerd op aannames, die de werkelijkheid vereenvoudigen om de analyse te vergemakkelijken.
  • Voorbeelden van economische modellen zijn het vraag-en-aanbod model, het IS-LM model en groeimodellen.
  • Econometrie is de toepassing van statistische methoden om economische data te analyseren en economische theorieën te testen.

Belangrijke economische concepten

  • Opportunity cost (opportuniteitskosten) is de waarde van de beste alternatieve aanwending van een middel.
  • Marginale analyse is het bestuderen van de extra kosten en baten van een kleine verandering in een beslissing.
  • Incentive (prikkel) is iets dat mensen motiveert om een bepaalde actie te ondernemen.
  • Efficiëntie is de situatie waarin middelen zo worden ingezet dat de maximale output wordt bereikt met de beschikbare inputs.
  • Billijkheid verwijst naar een eerlijke verdeling van middelen en kansen.
  • De Pareto-efficiëntie is een situatie waarin het niet mogelijk is om iemand beter af te maken zonder iemand anders slechter af te maken.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team
Use Quizgecko on...
Browser
Browser