Podcast
Questions and Answers
Wat is de formule om het indexcijfer te berekenen?
Wat is de formule om het indexcijfer te berekenen?
- (gekozen jaar/basisjaar) X 100 = indexcijfer (correct)
- (gekozen jaar - basisjaar) X 100 = indexcijfer
- (basisjaar/gekozen jaar) X 100 = indexcijfer
- (basisjaar + gekozen jaar) = indexcijfer
Wat beschrijft het reële inkomen?
Wat beschrijft het reële inkomen?
- Het inkomen dat je daadwerkelijk ontvangt in contanten
- Het bruto inkomen voor belastingen
- Het totaalbedrag dat je jaarlijks verdient
- Het inkomen na aanpassing voor inflatie (correct)
Wanneer is er sprake van hyperinflatie?
Wanneer is er sprake van hyperinflatie?
- Wanneer de prijzen jaarlijks met 5% stijgen
- Wanneer de prijzen toenemen door belastingverhogingen
- Wanneer de voedselprijzen stijgen door slechte oogst
- Wanneer de prijzen dagelijks stijgen (correct)
Wat geeft de consumentenprijsindex (CPI) aan?
Wat geeft de consumentenprijsindex (CPI) aan?
Wat is het basisjaar in de berekening van een indexcijfer?
Wat is het basisjaar in de berekening van een indexcijfer?
Wat omvat een budgetonderzoek?
Wat omvat een budgetonderzoek?
Wat zijn voorraadgrootheden?
Wat zijn voorraadgrootheden?
Wat zijn de twee hoofdtypen inflatie?
Wat zijn de twee hoofdtypen inflatie?
Wat is een voorwaarde om een volledige AOW-uitkering te ontvangen?
Wat is een voorwaarde om een volledige AOW-uitkering te ontvangen?
Wat is het kapitaaldekkingsstelsel?
Wat is het kapitaaldekkingsstelsel?
Wat betekent waardevast pensioen?
Wat betekent waardevast pensioen?
Wat geeft de dekkingsgraad van een pensioenfonds aan?
Wat geeft de dekkingsgraad van een pensioenfonds aan?
Wat is de invloed van een lage rekenrente op pensioenfondsen?
Wat is de invloed van een lage rekenrente op pensioenfondsen?
Wat houdt een privaat pensioen in?
Wat houdt een privaat pensioen in?
Wat gebeurt er als het huidige vermogen van een pensioenfonds lager is dan de toekomstige verplichtingen?
Wat gebeurt er als het huidige vermogen van een pensioenfonds lager is dan de toekomstige verplichtingen?
Wat is een belangrijk aspect van een collectief pensioen?
Wat is een belangrijk aspect van een collectief pensioen?
Wat is de definitie van vermogen?
Wat is de definitie van vermogen?
Wat is de juiste beschrijving van het zekerheidsmotief voor sparen?
Wat is de juiste beschrijving van het zekerheidsmotief voor sparen?
Wat zijn de drie soorten leenmotieven?
Wat zijn de drie soorten leenmotieven?
Wat is het verschil tussen consumptief krediet en hypothecair krediet?
Wat is het verschil tussen consumptief krediet en hypothecair krediet?
Wat houdt de term 'tijdsvoorkeur' in?
Wat houdt de term 'tijdsvoorkeur' in?
Welke uitleg hoort bij de vermogensmarkt?
Welke uitleg hoort bij de vermogensmarkt?
Wat beschrijft de reële rente?
Wat beschrijft de reële rente?
Wat zijn de kenmerken van een onderhands krediet?
Wat zijn de kenmerken van een onderhands krediet?
Wat geeft de reële waarde van een schuld aan?
Wat geeft de reële waarde van een schuld aan?
Wat is een voorbeeld van een doelmotief voor sparen?
Wat is een voorbeeld van een doelmotief voor sparen?
Wat vormt de collectieve sector?
Wat vormt de collectieve sector?
Wat vormt een voorbeeld van consumptief krediet?
Wat vormt een voorbeeld van consumptief krediet?
Hoe wordt een begrotingsoverschot gekarakteriseerd?
Hoe wordt een begrotingsoverschot gekarakteriseerd?
Hoe worden vermogenstitels gedefinieerd?
Hoe worden vermogenstitels gedefinieerd?
Welke belastingvorm wordt als indirecte belasting beschouwd?
Welke belastingvorm wordt als indirecte belasting beschouwd?
Wat beschrijft de nominale rente?
Wat beschrijft de nominale rente?
Welke van de volgende beschrijvingen is correct over de kapitaalmarkt?
Welke van de volgende beschrijvingen is correct over de kapitaalmarkt?
Wat is het stabiliteits- en groeipact?
Wat is het stabiliteits- en groeipact?
Wat is het doel van sociale premies?
Wat is het doel van sociale premies?
Wat beschrijft het intergenerationele solidariteit?
Wat beschrijft het intergenerationele solidariteit?
Wat zijn directe belastingen?
Wat zijn directe belastingen?
Wat is het begrip 'premiedruk'?
Wat is het begrip 'premiedruk'?
Wat is een belangrijke functie van de miljoenennota?
Wat is een belangrijke functie van de miljoenennota?
Wat is de staatsschuld?
Wat is de staatsschuld?
Hoe wordt de staatsschuldquote gedefinieerd?
Hoe wordt de staatsschuldquote gedefinieerd?
Wat zijn volksverzekeringen?
Wat zijn volksverzekeringen?
Flashcards
Indexcijfer
Indexcijfer
Een indexcijfer gebruikt men om prijzen van verschillende jaren met elkaar te vergelijken. Het basisjaar heeft altijd een indexcijfer van 100. Bereken het indexcijfer met de formule: (gekozen jaar / basisjaar) x 100.
Koopkracht
Koopkracht
De koopkracht geeft aan hoeveel goederen en diensten je kunt kopen met een bepaald bedrag. De koopkracht kan veranderen door inflatie.
Inflatie
Inflatie
Inflatie is een stijging van de algemene prijspeil van goederen en diensten. De koopkracht van geld daalt dan.
Deflatie
Deflatie
Signup and view all the flashcards
Hyperinflatie
Hyperinflatie
Signup and view all the flashcards
Nominaal inkomen
Nominaal inkomen
Signup and view all the flashcards
Reële inkomen
Reële inkomen
Signup and view all the flashcards
Consumentenprijsindex (CPI)
Consumentenprijsindex (CPI)
Signup and view all the flashcards
Nominale waarde
Nominale waarde
Signup and view all the flashcards
Reële waarde
Reële waarde
Signup and view all the flashcards
Rentelasten
Rentelasten
Signup and view all the flashcards
Collectieve sector
Collectieve sector
Signup and view all the flashcards
Rijksbegroting
Rijksbegroting
Signup and view all the flashcards
Miljoenennota
Miljoenennota
Signup and view all the flashcards
Directe belastingen
Directe belastingen
Signup and view all the flashcards
Indirecte belastingen
Indirecte belastingen
Signup and view all the flashcards
BTW (Belasting Toegevoegde Waarde)
BTW (Belasting Toegevoegde Waarde)
Signup and view all the flashcards
Accyns
Accyns
Signup and view all the flashcards
Sociale premies
Sociale premies
Signup and view all the flashcards
Begrotingsoverschot
Begrotingsoverschot
Signup and view all the flashcards
Begrotingstekort
Begrotingstekort
Signup and view all the flashcards
Staatsschuld
Staatsschuld
Signup and view all the flashcards
Pensioenpremie
Pensioenpremie
Signup and view all the flashcards
AOW-uitkering
AOW-uitkering
Signup and view all the flashcards
Collectief pensioen
Collectief pensioen
Signup and view all the flashcards
Kapitaaldekkingsstelsel
Kapitaaldekkingsstelsel
Signup and view all the flashcards
Waardevast pensioen
Waardevast pensioen
Signup and view all the flashcards
Welvaartsvast pensioen
Welvaartsvast pensioen
Signup and view all the flashcards
Dekkingsgraad
Dekkingsgraad
Signup and view all the flashcards
Rekenrente
Rekenrente
Signup and view all the flashcards
Vermogen
Vermogen
Signup and view all the flashcards
Inkomen
Inkomen
Signup and view all the flashcards
Verdiencapaciteit
Verdiencapaciteit
Signup and view all the flashcards
Ruilen over de tijd
Ruilen over de tijd
Signup and view all the flashcards
Rente op spaargeld
Rente op spaargeld
Signup and view all the flashcards
Zekerheidsmotief
Zekerheidsmotief
Signup and view all the flashcards
Doelmotief
Doelmotief
Signup and view all the flashcards
Vermogensmotief
Vermogensmotief
Signup and view all the flashcards
Lenen voor een tegenslag
Lenen voor een tegenslag
Signup and view all the flashcards
Lenen voor een aankoop
Lenen voor een aankoop
Signup and view all the flashcards
Lenen voor een tijdelijke periode
Lenen voor een tijdelijke periode
Signup and view all the flashcards
Consumptief krediet
Consumptief krediet
Signup and view all the flashcards
Hypotheeklening
Hypotheeklening
Signup and view all the flashcards
Algemene prijs van de tijd
Algemene prijs van de tijd
Signup and view all the flashcards
Individuele prijs van de tijd
Individuele prijs van de tijd
Signup and view all the flashcards
Tijdsvoorkeur
Tijdsvoorkeur
Signup and view all the flashcards
Onderhandse lening
Onderhandse lening
Signup and view all the flashcards
Vermogensmarkt
Vermogensmarkt
Signup and view all the flashcards
Geldmarkt
Geldmarkt
Signup and view all the flashcards
Kapitaalmarkt
Kapitaalmarkt
Signup and view all the flashcards
Vermogenstitel
Vermogenstitel
Signup and view all the flashcards
Nominale rente
Nominale rente
Signup and view all the flashcards
Reële rente
Reële rente
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Indexcijfer en Koopkracht
- Een indexcijfer wordt gebruikt om grootheden in verschillende jaren met elkaar te vergelijken.
- Het basisjaar is altijd 100.
- Berekening: (gekozen jaar / basisjaar) x 100 = indexcijfer.
- Koopkracht is het aantal goederen en diensten dat je met een bepaald bedrag kunt kopen.
- Koopkracht kan veranderen door inflatie (of deflatie).
- Inflatie: Prijsstijging van producten en diensten (supermarkt, kapper).
- Deflatie: Prijsdaling van producten en diensten.
- Nominaal inkomen: Je bruto inkomen per maand.
- Reëel inkomen: Nominaal inkomen gecorrigeerd voor inflatie (gewoon de koopkracht dus).
- Hyperinflatie: DAglijks stijgende prijzen door teveel geld in omloop.
- Consumentenprijsindex (CPI): Indexcijfer dat de prijsverandering weergeeft van belangrijke goederen en diensten in Nederland.
- Budgetonderzoek: Onderzoek naar het bestedingspatroon van huishoudens.
Levensloop en Financiële Grootheden
- De levensloop bestaat uit verschillende levensfases met verschillende financiële beslissingen.
- Voorraadgrootheden: Bezittingen en schulden op een bepaald moment.
- Vermogen: Verschil tussen bezittingen en schulden (wat je bezit – leningen).
- Stroomgrootheden: Inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode.
- Inkomen: Beloning voor arbeid, natuur, ondernemerschap of kapitaal.
- Menselijk kapitaal: Kennis en vaardigheden die je kunt vergroten door bijvoorbeeld studeren.
- Verdiencapaciteit: Hoogte van inkomen die je kunt verdienen. Het kan vergroot worden door leren.
- Ruilen over tijd: Uitgaven vervroegen (lenen) of uitstellen (sparen).
Sparen en Lenen
- Sparen: Geld opzij leggen (spaarpot, bank).
- Sparen levert rendement op, meestal 0.5% - 1.5%.
- Spaarmotieven:
- Zekerheidsmotief: Voorbereiding op onverwachte situaties.
- Doelmotief: Sparen voor een bepaald doel.
- Vermogensmotief: Sparen om rijk te worden.
- Lenen: Geld lenen voor aankopen.
- Leenmotieven:
- Tegenvallingen opvangen (bijvoorbeeld schade).
- Duurdere dingen kopen.
- Mindere periodes overbruggen.
- Consumptief krediet: Leningen voor consumptiegoederen (langdurig en kortdurend).
- Hypotheek: Lening met onderpand (huis, auto). De bank mag het onderpand verkopen als je je schulden niet kunt betalen.
- Algemene prijs van de tijd: De rente.
- Individuele prijs van de tijd: Wat je bereid bent te betalen.
- Tijdsvoorkeur: De wens geld eerder beschikbaar te hebben.
- Onderhandse lening: Lening van vrienden of familie.
- Markten:
- Vermogensmarkt: Verkoop en aankoop van vermogenstitels (aandelen, obligaties).
- Geldmarkt: Onderdeel van de vermogensmarkt, titels met een korte looptijd.
- Kapitaalmarkt: Onderdeel van de vermogensmarkt, titels met lange looptijd (aandelen, obligaties, hypotheek).
Nominale en Reële Rente en Rentelasten
- Nominale rente: Rente zonder rekening te houden met inflatie.
- Reële rente: Rente rekening houdend met inflatie.
- Reële waarde schuld: Schuld gecorrigeerd voor inflatie.
- Rentelasten: De rente die je op een lening betaalt.
Collectieve Sector en Belastingen
- Collectieve sector: Overheid en sociale zekerheidsinstellingen.
- Rijksbegroting: Overzicht van uitgaven van de overheid.
- Miljoenennota: Toelichting op de rijksbegroting.
- Belastingen:
- Directe belastingen: Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting.
- Indirecte belastingen: BTW, accijnzen.
- BTW: Belasting op toegevoegde waarde (verkoopprijs inclusief BTW – verkoopprijs exclusief BTW).
- Sociale premies: Premies voor verzekeringen.
- Begrotingsoverschot: Meer inkomsten dan uitgaven.
- Begrotingstekort: Meer uitgaven dan inkomsten.
- Staatsschuld: Totaal van alle schulden van de centrale overheid.
- Overheidsschuld: Staatsschuld plus schulden van lagere overheden.
- Financieringssaldo: Begrotingstekort min aflossingen.
- Financieringsoverschot/Financieringtekort: saldo van aflossingen en/of tekorten
- Publieke schuld: Schuld van de overheid.
- Private schuld: Schuld van huishoudens en bedrijven.
- Stabiliteits- en groeipact: Regel voor landen die de euro gebruiken.
- Begrotingstekort <3% van het BBP.
- Staatsschuld <60% van het BBP (of daling).
Omslagstelsel en Sociale Verzekeringen
- Omslagstelsel: Werkende mensen betalen sociale premies voor uitkeringen.
- Sociale verzekeringen:
- Volksverzekeringen: AOW, AKW, Anw, Wlz.
- Werknemersverzekeringen: ZW, WW, WIA.
- Sociale voorzieningen: Hulp voor mensen met financiële of sociale problemen.
- Solidariteitsbeginsel: Mensen met hoger inkomen helpen mensen met lager inkomen.
- Intergenerationele solidariteit: Werkende mensen betalen pensioen voor gepensioneerden.
- Premiedruk: Toenemende kosten voor sociale verzekeringen door bijvoorbeeld een groeiende oudere populatie. De uitkering stijgt proportioneel met de inflatie.
- Berekening premiedruk: Sociale premies / Binnenlands inkomen.
AOW en Collectieve Pensioenen
- AOW-uitkering: De basisuitkering. Veranderd afhankelijk van alleen of een gezin.
- AOW-vereiste: Minstens 15 jaar in Nederland gewoond hebben.
- Collectief pensioen: Pensioen via je werk.
- Pensioenopbouw: Werkgever betaald deel van pensioen.
- Pensioen soorten:
- Waardevast: De jaarlijkse uitkering stijgt met de inflatie.
- Welvaartsvast: De jaarlijkse uitkering stijgt met de loonstijging.
- Dekkingsgraad: Ratio van huidig vermogen van pensioenfonds t.o.v. toekomstige verplichtingen.
- Rekenrente: Percentage voor toekomstige groei van pensioenfonds.
- Privaat pensioen: Sparen voor pensioen via eigen fondsen.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.