Het menselijk skelet

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson
Download our mobile app to listen on the go
Get App

Questions and Answers

Wat is de appositionele groei?

diktegroei van botten

Wat is de functie van osteoclasten?

Afbraak van botmatrix

Wat is de functie van osteoblasten?

Opbouw van botmatrix

Wat is de functie van osteocyten?

<p>Aangeven of de botmatrix moet worden opgebouwd of afgebroken</p> Signup and view all the answers

Het..... botweefsel bevindt zich het meest aan de binnenkant van het bot.

<p>sponsachtig</p> Signup and view all the answers

Bij volwassenen is de ruimte tussen de botbalkjes voornamelijk gevuld met.....

<p>geel beenmerg</p> Signup and view all the answers

De binnenste laag van het harde botweefsel is opgebouwd uit.....

<p>osteonen</p> Signup and view all the answers

Wat is de naam van het systeem dat wordt gevormd door de osteonen?

<p>Systeem van havers</p> Signup and view all the answers

De buitenste laag van het harde botweefsel is opgebouwd uit lamellen.

<p>True (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is geen functie van het botvlies?

<p>Het gemakkelijk over elkaar laten bewegen van botten</p> Signup and view all the answers

Hoe worden de botten van je bovenarmen gevormd?

<p>Vanuit kraakbeen</p> Signup and view all the answers

Hoe lang zijn de groeischijven in het lichaam aanwezig?

<p>Tot aan de puberteit</p> Signup and view all the answers

Diktegroei van botten wordt ook wel..... genoemd.

<p>appositionele groei</p> Signup and view all the answers

Wat is de functie van ligamenten?

<p>Verbinden van de botten aan het gewricht</p> Signup and view all the answers

Wat is de voornaamste functie van synoviale gewrichten?

<p>Beweging mogelijk maken</p> Signup and view all the answers

Bij appositionele groei neemt de..... van de botten toe.

<p>breedte</p> Signup and view all the answers

Het heupgewricht is een scharniergewricht.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Appositionele groei

Diktegroei van botten noemt men...

Osteoclasten

Cellen die de botmatrix afbreken

Osteoblasten

Cellen die de botmatrix opbouwen

Osteocyten

Cellen die aangeven of de botmatrix moet worden opgebouwd of afgebroken

Signup and view all the flashcards

Trabekels

Netwerk van botbalkjes in het sponsachtige bot

Signup and view all the flashcards

Kanaal van Volkmann

Kanaaltjes waardoor bloedvaten lopen in hard botweefsel

Signup and view all the flashcards

Kraakbeen

Waaruit bestaat het skelet voor de geboorte?

Signup and view all the flashcards

Bindweefsel

Hoe ontstaan de botten van de schedel?

Signup and view all the flashcards

Groeischijf

Waar vindt lengtegroei van botten plaats?

Signup and view all the flashcards

Beweging

Synoviale gewrichten maken ... mogelijk.

Signup and view all the flashcards

Kraakbeen

Beschermt botuiteinden in gewrichten.

Signup and view all the flashcards

Vloeistof

De binnenste laag van een gewrichtskapsel produceert...

Signup and view all the flashcards

Slijmbeurs

Een zakje gevuld met gewrichtsvloeistof

Signup and view all the flashcards

Botverbinding

Wat is de functie van ligamenten?

Signup and view all the flashcards

Kogelgewricht

Gewricht dat in alle richtingen kan bewegen

Signup and view all the flashcards

Lordose

Kromming van de wervelkolom met bolle kant naar voren

Signup and view all the flashcards

Kyfose

Kromming van de wervelkolom met bolle kant naar achteren

Signup and view all the flashcards

Scoliose

Zijwaartse kromming van de wervelkolom

Signup and view all the flashcards

Tussenwervelgat

Opening tussen wervelbogen van opeenvolgende wervels

Signup and view all the flashcards

Achterzijde

Waar bevindt het doornuitsteeksel zich op de wervel?

Signup and view all the flashcards

Tussenwervelschijf

Kraakbeenverbinding tussen wervels

Signup and view all the flashcards

Skeletspiercellen

Welke spiercellen zorgen voor willekeurige beweging?

Signup and view all the flashcards

Myocard

Het hartspierweefsel staat ook bekend als...

Signup and view all the flashcards

Pees

Verbinding tussen spier en bot.

Signup and view all the flashcards

Spierwerking

Wat is de betekenis van een 'agonist'?

Signup and view all the flashcards

Myofibrillen

Fijne structuren in skeletspieren.

Signup and view all the flashcards

Actinefilamenten

Dunne vezels in spieren.

Signup and view all the flashcards

Myosinefilamenten

Dikke vezels in spieren.

Signup and view all the flashcards

Hypertrofie

Wat gebeurt er bij veel gebruik van spieren?

Signup and view all the flashcards

Spierkracht

Waarom is het belangrijk hoe de sarcomeren overlappen?

Signup and view all the flashcards

Sarcomeren overlap

Hoe hard een spier samentrekt hangt af van ..

Signup and view all the flashcards

Motorische eindplaat

Plaats waar een motorische zenuw contact maakt met de spier.

Signup and view all the flashcards

Neurotransmitters

Wat laten blaasjes in de synapsspleet vrijkomen?

Signup and view all the flashcards

Snelle spiervezels

Snelle signalering

Signup and view all the flashcards

Stembanden

Deel van de longen dat bescherming biedt en de ademstroom reguleert.

Signup and view all the flashcards

Koolstofdioxide

Wat faciliteert het omgekeerde Bohr-effect?

Signup and view all the flashcards

keelholte

Wat wordt vaak gevonden in de bovenste luchtwegen?

Signup and view all the flashcards

Apex pulmones

Longtoppen

Signup and view all the flashcards

Study Notes

  • Het Skelet

    • Appositionele groei is diktegroei van botten.
    • Osteoclasten breken de botmatrix af.
    • Osteoblasten bouwen de botmatrix op.
    • Osteocyten geven aan of de botmatrix moet worden opgebouwd of afgebroken.
    • Spongieus botweefsel bevindt zich aan de binnenkant van het bot.
    • Botbalkjes in het spongieus botweefsel worden trabekels genoemd.
    • Bij volwassenen is de ruimte tussen de botbalkjes gevuld met geel beenmerg.
    • Hard botweefsel bevindt zich aan de buitenkant van het bot.
    • De buitenste laag van het harde botweefsel is opgebouwd uit lamellen.
    • De binnenste laag van het harde botweefsel is opgebouwd uit osteonen.
    • Het systeem gevormd door osteonen wordt het systeem van Havers genoemd.
    • Het botvlies vormt de buitenste laag van het botweefsel.
    • Het gemakkelijk over elkaar laten bewegen van botten is geen functie van het botvlies.
    • Osteoblasten bevinden zich in de binnenste laag van het botvlies.
    • In hard botweefsel lopen bloedvaten door kleine kanaaltjes, die de kanaaltjes van Volkmann heten.
    • Het skelet voor de geboorte bestaat voornamelijk uit kraakbeen.
    • Botten van de bovenarmen worden gevormd vanuit kraakbeen.
    • De botten van de schedel ontstaan vanuit bindweefsel.
    • Lengtegroei van botten vindt plaats vanuit de groeischijf.
    • De groeischijven zijn aanwezig tot aan de puberteit.
    • Diktegroei van botten wordt ook wel appositionele groei genoemd.
    • Bij appositionele groei neemt de breedte van de botten toe.
    • De binnenste laag van het harde botweefsel is opgebouwd uit osteonen.
    • Pijpbeenderen zijn lang en dun.
    • Het opperarmbeen is een voorbeeld van een pijpbeen.
    • Platte beenderen hebben een dunne laag sponsachtig botweefsel.
    • Het handwortelbeentje behoort tot de korte beenderen.
    • Het schouderblad behoort tot de platte beenderen.
    • Het bekken behoort tot de groep onregelmatig gevormde botten.
    • Botverbindingen bestaan uit bindweefsel en kraakbeen.
    • Bindweefselverbindingen bestaan uit collageenvezels.
    • Een voorname functie van bindweefselverbindingen is het geven van stabiliteit en stevigheid.
    • De verbinding tussen de schedelbeenderen, tanden en kaak is een bindweefselverbinding.
    • De verbinding tussen de handwortelbeentjes is geen kraakbeenverbinding.
    • De voornaamste functie van synoviale gewrichten is het mogelijk maken van beweging.

    Kraakbeen, Schedel & Wervelkolom

    • Gewrichtsvlakken zijn bedekt met kraakbeen.
    • Een synoviaal gewricht wordt omgeven door een gewrichtskapsel, bestaande uit twee lagen.
    • De binnenste laag van het gewrichtskapsel produceert gewrichtsvloeistof.
    • Een slijmbeurs is een zakje gevuld met gewrichtsvloeistof.
    • De functie van een meniscus is schokdemping.
    • De gewrichtsholte is gevuld met vloeistof.
    • De functie van ligamenten is het verbinden van botten aan het gewricht.
    • Een kogelgewricht kan in alle richtingen bewegen.
    • Een vlakgewricht maakt weinig beweging mogelijk.
    • Een kopgewricht is geen type synoviaal gewricht.
    • Het heupgewricht is een kogelgewricht.
    • Het kniegewricht is een scharniergewricht.
    • Synoviale gewrichten zijn: ellipsoïde gewrichten, scharniergewrichten, vlakke gewrichten, kogelgewrichten, zadelgewrichten, rol- of draaigewrichten.
    • De verbinding tussen ribben en borstbeen is een kraakbeenverbinding.
    • Een functie van de schedel is het beschermen van de hersenen en het vormen van een plaats waar spieren aanhechten.
    • Het jukbeen maakt geen deel uit van de botten die de hersenschedel vormen.
    • Het achterhoofdsbeen vormt een groot deel van de achter- en onderkant van de hersenschedel.
    • Aan de onderzijde van het achterhoofdsbeen bevindt zich een grote opening, het achterhoofdsgat.
    • Het voorhoofdsbeen vormt de voorkant van de hersenschedel.
    • De traanklieren liggen in deukjes in het voorhoofdsbeen.
    • De wandbeenderen vormen een groot deel van de bovenzijde en zijkanten van de hersenschedel.
    • De slaapbeenderen vormen een groot deel van de zijkanten van de hersenschedel.
    • Het kaakgewricht wordt gevormd door het slaapbeen en het kaakkopje.
    • Het wiggenbeen heeft de vorm van een vlinder.
    • Midden in het wiggenbeen zit een deukje met daarin de hypofyse.
    • Het zeefbeen vormt de scheiding tussen de neusholte en de holte waarin de hersenen zich bevinden.
    • Het zeefbeen vormt de bovenste en middelste neusschelpen.
    • Het slaapbeen maakt geen deel uit van de botten die de aangezichtsschedel vormen.
    • De bovenkaak vormt het harde gehemelte.
    • Het neusbeen vormt het bovenste deel van de neusrug.
    • Het ploegschaarbeen vormt het onderste deel van het benige neustussenschot.
    • Het jukbeen vormt de buitenste zijde van de oogkas.
    • Het traanbeen vormt een deel van de binnenste zijde van de oogkassen.
    • De kroonnaad verbindt het voorhoofdsbeen en de wandbeenderen.
    • De lambdanaad verbindt het achterhoofdsbeen en de wandbeenderen.
    • Beide wandbeenderen.
    • De sigmoidholte is geen neusbijholte.
    • Devoorhoofdsholten bevinden zich in het voorhoofdsbeen.
    • De zeefbeenholte is een sinus die bestaat uit een netwerk van meerdere kleine holtes.
    • De kaakholte is de grootste neusbijholte.
    • De wiggenbeensholte bevindt zich achter de neusholte.
    • Het staartbeen vormt het onderste deel van de wervelkolom.
    • De wervelkolom bevat 12 borstwervels.
    • In totaal heeft de wervelkolom 7 halswervels.
    • Het heiligbeen van de wervelkolom bestaat uit 5 vergroeide wervels.
    • De wervelkolom heeft 5 lendenwervels.
    • De halswervels en lendenwervels van de wervelkolom hebben een kromming met de bolle kant richting de buik.
    • Deze kromming wordt lordose genoemd.
    • De borstwervels en het heiligbeen van de wervelkolom hebben een kromming met de bolle kant richting de rug.
    • De kromming van de borstwervels en het heiligbeen wordt kyfose genoemd.
    • Een zijwaartse kromming van de wervelkolom wordt scoliose genoemd.
    • Het deel aan de rugkant van een wervel wordt gevormd door de wervelboog.
    • Het deel aan de buikkant van een wervel wordt gevormd door het wervellichaam.
    • Tussen het wervellichaam en de wervelboog bevindt zich het wervelgat.
    • De opening tussen de wervelbogen van opeenvolgende wervels wordt het tussenwervelgat genoemd.
    • Ruggenmergzenuwen verlaten de wervelkolom via het tussenwervelgat.
    • Het doornuitsteeksel bevindt zich aan de achterzijde van de wervelboog.
    • Het dwarse uitsteeksel bevindt zich aan de zijkant van de wervelboog.
    • De gewrichten tussen twee opeenvolgende wervels worden facetgewrichten genoemd.
    • De tussenwervelschijf is een kraakbeenverbinding.
    • De kern van een tussenwervelschijf wordt de geleiachtige kern genoemd.
    • De eerste halswervel (C1) heeft geen wervellichaam.
    • De tweede halswervel vormt dit gewricht met de voorkant van de eerste halswervel.
    • De halswervels hebben in verhouding een groot wervelgat.
    • Horizontaal lopende doornuitsteeksels is geen kenmerk van borstwervels.
    • In de borstwervels van de wervelkolom is naar voren en achteren buigen beperkt mogelijk.
    • Groot ruggenwervelgat is geen kenmerk van de bouw van de lendenwervels.
    • Groter aantal uitsteeksels is geen kenmerk van lendenwervels.
    • Door de bouw van de lendenwervels is draaien in dat deel van de wervelkolom niet mogelijk.
    • Goed beweeglijk deel van de wervelkolom is geen kenmerk van het heiligbeen.
    • Het SI-gewricht verbindt het heiligbeen met het darmbeen.
    • Het staartbeen bevat gemiddeld vier samengegroeide wervels.
    • Een functie van de ligamenten van de wervelkolom is het beschermen van de tussenwervelschijven en het vergroten van de stabiliteit van de wervelkolom

    Botten in de arm & Functies van sprieren

    • Een mens heeft in totaal 12 paar ribben.
    • De 'valse' ribben hechten aan de voorzijde aan het kraakbeen van de zevende rib.
    • Het bovenste deel van het borstbeen wordt het handvat genoemd.
    • De fibula is het kuitbeen.
    • Het onderste spronggewricht kan de voet naar binnen en buiten draaien.
    • Het femur is het dijbeen.
    • De phalangen zijn de vingerkootjes.
    • De metatarsale botten zijn de middenvoetsbeentjes.
    • Er zijn vijf middenhandsbeentjes per hand aanwezig.
    • De tarsale botten zijn de voetwortelbeentjes.
    • Het olecranon is het uiteinde van de ellepijp ter hoogte van de elleboog.
    • Het spaakbeen, de ellepijp en het opperarmbeen maken deel uit van het ellebooggewricht.
    • Het zitbeen wordt ook wel os ischium genoemd.
    • De functie van het voetgewelf (boog van de voet) is het verdelen van het lichaamsgewicht over de voet.
    • Lordose is een kromming naar de buik.
    • Kyfose is een kromming naar de rug.
    • Het onderste spronggewricht bestaat uit het hielbeen, sprongbeen en scheepvormig been.
    • Het bovenste spronggewricht bestaat uit het sprongbeen, kuitbeen en scheenbeen.
    • Het darmbeen wordt ook wel os ilium genoemd.
    • De radius is het spaakbeen.
    • De knieschijf beweegt richting het dijbeen bij het buigen van de knie.
    • De ulna is de ellepijp.
    • De knieschijf heet patella.
    • Skeletspierweefsel wordt getoond op de eerste afbeelding
    • Skeletspiercellen zorgen voor willekeurige of bewuste beweging.
    • Skeletspieren zijn dwarsgestreept.
    • Bundels van dwarsgestreepte spiercellen worden fasciculi genoemd.
    • De tweede afbeelding laat glad spierweefsel zien.
    • Gladde spiercellen zorgen voor onwillekeurige beweging.
    • De wanden van inwendige organen zijn opgebouwd uit gladde spieren.
    • Skeletspieren bewegen sneller.
    • De derde afbeelding toont hartspierweefsel.
    • Hartspierweefsel wordt ook wel myocard genoemd.
    • Hartspierweefsel bevindt zich naast in het myocard, in grote bloedvaten die aan het hart vastzitten (aorta).
    • Om de totale lengte van een spier te bepalen, meet je het rode (spierbuik) en het witte deel (pees) samen.
    • Pezen zijn verbindingen tussen spier en bot.
    • Pezen kunnen vastzitten aan organen, kraakbeen, of ligamenten.
    • De functies van spieren zijn: warm houden van het lichaam, zorgen voor beweging en de botten op hun plek houden.
    • Een agonist en antagonist hebben een tegengestelde werking.
    • De dwarse streepjes in skeletspieren noemen we myofibrillen.
    • Een myofibril is niet met het blote oog te zien.
    • Myofibrillen zijn opgebouwd uit dikke (myosinefilamenten) en dunne (actinefilamenten) myofilamenten.
    • Myosinefilamenten hebben een kop en een staart; de kop steekt uit aan de zijkanten van de keten.
    • De dwarse lijntjes op de spieren worden veroorzaakt door de manier waarop de filamenten over elkaar heen liggen.
    • Een sterke spier bevat meer myofibrillen dan een minder sterke spier.
    • Contractiliteit is hoe goed de spier samentrekt.
    • In een myofibril zitten actine- en myosinefilamenten in groepjes, die sarcomeren worden genoemd.
    • Als de filamenten over elkaar heen schuiven, wordt het sarcomeer korter.
    • Wanneer de sarcomeren in de spier korter worden, overlappen actine- en myosinefilamenten steeds meer.
    • De mate van overlap van de sarcomeren bepaalt hoe hard een spier samentrekt.
    • Het 'glijdend-filament model' beschrijft hoe filamenten over elkaar heen glijden.
    • Een motorische zenuw vertakt zich in motorische eindplaten in de spier.
    • Motorische eindplaten bevatten blaasjes met neurotransmitters, die zorgen voor een reactie in de spiercel.
    • De blaasjes in de motorische eindplaten laten de neurotransmitters vrij in de synapsspleet.
    • Wanneer neurotransmitters vrijkomen in de synapsspleet, krijgen de sarcomeren een signaaltje (actiepotentiaal) waardoor ze samentrekken.
    • De spieren van een spiergroep worden aangestuurd door hetzelfde motorneuron.
    • Type 1 spiervezels worden ook wel langzame spiervezels genoemd.
    • Type 2a en 2b spiervezels worden ook wel snelle spiervezels genoemd.
    • Type 1 spiervezels houden bewegingen lang vol.
    • Type 2B spiervezels gebruik je bij precieze, fijne bewegingen.
    • Veel gebruik van spieren leidt tot hypertrofie (groter worden van spiercellen).
    • De myosinebindingsplaats bevindt zich op het actinefilament.

    Ademhalingstelsel

    • Bij bloedarmoede en koolmonixxide vergiftiging is er soms slechte binding van HB aan zuurstof.
    • De ware stembanden vormen de stem en reguleren de ademstroom naar de luchtpijp.
    • Koolstofdioxide gaat vanuit het bloed naar de longblaasjes en de affiniteit van HB voor zuurstof wordt hoger zijn onderdeel van het omgekeerde bohreffect
    • De bovenste luchtwegen bestaan uit de neusholte, mondholte, keelholte, en strottenhoofd.
    • De onderste luchtwegen bestaan uit de luchtpijp, longen met luchtwegvertakkingen en longblaasjes.
    • De functie van de neusschelpen is het draaien van lucht in je neus.
    • De valse stembanden zorgen voor bescherming van de ware stembanden en afsluiten van het strottenhoofd.
    • Je stemgeluid hangt af van de dikte en lengte van je stemband, hoe strak de stembanden staan en de elasticiteit van je stembanden.
    • Een andere naam voor longtoppen is apexp ulmones.
    • Organen in de borstkas zijn: hart, grote bloedvaten, slokdarm
    • De functie van de pleura is de long beschermen.
    • Diffusie gaat langzamer bij longoedeem, longontsteking, atelectase.
    • Je bloed vervoert koolstofdioxide op drie manieren: opgelost in bloedplasma (vrije koolstofdioxide), als bicarbonaat-ion, en direct gebonden aan eiwitketens van hemoglobine (carbaminohemoglobine).
    • Lucht kan achterblijven in de bronchi, luchtpijp, hoofdbronchi, keelholte, mondholte, neusholte.
    • Voorbeelden van een buffer zijn HB, carbonaat, fosfaat en eiwitten
    • Door middel van chemoreceptoren gaat bij een zuurgraad daling het ademen sneller
    • Inademing is een actief proces
    • Uitademing is een passief proces
    • De totale dode ruimte bestaat uit de anatomische dode ruimte en de alveolaire dode ruimte
    • Holle aders, Re helft hart,Longslagader en Eerste deel van de longhaarvaatjes bevatten zuurstof arm bloed
    • 2de deel longhaarvaatjes, Longaders,linkerhelft van het hart en Grote lichaamsslagader bevatten zuurstof rijk bloed
    • Het strottenhoofd hangt er aan het tongbeen.
    • De splitsing van de luchtpijp bevindt zich net boven het hart, achter de lichaamsslagader.
    • Het wandbeen en zeefbeen vormen de bovenkant en zijkant van je neusholte
    • De inspiratoire reservevolume is de hoeveelheid lucht die na een normale inademing nog extra kan worden ingeademd.
    • De expiratoire reservolume is de hoeveelheid lucht die je daarna nog kan uitademen.
    • Het teugvolume is de hoeveelheid lucht die je per keer indamt als je rustig ademhaalt
    • Het forced expiratory volume in one second is de hoeveelheid lucht die je in 1 seconde uitademt
    • De bekerkraakbeentjes: je stembanden laten bewegen.
    • De rechterlong heeft 3 longkwabben.
    • De linkerlong heeft 2 longkwabben.
    • De onderkant van je keelholte is strotfarynx.
    • Het normale mengen van bloed met veel en weinig zuurstof= Fysiologische shunt
    • Buikspieren en de binnenste tussenribspieren spannen aan bij een diepe uitademing.

    Circulatie Systeem

    • De grote slagaderen, zoals de lichaamsslagader, noemen we ook wel elastische slagaderen.
    • Het mechanisme van de windketelfunctie is dat je hart duwt het bloed met veel kracht je lichaamsslagader in. Door deze kracht rekt de wand van de lichaamsslagader een beetje op en veert het bloedvat daarna weer terug. Hiermee geeft het bloedvat het bloed een extra duwtje.
    • Functie van je arteriolen is Regelen van de hoeveelheid bloed die naar je organen stroomt.
    • Je arteriolen hunnen de bloeddoorstroming beïnvloeden door vernauwen of verwijden van de vaten
    • Vasodilatatie Betekent Het meer open staan van een bloedvat
    • Vasoconstrictie betekent Doorgang van je slagader nauwer wordt.
    • De functie van je haarvaten is Uitwisseling van voedingsstoffen
    • Elk orgaan bevat een groot netwerk aan haarvaatjes. Al deze vaatjes samen noemen we het capillair vaatbed
    • De arteriolen bepalen hoeveel bloed terecht komt in het capillair vaatbed. Met Kringspieren wordt dit geregeld.
    • De kringspieren gaan open met je kringspieren als je spieren bijvoorbeeld meer zuurstof nodig hebben
    • Eindslagader is Hoe noemen we een kleine slagader die maar één haarvatennetwerk van bloed voorziet
    • Anatomose Een dwarse verbinding tussen bloedvaten
    • Collateraal Een bloedvat dat naast een ander bloedvat loopt en met dit bloedvat in verbinding staat.
    • GEEN mechanisme Spierpomp lage bloeddruk maakt het moeilijk om je bloed terug te laten stromen naar het hart. Daarom zijn er verschillende mechanismen die deze terugstroom helpen.
    • Het aanspannen het bloed omhoog door Werkt de spierpomp
    • de Drukverhoging pompen de aders bloed naar het hart.
    • Doordat ze de aders dicht drukken tijden de hartslag, Slagaders kunnen ook het terugstromen van je bloed door je aders verbeteren.
    • systole is hoogste bloeddruk aanwezig in je slagaders
    • Het slagvolume speelt GEEN rol Verschillende factoren zijn van invloed op de bloeddruk in je slagaders
    • 120 mmHg (millimeter kwik) is de gemiddelde systolische bloeddruk

    Bloed & Hart

    • Hoge systolische bloeddruk wordt veroorzaakt doordat Bij sommige zorgvragers zijn de slagaders hard geworden. Ze veren dan niet meer zo goed mee, omdat ze minder elastisch zijn.
    • Je lichamelijke conditie, bepaalt NIET waardoor wordt je bloeddruk
    • Testosteron is hormoon speelt doorgaan GEEN rol in het regelen van je bloeddruk
    • Je druksensoren bevinden zich in Het eerste gedeelte van je lichaamsslagader
    • Je hartminuutvolume, de spieren in je bloedvaten en de hoeveelheid vocht in je lichaam, bepaald je bloeddruk
    • Je druksensoren bevinden zich in je Halsslagaders
    • Door Je aders dicht drukken tijden de hartslag Slagaders kunnen ook het terugstromen van je bloed door je aders verbeteren.
    • De hartpunt ligt doorgaans naar Linksonder gericht
    • Het hart is opgebouwd uit twee boezems en 2 kamers
    • Het bloed in de boezems en kamers stroomt langs de weefsellaag Endocard
    • Myocard noemen we De spierweefsellaag van het hart noemen we het
    • Buitenste laag maakt het pericardvocht aan
    • Het hart pompt bloed in een Dubbele bloedsomloop
    • Bloed uit de lichaamscirculatie komt het hart binnen via de Rechter boezem
    • Bloed uit de longcirculatie (kleine bloedsomloop) komt het hart binnen via de Linker boezem
    • Beide holle aderen vervoeren zuurstofarm bloed
    • Zuurstofrijk bloed vervoert De lichaamsslagader transporteert bloed vanuit de linker kamer naar de rest van je lichaam
    • Aanvoeren van afvalproducten naar organen is gen functie van de bloedsomloop
    • Lichaamsslagader is Uit welk bloedvat ontspringen deze kransslagaders
    • Zuurstofarm bloed ontvangt De rechter kamer
    • Zuurstofrijk kamer ontvangt De linker kamer
    • Rechter kamer bloed in de longslagader, pompt Het hart via de
    • Progresseron speelt doorgaans geen rol Hett hormoon
    • Tricuspidalisklep en de mitralisklep Tot de AV-kleppen behoren de
    • Tricuspidalisklep bevindt zich door de afbeelding met geel aangegeven
    • Mitralisklep bevindt zich door de afbeelding met geel aangegeven Rechter boezem samenknijpt bevind t zich door de afbeelding met geel aangegeven - De tricuspidalisklep gaat open als de
    • Mitralisklep gaat dicht als de Linker kamer samenknijpt
    • Herschreven pees draden bevindt zich door de afbeelding met geel aangegeven
    • Papillairspieren bevindt zich door de afbeelding met geel aangegeven
    • Lichaamsslagaderklep en ongslagaderklep behoren tot de halvemaanvormige kleppen Lichaamsslagaderkle bevind er zich op de wat bevind zich op de afbeelding
    • Longslagaderklep bevind er zich op de wat bevind zich op de afbeelding sinusknoop
    • In de rechter boezem bevindt zich de , die verantwoordelijk is voor coördinatie van elektrische activiteit in het hart.
    • AV-knoop bevindt zich wat bevind zich op de afbeelding
    • AV-knoop In welke structuur wordt de elektrische hartprikkel vertraagd
    • Bundel van His De AV-knoop geeft de elektrische hartprikkel door aan de

    Hartslag & Huid

    • elke normale hartcyclus start met de vorming van een actiepotentiaal in de sinusknoop
    • als de sinusknoop niet werkt? -De AV-knoop vuurt eigen prikkels af
    • Wat is de gemiddelde vuurfrequentie van de sinusknoop? -60-80
    • Welke structuur wordt gezien als de pacemaker van het hart? - Sinusknoop
    • Tijdens het proces van wordt de binnenkant van de cel positief ten opzichte van de buitenkant - Depolarisatie
    • trekken gezonde hartspiercellen samen - Als gevolg van Depolarisatie
    • Een ECG registreert de elektrische activiteit van het hart
    • Op deze afbeelding wordt de P-top aangeduid
    • De depolarisatie van de boezems wordt weergegeven met de letter= - P top
    • Het PR-interval bevindt zich weer op de afbeelding aangeduid
    • De vertraging in de AV-knoop wat geeft het PR-interval weer

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

Use Quizgecko on...
Browser
Browser