Podcast
Questions and Answers
Bloedplasma bestaat voor ongeveer 55% uit bloedcellen.
Bloedplasma bestaat voor ongeveer 55% uit bloedcellen.
False (B)
Het intercellulaire vocht heeft een andere samenstelling dan bloedplasma en lymfe.
Het intercellulaire vocht heeft een andere samenstelling dan bloedplasma en lymfe.
True (A)
De haarvaten zijn een type bloedvat dat zuurstof en voedingsstoffen afgeeft aan de weefsels.
De haarvaten zijn een type bloedvat dat zuurstof en voedingsstoffen afgeeft aan de weefsels.
True (A)
De gaswisseling in de longen vindt plaats in de aders.
De gaswisseling in de longen vindt plaats in de aders.
Het lymfevatenstelsel is verantwoordelijk voor het transport van zuurstof in het lichaam.
Het lymfevatenstelsel is verantwoordelijk voor het transport van zuurstof in het lichaam.
Het bloed heeft hoofdzakelijk drie functies, waaronder homeostase, defensie en transport van voedingsstoffen.
Het bloed heeft hoofdzakelijk drie functies, waaronder homeostase, defensie en transport van voedingsstoffen.
Bloedplasma bevat voornamelijk rode bloedcellen.
Bloedplasma bevat voornamelijk rode bloedcellen.
Het transportstelsel is slechts enkelvoudig en bestaat alleen uit bloedvaten.
Het transportstelsel is slechts enkelvoudig en bestaat alleen uit bloedvaten.
Rode bloedcellen hebben een levensduur van ongeveer 120 dagen.
Rode bloedcellen hebben een levensduur van ongeveer 120 dagen.
Bloedplaatjes worden afgebroken in de lever.
Bloedplaatjes worden afgebroken in de lever.
Lymfocyten komen voor in het intercellulair vocht.
Lymfocyten komen voor in het intercellulair vocht.
De colloïdale osmotische druk van het intercellulair vocht is hoger dan die van het bloed.
De colloïdale osmotische druk van het intercellulair vocht is hoger dan die van het bloed.
De resulterende druk aan het arteriële uiteinde van het haarvat is de absorptiedruk.
De resulterende druk aan het arteriële uiteinde van het haarvat is de absorptiedruk.
Door filtratiedruk wordt water met opgeloste moleculen uit bloed in intercellulair vocht geperst.
Door filtratiedruk wordt water met opgeloste moleculen uit bloed in intercellulair vocht geperst.
Lymfehaarvaten nemen water en opgeloste deeltjes op uit het lymfevocht.
Lymfehaarvaten nemen water en opgeloste deeltjes op uit het lymfevocht.
Het colloïdale osmotische druk van het intercellulair vocht zorgt voor een waterstroom naar het bloed.
Het colloïdale osmotische druk van het intercellulair vocht zorgt voor een waterstroom naar het bloed.
Het intercellulaire vocht heeft dezelfde concentratie aan elektrolyten als bloedplasma.
Het intercellulaire vocht heeft dezelfde concentratie aan elektrolyten als bloedplasma.
De hoeveelheid bloed in het lichaam wordt constant gehouden door excretie via de longen, zweetklieren en nieren.
De hoeveelheid bloed in het lichaam wordt constant gehouden door excretie via de longen, zweetklieren en nieren.
Het lymfevatenstelsel mondt uiteindelijk uit in de bloedsomloop.
Het lymfevatenstelsel mondt uiteindelijk uit in de bloedsomloop.
De lymfevaten bevatten kleppen die terugstromen voorkomen.
De lymfevaten bevatten kleppen die terugstromen voorkomen.
Lymfefollikels bevatten lymfeholten omgeven door lymfevaten.
Lymfefollikels bevatten lymfeholten omgeven door lymfevaten.
Macrofagen kunnen relatief kleine partikels fagocyteren.
Macrofagen kunnen relatief kleine partikels fagocyteren.
Opsoninen zetten zich vast op celmembraan van bacteriën en doen ze samenklonteren.
Opsoninen zetten zich vast op celmembraan van bacteriën en doen ze samenklonteren.
T-lymfocyten vormen antistoffen tegen elk antigeen.
T-lymfocyten vormen antistoffen tegen elk antigeen.
Lymfe transporteert vetten uit bloed naar darmvlokken.
Lymfe transporteert vetten uit bloed naar darmvlokken.
De circulatie van lymfe is sneller dan de bloedcirculatie.
De circulatie van lymfe is sneller dan de bloedcirculatie.
Bloedplasma bevat voornamelijk aminozuren en glucose.
Bloedplasma bevat voornamelijk aminozuren en glucose.
Hemoglobine maakt ongeveer 96% van de massa van rode bloedlichaampjes uit.
Hemoglobine maakt ongeveer 96% van de massa van rode bloedlichaampjes uit.
Het menselijk bloed bevat ongeveer 15 g hemoglobine per 100 ml.
Het menselijk bloed bevat ongeveer 15 g hemoglobine per 100 ml.
Het lymfevatenstelsel heeft geen filtrerende werking.
Het lymfevatenstelsel heeft geen filtrerende werking.
Lymfe bevat meer eiwitten dan intercellulair vocht. (True/False)?
Lymfe bevat meer eiwitten dan intercellulair vocht. (True/False)?
Lymfe bevat rode bloedcellen. (True/False)?
Lymfe bevat rode bloedcellen. (True/False)?
Het hart van zoogdieren heeft twee kamers en vier boezems. (True/False)?
Het hart van zoogdieren heeft twee kamers en vier boezems. (True/False)?
Slagaders voeren bloed van organen naar het hart. (True/False)?
Slagaders voeren bloed van organen naar het hart. (True/False)?
Haarvaten bevatten alleen endotheel. (True/False)?
Haarvaten bevatten alleen endotheel. (True/False)?
Het bloed dat de longen verlaat is zuurstofrijk en arm aan koolstofdioxide. (True/False)?
Het bloed dat de longen verlaat is zuurstofrijk en arm aan koolstofdioxide. (True/False)?
De bloedsomloop is een gesloten systeem waarbij het bloed nergens buiten de bloedbaan komt. (True/False)?
De bloedsomloop is een gesloten systeem waarbij het bloed nergens buiten de bloedbaan komt. (True/False)?
De longslagader vervoert zuurstofrijk bloed van het hart naar de organen. (True/False)?
De longslagader vervoert zuurstofrijk bloed van het hart naar de organen. (True/False)?
De dubbele bloedsomloop omvat de longenbloedsomloop en de lichaamsbloedsomloop. (True/False)?
De dubbele bloedsomloop omvat de longenbloedsomloop en de lichaamsbloedsomloop. (True/False)?
In de haarvaten vindt goede uitwisseling plaats van gassen, voedingsstoffen en eindproducten tussen bloed en weefselvocht. (True/False)?
In de haarvaten vindt goede uitwisseling plaats van gassen, voedingsstoffen en eindproducten tussen bloed en weefselvocht. (True/False)?
Het lymfevat is rijker aan eiwitten dan intercellulair vocht. (True/False)?
Het lymfevat is rijker aan eiwitten dan intercellulair vocht. (True/False)?
Het bloed dat organen verlaat is zuurstofrijk. (True/False)?
Het bloed dat organen verlaat is zuurstofrijk. (True/False)?
Hemoglobine gaat een losse binding aan met zuurstof, wat resulteert in oxyhemoglobine, dat helderblauw van kleur is.
Hemoglobine gaat een losse binding aan met zuurstof, wat resulteert in oxyhemoglobine, dat helderblauw van kleur is.
Bij een stijging van de verzadigingsgraad van zuurstof in het bloed neemt de partiele zuurstofspanning (pO2) in het milieu af.
Bij een stijging van de verzadigingsgraad van zuurstof in het bloed neemt de partiele zuurstofspanning (pO2) in het milieu af.
De vorming van HbO2 wordt beïnvloed door een stijgende partiele koolstofdioxidespanning in het milieu (pCO2).
De vorming van HbO2 wordt beïnvloed door een stijgende partiele koolstofdioxidespanning in het milieu (pCO2).
Een verhoging van de temperatuur in weefsels leidt tot een toename van de vorming van HbO2.
Een verhoging van de temperatuur in weefsels leidt tot een toename van de vorming van HbO2.
In de longblaasjes bedraagt de pO2 15,84 kPa en de pCO2 5,28 kPa, wat resulteert in een verzadigingsgraad van ongeveer 96% zuurstof.
In de longblaasjes bedraagt de pO2 15,84 kPa en de pCO2 5,28 kPa, wat resulteert in een verzadigingsgraad van ongeveer 96% zuurstof.
Bij een daling van de pO2 en een stijging van de pCO2 in bloedhaarvaten, zal de verzadigingsgraad van zuurstof toenemen.
Bij een daling van de pO2 en een stijging van de pCO2 in bloedhaarvaten, zal de verzadigingsgraad van zuurstof toenemen.
Bij een hogere temperatuur in de weefsels zal er supplementaire afgifte van zuurstof plaatsvinden.
Bij een hogere temperatuur in de weefsels zal er supplementaire afgifte van zuurstof plaatsvinden.
Koolstofdioxide wordt in rode bloedcellen omgezet tot H2CO3 door het enzym koolzuuranhydrase.
Koolstofdioxide wordt in rode bloedcellen omgezet tot H2CO3 door het enzym koolzuuranhydrase.
Het gehalte aan HCO3- in rode bloedcellen stijgt snel door de trage omzetting van CO2 naar H2CO3.
Het gehalte aan HCO3- in rode bloedcellen stijgt snel door de trage omzetting van CO2 naar H2CO3.
Ongeveer 20% van CO2 wordt reversibel gebonden op hemoglobine via carbaminobinding.
Ongeveer 20% van CO2 wordt reversibel gebonden op hemoglobine via carbaminobinding.
De vorming van carboxyhemoglobine vindt plaats wanneer hemoglobine een 250 keer grotere affiniteit heeft voor CO dan voor zuurstof.
De vorming van carboxyhemoglobine vindt plaats wanneer hemoglobine een 250 keer grotere affiniteit heeft voor CO dan voor zuurstof.
Bij onvoldoende zuurstofvoorziening vormen nieren en lever het hormoon erythropoëtine, wat resulteert in meer nieuwe rode bloedcellen.
Bij onvoldoende zuurstofvoorziening vormen nieren en lever het hormoon erythropoëtine, wat resulteert in meer nieuwe rode bloedcellen.
Bloedklontering is een eenvoudig proces dat volledig begrepen is.
Bloedklontering is een eenvoudig proces dat volledig begrepen is.
Fibrinogeen wordt gevormd in de lever.
Fibrinogeen wordt gevormd in de lever.
Thromboplastine is in grote hoeveelheden aanwezig in bloedplaatjes.
Thromboplastine is in grote hoeveelheden aanwezig in bloedplaatjes.
Histamine en serotonine doen bloedvaten uitzetten.
Histamine en serotonine doen bloedvaten uitzetten.
Bij bloedklontering worden de wondranden verwijd.
Bij bloedklontering worden de wondranden verwijd.
Witte bloedcellen zijn verantwoordelijk voor verdediging tegen binnengedrongen lichamen.
Witte bloedcellen zijn verantwoordelijk voor verdediging tegen binnengedrongen lichamen.
Mechanische verwondingen zijn gemakkelijker te passeren dan slijmvliezen.
Mechanische verwondingen zijn gemakkelijker te passeren dan slijmvliezen.
Plaatselijke ontsteking leidt tot verhoogde doorbloeding door bloedvatenverwijding.
Plaatselijke ontsteking leidt tot verhoogde doorbloeding door bloedvatenverwijding.
Witte bloedcellen fagocyteren kleine vloeibare deeltjes.
Witte bloedcellen fagocyteren kleine vloeibare deeltjes.
Bij plaatselijke besmetting wordt etter gevormd door opgeloste weefselcellen en bacteriën.
Bij plaatselijke besmetting wordt etter gevormd door opgeloste weefselcellen en bacteriën.
Specifieke afweermogelijkheden tegen parasieten zijn vrij beperkt.
Specifieke afweermogelijkheden tegen parasieten zijn vrij beperkt.
Virussen kunnen alleen voortplanten ten koste van nucleïnezuren van de gastheer.
Virussen kunnen alleen voortplanten ten koste van nucleïnezuren van de gastheer.
Flashcards are hidden until you start studying