Farmacologische Basisbegrippen

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson
Download our mobile app to listen on the go
Get App

Questions and Answers

Wat beschrijft de farmacokinetiek in essentie?

  • De werking van geneesmiddelen op het lichaam.
  • De interacties tussen verschillende geneesmiddelen.
  • Wat het lichaam doet met de geneesmiddelen. (correct)
  • De genetische variaties in medicijnrespons.

Welke stap in de farmacokinetiek betreft de opname van een geneesmiddel?

  • Metabolisme
  • Eliminatie
  • Verdeling
  • Resorptie (correct)

Wat is de rol van het metabolisme in de farmacokinetiek?

  • Het omzetten en onschadelijk maken van stoffen in de lever. (correct)
  • Het stabiliseren van de concentratie van het medicijn in het bloed.
  • Het verdelen van het medicijn door het lichaam.
  • Het uitscheiden van onaangeroerde stoffen.

Wat betekent biologische beschikbaarheid in de context van farmacokinetiek?

<p>De fractie van een geneesmiddel die de algemene circulatie bereikt. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is het effect van 'first pass' metabolisme op geneesmiddelen?

<p>Het vermindert de concentratie van het medicijn tijdens de circulatie. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt bedoeld met de term 'therapeutische breedte' in de context van geneesmiddelen?

<p>De optimale concentratie van een geneesmiddel die de gewenste werking heeft. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is de functie van een antagonist in farmacodynamiek?

<p>Het blokkeert de receptor waardoor een effect wordt voorkomen. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende factoren heeft geen invloed op de dosis-effect relatie van een geneesmiddel?

<p>Scholing van de zorgverlener. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er met een geneesmiddel dat een hoge klaring heeft?

<p>Het heeft een korte halfwaardetijd. (B)</p> Signup and view all the answers

Hoe verwijdert het lichaam voornamelijk geneesmiddelen?

<p>Via de nieren en het maagdarmkanaal. (D)</p> Signup and view all the answers

Flashcards are hidden until you start studying

Study Notes

Farmacologische Basisbegrippen

  • Farmacokinetiek: bestudeert wat het lichaam met het medicijn doet, kwantitatief bekeken.
  • Farmacodynamiek: bestudeert wat het medicijn met het lichaam doet, focus op de manier van werken en de mechanismen.
  • Geneesmiddelen: stoffen of samenstellingen die werken om te genezen, te voorkomen, te diagnosticeren en te veranderen van fysiologische functies.
    • Voorbeelden: vaccins, vitaminepreparaten, contrastvloeistoffen, vaseline

Farmacokinetiek

  • Vier stappen van farmacokinetiek:
    • Resorptie: opname van het medicijn.
      • Enteraal: via de maag-darmkanaal, medicijn wordt opgenomen in de lever en vervolgens afgegeven aan het bloedplasma.
      • Parenteraal: via spierweefsel, huid, longen, slijmvlies van mond of rectum, zonder lever direct naar het bloedplasma.
    • Distributie: verdeling van het medicijn in het lichaam.
      • Circulatie: via het bloed, hechten zich aan plasma-eiwitten in het bloed, een deel blijft vrij.
    • Metabolisme: omzetting in de lever, een deel wordt onschadelijk gemaakt.
    • Eliminatie: uitscheiding via klaringsorganen: lever en nieren.
      • Lever: via gal naar ontlasting.
      • Nieren: via urine.
  • Metabolisme: enzymsysteem in de lever dat stoffen afbreekt.
  • Biologische beschikbaarheid: percentage van het medicijn dat niet wordt uitgescheiden en weer in de circulatie komt.
    • Uitgedrukt in een percentage of fractie tussen 0 en 1.
    • Afhankelijk van de first pass (wat de lever afbreekt) en resorptie (geen resorptie= onveranderd medicijn in circulatie).
  • Distributie: depots
    • Vetweefsel: voor lipofiele medicijnen.
    • Albumine, bloedeiwit: alleen de vrije fractie, niet gebonden aan albumine, kan getransporteerd worden.
  • Eliminatie: verwijdering van geneesmiddelen.
    • Eliminatiewegen: nieren (urine), maagdarmkanaal (gal), longen, zweet, speeksel, tranen.
  • Klaring/Eliminatiesnelheid: snelheid waarmee het medicijn uit het bloedplasma wordt verwijderd.
    • Uitgedrukt in L/uur of L/kg.
  • Dosis-effect: bepalen van het effect en de werkingsduur.
    • Dosis: hoeveelheid medicijn.
    • Frequentie: hoe vaak medicijn wordt ingenomen.
    • Toedieningsweg: hoe het medicijn wordt toegediend.
    • Eigenschappen geneesmiddel: klaring, halfwaardetijd, verdelingsvolume.
    • Eigenschappen patiënt: leeftijd, gewicht, lever/nierfunctie.
  • Therapeutische breedte: concentratie van het medicijn die de juiste werking heeft.
  • Halfwaardetijd: tijd waarbij 50% van het geneesmiddel is geëlimineerd.
    • Na 4 x de halfwaardetijd is 94% van het medicijn geëlimineerd.

Farmacodynamiek

  • Geneesmiddelen hechten zich aan eiwitten:
    • Receptoren: hormonen, neurotransmitters, mediatoren.
      • Agonistische werking: versterkt het natuurlijke effect.
      • Antagonistische werking: heeft geen effect.
    • Ionkanalen: bijv. lidocaïne blokkeert NA-kanalen en voorkomt pijnverspreiding.
    • Enzymen:
      • ACE-remmers: remmen enzymen.
    • Transsporteiwitten:
      • Actief transport: tegen concentratiegradiënt in.
      • Protonpompremmer: remt H+ productie, waardoor minder zuur wordt aangemaakt.

Medicijnvormen

  • Mga: met gereguleerde afgifte.
  • Retard: met vertraagde/verlengde werking.
  • Contin: met continue werking.
  • E.C.= enteric coated: maagsapresistent.
  • MSR: maagsapresistent.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser