Podcast
Questions and Answers
Wat is de Nederlandse vertaling van 'le père'?
Wat is de Nederlandse vertaling van 'le père'?
- de vader (correct)
- de zoon
- de opa
- de broer
Welke van de volgende woorden betekent 'de moeder' in het Frans?
Welke van de volgende woorden betekent 'de moeder' in het Frans?
- le frère
- la sœur
- la mère (correct)
- l'enfant
Wat is de Franse vertaling van 'thuis'?
Wat is de Franse vertaling van 'thuis'?
- l'invitation
- le grand-père
- le fils
- Ã la maison (correct)
Welk woord staat niet in de lijst voor familie in het Nederlands?
Welk woord staat niet in de lijst voor familie in het Nederlands?
Flashcards
De familie
De familie
Een groep mensen die verwant zijn aan elkaar, zoals ouders, kinderen, broers en zussen.
De opa
De opa
De vader van je vader of moeder.
De oma
De oma
De moeder van je vader of moeder.
Getrouwd
Getrouwd
Signup and view all the flashcards
De hond
De hond
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Familie woordenlijst - Nederlands/Frans
- Familie: de familie, het gezin - la famille
- Broer: de broer - le frère
- Zus: de zus - la sœur
- Ouders: de ouders - les parents
- Kind: het kind - l'enfant
- Vader: de vader - le père
- Moeder: de moeder - la mère
- Papa: papa - papa
- Mama: mama - maman
- Zoong/Dochter: de zoon/de dochter - le fils/la fille
- Oom: de oom - l'oncle
- Tante: de tante - la tante
- Grootouders: de grootouders - les grands-parents
- Grootvader: de opa - le grand-père
- Grootmoeder: de oma- la grand-mère
- Neef: de neef - le cousin
- Niece: de nicht - la cousine
- Man/Vrouw, getrouwd: getrouwd - marié(e)
- Gescheiden: gescheiden - divorcé(e)
- Ontmoeten: ontmoeten - rencontrer
- Uitnodiging: de uitnodiging- l'invitation
- Afspraak: de afspraak- le rendez-vous
- **Organiseren:organiseren– organiser
Woordenlijst - Geld, eigenschappen en situaties
- Prijs: de prijs - le prix
- Klein: klein - petit
- Tweeling: de tweeling - les jumeaux
- Werken: werken - travailler
- Ander: ander - autre
- Bij ons: bij ons (thuis) - chez nous
- Grootmoeder, grootvader, opa, oma: de oma, de opa, de grootmoeder, de grootvader- la grand-mère, le grand-père, l’ontcle, la tante
- Hond: de hond - le chien
- Zwart: zwart - noir
- Allebei: allebei - tous les deux
- Volwassene: de volwassene - l'adulte
- Zaterdag: zaterdag - samedi
- Juni: juni - juin
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Description
Test je kennis van de basiswoorden rondom familie relaties in het Nederlands en Frans. Dit quiz helpt je de juiste termen te leren en te onthouden voor gezinsstructuren. Ideaal voor beginners die deze twee talen willen combineren.