A. Weer en Klimaat | Weer en Klimaat | AK | Flashcards | VMBO-TL/KB

Afstromen

• Afstromen is neerslag die als stromend water via beekjes, meren en rivieren naar de zee gaat.

Wind

• Aanlandige wind, ook bekend als zeewind, waait van de zee naar het land.
• Aflandige wind, ook bekend als landwind, waait van het land naar de zee.
• De wind ontstaat door luchtbewegingen in de atmosfeer, veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.

Atmosfeer

• De atmosfeer is de luchtlaag om de aarde, ook wel dampkring genoemd.

Luchtdruk

• Een barometer wordt gebruikt om de luchtdruk te meten.
• Luchtdruk is de kracht van het gewicht van de lucht in de atmosfeer op een oppervlak.
• Een hogedrukgebied, ook wel een maximum genoemd, is een gebied met een hogere luchtdruk dan de omgeving.
• Een lagedrukgebied, ook wel een minimum genoemd, is een gebied met een lagere luchtdruk dan de omgeving.
• Een luchtdrukgordel is een zone van hoge of lage luchtdruk rond een bepaalde breedtegraad op aarde.

Water

• Bevriezen is de overgang van water (vloeibaar) naar ijs (vast).
• Condenseren is de overgang van waterdamp (gas) naar water (vloeibaar).
• Smelten is de overgang van ijs (vast) naar water (vloeibaar).
• Verdampen is de overgang van water (vloeibaar) naar waterdamp (gas).

Bewolkingsgraad

• Bewolkingsgraad is het percentage van de hemel dat bedekt is met wolken.

Locatie

• Breedteligging is de afstand van een plaats tot de evenaar, uitgedrukt in breedtegraden.
• Hoogteligging is de positie van een plek ten opzichte van zeeniveau, gemeten in meters.

Broeikasgassen

• Broeikasgassen, zoals koolstofdioxide (CO₂) en methaan (CH₄), houden warmte vast in de atmosfeer.

Duurzaamheid

• Duurzaamheid betekent handelen zonder schade toe te brengen aan de leefomgeving, voor huidige en toekomstige generaties.

Neerslag

• Frontale neerslag ontstaat waar warme en koude lucht botsen bij een warmtefront en een koufront.
• Neerslag is water dat in vaste of vloeibare vorm op aarde valt (regen, sneeuw, hagel).
• Regenschaduw is een gebied aan de lijzijde van een gebergte waar weinig neerslag valt.
• Stijgingsneerslag ontstaat wanneer (vochtige) lucht wordt opgewarmd door het aardoppervlak, opstijgt en afkoelt.
• Stuwingsneerslag ontstaat wanneer (vochtige) lucht gedwongen wordt omhoog te gaan langs een gebergte en afkoelt.

Klimaat

• Klimaat is het gemiddelde weer over een langere periode (30-40 jaar) in een bepaald gebied.
• Klimaatfactoren bepalen het klimaat in een gebied, zoals breedteligging en hoogteligging (reliëf).
• Het Klimaatverdrag van 1992, onder verantwoordelijkheid van de VN, heeft als doel de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.
• Een savanneklimaat heeft een temperatuur altijd hoger dan 18 °C, met een seizoen zonder neerslag.
• Een sneeuw- en ijsklimaat komt voor in de poolgebieden, waar het alle maanden kouder is dan 0 °C.
• Een steppeklimaat heeft ongeveer 150 tot 300 mm neerslag per jaar en kan warm of koud zijn.

Overige

• Luchtvochtigheid is de hoeveelheid waterdamp in de lucht.
• Het natuurlijk broeikaseffect is het vasthouden van warmte door broeikasgassen, wat de aarde leefbaar maakt.
• De Schaal van Beaufort meet de windkracht, van 0 (windstil) tot 12 (orkaankracht).
• De schaal van Celsius meet de temperatuur, met het vriespunt van water op 0°C en het kookpunt op 100°C.
• Temperatuur is een maat voor de koude of warmte op een bepaald moment, gemeten in Celsius.
• Een thermometer is een instrument om de temperatuur te meten, in Europa volgens de schaal van Celsius.
• Verdroging is het droger worden van de bodem door een dalende grondwaterspiegel.
• Het versterkt broeikaseffect is de toename van broeikasgassen door menselijke invloed, waardoor de aarde meer warmte vasthoudt.
• Waterbalans is de nuttige neerslag in een jaar, berekend over een langjarig gemiddelde voor een gebied.
• De waterkringloop is de continue afwisseling van de drie fasen van water in een kringloop.
• Weer is de toestand van de atmosfeer op een bepaald moment in een bepaald gebied.
• Weerelementen beschrijven het weer, zoals temperatuur, luchtdruk, wind, neerslag en bewolkingsgraad.
• Wet van Buys Ballot: door de draaiing van de aarde krijgt de wind een afwijking; op het noordelijk halfrond wijkt de wind naar rechts af en op het zuidelijk halfrond naar links, als je met je rug naar de wind staat.
• Windkracht is de kracht van de wind, uitgedrukt in eenheden van de schaal van Beaufort.
• Een windroos is een diagram met de windrichtingen.
• Windsnelheid is de snelheid van de wind in m/s of km/u, gemeten met een windmeter (anemometer).
• Zonkracht of UV-index is de hoeveelheid UV-straling in het zonlicht die de aarde bereikt, met een waarde tussen 1 (zeer weinig) en 8 (maximaal).