Module 5: werkloosheid en participatie op de arbeidsmarkt

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Hoe wordt structurele werkloosheid typisch gekenmerkt?

  • Aanhoudende langdurige periodes van werkloosheid door permanente kenmerken van de economie. (correct)
  • Werkloosheid onder individuen die opgegeven hebben om naar werk te zoeken, maar wel graag zouden werken.
  • Werkloosheid die ontstaat door moeilijkheden om een werkgever en een werknemer aan elkaar te koppelen.
  • Kortdurende periodes van werkloosheid als gevolg van economische schommelingen.

Wat is de definitie van de 'activiteitsgraad'?

  • Beleidsmaatregelen om werkloze arbeidskrachten terug aan het werk te krijgen.
  • Het percentage volwassenen in de beroepsbevolking. (correct)
  • Het percentage van de beroepsbevolking dat werkloos is.
  • Een vereniging van werknemers die collectief met de werkgevers onderhandelt.

Wat is het primaire doel van 'actief arbeidsmarktbeleid'?

  • Het vaststellen van de hoogte van de lonen in een sector.
  • Het reguleren van de import en export van goederen.
  • Het verminderen van de belastingdruk op bedrijven.
  • Het terugdringen van de werkloosheid door middel van arbeidsmarktinterventies. (correct)

Welke van de volgende opties is een voorbeeld van 'frictiewerkloosheid'?

<p>Een recentelijk afgestudeerde die tijd nodig heeft om een geschikte baan te vinden. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is de belangrijkste functie van een vakbond?

<p>Het vertegenwoordigen van werknemers en onderhandelen met werkgevers. (C)</p> Signup and view all the answers

Hoe verhoudt conjuncturele werkloosheid zich tot de conjunctuurcyclus?

<p>Het is gecorreleerd met de conjunctuurcyclus. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat kenmerkt 'ontmoedigde werknemers'?

<p>Ze hebben de hoop opgegeven om werk te vinden, maar willen wel graag werken. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat houdt het 'werkloosheidspercentage' in?

<p>Het percentage van de beroepsbevolking dat werkloos is. (A)</p> Signup and view all the answers

Hoe wordt het 'mediane loon' berekend?

<p>Het loon waarbij de helft van de werknemers minder verdient en de andere helft meer. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke factor draagt NIET bij aan structurele werkloosheid?

<p>Kortstondige economische recessies. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het verband tussen beleidsmaatregelen voor 'actief arbeidsmarktbeleid' en het terugdringen van werkloosheid?

<p>Ze zijn gericht op het direct ondersteunen van werklozen en het bevorderen van hun terugkeer naar de arbeidsmarkt. (D)</p> Signup and view all the answers

In welke situatie zou een vakbond typisch tussenbeide komen?

<p>Een bedrijf dat eenzijdig besluit om de lonen van werknemers te verlagen. (A)</p> Signup and view all the answers

Hoe verschilt de definitie van 'werklozen' van 'ontmoedigde werknemers'?

<p>Werklozen zijn actief op zoek naar een baan, terwijl ontmoedigde werknemers het zoeken hebben opgegeven. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is een cruciaal verschil tussen frictiewerkloosheid en conjuncturele werkloosheid tijdens een economische opleving?

<p>Frictiewerkloosheid neemt toe, terwijl conjuncturele werkloosheid afneemt. (B)</p> Signup and view all the answers

Hoe zou een beleidsmaker 'actief arbeidsmarktbeleid' kunnen inzetten om structurele werkloosheid aan te pakken?

<p>Door omscholingsprogramma's aan te bieden voor sectoren met een tekort aan arbeidskrachten. (B)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Werklozen

Volwassenen die geen werk hebben, maar werk zoeken.

Werkloosheidspercentage

Percentage van de beroepsbevolking die werkloos zijn.

Activiteitsgraad

Percentage volwassenen in de beroepsbevolking.

Ontmoedigde arbeiders

Werkloze individuen die het opgegeven hebben om naar werk te zoeken, maar wel graag zouden werken.

Signup and view all the flashcards

Frictiewerkloosheid

Kortdurige werkloosheid die ontstaat door de gebruikelijke moeilijkheden om een werkgever en een werknemer aan elkaar te koppelen.

Signup and view all the flashcards

Structurele werkloosheid

Aanhoudende langdurige werkloosheid die ontstaat door langdurige schokken of permanente kenmerken van een economie die het moeilijker maken voor sommige arbeidskrachten om werk te vinden.

Signup and view all the flashcards

Mediane loon

Het loon waarvoor geldt dat de helft van alle arbeidskrachten minder verdient dan dat loon en de andere helft meer.

Signup and view all the flashcards

Vakbond

Een vereniging van werknemers die collectief met de werkgevers onderhandelt over lonen, andere voordelen en arbeidsomstandigheden.

Signup and view all the flashcards

Actief arbeidsmarktbeleid

Beleidsmaatregelen met als doel om werkloze arbeidskrachten terug aan het werk te krijgen, zoals arbeidsmarktbemiddeling, herscholingsprogramma's en het nagaan van de bereidheid om te werken.

Signup and view all the flashcards

Conjuncturele werkloosheid

Werkloosheid gecorreleerd met de conjunctuurcyclus.

Signup and view all the flashcards

Natuurlijke werkloosheidsgraad

De graad van structurele werkloosheid plus frictiewerkloosheid.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Het Belang van de Cel

  • Een cel is de structurele en functionele eenheid van het leven.
  • Het is de kleinste eenheid van een organisme dat als levend wordt beschouwd.
  • Cellen zijn de fundamentele bouwstenen van alle levende wezens.
  • De studie van cellen wordt cytologie genoemd.
  • Het woord cel komt van het Latijnse "cellula", wat kleine kamer betekent.

Ontdekking van de cel

  • Robert Hooke was de eerste die cellen beschreef in 1665.
  • Hij bekeek een kurkplak door een primitieve microscoop.
  • Hij zag alleen de dode celwanden en noemde ze "cellen".
  • Anton van Leeuwenhoek was de eerste die levende cellen in micro-organismen observeerde met behulp van een microscoop.

Celtheorie

Ontwikkeling van de celtheorie

  • In 1838 concludeerde Matthias Schleiden, een Duitse botanicus, dat alle planten uit cellen zijn opgebouwd.
  • In 1839 concludeerde Theodor Schwann, een Duitse zoöloog, dat alle dieren uit cellen zijn opgebouwd.
  • In 1855 verklaarde Rudolf Virchow dat alle cellen ontstaan uit reeds bestaande cellen.

Principes van de celtheorie

  • Alle organismen zijn samengesteld uit een of meer cellen.
  • De cel is de basiseenheid van structuur en organisatie in organismen.
  • Alle cellen ontstaan uit reeds bestaande cellen.

Celtypen

Prokaryotische cellen

  • Prokaryotisch komt van de Griekse woorden voor pre-nucleus.
  • Genetisch materiaal (DNA) is niet omsloten door een membraan-gebonden nucleus.
  • Ze missen andere membraan-gebonden organellen.
  • Prokaryoten zijn altijd eencellig.
  • Ze omvatten bacteriën en archaea.

Eukaryotische cellen

  • Eukaryotisch komt van de Griekse woorden voor echte nucleus.
  • Genetisch materiaal (DNA) is omsloten door een membraan-gebonden nucleus.
  • Bevatten andere membraan-gebonden organellen binnen het cytoplasma.
  • Eukaryoten kunnen eencellig of meercellig zijn.
  • Ze omvatten protisten, schimmels, planten en dieren.

Celstructuur

Plasmamembraan

  • Het plasmamembraan is een selectieve barrière.
  • Het laat voldoende passage van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen toe om het volume van elke cel te onderhouden.
  • Het plasmamembraan is een dubbele laag lipiden met daarin ingebedde eiwitten.
  • De meest voorkomende lipiden zijn fosfolipiden.

Nucleus

  • De nucleus bevat het grootste deel van de genen van de cel.
  • Het is over het algemeen het meest opvallende organel in een eukaryotische cel.
  • De nucleus bevat de nucleolus, waar ribosomen worden gemaakt.

Ribosomen

  • Ribosomen zijn deeltjes die zijn gemaakt van ribosomaal RNA en eiwit.
  • Ribosomen voeren eiwitsynthese uit.
  • Vrije ribosomen zijn gesuspendeerd in het cytosol en maken eiwitten die functioneren binnen het cytosol.
  • Gebonden ribosomen zijn bevestigd aan de buitenkant van het endoplasmatisch reticulum of het nucleaire membraan en maken eiwitten die in membranen worden ingebracht of worden uitgescheiden.

Endoplasmatisch Reticulum

  • Het endoplasmatisch reticulum (ER) is een netwerk van membraneuze tubuli en zakken die cisternae worden genoemd.
  • Het ER-membraan is continu met het nucleaire membraan.
  • Er zijn twee verschillende regio's van ER:
    • Glad ER, dat geen ribosomen heeft
    • Ruw ER, dat ribosomen heeft bevestigd aan het oppervlak

Golgi-apparaat

  • Het Golgi-apparaat is een stapel afgeplatte membraneuze zakken die cisternae worden genoemd.
  • Het Golgi-apparaat modificeert, bewaart en verpakt producten van het ER.

Lysosomen

  • Een lysosoom is een membraneuze zak met hydrolytische enzymen die macromoleculen kan verteren.
  • Lysosomale enzymen kunnen eiwitten, vetten, polysacchariden en nucleïnezuren hydrolyseren.

Vacuolen

  • Vacuolen zijn grote blaasjes die zijn afgeleid van het ER en het Golgi-apparaat.
  • Vacuolen voeren verschillende functies uit in verschillende soorten cellen.

Mitochondriën

  • Mitochondriën zijn de plaatsen van cellulaire ademhaling, een metabolisch proces dat zuurstof gebruikt om de generatie van ATP aan te drijven.
  • Mitochondriën hebben een glad buitenmembraan en een binnenmembraan dat is gevouwen in cristae.

Chloroplasten

  • Chloroplasten worden gevonden in planten en algen.
  • Chloroplasten zijn de plaatsen van fotosynthese.
  • Chloroplasten bevatten het groene pigment chlorofyl, evenals enzymen en andere moleculen die functioneren in de fotosynthese.

Cytoskelet

  • Het cytoskelet is een netwerk van vezels dat zich door het cytoplasma uitstrekt.
  • Het organiseert de structuren en activiteiten van de cel.
  • Het is samengesteld uit drie soorten moleculaire structuren:
    • Microtubuli
    • Microfilamenten
    • Intermediaire filamenten

Celfunctie

Celmetabolisme

  • Metabolisme is de som van alle chemische reacties die in een cel plaatsvinden.
  • Metabolische pathways zijn een reeks chemische reacties die een startmolecuul omzetten in een product.

Celcommunicatie

  • Celcommunicatie is het proces waarmee cellen met elkaar kunnen communiceren.
  • Cellen kunnen communiceren via direct contact of via chemische signalen.

Celdeling

  • Celdeling is het proces waarbij een cel zich deelt in twee nieuwe cellen.
  • Celdeling wordt gebruikt voor groei, reparatie en voortplanting.

Diagram van een typische dierlijke cel

  • Het diagram toont een typische dierlijke cel met de volgende gelabelde organellen:
    • Plasmamembraan
    • Nucleus
    • Ribosomen
    • Endoplasmatisch reticulum (ER)
    • Golgi-apparaat
    • Lysosomen
    • Vacuolen
    • Mitochondriën
    • Cytoskelet

Diagram van een typische plantencel

  • Het diagram toont een typische plantencel met de volgende gelabelde organellen:
    • Plasmamembraan
    • Celwand
    • Nucleus
    • Ribosomen
    • Endoplasmatisch reticulum (ER)
    • Golgi-apparaat
    • Lysosomen
    • Vacuolen
    • Mitochondriën
    • Chloroplasten
    • Cytoskelet

Algoritmische Complexiteit

Wat?

  • Maatstaf voor middelen (tijd, ruimte) vereist om een algoritme uit te voeren, als functie van de invoergrootte.
  • Big O-notatie: beschrijft de asymptotische bovengrens van de complexiteit.
    • $O(f(n))$ betekent dat het brongebruik van het algoritme niet sneller groeit dan $f(n)$ naarmate $n$ toeneemt.
  • Waarom belangrijk? Helpt bij het voorspellen van prestaties en het kiezen van efficiënte algoritmen, vooral bij grote inputs.

Gemeenschappelijke Complexiteiten

Constant - $O(1)$

  • De uitvoeringstijd is hetzelfde, ongeacht de invoergrootte.
  • Voorbeeld: Toegang tot een element in een array op index.

Logaritmisch - $O(log n)$

  • De tijd neemt proportioneel toe met de logaritme van de invoergrootte.
  • Voorbeeld: Binaire zoekopdracht in een gesorteerde array.

Lineair - $O(n)$

  • De tijd neemt lineair toe met de invoergrootte.
  • Voorbeeld: Zoeken naar een element in een ongesorteerde array.

$N \log N$ - $O(n \log n)$

  • De tijd neemt proportioneel toe met de invoergrootte maal de logaritme van de invoergrootte.
  • Voorbeeld: Merge sort, quicksort (gemiddelde geval).

Kwadratisch - $O(n^2)$

  • De tijd neemt proportioneel toe met het kwadraat van de invoergrootte.
  • Voorbeeld: Bubble sort, insertion sort.

Exponentieel - $O(2^n)$

  • De tijd verdubbelt bij elke toevoeging aan de invoerdataset.
  • Voorbeeld: Alle mogelijke combinaties van een set proberen.

Factorieel - $O(n!)$

  • De tijd neemt zeer snel toe met de invoergrootte.
  • Voorbeeld: Alle permutaties van een reeks genereren.

Visualisatie

  • De afbeelding toont een grafiek waarin de groeisnelheden van verschillende tijdscomplexiteiten worden vergeleken.
  • De x-as vertegenwoordigt de invoergrootte (n) en de y-as vertegenwoordigt de tijd of het aantal bewerkingen.
    • O(1) - Constant: Een horizontale lijn die aangeeft dat de tijd constant blijft, ongeacht de invoergrootte.
    • O(log n) - Logaritmisch: Een curve die zeer langzaam groeit naarmate de invoergrootte toeneemt.
    • O(n) - Lineair: Een rechte lijn die aangeeft dat de tijd lineair toeneemt met de invoergrootte.
    • O(n log n) - N Log N: Een curve die sneller groeit dan lineair, maar langzamer dan kwadratisch.
    • O(n^2) - Kwadratisch: Een curve die proportioneel groeit met het kwadraat van de invoergrootte, en sneller toeneemt dan de vorige complexiteiten.
    • O(2^n) - Exponentieel: Een curve die extreem snel groeit en een sterke toename van de tijd vertoont naarmate de invoergrootte toeneemt.
    • O(n!) - Factorieel: Dit zou nog sneller groeien dan exponentieel, maar wordt niet duidelijk weergegeven in deze grafiek vanwege de schaal.
  • De grafiek illustreert hoe verschillende algoritmen schalen met toenemende invoergroottes, waarbij het belang wordt benadrukt van het kiezen van algoritmen met lagere tijdscomplexiteiten voor grote datasets.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser