College 1: Politieke opiniepeilingen en kiezersonderzoek

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson
Download our mobile app to listen on the go
Get App

Questions and Answers

Welke van de volgende beweringen over peilingen is correct?

  • Peilingen geven een inschatting van de publieke opinie, maar er is altijd een kans op een foutmarge. (correct)
  • Peilingen bieden altijd een exacte weergave van de publieke opinie.
  • Peilingen zijn altijd gebaseerd op een volledige volkstelling.
  • Peilingen meten de mening van alle burgers in een land.

Bij wetenschappelijk kiezersonderzoek is een theoretische grondslag irrelevant, zolang de methodologie maar systematisch is.

False (B)

Wat is het belangrijkste verschil tussen wetenschappelijk kiezersonderzoek en opiniepeilingen, afgezien van de methodologische grondslag?

Theorie

Het Literary Digest-debacle van 1936 toonde aan dat een grote ______ niet noodzakelijkerwijs representatief is.

<p>steekproef</p> Signup and view all the answers

Match de volgende termen met hun beschrijving:

<p>Non-respons bias = Vertekening die optreedt wanneer degenen die niet deelnemen aan een onderzoek verschillen van degenen die wel deelnemen. Selectie-effecten = Vertekening die ontstaat doordat bepaalde groepen over- of ondervertegenwoordigd zijn in een steekproef. Quota sample = Een steekproefmethode waarbij de steekproef zodanig wordt samengesteld dat deze de belangrijkste kenmerken van de populatie weerspiegelt. Opiniepeiling = Een momentopname van de meningen van een specifieke groep mensen over een bepaald onderwerp.</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende factoren kan de nauwkeurigheid van peilingen in verschillende kiesstelsels beïnvloeden?

<p>De aard van het kiesstelsel, zoals evenredige vertegenwoordiging of kiesdistricten. (B)</p> Signup and view all the answers

Respondenten die een 'weet ik niet'-optie selecteren, geven altijd betrouwbare informatie over hun gebrek aan kennis.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Naast methodologische overwegingen, wat is een belangrijk ethisch aspect bij het uitvoeren van surveyonderzoek?

<p>Anonimiteit</p> Signup and view all the answers

Het fenomeen waarbij kiezers overstappen naar een partij die het goed doet in de peilingen, staat bekend als het ______ effect.

<p>bandwagon</p> Signup and view all the answers

Match de volgende methoden met hun doel in surveyonderzoek:

<p>Filtervragen = Identificeren en verwijderen van respondenten zonder kennis van het onderwerp. Weging = Corrigeren voor over- of ondervertegenwoordiging van bepaalde groepen in de steekproef. Survey experiment = Het testen van verschillende vraagformuleringen om vertekening te minimaliseren. Cognitieve interviews = Inzicht krijgen in hoe respondenten de vragen interpreteren.</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende beweringen beschrijft het beste het concept van 'priming' in de context van opinievorming?

<p>Het activeren van bepaalde overwegingen of informatie die de antwoorden van respondenten beïnvloedt. (D)</p> Signup and view all the answers

Het ontwerpen van een survey met zowel open als gesloten vragen vermindert de kans op vertekening en verhoogt de betrouwbaarheid van de resultaten.

<p>True (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is het primaire doel van operationalisatie in kwantitatief onderzoek zoals surveyonderzoek?

<p>Concepten meetbaar maken</p> Signup and view all the answers

Het NKO (Nederlands Kiezersonderzoek) is een voorbeeld van een ______ dataset, wat betekent dat dezelfde mensen over de loop van de tijd gevolgd worden.

<p>longitudinale</p> Signup and view all the answers

Match de volgende begrippen met hun relevantie voor de wetenschappelijke onderbouwing van surveyonderzoek:

<p>Theorie = Biedt een kader voor het interpreteren en verklaren van de resultaten. Hypothese = Concrete, toetsbare veronderstelling afgeleid van de theorie. Literatuur review = Overzicht van bestaande kennis en inzichten relevant voor het onderzoeksvraagstuk. Operationalisatie = Het proces van meetbaar maken van de concepten in de hypothese.</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende factoren is het minst waarschijnlijk een bron van vertekening in surveyonderzoek?

<p>De anonimiteit van de respondenten. (B)</p> Signup and view all the answers

Het is altijd beter om open vragen te gebruiken in surveyonderzoek, omdat deze meer gedetailleerde informatie opleveren en geen vertekening veroorzaken.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is 'survey weighting' en waarom is dit een belangrijk onderdeel van surveyonderzoek?

<p>Correctie voor steekproefvertekening</p> Signup and view all the answers

Het 'rally around the flag'-effect refereert aan ______ ten tijde van een externe dreiging.

<p>verenigde groep mensen</p> Signup and view all the answers

Match de volgende fasen van surveyonderzoek met een voorbeeld van activiteit daarbinnen:

<p>Vraagstelling = Specificeer de variabelen die je wilt meten. Dataverzameling = Afname van de survey onder de participanten. Analyse = Bereken de correlaties tussen verschillende antwoorden. Interpretatie = Trek conclusies gebaseerd op de gevonden data, en bediscussieer de limieten en implicaties van je resultaten.</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Wat zijn opiniepeilingen?

Het meten van de mening van burgers door verschillende bureaus.

Wat is foutmargeontwikkeling?

Een foutmarge die ontstaat door de ontwikkeling van peilingen.

Wat is selectie-effecten?

Wanneer reacties op een onderzoek niet representatief zijn voor de gehele populatie.

Wat is wetenschappelijk kiezersonderzoek?

Een gestructureerde manier om informatie te verzamelen om een relatie te onderzoeken.

Signup and view all the flashcards

Wat is een wetenschappelijke survey?

Een systematische en theoretische manier om data te verzamelen via een survey.

Signup and view all the flashcards

Wat is een theoretische aanpak in onderzoek?

Het vertalen van observaties in theoretische concepten en het leggen van verbanden met bestaande literatuur.

Signup and view all the flashcards

Wat is electorale volatiliteit?

Schommelingen in stemkeuze onder kiezers.

Signup and view all the flashcards

Wat is representativiteit?

De mate waarin een steekproef een goede afspiegeling is van de totale groep.

Signup and view all the flashcards

Wat zijn onderzoekspanels?

Een panel van mensen die bereid zijn om regelmatig aan opinieonderzoek mee te doen.

Signup and view all the flashcards

Wat is weging in onderzoek?

Een methode om de werkelijke verdeling van kenmerken te benaderen.

Signup and view all the flashcards

Wat is nauwkeurigheid in onderzoek?

Het bepalen van de betrouwbaarheid en zekerheid van onderzoeksresultaten.

Signup and view all the flashcards

Wat is publieke opinie meten?

Het meten van individuele meningen en deze samenvoegen tot een collectief.

Signup and view all the flashcards

Wat zijn "Straw polls"?

De eerste peilingen in de VS.

Signup and view all the flashcards

Wat is een quotasteekproef?

Een methode waarbij het percentage van groepen in de steekproef overeenkomt met de populatie.

Signup and view all the flashcards

Wat is een vertekende steekproef?

Een onjuiste afspiegeling van de bevolking in een steekproef.

Signup and view all the flashcards

Wat is een systematische steekproef?

Een steekproef waarbij elk nummer uit de groep wordt geselecteerd.

Signup and view all the flashcards

Wat is een steekproefkader?

Bestaat uit respondenten die je kunt contacteren voor onderzoek.

Signup and view all the flashcards

Wat is CATI?

Een methode van dataverzameling per telefoon.

Signup and view all the flashcards

Wat is Accesibilty bias?

De mentale toegankelijkheid van informatie beïnvloed door context.

Signup and view all the flashcards

Wat is een hypothese?

een voorlopige veronderstelling uit de bestaande literatuur

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Hoorcollege 1

  • Partijen veranderen regelmatig van standpunt.
  • Opiniepeilingen meten de mening van burgers via verschillende bureaus.
  • De Peilingwijzer voegt meerdere peilingen samen (Ton Louwerse), Maurice de Hond.
  • De Peilingswijzer rapporteert het betrouwbaarheidsinterval (Tom Luwese).
  • Foutmarge ontwikkeling; vroeger werd gelijkheid als waar aangenomen.
  • Er is áltijd een sample -> schatting -> kans dat er wat naast zit.
  • Gekke peilingen, bijvoorbeeld reclame.
  • Het gemiddelde Nederland overdenkt veel.
  • Conceptueel: Linkse of rechtse krant.
  • Selectie-effecten: wel of niet meedoen -> wie wordt er bereikt?
  • Alleen peilingen met betrouwbaarheidsinterval worden meegenomen.
  • Wetenschappelijk kiezersonderzoek is een instrument van subdisciplines, breed ingezet.

Onderzoek: Beschrijven en Verklaren

  • Kiezeronderzoek beschrijft: wat is X, wat is Y.
  • Kiezeronderzoek verklaart: Waarom (hoe kan X Y verklaren, wat is de relatie tussen X en Y).
  • Factoren die bijdragen aan de relatie tussen X en Y (sociale, politieke, economische factoren).
  • Mogelijke mechanismen die de relatie tussen X en Y versterken of verzwakken.
  • Mediërende of modererende variabelen die de relatie beïnvloeden.
  • Andere variabelen zijn relevant.

Houding versus Gedrag

  • Wat mensen vinden/denken: ideologie, politiek cynisme, steun, geloof.
  • Wat mensen doen: stemgedrag, wisselen van partij.
  • Achtergrondkenmerken beïnvloeden wat men doet/denkt.
  • Doen en denken beïnvloeden elkaar, zeggen wat ze doen.
  • Achtergrondkenmerken (sociale klasse, leeftijd, beroepsgroep) hebben invloed op beide.
  • Wetenschappelijk kiezersonderzoek is niet hetzelfde als opiniepeilingen.
  • Systematisch kiezersonderzoek: nog een keer meten, geen vertekening.
  • Theoretische grondslag: aansluiting bij literatuur, patronen verklaren door theorie.
  • Theorie: verklaringen, regelmatigheden.

Rally Around the Flag

  • Het 'rally around the flag'-fenomeen: een verenigde groep mensen door externe dreiging.
  • Belangrijk is hoe onderzoek is uitgevoerd en verschillen zijn getoetst.
  • Wetenschappelijk onderzoek is systematisch en theoretisch.
  • Systematisch onderzoek: methodologische aanpak (afbakening populatie, steekproef, vraagstelling, analyse en interpretatie).
  • Onderdelen van systematisch onderzoek: populatie, steekproef, vraagstelling, analyse.
  • Theoretische vertaling van observaties in theoretische concepten, aansluiting bij literatuur, regelmatigheden met grotere verklaringskracht.

Electoraliteit

  • Electorale volatiliteit: schommelingen in zwevende kiezers.
  • Meer wisselingen in stemkeuze, kiezers wisselen meer van partij.
  • Media voeren strijd om elke kiezer.
  • Bewegingen van de kiezers zijn relevant.

Hoorcollege 2

  • Literatuur: "Why the 1936 Literary Digest Poll Failed" beschrijft non-response bias en sampleproblemen
  • Non-response bias en sample problem zijn belangrijke overwegingen.

De Literary Digest Poll van 1936

  • Dit onderzoek staat bekend om zijn mislukking.
  • Een Gallup-enquête uit 1937 concludeerde dat zowel het steekproefmateriaal als de respons bevooroordeeld waren.
  • Als alle ondervraagden hadden gereageerd, zou het tijdschrift wellicht de juiste winnaar hebben voorspeld (Roosevelt).
  • De poll voorspelde een overweldigende overwinning voor Alf Landon (Republikein).
  • Franklin Roosevelt won echter met grote marge.
  • Ondanks speculaties over de oorzaken is er geen analyse uitgevoerd naar de precieze reden.
  • Peverill Squire gebruikte gegevens uit een Gallup-enquête (1937) om te onderzoeken waar de poll fout ging.
  • Het tijdschrift verstuurde meer dan 10 miljoen stro-stembiljetten, hoofdzakelijk naar autoregistratielijsten en telefoonboeken.
  • De respons was laag: minder dan 25% deelname.
  • Uiteindelijke telling: Landon 55%, Roosevelt 61%.
  • De Literary Digest wees na de verkiezing op problemen met de responsgraad.
  • Professionele peilers en academici wezen op responsbias als hoofdoorzaak.
  • Er zijn verschillende verklaringen voor het falen, sommigen leggen de schuld bij de steekproef, anderen bij de responsgraad, en weer anderen bij beide.
  • Deze hypotheses waren echter nooit empirisch getest.
  • Gallup voerde in 1937 een enquête uit over de Literary Digest-poll.
  • Twee hypotheses worden besproken: een vooringenomen steekproef en een lage responsgraad in combinatie met non-responsbias.
  • Degenen die beweerden een stemformulier te hebben teruggestuurd, steunden Landon.
  • Degenen die beweerden een Literary Digest-stemformulier te hebben ontvangen, steunden Roosevelt.
  • De fouten in de steekproef en de responsbias leidden tot een extreem onjuiste voorspelling.
  • Het is van belang bewust te zijn van deze potentiële problemen bij het interpreteren van enquête resultaten en om manieren te ontwikkelen om hiermee om te gaan.

Opiniepeilingen in Nederland

  • Wat 93,7 procent van de Nederlanders moet weten over opiniepeilingen (P 9-28 W.L. Tiemeijer).
  • Polldriven government: zwevende politici.
  • De peiling maakt het standpunt.
  • Verkiezingspeilingen: als de verkiezingen vandaag zouden zijn.
  • Inhoudelijke peilingen: inhoudelijke vragen.
  • Steekproef representatief: Afspiegeling van de totale groep waarover je uitspraken wilt doen
  • Overtegenwoordiging vs ondervertegenwoordiging.
  • Weigeren mee te doen aan onderzoek van mensen die je nodig hebt (selectieve non- respons).
  • Vermijd zelf-selecterende steekproeven: internet-enquêtes.
  • Vatbaarheid voor manipulatie.
  • Publieke opinie: meningen belangrijk voor beleid, collectieve mening van een bepaalde populatie, interactie en communicatie tussen mensen.
  • Onderzoekspanels: bestand van mensen die bereid zijn regelmatig aan opinieonderzoek mee te doen (snel, goedkoop, grote groep).
  • Risico dat belangengroepen hun achterban oproepen om panel in te vullen.
  • Onderzoek naar panels: 'sociale-economische klassieke paar vertekeningen'.
  • Structurele afwijkingen: heavy internet users ondervertegenwoordigd, niet-westere allochtonen er bijna niet.
  • VB: Metro Lite Panel: zelfselectie -> teveel SP stemmers.
  • Weging: correctiemethode.
  • Kritiek op dit middel: kenmerken werkelijke verdeling moeten bekend zijn, grenzen aan wat nog verantwoord gecorrigeerd kan worden.
  • Actieve invullers: probleem, relatie tussen burgers en politiek.
  • Bovengemiddeld geïnteresseerd in maatschappij en politiek, vinden het leuk hun mening te geven.
  • Grootte steekproef en effectieve steekproefomvang zijn relevant.
  • Nauwkeurigheid: 95 procent zekerheid.
  • Grotere steekproef -> kleinere foutmarge.
  • Subgroepen hebben grotere foutmarge.
  • Weinig achtergrondinformatie in opinieonderzoek in de media.
  • Peilingen: een korte geschiedenis.
  • Men kijkt naar de meningen die verspreid worden.
  • Praktisch: meten individuele meningen en wegen die samen, individuele mening naar het collectieve -> trekt een gemiddelde.
  • Gemiddelde van trekken.
  • Wetenschappelijk kiezersonderzoek vs opiniepeilingen.
  • Systematisch testen en verklaring/verwachting (wetenschappelijk).
  • Opiniepeiling is niet wetenschappelijk.
  • Wetenschappelijk kiezersonderzoek is een opiniepeiling met methodologische grondslag.
  • Geschiedenis publieke opinie: 17e eeuw - staatsobligaties verkopen (mening van de beurs), lening -> reputatie (publieke opinie).
  • Vooravond Franse Revolutie: eerste gebruik van de term publieke opinie.
  • Straw poll: eerste peiling voor Presidentverkiezingen (1824) -> wat vinden de mensen (informeel).
  • Jaren 20: Marktonderzoekers beginnen met strawpolls (vanwege economie).
  • 1936 Literary Digest: voorspelling Alf Landon vs Roosevelt (steekproef 2.2 miljoen, methode: postkaarten).
  • 1steekproef vertekend: gegoede burgers, zelfselectie, bepaalde groep, bereikbaarheid minder goed.
  • Quota sample: percentage van groepen in de steekproef zitten -> representiviteit van groepen, survey onderzoek werd geboren.

Representativiteit en Peilingen

  • Juiste afspiegeling van de groep in kwestie op bepaalde eigenschappen.
  • Het volk in miniatuur: groepen goed definiëren, juiste verdeling, onder- en oververtegenwoordiging vermijden, samenstelling is bepaald (grootte boeit niet).
  • Kiesstelsel beïnvloedt de nauwkeurigheid van peilingen.
  • Evenredige vertegenwoordiging makkelijker te meten.
  • Kiesdistricten doen ertoe, veel zorgt voor minder goede nauwkeurigheid.
  • Kiesdrempel is ook bepalend.
  • Presidentiële systemen zijn de peilingen veel lastiger.
  • Groot district, PR (geen verschillende groepen), geen kiesdrempel gemiddelde nederland bepaalt het uit, VS: geaggregeerd per staat, kiescollege , 2 groepen winners takes all/op verschillende niveaus , groep samengesteld,
  • Aselecte steekproef (probability sample vs selectie steekproef(non-probablity sample)
  • Systematische :elke nummer uit de groep gepakt
  • getrapte: verschillende groepen groepen zelf representatief
  • Politieke voorkeuren representatieve groep grootte
  • Populatie steekproefkader sample/steekproef
  • Steekproefkader In je bestand zitten die je kan contacteren voor het onderzoek
  • Steekproef respondenten
  • Aselecte steekproef voorkomt de selectie-effecten: bepaalde mensen in steekproef hebt die overtegenwoordigd zijn.
  • Het is niet het probleem als er geen relevante verschillen zijn tussen groepen die wel of niet meedoen; maar soms ook wel als er verschillen tussen de deelnemende en niet deelnemende groepen
  • Wel of niet registeren , veel kosten aselecte steekproef
  • Methoden van dataverzameling CAPI:in persoon veel kosten/ ,Tabel en het vragen in persoon
  • Internettpanelen / -aselecte steekproef uitnodigen / -Ipsos-I&O, YouGov
  • Goed nieuws:geen bewijs anders zijn in groepskenmerken in survey-proffesionals-->maar wel speeding & straightlinging(dezelde antwoorden) & vaker
  • Quota sampeling representatieve sample uit steekproefkader -Joined ditribition:nog extra kenmerken selecteren convenience samples: werken als clickworker:mensen doen dat er gehele dag;als baan ; de hele dag door/crowdsourcing.

Meetfouten en vertekening

  • Selectie-effecten, vraagstelling formulering, Mode bias (invloed van interviewtechniek).
  • Non-respons: problematische bij structurele patronen.
  • Nauwkeurigheid en interpretatie: Betrouwbaarheidsinterval, Standaardfout (foutmarge).
  • Niet genoeg om uitspraken over meningen van subgroepen te kunnen doen, kleinere partijen wel daadwerkelijk goed representatief.
  • Bandwagon effect, underdog effect, strategisch stemmen, Media invloed.

Hoorcollege 3

  • Koppeling idealen en de kwestie.
  • Korte tijd snel te kunnen antwoorden op de vragen.
  • Weinig kennis -> geen antwoorden gegeven.
  • Filtervragen filteren non-attitude (antwoorden geven zonder mening).
  • Non-issue: neutrale categorie.
  • Uitleggen van kennis aan de vraaginvuller, meningen construeren.
  • Problemen: representativiteit, welke informatie wordt gegeven ('oplettende publiek' en 'onoplettende publiek').
  • Naar antwoorden komen: online processing (evaluatief oordeel), of memory based model (wisselvallig, zomaar opgeslagen).
  • Kiezen voor online processing of memory based model is afhankelijk van verkiezingsonderzoek of inhoudelijk opinieonderzoek.
  • Vraagformulering heeft effect op feitelijke informatie, welke argumenten worden weergegeven, en kan mening sturen.
  • Richting aan het gesprek: conservatieregels, volgorde-effect, vuistregels (rol emoties, neutraler voorleggen).
  • Lieabiltu heurisitic: gevoel ten aanzien van de groep waarover het gaat, deelaspecten beïnvloed, verkeerd been zetten.
  • Zwamgspiriaaleffect - stimulus-respons / angst voor sociale isolatie.
  • Het agendasetting-effect is cognitieve richting: vragen waar media aandacht aangeeft -> waarover mensen denken --> Priming
  • Accesibilty bias: vertekening gevolg toegankelijk informatie

Priming en bias

  • Priming is dat de context invloed heeft op de toegankelijkeheid van bepaalde informatie.
  • Kan campagnestrategie zijn, of betekenen aan termen.
  • Approval rating: Baseren hun antwoorden op eigen ervaring of collectieve verbeelding.
  • Negativity bias, positivity bias.
  • Antwoorden in een survey zijn op zich meten een concept validiteit, betrouwbaarheid.
  • Validiteit: meten wat je wilt meten, Stabiltieit en consititie,concept dat je wilt meten en bij herhaling wil tot hetzelfde antwoord komen
  • betrouwbaarheid consitentie d.m.v duidelijke vraagstelling, Framing en priming ,vraag gedramd/informatie krijgen door poltiek context interviewmethode, Content
  • Framing en priming: reactie oproepen en vertekening door respondenten gedrag
  • Geprimid :je weet bepaalde dingen al en Priming

Experimenten

  • Wording expermines: verschillen tussen vragen, -Scenario voorstellen kunnen ook beantwoord worden
  • 2 groepen (controlegroep) niks -2 treatment(andere groepen ;behandeld worden) -Vermijdt voor en/of tegenargumenten , -niet dubbelzinne vragen/ -eenvoudige taalgebruik
  • mentale toegankelijkheid van informatie: Hoe vormen we opines--> je antwoord baseren op vraagstelling en doel van de studie. Hangt af van opinievormnig.

Hoorcollege 4

  • Onderzoeksvragen opstellen vóórdat je analyse doet.
  • Ze moeten relevant zijn voor bestaande literatuur, theorie is essentieel
  • als 1e stap in opstelling -> relevant t.o.v. literatuur en duidelijke verwachtingen
  • specific (verantwoordbaar) kleiner maker van de vraag en -conceptueel (verwijst naar theoretische concepten)
  • Verklarende onderzoeksvragen gaan in op hoe X Y verklaren, Welke factoren?, Mechanisme?
  • Systematische Literatuur review: kritische en overzichtelijke verkenning van bestaand onderzoek
  • Waarom hypothese:eigen criteria/ waar of niet waar/ dwingt tot precisie
  • richtlijnen: * Twee concepten en relatie goed, * algemeen geformuleerd
  • Concept indicator(meetbaar), Betrouwbaarheid en validiteit,
  • Positief en negatief Hypothese, variabelen, -Onafhankelijke/afhankijke variabelen die je zou kunnen meten
  • Operationalisatie en in een theoretical model zetten.
  • literatuur Structureren theorien en hypothese

Hoorcollege 5

  • ipsos en lenResearch die reguliere peiling uitgeven voorafgaand aan de verkiezingen
  • De Ipsos & Research doen voornamelijk Maatschappij en Markt met opdrachten die partijen zelf in handen hebben
  • Panel/Steekproef -->vragenformulier--> weging--> rapportage waarbij verschillende soorten fouten ontstaan
  • Panel --> Mogelijke wijze om te kunnen benaderen
  • Steekproef en gewicht gebruiken om het recht te trekken -->oversampelen verhoogt het aantal samples-->samen met schaduw peilingen
  • Hoe goed zijn ze -Slotpeiling vergelijken met verkiezingen werkelijke uitslag die vaak vergelijkbaar zijn omdat : -Vergelijkbare trend -extra vragen er bijstellen
  • veel mensen stemmen laatste twee dagen, peiling is geen voorspelling, en vat het op hoe het nu is. vaak is er : Overschatting van de zetel peilingen -> Achteraf kritiek zetelpeilingen
  • Blackout: wel peilen, niet publiceren, Op verkiezingsdag-> komt het niet naar buiten
  • Politici letten op U vraag en werve daardoor stemmen

Media, Kritiek en Peilingen

  • Kritiek op de pessimistische kijk versus Realistische kijk-> weinig data
  • badwagon effect is dus empirische moeilijk bewezen zie voorbeeld van NSC
  • Politici laten kiezer denken dat ze de regering kunnen beïnvloeden met hun stem=probleem --> Op basis van peilingen coalition
  • interne peilingen problem, , Niet de publieke toegankelijke data dus tegen democratie ingaan, positieve kijk = shift van positiek - -Ipsos_IO_Peiling :Publieke open debat, -Naambekendheid daarom media opzoeken
  • De waves rondom 1 verkiezing hebben dezelfde respondenten .
  • Proces Data is nieuw en vast

Hoorcollege 6

  • NKO: Nederlandes survey naar politieke houdingen , -Begrijpen verkiezingen en democratische legitimiteit
  • belangrijke begrippen :Votaliteit/individueel niveau/Migratie-effecten/vertrouwen
  • Nko ; Longitude gemmidelde - niveau ; gemiddelde houding van de Nederlandse kiezer kan door de tijd heen zo bestudeerd worden data -> Panel Data
  • Alle landenhetzelfde gesteld proces

Opmerking: Door duplicatie van informatie in de bronteksten kunnen er herhalingen in de samenvatting voorkomen.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

Use Quizgecko on...
Browser
Browser