Podcast
Questions and Answers
Welke twee basistypes van cellen onderscheiden we?
Welke twee basistypes van cellen onderscheiden we?
- Prokaryote en eukaryote cellen (correct)
- Bacteriële en virale cellen
- Dierlijke en plantaardige cellen
- Schimmels en plantencellen
Welke domeinen worden er onderscheiden in het leven?
Welke domeinen worden er onderscheiden in het leven?
- Archaea, Bacteriën, Eukaryoten (correct)
- Dieren, Planten, Schimmels
- Prokaryoten, Eukaryoten, Virussen
- Bacteriën, Virussen, Schimmels
Een prokaryote cel heeft een celkern.
Een prokaryote cel heeft een celkern.
False (B)
Welke van de volgende kenmerken zijn typerend voor een prokaryote cel?
Welke van de volgende kenmerken zijn typerend voor een prokaryote cel?
Wat is de functie van fimbriae bij bacteriën?
Wat is de functie van fimbriae bij bacteriën?
Welke van de volgende zijn voorbeelden van prokaryote organismen?
Welke van de volgende zijn voorbeelden van prokaryote organismen?
Eukaryote cellen zijn kleiner en eenvoudiger dan prokaryote cellen.
Eukaryote cellen zijn kleiner en eenvoudiger dan prokaryote cellen.
Wat is het proces waarbij eenvoudige cellen zich ontwikkelen tot cellen met specifieke functies?
Wat is het proces waarbij eenvoudige cellen zich ontwikkelen tot cellen met specifieke functies?
De meeste cellen zijn zichtbaar met het blote oog.
De meeste cellen zijn zichtbaar met het blote oog.
Wat is de functie van een celorganel?
Wat is de functie van een celorganel?
Welke celorganel is de plaats waar het erfelijk materiaal wordt opgeslagen?
Welke celorganel is de plaats waar het erfelijk materiaal wordt opgeslagen?
Wat zijn de twee belangrijkste processen die in de celkern plaatsvinden?
Wat zijn de twee belangrijkste processen die in de celkern plaatsvinden?
Het endoplasmatisch reticulum is een netwerk van membranen dat eiwitten en lipiden transporteert.
Het endoplasmatisch reticulum is een netwerk van membranen dat eiwitten en lipiden transporteert.
Welk type endoplasmatisch reticulum heeft ribosomen?
Welk type endoplasmatisch reticulum heeft ribosomen?
Wat is de functie van de ribosomen?
Wat is de functie van de ribosomen?
Waar worden de eiwitten die in het ruw endoplasmatisch reticulum gemaakt worden verpakt?
Waar worden de eiwitten die in het ruw endoplasmatisch reticulum gemaakt worden verpakt?
Het glad endoplasmatisch reticulum is betrokken bij de aanmaak van lipiden en de opslag van calcium.
Het glad endoplasmatisch reticulum is betrokken bij de aanmaak van lipiden en de opslag van calcium.
Wat is de functie van het Golgi-apparaat?
Wat is de functie van het Golgi-apparaat?
Waar worden lysosomen afgesplitst?
Waar worden lysosomen afgesplitst?
Welke functie hebben lysosomen?
Welke functie hebben lysosomen?
Welke celorganellen zijn de energiecentrales van de cel?
Welke celorganellen zijn de energiecentrales van de cel?
Wat is de belangrijkste reactie die in de mitochondriën plaatsvindt?
Wat is de belangrijkste reactie die in de mitochondriën plaatsvindt?
Waar vindt fotosynthese plaats?
Waar vindt fotosynthese plaats?
Amylplasten slaan zetmeel op.
Amylplasten slaan zetmeel op.
Wat is de functie van de vacuole?
Wat is de functie van de vacuole?
Waarvoor wordt het centrosoom gebruikt?
Waarvoor wordt het centrosoom gebruikt?
Het celmembraan is een dubbele laag fosfolipiden.
Het celmembraan is een dubbele laag fosfolipiden.
Welke celstructuur biedt bescherming aan de cel en zorgt voor stevigheid?
Welke celstructuur biedt bescherming aan de cel en zorgt voor stevigheid?
Alle cellen hebben een celwand.
Alle cellen hebben een celwand.
Welke van de volgende cellen hebben centriolen:
Welke van de volgende cellen hebben centriolen:
Wat is passief transport?
Wat is passief transport?
Diffusie verplaatst stoffen van een hoge concentratie naar een lage concentratie.
Diffusie verplaatst stoffen van een hoge concentratie naar een lage concentratie.
Welke van de volgende is een vorm van passief transport?
Welke van de volgende is een vorm van passief transport?
Wat is osmose?
Wat is osmose?
Wat gebeurt er wanneer een rode bloedcel in een hypotone oplossing wordt geplaatst?
Wat gebeurt er wanneer een rode bloedcel in een hypotone oplossing wordt geplaatst?
Actief transport kost de cel geen energie.
Actief transport kost de cel geen energie.
Wat is de functie van de natrium-kaliumpomp?
Wat is de functie van de natrium-kaliumpomp?
Flashcards
Prokaryotische cel
Prokaryotische cel
Eencellig organisme zonder celkern, zoals bacteriën en archaea. Deze cellen zijn klein en eenvoudig.
Eukaryotische cel
Eukaryotische cel
Cel met een celkern en verschillende celorganellen. Voorbeeld: dierlijke en plantencellen.
Archaea
Archaea
Een domein van eencellige prokaryotische organismen
Bacteriën
Bacteriën
Signup and view all the flashcards
Eukaryoten (dierlijk + organisme met celkern)
Eukaryoten (dierlijk + organisme met celkern)
Signup and view all the flashcards
Celkern
Celkern
Signup and view all the flashcards
Celmembraan
Celmembraan
Signup and view all the flashcards
Cytoplasma
Cytoplasma
Signup and view all the flashcards
Celwand
Celwand
Signup and view all the flashcards
Ribosomen
Ribosomen
Signup and view all the flashcards
Endoplasmatisch reticulum (ER)
Endoplasmatisch reticulum (ER)
Signup and view all the flashcards
Ruw ER
Ruw ER
Signup and view all the flashcards
Glad ER
Glad ER
Signup and view all the flashcards
Golgi-apparaat
Golgi-apparaat
Signup and view all the flashcards
Lysosomen
Lysosomen
Signup and view all the flashcards
Mitochondriën
Mitochondriën
Signup and view all the flashcards
Plastiden (bladgroenkorrels)
Plastiden (bladgroenkorrels)
Signup and view all the flashcards
Vacuole
Vacuole
Signup and view all the flashcards
Passief transport
Passief transport
Signup and view all the flashcards
Diffusie
Diffusie
Signup and view all the flashcards
Osmose
Osmose
Signup and view all the flashcards
Actief transport
Actief transport
Signup and view all the flashcards
Hypertonisch
Hypertonisch
Signup and view all the flashcards
Hypotonisch
Hypotonisch
Signup and view all the flashcards
Isotonisch
Isotonisch
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Celtypen
- Twee basis types cellen: prokaryotische en eukaryotische cellen.
- Levende organismen worden ingedeeld in drie domeinen: Archaea, Bacteriën en Eukaryoten (dieren, planten en schimmels).
- Prokaryotische cellen (geen celkern): Archaea en bacteriën bestaan uit één cel. Ze zijn klein en eenvoudig gebouwd. Sommige hebben eiwitstructuren (fimbriae) voor aanhechting. Het DNA zweeft vrij in het cytoplasma. Er zijn geen door membranen omsloten organellen.
- Eukaryotische cellen (met celkern): Meercellige organismen zijn opgebouwd uit deze cellen. Ze zijn groter en complexer dan prokaryote cellen. Ze hebben celorganellen voor energieproductie en moleculaire aanmaak. Er bestaat een grote variatie in vorm en specialisatie.
Subcellulaire structuren in Eukaryoten
- Celorganellen zijn gespecialiseerde structuren die verschillende functies vervullen. De juiste werking van elk organel is essentieel voor celactiviteit.
- Celkern: bevat DNA in de vorm van chromosomen. Ze is afgezonderd van het cytoplasma door een kernmembraan met poriën (moleculair transport). De kernlichaampjes (nucleoli) bevatten informatie nodig voor ribosomen.
- Endoplasmatisch reticulum (ER): een uitgebreid membraan netwerk van buisjes en blaasjes. Het wordt onderverdeeld in:
- Ruw ER: geassocieerd met ribosomen, produceert eiwitten die vervolgens in transportblaasjes naar het Golgi-apparaat worden gebracht.
- Glad ER: geen ribosomen, betrokken bij lipidensynthese, calciumopslag en ontgifting (bijv. in de lever).
- Ribosomen: complexen van eiwitten en rRNA, betrokken bij eiwitsynthese. Deze kunnen vrij in het cytoplasma drijven of aan het ER zijn gebonden.
- Golgi-apparaat: reeks platte zakjes (cisternen) die eiwitten van het ER ontvangen, modificeren en verpakken voor transport buiten de cel.
- Lysosomen: verteringsblaasjes met enzymen voor afbraak van cel-eigen componenten of buitenmateriaal.
- Mitochondriën: dubbelmembraan met interne cristae, site van celademhaling (ATP-productie).
- Plastiden (bij planten): groene bladgroenkorrels (chloroplasten). Ze bevatten pigmenten die fotosynthese mogelijk maken (CO2 + H2O → glucose + O2). Andere plastiden zijn amyloplasten (zetmeel) en chromoplasten (kleuren).
- Vacuole: grote ruimte binnen de plantencel, verantwoordelijk voor stevigheid, wateropslag en oplossen van stoffen.
- Centrosoom: betrokken bij celdeling.
- Celmembraan: dubbele fosfolipide laag, omsluit het cytoplasma en regelt transport door de cel.
- Celwand (bij planten): verstevigende laag buiten het celmembraan, gebaseerd op cellulose en andere polysacchariden.
Transport door membranen
- Passief transport: verplaatsing van stoffen met de concentratiegradiënt mee, kosten geen energie.
- Diffusie: verplaatsing van stoffen van een gebied met hoge concentratie naar een gebied met lage concentratie. Dit treedt op tussen vloeistoffen (inclusief ionen), totdat de concentraties gelijk zijn.
- Geleide diffusie: verplaatsing van polaire moleculen via transporteiwitten (kanaaleiwitten en carrier-eiwitten).
- Osmose: beweging van water door een semipermeabel membraan van een gebied met een hoge waterconcentratie naar een gebied met een lage waterconcentratie. De oplossing heeft dan verschillende osmotische waarden (hypotonisch, isotonisch en hypertonisch).
- Actief transport: verplaatsing van stoffen tegen de concentratiegradiënt in, kost energie (meestal in de vorm van ATP). Voorbeeld: natrium-kaliumpomp.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Description
Dit quiz gaat over de verschillende types cellen, zoals prokaryotische en eukaryotische cellen. Je leert over de kenmerken en functies van celorganellen en hun rol in levende organismen. Ontdek hoe deze cellen zijn ingedeeld en waar ze in het leven voorkomen.