Podcast
Questions and Answers
Wat gebeurt er tijdens fase 2 van het actiepotentiaal?
Wat gebeurt er tijdens fase 2 van het actiepotentiaal?
- Natriumkanalen blijven geopend voor een lange tijd.
- Kaliumionen stromen naar buiten en de cel repolariseert. (correct)
- De cel depolariseert snel door natriumionen die naar binnen stromen.
- De membraanpotentiaal daalt tot onder het rustniveau.
Wat gebeurt er als de drempelpotentiaal wordt bereikt?
Wat gebeurt er als de drempelpotentiaal wordt bereikt?
- De inactiveringspoort van het natriumkanaal opent.
- Spanningsgevoelige natriumkanalen openen massaal. (correct)
- De cel begint te ontspannen en kaliumionen stromen naar binnen.
- Calciumionen worden terug de cel in gepompt.
Hoe verhoudt de snelheid van de ionenstroom zich tussen natrium- en kaliumkanalen in fase 2?
Hoe verhoudt de snelheid van de ionenstroom zich tussen natrium- en kaliumkanalen in fase 2?
- Natriumionen en kaliumionen stromen met gelijke snelheid.
- Kaliumionen stromen sneller dan natriumionen.
- De ionenstroom is afhankelijk van de temperatuur.
- Natriumionen stromen sneller dan kaliumionen. (correct)
Wat is het resultaat van het sluiten van calciumkanalen tijdens fase 3?
Wat is het resultaat van het sluiten van calciumkanalen tijdens fase 3?
Wat beïnvloedt het ontstaan van het plateau in fase 2?
Wat beïnvloedt het ontstaan van het plateau in fase 2?
Wat is de hoofdfactor die bepaalt hoe groot een cel kan worden voordat deze moet delen?
Wat is de hoofdfactor die bepaalt hoe groot een cel kan worden voordat deze moet delen?
Welke van de volgende cellen heeft een constante vorm?
Welke van de volgende cellen heeft een constante vorm?
Wat is de primaire functie van integrale eiwitten in de celmembraan?
Wat is de primaire functie van integrale eiwitten in de celmembraan?
Waarin zijn fosfolipiden niet in betrokken?
Waarin zijn fosfolipiden niet in betrokken?
Wat is de dikte van de celmembraan?
Wat is de dikte van de celmembraan?
Wat is een functie van perifere eiwitten?
Wat is een functie van perifere eiwitten?
Welke eigenschap is kenmerkend voor het cytoplasma?
Welke eigenschap is kenmerkend voor het cytoplasma?
Wat zijn de vetzuurketens in fosfolipiden?
Wat zijn de vetzuurketens in fosfolipiden?
Wat is de belangrijkste functie van de glycocalyx?
Wat is de belangrijkste functie van de glycocalyx?
Welke van de volgende structuren zijn uitsteeksels die het contactoppervlak van een cel vergroten?
Welke van de volgende structuren zijn uitsteeksels die het contactoppervlak van een cel vergroten?
Wat typerend is voor zonula occludens?
Wat typerend is voor zonula occludens?
Welk type junction speelt een belangrijke rol in de intercellulaire transmissie van spanningen?
Welk type junction speelt een belangrijke rol in de intercellulaire transmissie van spanningen?
Wat is een functie van cilia?
Wat is een functie van cilia?
Wat beschrijft de functie van de glycocalyx in relatie tot celadhesie?
Wat beschrijft de functie van de glycocalyx in relatie tot celadhesie?
Wat voor soort verbinding is een gap junction?
Wat voor soort verbinding is een gap junction?
Wat maakt de glycocalyx herkenbaar voor het immuunsysteem?
Wat maakt de glycocalyx herkenbaar voor het immuunsysteem?
Wat is een kenmerk van primaire lysosomen?
Wat is een kenmerk van primaire lysosomen?
Welke functie hebben lysosomen in de cel?
Welke functie hebben lysosomen in de cel?
Wat zijn secundaire lysosomen?
Wat zijn secundaire lysosomen?
Wat kan er gebeuren bij gekwetste of stervende cellen met betrekking tot lysosomen?
Wat kan er gebeuren bij gekwetste of stervende cellen met betrekking tot lysosomen?
Wat is een functie van peroxisomen?
Wat is een functie van peroxisomen?
Welke van de volgende uitspraken over lysosomale enzymen is waar?
Welke van de volgende uitspraken over lysosomale enzymen is waar?
Wat is een gevolg van stapelingsziekten?
Wat is een gevolg van stapelingsziekten?
Welke van de volgende structuren bevat zure hydrolasen?
Welke van de volgende structuren bevat zure hydrolasen?
Wat is de functie van kernporiën in de kernenveloppe?
Wat is de functie van kernporiën in de kernenveloppe?
Welke van de volgende beweringen over chromatine is juist?
Welke van de volgende beweringen over chromatine is juist?
Wat is het belangrijkste kenmerk van heterochromatine?
Wat is het belangrijkste kenmerk van heterochromatine?
Welke functie heeft de nucleolus binnen de cel?
Welke functie heeft de nucleolus binnen de cel?
Wat zijn plasmiden?
Wat zijn plasmiden?
Welke structuur zorgt voor de isolatie van de kerninhoud van het cytoplasma?
Welke structuur zorgt voor de isolatie van de kerninhoud van het cytoplasma?
Waaruit zijn de nucleolus organiser regions opgebouwd?
Waaruit zijn de nucleolus organiser regions opgebouwd?
Hoe wordt DNA in de celkern gebruikt voor eiwitsynthese?
Hoe wordt DNA in de celkern gebruikt voor eiwitsynthese?
Wat is een kenmerk van autocriene communicatie?
Wat is een kenmerk van autocriene communicatie?
Welke van de volgende processen worden beïnvloed door secundaire boodschappers?
Welke van de volgende processen worden beïnvloed door secundaire boodschappers?
Wat gebeurt er als een steroïdehormoon aan zijn receptor bindt?
Wat gebeurt er als een steroïdehormoon aan zijn receptor bindt?
Wat is de functie van de amino-terminus van een receptor?
Wat is de functie van de amino-terminus van een receptor?
Wat is de rol van het G-proteïne in signalering?
Wat is de rol van het G-proteïne in signalering?
Wat is de functie van cyclisch adenosinemonofosfaat (cAMP)?
Wat is de functie van cyclisch adenosinemonofosfaat (cAMP)?
Welke van de volgende stellingen over receptoren is juist?
Welke van de volgende stellingen over receptoren is juist?
Wat gebeurt er met inositoltrifosfaat (IP3) na activatie van fosfolipase C?
Wat gebeurt er met inositoltrifosfaat (IP3) na activatie van fosfolipase C?
Wat is de functie van de carboxy-terminus van een receptor?
Wat is de functie van de carboxy-terminus van een receptor?
Wat is een voorbeeld van paracriene communicatie?
Wat is een voorbeeld van paracriene communicatie?
Flashcards
Glycocalyx
Glycocalyx
Een dunne laag van vertakte filamenten die de buitenkant van het plasmamembraan bedekt.
Glycoproteïnen
Glycoproteïnen
Eiwitten met daaraan gehechte koolhydraten. Ze vormen een belangrijk bestanddeel van de glycocalyx.
Glycolipiden
Glycolipiden
Vetmoleculen met daarop gekoppelde koolhydraten. Ze zijn aanwezig in de glycocalyx, maar in kleinere hoeveelheden dan glycoproteïnen.
Celadhesie
Celadhesie
Signup and view all the flashcards
Contactinhibitie
Contactinhibitie
Signup and view all the flashcards
Microvilli
Microvilli
Signup and view all the flashcards
Cilia
Cilia
Signup and view all the flashcards
Zonula occludens (tight junction)
Zonula occludens (tight junction)
Signup and view all the flashcards
Celafmetingen
Celafmetingen
Signup and view all the flashcards
Oppervlakte/Volume Verhouding
Oppervlakte/Volume Verhouding
Signup and view all the flashcards
Celvorm
Celvorm
Signup and view all the flashcards
Celbouw
Celbouw
Signup and view all the flashcards
Celmembraan
Celmembraan
Signup and view all the flashcards
Fosfolipide Dubbellaag
Fosfolipide Dubbellaag
Signup and view all the flashcards
Integrale Eiwitten
Integrale Eiwitten
Signup and view all the flashcards
Perifere Proteïnen
Perifere Proteïnen
Signup and view all the flashcards
Depolarisatie
Depolarisatie
Signup and view all the flashcards
Repolarisatie
Repolarisatie
Signup and view all the flashcards
Fase 0: Opgaande fase
Fase 0: Opgaande fase
Signup and view all the flashcards
Fase 3: Repolarisatie
Fase 3: Repolarisatie
Signup and view all the flashcards
Fase 2: Plateau
Fase 2: Plateau
Signup and view all the flashcards
Gap junction
Gap junction
Signup and view all the flashcards
Autocriene communicatie
Autocriene communicatie
Signup and view all the flashcards
Paracriene communicatie
Paracriene communicatie
Signup and view all the flashcards
Endocriene communicatie
Endocriene communicatie
Signup and view all the flashcards
Second Messenger
Second Messenger
Signup and view all the flashcards
Receptor als Ionkanaal
Receptor als Ionkanaal
Signup and view all the flashcards
G-proteïne gekoppelde Receptor
G-proteïne gekoppelde Receptor
Signup and view all the flashcards
G-proteïne gekoppelde Receptor met enzym
G-proteïne gekoppelde Receptor met enzym
Signup and view all the flashcards
Receptor voor steroïden en schildklierhormonen
Receptor voor steroïden en schildklierhormonen
Signup and view all the flashcards
Hormoonreceptorcomplex
Hormoonreceptorcomplex
Signup and view all the flashcards
Cytosomen
Cytosomen
Signup and view all the flashcards
Lysosomen
Lysosomen
Signup and view all the flashcards
Primair lysosoom
Primair lysosoom
Signup and view all the flashcards
Secundair lysosoom
Secundair lysosoom
Signup and view all the flashcards
Heterolysosoom
Heterolysosoom
Signup and view all the flashcards
Homolysosoom
Homolysosoom
Signup and view all the flashcards
Peroxysomen
Peroxysomen
Signup and view all the flashcards
Intracellulaire vertering
Intracellulaire vertering
Signup and view all the flashcards
Wat is de functie van de kernenveloppe?
Wat is de functie van de kernenveloppe?
Signup and view all the flashcards
Wat is chromatine?
Wat is chromatine?
Signup and view all the flashcards
Wat is het verschil tussen euchromatine en heterochromatine?
Wat is het verschil tussen euchromatine en heterochromatine?
Signup and view all the flashcards
Wat is de functie van de nucleolus?
Wat is de functie van de nucleolus?
Signup and view all the flashcards
Wat is extrachromosomaal DNA?
Wat is extrachromosomaal DNA?
Signup and view all the flashcards
Wat zijn plasmiden?
Wat zijn plasmiden?
Signup and view all the flashcards
Wat is de functie van mitochondriën?
Wat is de functie van mitochondriën?
Signup and view all the flashcards
Hoe kan DNA gebruikt worden om insuline te produceren?
Hoe kan DNA gebruikt worden om insuline te produceren?
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Geen onderwerp gegeven. Gelieve een onderwerp of vragen te specificeren.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.