Biomoleculen in levende organismen
39 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke bewering is correct met betrekking tot de rol van biomoleculen in levende organismen?

  • Biomoleculen bepalen uitsluitend de groei van een organisme.
  • Biomoleculen bepalen alle eigenschappen van het leven, inclusief voortplanting, groei, metabolisme en signaaltransductie. (correct)
  • Biomoleculen zijn alleen belangrijk voor signaaltransductie.
  • Biomoleculen zijn alleen betrokken bij de voortplanting.

Een Angstrom is gelijk aan 1000 Gauss.

False (B)

In welk milieu bevinden biomoleculen zich meestal in een lichaam?

waterig milieu

Eiwitten, suikers (sachariden), nucleïnezuren, vetten (lipiden) zijn voorbeelden van verschillende soorten ___________.

<p>biomoleculen</p> Signup and view all the answers

Wat is geen type biomolecuul?

<p>Mineralen (A)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende combinaties van elementen vormen samen ongeveer 94% van de levende materie?

<p>Koolstof, Waterstof en Zuurstof (D)</p> Signup and view all the answers

Sporenelementen spelen geen belangrijke rol in de biochemische en fysiologische functie van biomoleculen.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Welk type binding is sterker, covalent of niet-covalent?

<p>covalent</p> Signup and view all the answers

In de 'ball & stick' modelrepresentatie van een biomolecule worden atomen voorgesteld als bollen en bindingen als ______.

<p>staafjes</p> Signup and view all the answers

Combineer elk element met zijn respectievelijke rol of voorkomen in levende organismen:

<p>IJzer (Fe) = Microbestanddeel, belangrijk voor zuurstoftransport in bloed Zink (Zn) = Microbestanddeel, onderdeel van bepaalde enzymen Jodium (I) = Microbestanddeel, essentieel voor schildklierhormonen Magnesium (Mg) = Secundair element</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende bindingen is een voorbeeld van een covalente binding waarbij atomen elektronen delen?

<p>Etherbinding (B)</p> Signup and view all the answers

Fosfodiësterbindingen komen voor in polypeptiden.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Welke type binding komt voor in acetyl-CoA?

<p>Thio-ester</p> Signup and view all the answers

De minimale afstand waarop atomen elkaar kunnen naderen wordt bepaald door de ______ radius.

<p>Van der Waals</p> Signup and view all the answers

Welke bewering beschrijft het beste het belang van niet-covalente interacties in biomoleculen?

<p>Gezamenlijk zorgen ze voor stabiliteit en flexibiliteit. (C)</p> Signup and view all the answers

Match de binding met de biomolecule waarin deze voorkomt:

<p>Amide = Polypeptiden Fosfaat ester = Fosfo eiwitten Fosfo diëster = Nucleïnezuren Ether = Membraanlipiden</p> Signup and view all the answers

Van der Waals krachten zijn alleen relevant tussen geladen ionen.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is het gevolg van een ongelijke verdeling van ladingen binnen een molecuul?

<p>Dipool interacties</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende interacties is geen elektrostatische binding?

<p>Waterstofbruggen (D)</p> Signup and view all the answers

De van der Waals radius is de afstand waarop twee atomen elkaar aantrekken met maximale kracht.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is de drijvende kracht achter hydrofobe interacties?

<p>Het minimaliseren van het contactoppervlak tussen hydrofobe structuren en water.</p> Signup and view all the answers

Een dipoolmoment is een maat voor de ______ van een molecule.

<p>polariteit</p> Signup and view all the answers

Combineer de functionele groep met hun voorkomen in biomoleculen:

<p>Methylgroep = Lipiden e.a. Ethylgroep = Lipiden e.a. Methyleengroep = Lipiden e.a.</p> Signup and view all the answers

Welke functionele groep komt voor in bijna alle biomoleculen?

<p>Hydroxylgroep (B)</p> Signup and view all the answers

Sulfaatgroepen zijn veel voorkomende bestanddelen van biomoleculen.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Welke functionele groep is kenmerkend voor aldehyden en ketonen?

<p>Carbonylgroep</p> Signup and view all the answers

__________ zijn cyclische vormen van monosachariden.

<p>Hemiacetalen</p> Signup and view all the answers

Match de functionele groep met de voornaamste biomoleculen waarin deze voorkomt:

<p>Aminozuren, eiwitten, suikers, vetten = Carbonylgroep Suikers = Carboxylgroep Eiwitten, lipiden = Primair amine Nucleïnezuren = Fosfaatgroep</p> Signup and view all the answers

In welke biomoleculen komt een secundair amine voor?

<p>Eiwitten en nucleïnezuren (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is de voornaamste functie van acylgroepen?

<p>Aanwezig in suikers (B)</p> Signup and view all the answers

Disachariden bevatten acetalgroepen.

<p>True (A)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende beweringen beschrijft het best de rol van water in biologische systemen?

<p>Water transporteert biomoleculen en kan deelnemen aan chemische reacties zoals fotosynthese. (B)</p> Signup and view all the answers

Waterstofbruggen tussen watermoleculen zorgen ervoor dat ijs een dichtere structuur heeft dan vloeibaar water.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Leg in het kort uit waarom water een goed oplosmiddel is voor polaire moleculen.

<p>Water is een goed oplosmiddel voor polaire moleculen omdat de polariteit van water interactie met andere polaire moleculen mogelijk maakt, waardoor deze oplossen.</p> Signup and view all the answers

Apolaire moleculen lossen het beste op in ______ solventen.

<p>apolaire</p> Signup and view all the answers

Match de volgende termen met hun juiste beschrijving:

<p>Polariteit = Ongelijke verdeling van elektronendichtheid in een molecule. Hydrofiel = Affiniteit voor water. Hydrofoob = Afstoting door water. Waterstofbrug = Interactie tussen een partieel positieve waterstof en een partieel negatief atoom.</p> Signup and view all the answers

Wat is de belangrijkste reden waarom ijs drijft op vloeibaar water?

<p>De waterstofbruggen in ijs creëren een open structuur. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende interacties is cruciaal voor de structuur en functie van biomoleculen in een waterige omgeving?

<p>Elektrostatische interacties (D)</p> Signup and view all the answers

Watermoleculen behouden altijd dezelfde oriëntatie ten opzichte van elkaar in vloeibare toestand.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Biomoleculen

Alle eigenschappen van het leven worden bepaald door deze moleculen.

Soorten biomoleculen

Eiwitten, suikers (sachariden), nucleïnezuren en vetten (lipiden).

Ångström (Å)

Eenheid van lengte gebruikt om atomaire afstanden te meten.

Waterig milieu

De meest voorkomende omgeving waarin biomoleculen zich bevinden.

Signup and view all the flashcards

Levensprocessen

Processen zoals voortplanting, groei, metabolisme en signaaltransductie.

Signup and view all the flashcards

Primaire en secundaire elementen

Elementen die in grote hoeveelheden voorkomen in levende organismen: C, H, O (94%), N, P, S, Cl, K, Ca, Mg (6%).

Signup and view all the flashcards

Microbestanddelen

Metalen zoals Fe, Zn, en I die in kleine hoeveelheden nodig zijn voor biologische functies.

Signup and view all the flashcards

Sporenelementen

Elementen zoals Mn, Cu, Co, F, Se die in zeer kleine hoeveelheden nodig zijn.

Signup and view all the flashcards

3D-structuur

De ruimtelijke rangschikking van atomen in een biomolecuul, cruciaal voor functie.

Signup and view all the flashcards

Covalente binding

Een sterke chemische binding waarbij atomen elektronen delen.

Signup and view all the flashcards

Waterstofbruggen

Aantrekkingskracht tussen een elektronenpaar op een sterk elektronegatief atoom (O, N, F) en een naburig H-atoom.

Signup and view all the flashcards

Zoutbruggen

Elektrostatische binding tussen twee tegengesteld geladen atomen.

Signup and view all the flashcards

Hydrofobe interacties

Interacties tussen groepen die geen interactie met water aangaan; de drijvende kracht is het minimaliseren van contactoppervlak tussen hydrofobe structuren en water.

Signup and view all the flashcards

Permanente dipolen

Moleculen met ongelijke verdeling van ladingen, waardoor het ene uiteinde positiever is dan het andere.

Signup and view all the flashcards

Van der Waals radius

De minimumafstand waarop twee atomen elkaar kunnen naderen vanwege afstotende krachten tussen elektronenwolken.

Signup and view all the flashcards

Etherbinding

Een binding met een ethergroep (R-O-R').

Signup and view all the flashcards

Carboxyl-esterbinding

Een binding met een carboxyl-ester groep (R-COO-R').

Signup and view all the flashcards

Fosfaat-esterbinding

Binding met een fosfaatester groep.

Signup and view all the flashcards

Fosfodiësterbinding

Binding met een fosfodiëster groep.

Signup and view all the flashcards

Amidebinding

Binding met een amide groep (R-CO-NH-R').

Signup and view all the flashcards

Thio-esterbinding

Binding met een thio-ester groep (R-CO-S-R').

Signup and view all the flashcards

Thio-etherbinding

Binding met een thio-ether groep (R-S-R').

Signup and view all the flashcards

Hydroxylgroep

Een functionele groep bestaande uit een zuurstofatoom en een waterstofatoom (-OH).

Signup and view all the flashcards

Carbonylgroep

Een functionele groep met een koolstofatoom dubbel gebonden aan een zuurstofatoom (C=O).

Signup and view all the flashcards

Aldehyde

Een carbonylgroep aan het einde van een koolstofketen.

Signup and view all the flashcards

Keto

Een carbonylgroep in het midden van een koolstofketen.

Signup and view all the flashcards

Carboxylgroep

Een functionele groep met een koolstofatoom dubbel gebonden aan een zuurstofatoom en enkel gebonden aan een hydroxylgroep (-COOH).

Signup and view all the flashcards

Primair amine

Een stikstofatoom gebonden aan één alkylgroep.

Signup and view all the flashcards

Hemiacetalgroep

Cyclische vorming van monosachariden door reactie tussen een aldehyde of keton en een alcohol.

Signup and view all the flashcards

Acetalgroep

Een structuur gevormd door de reactie van een hemiacetaal met een alcohol, veelal te vinden in disachariden.

Signup and view all the flashcards

Water en biomoleculen

Biomoleculen bevinden zich in een waterige omgeving, wat hun vorm beïnvloedt.

Signup and view all the flashcards

Water als transportmiddel

Water transporteert moleculen naar en van chemische reactiesites.

Signup and view all the flashcards

Water als reactant

Water is een reactant (bijv. bij fotosynthese).

Signup and view all the flashcards

Polariteit van water

Water heeft een partieel negatieve lading (δ-) op O en partieel positieve ladingen (δ+) op H.

Signup and view all the flashcards

Elektrostatische interacties in water

Elektrostatische interacties zijn cruciaal bij water.

Signup and view all the flashcards

Waterstofbruggen in water

Watermoleculen vormen waterstofbruggen, wat zorgt voor cohesie.

Signup and view all the flashcards

IJsstructuur

Elk watermolecuul is omgeven door vier andere watermoleculen in een tetraëdrische structuur.

Signup and view all the flashcards

Hydrofiele stoffen

Polaire en ionaire moleculen lossen goed op in water.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Inleiding tot Biomoleculen

  • Alle eigenschappen van het leven worden bepaald door biomoleculen, waaronder voortplanting, groei, metabolisme en signaaltransductie.
  • Niet alle soorten biomoleculen zijn: eiwitten, suikers, nucleïnezuren, vetten.
  • Biomoleculen bevinden zich meestal in een waterig milieu, zoals in het lichaam.

Chemische Elementen in Levende Materie

  • Primaire elementen (C, H, O) vertegenwoordigen 94% van de levende materie.
  • Water maakt 75% van het lichaamsgewicht uit.
  • Secundaire elementen zijn N, P, S, Cl, K, Ca en Mg (6%).
  • Microbestanddelen zijn Fe, Zn en I; een tekort aan deze stoffen kan leiden tot een tekort aan zuurstoftransporters in het bloed.
  • Sporenelementen omvatten Mn, Cu, Co, F en Se.
  • De 3D-structuur speelt een belangrijke rol in de biochemische en fysiologische functie van een biomolecule, bijvoorbeeld bij enzymatische reacties ("lock and key").
  • Space filling-modellen tonen atomen als bollen in hun ware grootte, terwijl ball & stick-modellen atomen als bollen en bindingen als stokken weergeven.

Covalente Bindingen in Biomoleculen

  • Covalente bindingen zijn bindingen waarbij atomen elektronen delen, wat zorgt voor een stabiele elektronenconfiguratie.

Overzicht van Covalente Bindingen

  • Ether: R-O-R2, komt voor in membraanlipiden.
  • Carboxylester: R-C(=O)-O-R2, treedt op in triglyceriden.
  • Fosfaatester: R-O-P(=O)(OH)-O-R, komt voor in fosfo-eiwitten.
  • Fosfodiester: R-O-P(=O)(OH)-O-R2, treedt op in nucleïnezuren en fosfolipiden.
  • Amide: R-C(=O)-NH-R2, komt voor in polypeptiden.
  • Thio-ester: R-C(=O)-S-R2, bekend van Acetyl-CoA enzym A.
  • Thio-ether: R-S-R2, treedt op in methion.

Niet-covalente Interacties in Biomoleculen

  • Zwakke krachten hebben een groot effect op de structuur en stabiliteit.
  • Ze zijn makkelijk te verbreken, wat nodig is voor flexibiliteit.

Verschillende soorten interacties:

  • Dipoolinteracties: Bij moleculen met ongelijke verdeling van ladingen.
  • Van der Waalskrachten: Intermoleculaire interacties tussen neutrale atomen die dicht bij elkaar komen.
  • Waterstofbruggen: Kracht tussen een elektronenpaar op een sterk elektronegatief atoom (O, N, F) en een naburig H-atoom.
  • Zoutbruggen (lading-lading interacties): Elektrostatische binding tussen twee tegengesteld geladen atomen (sterke binding).
  • Hydrofobe interacties: Bij groepen die geen interactie met water aangaan; drijvende kracht is het minimaliseren van contactoppervlak tussen hydrofobe structuren en water.

Permanente en Geïnduceerde Dipool Interacties

  • Permanente dipolen: Ongelijke verdeling van lading, waarbij het ene uiteinde positiever is dan het andere.
  • De netto lading kan nul zijn (bijv., H2O en CO2).
  • Het dipoolmoment (μ) is een maat voor de polariteit van een molecule en wordt aangeduid als een vector met grootte μ = qx (q = lading, x = afstand).
  • Geïnduceerde dipolen: Moleculen kunnen een dipoolmoment krijgen in een elektrisch veld (bijv., aromatische verbindingen).

Moleculaire Afstoting

  • Moleculaire afstoting treedt op bij extreem kleine afstanden, afhankelijk van de Van der Waals-radius.
  • Atomen omgeven door elektronenwolken stoten elkaar af wanneer ze te dicht bij elkaar komen.
  • De minimumafstand waarop twee atomen elkaar kunnen naderen, is de Van der Waals-radius R.

Belangrijke Functionele Groepen in Biomoleculen

  • Methylgroep (-CH3): komt voor in lipiden.
  • Ethylgroep (-CH2-CH3): komt voor in lipiden.
  • Methyleengroep (-CH2-): komt voor in lipiden.
  • Hydroxylgroep (-OH): komt voor in bijna alle biomoleculen.
  • Carbonylgroep (-C=O): komt voor in aminozuren, eiwitten, suikers en vetten.
  • Aldehyde (-C(=O)H) treedt op bij suikers.
  • Carboxylgroep (-C(=O)OH) treedt op bij suikers.
  • Primaire amine (-NH2): komt voor in eiwitten en lipiden.
  • Secundaire amine (-NH-): komt voor in eiwitten en nucleïnezuren.
  • Tertiaire amine treedt op in eiwitten.
  • Sulfaatgroep (O-S(=O)2-O): komt voor in biomoleculen.
  • Fosfaatgroep (O-P(=O)(OH)-O): komt voor in nucleïnezuren.
  • Acylgroep (-C(=O)-R) treedt op bij suikers.
  • Hemiacetalgroep (-C(OH)-OR): komt voor in cyclische vormen van monosachariden.
  • Acetalgroep (C(OR)-OR): komt voor in disachariden.

Eigenschappen van Water

  • Alle biomoleculen komen voor in een waterige omgeving, wat effect heeft op hun vorm.
  • Water zorgt voor transport van biomoleculen van en naar de plaats van chemische reacties.
  • Water speelt een actieve rol bij chemische processen, waaronder fotosynthese (oxidatie van water met vorming van zuurstof).

Fysische Eigenschappen van Water

  • Water is een polaire molecule, waarbij zuurstof partieel negatief en waterstof partieel positief geladen zijn.
  • Elektrostatische interacties zijn cruciaal.
  • Tussen watermoleculen ontstaan waterstofbruggen.
  • Elke watermolecule neemt een andere oriëntatie aan elke 10-12 seconde.
  • IJs heeft een open structuur doordat elke watermolecule omgeven is door vier andere watermoleculen in een tetraëderstructuur.
  • IJs heeft een open structuur, wat betekent dat water uitzet bij bevriezen.
  • Hydrofiele moleculen lossen op in water, dat een ideaal oplosmiddel is.
  • Apolaire moleculen zijn oplosbaar in apolaire solventen (hydrofoob).

Hydrofoob Effect

  • Niet-polaire stoffen aggregeren in water.
  • Minimaliseert contact met water.
  • Amfipatische moleculen (deel hydrofoob, deel hydrofiel).
  • Water is een neutraal molecuul dat een kleine neiging heeft tot ionisatie.
  • De dissociatieconstante van water (Kw) is 10-14 bij 25°C.
  • De pH wordt berekend als -log[H3O+].
  • Zuren doneren protonen, basen accepteren protonen.

Effect van Buffers op de pH

  • Metabolische processen vinden plaats in nauwe pH-regio's.
  • Buffers zorgen ervoor dat de pH stabiel blijft.
  • Polyprotische zuren hebben meerdere bufferzones.
  • In bloed steunt bufferend vermogen op evenwicht tussen twee reacties: gasvormig CO2 in bloed en waterstofcarbonaat, en waterstofcarbonaat en bicarbonaat (met afsplitsing van H+).

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

Description

Deze les behandelt de rol van biomoleculen zoals eiwitten, suikers, nucleïnezuren en vetten in levende organismen. Er wordt ingegaan op de elementen die essentieel zijn voor het leven en de soorten bindingen die biomoleculen vormen. De les behandelt ook de structuur en functie van biomoleculen.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser