Bio-indicatoren en Soortenclassificatie
31 Questions
3 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke eigenschap komt voor bij zowel bacteriën als archaea?

  • Beiden bevatten bladgroenkorrels
  • Beiden zijn meercellig
  • Beiden zijn eencellige organismen (correct)
  • Beiden hebben een celkern
  • Wat is een kenmerk van eukaryoten dat hen onderscheidt van bacteriën en archaea?

  • Ze hebben een celkern (correct)
  • Ze zijn altijd meercellig
  • Ze zijn autotroof
  • Ze hebben geen celwand
  • Welke van de volgende organismen heeft geen celwand?

  • Bacteriën
  • Dieren (correct)
  • Archaea
  • Planten
  • Wat is een belangrijke eigenschap van archaea?

    <p>Ze kunnen hoge temperaturen trotseren</p> Signup and view all the answers

    Welke functie vervullen bladgroenkorrels in planten?

    <p>Zij zijn verantwoordelijk voor fotosynthese</p> Signup and view all the answers

    Wat zijn bio-indicatoren?

    <p>Organismen die iets vertellen over de omgevingsfactoren en de gezondheid van een biotoop.</p> Signup and view all the answers

    Welk van de volgende criteria wordt niet gebruikt voor de classificatie van organismen?

    <p>Bewegingssnelheid</p> Signup and view all the answers

    In welke groep valt een organisme zonder celkern?

    <p>Prokaryoot</p> Signup and view all the answers

    Wat geeft de afstand tussen de takken van de 'Tree of Life' aan?

    <p>De mate van verwantschap tussen soorten.</p> Signup and view all the answers

    Wat beschrijft een eukaryoot?

    <p>Heeft een kern met een kernmembraan.</p> Signup and view all the answers

    Wat bepaalt of een eigenschap voordelig is voor de overlevingskansen van een organisme?

    <p>De veranderingen in de omgeving</p> Signup and view all the answers

    Waarom ontstaan er verschillen tussen nakomelingen, zelfs als ze erfelijk bepaald zijn?

    <p>Door genetische mutaties</p> Signup and view all the answers

    Wat gebeurt er wanneer twee aparte soorten niet meer kunnen voortplanten?

    <p>De gene flow houdt op</p> Signup and view all the answers

    Welke organismen zijn het meest verwant op basis van erfelijk materiaal?

    <p>Organismen met veel gelijkenissen in hun erfelijk materiaal</p> Signup and view all the answers

    Wat zijn de drie kenmerken die bepalen of een organisme als 'levend' kan worden beschouwd?

    <p>Kan voortbestaan, bestaat uit cellen, bevat erfelijk materiaal</p> Signup and view all the answers

    Welke van de volgende beweringen over schimmels is waar?

    <p>Schimmels hebben een celwand van chitine.</p> Signup and view all the answers

    Wat is een kenmerk van protisten?

    <p>Ze hebben een celkern.</p> Signup and view all the answers

    Waarom kunnen moneren en protisten niet in één groep worden geplaatst?

    <p>De eigenschappen zijn te verschillend.</p> Signup and view all the answers

    Wat bepaalt de kenmerken van organismen?

    <p>Het erfelijk materiaal, het DNA in de celkern.</p> Signup and view all the answers

    Wat is de rol van DNA in organismen?

    <p>Het helpt bij het indelen van soorten in groepen.</p> Signup and view all the answers

    Wat is een kenmerk van cellen van volwassen planten en schimmels?

    <p>Ze hebben een grote centrale vacuole.</p> Signup and view all the answers

    Waarom is het belangrijk om nieuwe indelingscriteria te ontwikkelen in de biologie?

    <p>Omdat oude criteria verouderd zijn.</p> Signup and view all the answers

    Wat is een verschil tussen dierlijke cellen en cellen van schimmels?

    <p>Dierlijke cellen hebben meerdere kleine vacuolen.</p> Signup and view all the answers

    Welke uitspraak over virussen is juist?

    <p>Virussen bestaan uit erfelijk materiaal omgeven door een eiwitmantel.</p> Signup and view all the answers

    Wat gebeurt er tijdens de voortplanting van een virus in een gastheercel?

    <p>Het virus injecteert zijn erfelijk materiaal in de gastheercel.</p> Signup and view all the answers

    Waarom is biodiversiteit belangrijk voor de kwaliteit van de omgeving?

    <p>Het creëert werk- en leefomgevingen die voordelen opleveren.</p> Signup and view all the answers

    Op welke manier helpt biodiversiteit bij de ontdekking van geneesmiddelen?

    <p>Door het vergelijken van erfelijk materiaal tussen verschillende soorten.</p> Signup and view all the answers

    Hoe helpt biodiversiteit de opwarming van de aarde te verminderen?

    <p>Planten helpen om water vast te houden in de bodem.</p> Signup and view all the answers

    Wat is een direct voordeel van leven in een biodiverse omgeving?

    <p>Het bevordert ontspanning en welzijn door buitenactiviteiten.</p> Signup and view all the answers

    Waarom zijn virussen niet als organismen te classificeren?

    <p>Ze hebben geen eigen stofwisseling.</p> Signup and view all the answers

    Wat is een gevolg van het kopieerproces van virussen in gastheercellen?

    <p>Er ontstaan gemuteerde virussen die verschillen van het originele virus.</p> Signup and view all the answers

    Study Notes

    Aanwezigheid van soorten

    • De aanwezigheid van soorten hangt af van de omstandigheden en de kwaliteit van het leefgebied.

    Bio-indicatoren

    • Bio-indicatoren zijn organismen die informatie geven over de omstandigheden in een omgeving.
    • Ze dienen als graadmeter voor de gezondheid van een biotoop.
    • Ze helpen bij het beoordelen van biotische en abiotische factoren.
    • Ze bepalen of een leefomgeving geschikt is voor andere soorten op lange termijn.

    Criteria voor classificatie

    • Morfologie: uiterlijke kenmerken zoals vorm en bouw.
    • Uitwendige kenmerken: zichtbare eigenschappen zoals kleur, textuur, etc.
    • Inwendige kenmerken: zoals organen, skelet en weefsels.
    • Gedrag: gedrag kan een rol spelen bij de indeling, bijvoorbeeld voedingsgedrag of voortplantingsgedrag.
    • Voedingswijze: autotroof (zelf voedsel produceren) of heterotroof (voedsel uit de omgeving).
    • Celstructuur: kenmerken van de cel zoals aanwezigheid van een celkern, eencellig of meercellig, pigmenten voor fotosynthese, en aanwezigheid en samenstelling van een celwand.

    Tree of Life

    • De Tree of Life is een evolutionaire stamboom die de evolutie van al het leven op aarde weergeeft.
    • Het toont de verwantschap tussen soorten en hun voorouders.
    • Alle levende wezens stammen af van één oercel.
    • De afstand tussen takken geeft de mate van verwantschap aan: dichtere takken = meer genetische overeenkomsten, verre takken = grotere genetische verschillen.
    • De evolutionaire tijdschaal wordt zichtbaar door de vertakkingen van soorten over tijd.

    3 Domeinen

    • Prokaryoot: geen celkern, twee hoofdgroepen: bacteriën en archaea.
    • Eukaryoot: heeft een kern met een kernmembraan, één hoofdgroep: eukaryoten.

    Domein van de bacteriën

    • Voorkomen: bijna overal: lucht, bodem, water, darmen, huid, vulkanische zwavelzettingen, ijs, ruimte.
    • Geen celkern.
    • Erfelijk materiaal ligt los in het cytoplasma.
    • Celcompartimentering ontbreekt.
    • Eencellige organismen.
    • Autotroof & heterotroof.
    • Celwand aanwezig.
    • Kleine cellen: 1 tot 10 micrometer.

    Domein van archaea

    • Vroeger: dacht men dat ze alleen in onherbergzame omgevingen voorkwamen.
    • Nu: overal: oceanen, moerrassen, bodem, organismen, darmen, etc.

    Gelijkenissen met bacteriën:

    • Geen celkern.
    • Geen inwendige membraanstructuren in het cytoplasma (celcompartimentering ontbreekt).
    • Eencellige organismen.
    • Autotroof & heterotroof (sommige bevatten pigment voor fotosynthese, maar geen bladgroenkorrels).
    • Celwand aanwezig.
    • Kleine cellen: 0,1 tot enkele micrometer.

    Verschillen met bacteriën:

    • Andere chemische samenstelling van het celmembraan.
    • Kunnen hoge temperaturen of heel zure omstandigheden trotseren.
    • Geen ziekteverwekkende archaea.

    Domein van eukaryoten

    • Voorkomen: overal.
    • Erfelijk materiaal wordt met een inwendig membraan samengehouden.
    • Celkern aanwezig.
    • Celcompartimentering aanwezig: inwendige membranen scheiden delen binnenin de cel van elkaar.

    De 5 rijken

    1. Planten:
      • Celkern in elke cel.
      • Inwendig membraan.
      • Erfelijk materiaal samen = houdt het celmembraan vast.
      • Meercellige planten en hun cellen bevatten bladgroenkorrels in het cytoplasma.
      • Fotosynthese = autotroof.
      • Naast een celmembraan hebben ze een dikke celwand rond hun cellen voor extra stevigheid.
    2. Dieren:
      • Celkern en meercellig.
      • Geen bladgroenkorrels of fotosynthesepigment in de cel.
      • Heterotroof.
      • Geen celwand, wat hun beweging mogelijk maakt.
    3. Schimmels:
      • Vertegenwoordigers: paddenstoelen, schimmels en gisten.
      • Celkern.
      • Een- of meercellig (paddenstoelen = meercellig, gisten = eencellig).
      • Geen fotosynthesepigment = kunnen niet aan fotosynthese doen.
      • Heterotroof: voedsel uit de omgeving, vaak van afgestorven materiaal.
      • Celwand met chitine (niet bij planten).

    Planten, dieren en schimmels:

    • Grote cellen: 50 micrometer – 500 micrometer.
    • Volwassen planten en schimmelcellen: grote centrale vacuole, gevuld met reservevoedsel of waterige vloeistof voor stevigheid.
    • Dierlijke cellen: kunnen meerdere kleine vacuolen hebben.
    1. Protistenrijk:
      • Eencellig met een celkern (eukaryoten).
      • Bevat organismen die in andere rijken niet passen, zoals algen.
    2. Monerenrijk:
      • Eencellig zonder celkern (prokaryoten, zoals bacteriën).

      • Erfelijk materiaal ligt los in het cytoplasma.

      • Celwand beschermt tegen wisselende omgevingsfactoren.

      • Kleine organismen: 0,1 tot 10 micrometer.

      • MAAR:

        • Eigenschappen binnen de moneren en de protisten waren te verschillend om ze in één groep te plaatsen.
      • Gevolg:

        • Meer doeltreffende indelingscriteria nodig.

    Ordenen op basis van erfelijk materiaal

    • Ontwikkeling van nieuwe technieken: steeds toenemende hoeveelheid gegevens.
    • Kenmerken van organismen worden bepaald door het erfelijk materiaal, het DNA in de celkern.
    • Vergelijking van het erfelijk materiaal helpt bij het indelen van soorten in gelijkaardige groepen.
    • Erfelijk materiaal is voor elk individu verschillend.
    • Hoe meer gelijkenissen, hoe meer overeenkomsten tussen kenmerken.
    • Niet langer gelijkenissen in bouw en uiterlijk als classificatiecriteria.
    • In DNA-moleculen zit een code die gelijkenissen en verschillen toont.
    • Hoe kleiner de verschillen, hoe meer verwant.
    • Wetenschappers gingen bij elke confrontatie met de werkelijkheid op zoek naar nieuwe criteria.
    • Criteria zijn doorheen de tijd steeds verouderd.

    Waar komt biodiversiteit vandaan?

    • Er ontstaan nog steeds nieuwe soorten.
    • Hangt samen met kenmerken en overlevingskansen van organismen.
    • Kenmerken worden doorgegeven van ouders naar nakomelingen = erfelijk bepaald.
    • Nakomelingen verschillen = variatie.
    • Overlevingskansen: oorzaak = wijzigende omstandigheden, bv. plotse klimaatverandering, ontsnappen van een predator.
    • Variatie zorgt ervoor dat overlevingskansen niet voor iedereen hetzelfde zijn.
    • Voordelige eigenschap: nakomelingen kunnen overleven, voortplanten en die eigenschap doorgeven.
    • Anders bij soortgenoten die op plaatsen leven waar de omstandigheden niet gewijzigd zijn.

    Verschillen worden groter:

    • Twee aparte soorten = voortplanten is niet meer mogelijk.

    Organismen erg gelijkend met erg gelijkaardig erfelijk materiaal = erg gelijkaardige kenmerken = verwante soorten.

    • Hoe meer gelijkenissen in erfelijk materiaal, hoe minder lang geleden er een gemeenschappelijke voorouder bestond.
    • Stamboom: elke aftakking = nieuwe soort.
    • Hoe dichter met elkaar verbonden, hoe meer verwant.

    Wat is leven?

    • Drie kenmerken van'levend':
      • Organismen kunnen zelfstandig voortbestaan.
      • Organismen zijn opgebouwd uit een of meerdere cellen.
      • Organismen bevatten erfelijk materiaal dat evolutionair is aangepast.

    Waar passen virussen in de tree of life?

    • Voorkomen: overal.
    • 10 tot 200 mm groot.
    • Geen cellen, want geen celmembraan.
    • Virus = opgebouwd uit een hoeveelheid erfelijk materiaal + omsloten door een eiwitmantel.
    • Geen eigen stofwisseling.

    Voorplanting

    • Ten koste van gastheercellen.
    • Niet zelfstandig voortplanten:
      • Gastheercel binnendringen.
      • Eiwitmoleculen in de eiwitmantel zetten zich vast op membraanreceptoren van de gastheercel.
      • Het virus injecteert zijn erfelijk materiaal en laat zich door de gastheercellen vermenigvuldigen.
    • Gastheercel doet het kopieerwerk = niet altijd voor 100% een kopie.
    • Het virus is gemuteerd (mutatie = het gemaakte nieuwe virus is niet precies hetzelfde virus als dat wat de cel infecteerde).
    • Virussen gaan van elkaar verschillen door het kopieerproces van de gastheercellen.
    • Virussen zijn geen organismen, want ze vertonen evolutionaire aanpassingen.

    Wat is het belang van biodiversiteit?

    • Biodiversiteit maakt de omgeving leef- en werkbaar.
    • Het creëren van werk- en leefomgevingen met veel biodiversiteit kan voordelen opleveren, bv. het aantrekken van rupsenetende vogels, die plagen onder controle houden.
    • Planten helpen bij het vasthouden van water:
      • Water kan in de bodem dringen.
      • Water vloeit niet te snel af bij hevige regen.
      • Water verdampt niet snel.
      • Schaduw en verkoeling.
      • Opwarming aarde afnemen.

    Biodiversiteit levert geneesmiddelen

    • Veel natuurlijke geneesmiddelen zijn afkomstig van biodiversiteit, bv. Artemisia annua, die het krachtige antimalariamiddel artemisinine produceert.
    • Biodiversiteit speelt een cruciale rol in het ontdekken van nieuwe geneesmiddelen.

    Biodiversiteit helpt de evolutie begrijpen

    • Door het vergelijken van erfelijk materiaal tussen verschillende soorten kunnen wetenschappers inzicht krijgen in de evolutie van soorten.
    • Het onderzoeken van verwante of uitgestorven soorten helpt bij het ontdekken van nieuwe geneesmiddelen en behandelingen, bv. het gebruik van wilgenbast voor pijnstillers.

    Biodiversiteit zorgt voor welzijn, recreatie en ontspanning

    • Een biodiverse omgeving biedt mogelijkheden voor buitenactiviteiten zoals wandelen en fietsen, wat ontspanning en welzijn bevordert.
    • Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat mensen die in een groene omgeving leven, minder last hebben van depressies en stress.

    Studying That Suits You

    Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

    Quiz Team

    Related Documents

    Biologie – Thema 2 PDF

    Description

    Dit quiz gaat over de rol van bio-indicatoren in het bepalen van de kwaliteit van leefgebieden en het classificeren van soorten. Leer meer over morfologie, gedrag en voedingswijzen van verschillende organismen. Test je kennis over essentiële biologische concepten.

    More Like This

    Use Quizgecko on...
    Browser
    Browser