Untitled Quiz

De ideeën, gebruiken en kunstvormen van een groep mensen die ze doorgeven aan hun kinderen.

Een kleine groep in de samenleving die een machtige positie heeft.

Een rangorde in de samenleving: de één is machtiger of rijker dan de ander.

Een samenleving waarin bijna alle mensen boer zijn. Er zijn geen steden.

De reden waarom iets gebeurt.

Wat er door gebeurt.

Een bron waar tekst op staat, bijvoorbeeld: Een dagboek.

Mensen die leven van de jacht en visvangst, én van het verzamelen van eetbare producten in de natuur.

Mensen zonder vaste woonplaats; zij trekken rond.

Langzame ontwikkeling.

Tijdvak van 200.000 v.Chr. tot 3000 v.Chr., toen mensen jagers en verzamelaars waren of landbouw bedreven.

Tijdvak van 3000 v.Chr. tot 500 n.Chr., waarin landbouwsamenlevingen tot steden en staten evolueerden.

Tijdvak van 500 tot 1000, gekenmerkt door landbouw, hofstelsel en leenstelsel.

Tijdvak van 1000 tot 1500, toen landbouwsteden en -staten belangrijk werden.

Tijdvak van 1500 tot 1600, waarin ontdekkingsreizen en nieuwe ideeën belangrijk waren (wetenschap, geloof).

Tijdvak van 1600 tot 1700, gekenmerkt door handel, wetenschap en absolutisme.

Tijdvak van 1700 tot 1800, waarin de mens centraal stond en democratische ideeën belangrijk werden.

Samenleving waarin machines en stoom belangrijk worden; tijdperk van 1800 tot 1900.

Tijdvak van 1900 tot 1950, gekenmerkt door twee grote wereldoorlogen.

Samenleving gekenmerkt door technologie en communicatie in de 20e eeuw (tweede helft). Televisie en computer.