Behoeften en goederen

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson
Download our mobile app to listen on the go
Get App

Questions and Answers

Wat is het belangrijkste verschil tussen vrije goederen en economische goederen?

  • Economische goederen zijn beschikbaar voor iedereen zonder dat er productiemiddelen zijn ingezet, terwijl er voor vrije goederen inspanning is gedaan.
  • Vrije goederen zijn beschikbaar voor iedereen zonder inzet van productiemiddelen, terwijl economische goederen productiemiddelen vereisen. (correct)
  • Economische goederen zijn levensnoodzakelijk, terwijl vrije goederen het leven aangenamer maken.
  • Vrije goederen zijn stoffelijke zaken, terwijl economische goederen arbeidsprestaties zijn.

Welke van de volgende voorbeelden illustreert het best een immateriële goed?

  • Een gehuurd huis dat je niet mag verbouwen. (correct)
  • Een pas gekochte computer.
  • Voeding die je direct consumeert.
  • Een huis dat je bezit en aan kunt raken.

Hoe verhoudt 'welzijn' zich tot 'welvaart' in economische termen?

  • Welvaart en welzijn zijn synoniemen en beschrijven beide de materiële rijkdom van een samenleving.
  • Welzijn is de kwaliteit van leven zonder goederen of diensten, terwijl welvaart de mate is waarin behoeften met beschikbare middelen bevredigd kunnen worden. (correct)
  • Welzijn meet de mate waarin behoeften kunnen worden bevredigd, terwijl welvaart de kwaliteit van leven meet zonder noodzaak aan goederen of diensten.
  • Welvaart is de subjectieve ervaring van geluk, terwijl welzijn de objectieve maat is van materiële bezittingen.

Wat is het primaire doel van de bedrijfsvoorheffing in het Belgische belastingstelsel?

<p>Een voorschot innen op de definitieve inkomstenbelasting. (D)</p> Signup and view all the answers

Hoe verschilt het nominale loon van het reële loon?

<p>Het nominale loon is het loon uitgedrukt in geld, terwijl het reële loon de koopkracht van dat geld weergeeft. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende opties is een voorbeeld van een 'roerend' inkomen uit kapitaal?

<p>Interest ontvangen op spaargeld. (B)</p> Signup and view all the answers

Waarom is het opstellen van een gezinsbudget belangrijk?

<p>Om inzicht te krijgen in de inkomsten en uitgaven van een gezin en zo financiële beslissingen te kunnen nemen. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke factor heeft invloed op het consumptiepatroon van gezinnen?

<p>Het opleidingsniveau van de gezinsleden. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkste verschil tussen sparen en beleggen?

<p>Beleggen is een vorm van investeren waarbij geld wordt vastgelegd met het doel financieel voordeel te behalen, terwijl sparen het apart houden van bezittingen is. (C)</p> Signup and view all the answers

Waarom is het belangrijk om rekening te houden met de liquiditeit bij het kiezen van een belegging?

<p>Om te weten hoe snel je toegang hebt tot je geld indien nodig. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het verschil tussen directe en indirecte belastingen?

<p>Directe belastingen worden direct door de overheid geheven, terwijl indirecte belastingen via een tussenpersoon worden geïnd. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is een kenmerk van een 'progressieve' belasting?

<p>Het belastingtarief stijgt naarmate de grondslag toeneemt. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkste verschil tussen een kwijting en een kwitantie bij een betaling?

<p>Een kwijting is een schriftelijke verklaring dat een schuld is afgelost, terwijl een kwitantie het bewijs van betaling is. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkste voordeel van een domiciliëring voor de consument?

<p>Het biedt de mogelijkheid om betalingen automatisch te laten uitvoeren. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is het voornaamste verschil tussen een debetkaart en een kredietkaart?

<p>Met een debetkaart betaal je direct met geld van je rekening, terwijl je met een kredietkaart later betaalt. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het doel van opleidingscheques?

<p>Het stimuleren van werknemers om te studeren en een deel van hun opleiding te betalen. (A)</p> Signup and view all the answers

Waarom bieden banken verschillende soorten beleggingen aan (zoals kasbons en termijnrekeningen)?

<p>Om aan verschillende behoeften en risicoprofielen van beleggers tegemoet te komen. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is wilsautonomie in het Belgisch contractenrecht?

<p>De vrijheid van elk individu om zichzelf te ontplooien zoals hij of zij dit wil. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is de betekenis van 'consensualisme' in het contractenrecht?

<p>Een contract komt tot stand wanneer alle betrokken partijen akkoord zijn over de belangrijkste elementen. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke verplichting hebben partijen bij een contract op basis van 'goede trouw'?

<p>De verplichting om loyaal samen te werken om de beoogde doelstellingen van het contract te verwezenlijken. (B)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Behoefte

Het aanvoelen van een tekort en het verlangen dit tekort zo snel mogelijk weg te werken.

Goederen

Stoffelijke zaken die je kunt bezitten, opbergen, verplaatsen of weggeven.

Diensten

Arbeidsprestaties die geleverd worden in ruil voor betaling.

Vrije goederen

Beschikbaar voor iedereen zonder dat er productiemiddelen zijn ingezet.

Signup and view all the flashcards

Economische goederen

Goederen waarvoor inspanning is geleverd en productiemiddelen zijn gebruikt.

Signup and view all the flashcards

Consumptie goederen

Worden gekocht door de eindgebruiker om onmiddellijk te gebruiken.

Signup and view all the flashcards

Materiële goederen

Goederen die je kunt aanraken en verplaatsen.

Signup and view all the flashcards

Niet-materiële goederen

Goederen die je kunt bezitten, maar niet aanraken.

Signup and view all the flashcards

Levensnoodzakelijke goederen

Voeding, kleding, gezondheidszorg, onderdak.

Signup and view all the flashcards

Luxegoederen

Goederen die het leven aangenamer maken, maar niet noodzakelijk zijn.

Signup and view all the flashcards

Verbruiksgoederen

Goederen die 'op' raken na een bepaalde tijd.

Signup and view all the flashcards

Gebruiksgoederen

Goederen die je meer dan één keer of voor langere tijd kunt gebruiken.

Signup and view all the flashcards

Produceren

Het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren.

Signup and view all the flashcards

Natuurlijke hulpbronnen

Grond, water, zonlicht en brandstof.

Signup and view all the flashcards

Arbeid

Fysieke en geestelijke inspanning van de arbeiders.

Signup and view all the flashcards

Kapitaal

Geld nodig voor de aankoop van machines en werktuigen om productie mogelijk te maken.

Signup and view all the flashcards

Ondernemerschap

Handeling om rijkdom en/of werkgelegenheid te creëren door een onderneming op te richten of over te nemen.

Signup and view all the flashcards

Consumeren

Het kopen van goederen en diensten om onze behoeften te bevredigen.

Signup and view all the flashcards

Economie

Wetenschap die de wensen van de mensen en hoe ze deze proberen te vervullen bestudeert.

Signup and view all the flashcards

Economische kringloop

Schematische voorstelling van de economische verhouding tussen consumenten en producenten.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Behoeften en goederen

  • Behoeften is het gevoel van een tekort en de drang om dit zo snel mogelijk weg te werken, m.b.v. grond, water, zonlicht of brandstof.
  • Goederen zijn tastbare zaken die men kan bezitten, opbergen, verplaatsen of weggeven.
  • Diensten zijn arbeidsprestaties die tegen betaling geleverd worden.
  • Vrije goederen zijn beschikbaar voor iedereen zonder dat productiemiddelen nodig zijn.
  • Economische goederen vereisen inspanning en productiemiddelen, waardoor een vergoeding wordt verwacht.
  • Consumptie goederen/Productie goederen worden direct door de eindgebruiker verbruikt, bijvoorbeeld schoenen of een computer.
  • Materiële goederen zijn tastbaar en verplaatsbaar, zoals een huis dat men bezit en kan aanraken.
  • Niet-materiële goederen kan men bezitten maar niet aanraken, bijvoorbeeld een gehuurd huis dat men niet mag verbouwen.
  • Levensnoodzakelijke goederen zijn essentieel, zoals voeding, kleding, gezondheidszorg en onderdak.
  • Luxegoederen maken het leven aangenamer, maar zijn niet noodzakelijk.
  • Verbruiksgoederen worden na een bepaalde tijd 'opgebruikt', zoals vlees en groenten.
  • Gebruiksgoederen zijn meer dan één keer of voor langere tijd te gebruiken, zoals een auto, tafel of computer.

Productie, consumptie en economie

  • Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren.
  • Natuurlijke hulpbronnen zijn grond, water, zonlicht en brandstof.
  • Arbeid staat voor de fysieke en geestelijke inspanning van arbeiders.
  • Kapitaal, of geld, is nodig om machines en werktuigen voor productie aan te schaffen.
  • Ondernemerschap is de activiteit van het creëren van rijkdom en/of werkgelegenheid door een onderneming te starten of over te nemen.
  • Consumeren staat voor het kopen van goederen en diensten om behoeften te bevredigen.
  • Economie is de wetenschap die de wensen van de mens bestudeert en hoe men deze probeert te vervullen.

Economische kringloop

  • De economische kringloop is een schematische weergave van de economische relaties tussen consumenten en producenten.
  • De geldstroom van bedrijven naar gezinnen is loon in ruil voor arbeid.
  • De geldstroom van gezinnen naar bedrijven is geld in ruil voor producten (aankopen).
  • De goederen- en dienstenstroom van gezinnen naar bedrijven is het leveren van arbeid.
  • De goederen- en dienstenstroom van bedrijven naar gezinnen zijn goederen en diensten.
  • De geldstroom van gezinnen naar banken is sparen of het terugbetalen van leningen/interesten.
  • De geldstroom van banken naar bedrijven zijn leningen voor bedrijven.
  • De geldstroom van bedrijven naar banken is het terugbetalen van leningen en interesten.
  • De geldstroom van banken naar gezinnen komt door sparen/interesten van leningen.
  • Welzijn is de kwaliteit van het leven en de mate van menselijk welbevinden zonder de noodzaak van goederen of diensten.
  • Welvaart is de mate waarin behoeften kunnen worden bevredigd met de beschikbare middelen.
  • Vrijetijdsbesteding is de tijd die niet besteed hoeft te worden aan verplichte activiteiten zoals werken, zorgen of studeren.

Gezinnen en inkomen

  • Inkomen uit arbeid ontstaat wanneer iemand voor de geleverde arbeid wordt betaald.
  • Inkomensvorming uit arbeid als zelfstandige betekent werken onder eigen gezag, zonder baas.
  • Vergoeding van arbeid betekent dat loon door de werkgever wordt betaald aan de werknemer in ruil voor geleverde arbeid.
  • Een zelfstandige heeft een eigen baas en geen vast loon, draagt het eigen risico, regelt zelf sociale bijdragen en belastingen en heeft vrijheid.
  • Een werknemer in dienstverband heeft een gezagvoerder, een gewaarborgd loon, geen risico, controle, opleiding, begeleiding en instructies.
  • De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) beheert de sociale bijdragen van werknemers, waar men aanspraak op kan maken indien men tijdelijk niet kan werken.
  • Het nettoloon/nettowedde wordt berekend door alle ingehouden bedragen en loonheffingen van het brutoloon af te trekken.
  • Bedrijfsvoorheffing is een voorschot op de definitieve inkomstenbelasting, ingehouden op het brutoloon.
  • Nominaal loon is het inkomen uitgedrukt in geld en lopende prijzen, oftewel het effectieve geldbedrag dat men maandelijks ontvangt.
  • Reëel loon is wat men effectief kan kopen met het ontvangen bedrag.
  • Alle bezittingen waaruit inkomsten voortvloeien, zijn kapitaal.
  • Geldkapitaal levert inkomsten op uit roerende goederen, zoals beleggingen (interest, sparen).
  • Goederenkapitaal levert inkomsten op uit onroerende goederen, zoals verhuur van een gebouw (huur) of grond (pacht).

Gezinsbudget en inkomstenbesteding

  • Een gezinsbudget is het bedrag dat een gezin per maand kan besteden aan onderdak, voeding, kleding, etc.
  • Mogelijke inkomsten voor een gezin zijn beroepsinkomsten, uitkeringen (pensioen, werkloosheid, ziekte, invaliditeit), bijslagen, en terugbetalingen (kinderbijslag, gezondheidszorg).
  • Vaste uitgaven omvatten woninghuur/hypotheek, verwarming, gas, elektriciteit, water, verzekeringen en belastingen.
  • Variabele uitgaven zijn openbaar vervoer, kleding, boodschappen en schoolrekeningen.
  • Uitzonderlijke uitgaven betreffen onderhoud, herstellingen, aankoop huishoudelijke apparaten/meubilair en vakanties.
  • Belastingen zijn gedwongen betalingen aan de overheid zonder individuele tegenprestatie.
  • Sparen is het apart houden van bezittingen in plaats van ze uit te geven.
  • Inkomstenbesteding omvat consumptie.
  • Consumptie omvat het gebruik van goederen/diensten ter bevrediging van behoeften; het moment van aanschaf wordt ook als consumptie beschouwd.

Consumptiepatroon en beleggingen

  • Het consumptiepatroon van gezinnen wordt beïnvloed door opleiding: hoger opgeleiden zoeken betekenisvolle ervaringen.
  • Het consumptiepatroon van gezinnen wordt beïnvloed door leeftijd: interesses en behoeften veranderen.
  • Het consumptiepatroon van gezinnen wordt beïnvloed door cultuur trends: er is meer bewuste keuze door kritische blik op productie (kinderarbeid, milieuvriendelijkheid).
  • Het consumptiepatroon van gezinnen wordt beïnvloed door inkomen: een verandering in het inkomen zal het consumptiepatroon veranderen.
  • Sparen is het apart houden van bezittingen, zoals op een spaarrekening.
  • Beleggen is investeren van geld voor langere of kortere tijd met het doel in de toekomst financieel voordeel te behalen.
  • Ethisch beleggen is duurzaam beleggen, investeren in bedrijven die op een milieu- en mensvriendelijke manier goederen en diensten vervaardigen.
  • Bepalende factoren bij beleggingen zijn de opbrengst na belasting, het risico op verlies van geld en de liquiditeit (snelheid waarmee men weer over het geld kan beschikken).
  • Dividend aandelen zijn jaarlijkse aandelen in de winst van een onderneming. Die hangt af van de gemaakte winst. Is variabel, heeft roerende voorheffing en is zeer risicovol.
  • Bij obligaties leent men geld aan een bedrijf en ontvangt men intrest, minus 15% belasting op intrest. Het is minder veilig omdat het bedrijf mogelijk niet kan terugbetalen.
  • Bij kasbons leent men geld aan een bank en ontvangt men intrest, minus 30% belasting op intrest. Het heeft een vaste periode.
  • Bij een spaarrekening kan men op elk moment geld afhalen. Er is lage intrestvoet en er moeten pas belastingen worden betaald als men €1660 ontvangt.
  • Een termijnrekening heeft iets hogere intrestvoet, een vaste periode en 15% belastingen op intrest.
  • Een staatsbon betekent dat men geld leent aan de overheid. Men ontvangt rente, de periode is vast, er is 15% belasting op intrest en het is veilig.

Belastingen en belastingaangifte

  • Belastingen zijn noodzakelijk om in een welvaartstaat te kunnen leven, die goede ziekenhuizen en gezondheidszorg kan verzekeren en uitkeringen bij werkloosheid, ziekte of pensioen kan uitkeren.
  • Directe belastingen worden direct door overheden geheven.
  • Indirecte belastingen worden indirect geheven, zoals omzetbelasting, en geïnd door een tussenpersoon.
  • Personenbelasting in België is de inkomstenbelasting op het wereldwijde inkomen van particulieren.
  • Belastbare inkomens omvatten inkomsten uit onroerende goederen (huur), roerende goederen en kapitalen.
  • Progressieve belasting houdt in dat het belastingtarief stijgt naarmate de grondslag hoger wordt.
  • Rijksinwoners zijn natuurlijke personen met hun fiscale woonplaats of zetel van fortuin in België.
  • Bij een progressief belastingstelsel betaalt men procentueel meer belasting bij een hoger inkomen.
  • Bedrijfsvoorheffing is een voorschot op de jaarbelasting, ingehouden door werkgevers op het loon van werknemers en afgedragen aan de overheid.
  • Onroerende voorheffing identificeert de eigenaar van elk pand.
  • Roerende voorheffing is een voorschot op de personenbelasting, geheven op inkomsten uit roerende goederen zoals obligaties, beleggingsfondsen, aandelen en spaarboekjes.
  • Het inkomstenjaar is het jaar waarin de inkomsten zijn verworven.
  • Het aanslagjaar is het jaar waarin de aangifte plaatsvindt, altijd een jaar na het inkomstenjaar.
  • De belastingaangifte bevat loon, pensioensparen, giften, aankoop van dienstencheques, energiebesparende investeringen, afbetaling van hypothecair krediet, onderhoudsgeld en personen ten laste.

Betalingen

  • Kwijting is een schriftelijke verklaring dat een schuld is afgelost.
  • Kwitantie is het bewijs van betaling op een apart document, ondertekend door de schuldeiser.
  • Een ontvangstbewijs is een bevestiging van een bepaalde geldsom of goederen en dient als overeenkomst tussen verkoper en koper.
  • Onrechtstreekse betalingen gebeuren met tussenkomst van een bank.
  • Financiële instellingen dienen als tussenpersoon tussen schuldeiser en schuldenaar bij onrechtstreekse betalingen.
  • Storten is het in briefjes geld op een bankrekening zetten.
  • Een storting volgt het schema waarbij de schuldenaar opdracht geeft aan zijn bank, de bank debiteert de rekening, stuurt de gegevens naar UCV, UCV stuurt gegevens door naar de bank van de schuldeiser, en de bank van de schuldeiser crediteert de rekening.
  • Domiciliëring is een overeenkomst waarbij een bedrijf toestemming krijgt om facturen direct van de rekening van een persoon te innen, nuttig voor abonnementen, gasrekeningen en elektriciteitsrekeningen.
  • Een permanente opdracht is een automatische overboeking van een vast bedrag op een vaste datum naar een andere rekening, nuttig voor huur, zakgeld en spaarrekeningen.

Debetkaart, betalingen en tendensen

  • Een debetkaart is een betaalkaart waarmee betalingen of geldafhalingen direct van de zichtrekening worden afgeschreven.
  • Het is elektronisch te betalen en men kan 24/7 terecht bij een bankautomaat.
  • Uitgaven worden onmiddellijk van de rekening afgeschreven en gekoppeld aan de zichtrekening
  • Geld opnemen in België en de rest van Europa is goedkoper dan met een kredietkaart.
  • De koper biedt de kaart aan, betaalterminal contacteert Banksys, Banksys controleert de kaartcode/geldigheid en contacteert de bank van de schuldenaar om te vragen of er geld is.
  • De bank van de koper laat Banksys weten dat er geld is, dat geeft betalingsgegevens door aan UCV
  • UCV stuurt de informatie naar de bank van schuldenaar/schuldeiser, waarna de bank van de koper rekening debiteert en die van de verkoper crediteert en UCV het laat weten aan Banksys dat de betaling in orde is.
  • Banksys stuurt een OK naar de betaalterminal.
  • De debetkaart dient om geld van uw zichtrekening te halen, de kredietkaart laat toe te betalen met geleend geld dat men niet bezit op het moment van aankoop.
  • PC-banking is bankieren via het internet met een kaartlezer, voor het openen van spaarrekeningen, overschrijvingen en het raadplegen van uittreksels.
  • Zelf bankieren staat voor het giraal betalen en sparen via internetapplicaties, waarbij de klant via internet een rekening bij een bank kan beheren.
  • Zelf bankieren Toepassingen zijn geld afhalen/storten en kredietkaarttransacties en overschrijvingen.
  • Maaltijdcheques, bovenop het loon, kunnen worden gebruikt om voedingsmiddelen en maaltijden te betalen.
  • Opleidingscheques worden gebruikt om een deel van een opleiding te betalen in erkende scholen en instellingen.
  • Sport- en cultuurcheques kunnen worden gegeven als bonus aan werknemers om sportieve en culturele activiteiten te betalen.
  • Contactlooss betalen met GSM kan door de smartphone dicht bij de betaalterminal te houden, en via SMS door een sms te sturen naar een bepaald nummer.
  • Nieuwe tendensen zijn Payconiq, QR en contactloos betalen.
  • Een rekeningafschrift is een opsomming van alle bankverrichtingen over een bepaalde periode met de datum, naam van de rekeninghouder, rekeningnummer, munt, vorige stand en chronologische volgorde van de verrichtingen.

Krediet en persoonlijke lening

  • Krediet is kapitaal dat aan iemand is verstrekt, terug te betalen met een dienst of geld. Het maakt uitgaven mogelijk waarvoor men niet direct geld heeft, zoals een woning.
  • Bij een krediet op korte termijn, een vorm van consumentenkrediet, is er kasfaciliteit een kredietlijn gekoppeld aan een zichtrekening voor tijdelijke tekorten; verkoop op afbetaling houdt in dat men in maandelijkse termijnen betaalt.
  • Het gebruik van verkoop op afbetaling betekent dat de verkoper tot 40% van het gekochte kan terugnemen als men niet tijdig betaalt.
  • Een voorbeeld hiervan is de aankoop van een wagen via betaling in schijven met rente.
  • Een persoonlijke lening is een bankterm voor een consumptief krediet waarbij het geleende bedrag in één keer wordt uitbetaald en in vaste termijnen wordt terugbetaald.
  • Het gebruik van een persoonlijke lening is voor andere zaken dan een woning, zonder onderpand, waardoor de rentevoet hoger ligt.
  • Een hypothecaire lening is specifiek bedoeld voor de aankoop van onroerend goed (appartement, woning, bouwgrond, handelspand).
  • Een bank wil extra waarborgen bij een hypothecaire lening vanwege de grote bedragen en lange termijn; het onroerend goed dient als waarborg.

Valkuilen en wetgeving krediet

  • Valkuilen bij krediet zijn de terugbetalingsplicht (geleende som + interest), financiële draagkracht (het vermogen om lasten te dragen), risico's (onvoorziene omstandigheden) en waarborgen (het onroerend goed bij hypothecaire lening).
  • De bescherming van de kredietnemer wordt juridisch beschermd door de wet op consumentenkrediet.
  • De wetgeving consumentenkrediet legt vast wat wel en niet kan bij het afsluiten van een consumentenkrediet, om de consument te beschermen tegen overmatig krediet.
  • Toepassingen van consumentenkrediet zijn Lening op afbetaling, verkoop op afbetaling, leasing of financieringshuur, kredietopening en kasfaciliteit.

Recht en wetgeving

  • Recht zorgt ervoor dat iedereen zijn rechten kan laten gelden zonder de rechten van anderen te schaden, harmonie en bescherming van de zwakkeren.
  • Wetten zijn geschreven rechtsregels en onderdeel van de wetgeving.
  • Decreten benoemen wetten geformuleerd/opgelegd door gemeenschappen en gewesten.
  • Verordeningen zijn overheidsbesluiten van algemene strekking, vaak opgesteld door de Koning, minister, provincie of gemeente.
  • Rechtsleer is een verzamelnaam voor wetenschappelijke publicaties over het recht, waarin juristen en rechtsgeleerden hun visie geven op wetgeving en rechtspraak.
  • Gewoonten zijn praktijken die generaties lang op dezelfde manier worden beoefend en zo een ongeschreven rechtsregel vormen.
  • Rechtspraak is de interpretatie en toepassing van wetgeving door rechters en raadsheren, die de wetgeving een andere inhoud kunnen geven.
  • Het Hof van Cassatie is de hoogste rechtbank in België en oordeelt over de wettigheid van rechterlijke uitspraken en procedurefouten.
  • De verschillende actoren in rechtszaken zijn de Rechter (wettelijk verplicht een oordeel te geven), het Openbaar Ministerie (vertegenwoordigt de samenleving), en de Onderzoeksrechter (leidt onderzoek op vraag van Procureur des Konings).
  • Het Hof van beroep behandelt beroepen tegen vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg.
  • Het Arbeidshof behandelt hoger beroep tegen vonnissen van de arbeidsrechtbank.
  • Het Hof van Assisen behandelt zware misdrijven zoals moord.

Rechtbanken en personenrecht

  • De jeugdrechtbank behandelt minderjarigen die een misdrijf hebben gepleegd.
  • De familierechtbank behandelt zaken over familiale relaties, zoals echtscheidingen en adoptie.
  • De burgerlijke rechtbank behandelt alle burgerlijke zaken en strafzaken die niet specifiek onder een andere rechtbank vallen, voor bedragen van meer dan € 5000.
  • De correctionele rechtbank behandelt wanbedrijven en hoger beroep van de politierechtbank.
  • De strafuitvoeringsrechtbank ziet toe op de uitvoering van straffen.
  • De arbeidsrechtbank behandelt zaken betreffende arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht.
  • De ondernemingsrechtbank behandelt geschillen tegen en tussen ondernemingen.
  • Vredegerechten zijn er voor kleine burgerlijke zaken.
  • Politierechtbanken behandelen voornamelijk overtredingen en verkeersmisdrijven.
  • Overtredingen zijn een soort misdrijf met een maximale gevangenisstraf van 7 dagen.
  • Verkeersmisdrijven zijn bijvoorbeeld ernstige snelheidsovertredingen en rijden onder invloed.
  • Het personenrecht omvat natuurlijke personen die erkend worden bij geboorte en specifieke rechten en plichten krijgen, en rechtspersonen, die juridische constructies zijn die als volwaardig persoon kunnen handelen.

Personen en goederen

  • De staat van een persoon betreft zijn positie als individu, in de familie en in de gemeenschap.
  • Bloed- en aanverwantschap is de juridische band tussen personen die van elkaar afstammen.
  • De rechte lijn is de afstamming van een ander.
  • De zijlijn is de afstamming van eenzelfde persoon, oftewel dat men slechts I gemeenschappelijke ouder heeft
  • Goederen omvatten alle zaken en vermogensrechten; het is een begrip voor overdracht en bezwaring vatbare rechten.
  • Roerende goederen kunnen uit zichzelf verplaatst worden.
  • Onroerende goederen kunnen niet verplaatst worden en zijn bedoeld om te blijven staan (huis, fabriek).
  • Lichamelijke goederen zijn waarneembaar met de zintuigen (huis, wagen, aarde).
  • Onlichamelijke goederen kan men niet zintuiglijk waarnemen.
  • Eigendom is een zaak die iemand toebehoort.
  • Het bezit is als je iets hebt zonder de 3 eigendomsrechten.
  • Eigendomsrecht geeft de eigenaar recht om het voorwerp te gebruiken en erover te beschikken.
  • Vruchtgebruik is het recht om goederen te gebruiken die niet van jou zijn.
  • Naakte eigendom houdt in dat men eigenaar is van een goed, maar niet het recht heeft om het te gebruiken.
  • Erfdienstbaarheden zijn situaties waarin de eigenaar van een erf iets moet toestaan aan de eigenaar van een ander erf.

Verbintenissen en contracten

  • Verbintenissen zijn afspraken tussen personen op juridisch gebied, waarbij de schuldenaar een prestatie moet leveren aan de schuldeiser.
  • Verbintenissen ontstaan uit de wet (als gevolg van gebeurtenissen of handelingen) of uit contracten.
  • Een contract houdt een dubbele verbintenis in: beide partijen zijn schuldeiser en schuldenaar.
  • Onrechtmatige daden zijn handelingen waarmee iemand onwettig schade toebrengt.
  • Oneigenlijke contracten ontstaan niet door toestemming, maar door vrijwillige daden.
  • Eenzijdige rechtshandelingen worden door één persoon verricht om een contractuele verbintenis te beëindigen.
  • Gevolgen van verbintenissen zijn onder andere overmacht, contractuele fouten , onrechtmatige daden
  • Verbintenissen gaan teniet door nakoming, opzegging, vermenging en schuldvernieuwing.
  • Authentieke akten zijn documenten opgesteld door een openbaar ambtenaar.
  • Onderhandse akten zijn documenten of overeenkomsten zonder notaris.
  • Bewijs door getuigen is acceptabel indien schriftelijk bewijs onmogelijk was.
  • Vermoedens zijn gevolgtrekkingen van de wet of de rechter.

Courante contracten en koopcontracten

  • Wilsautonomie is het basisprincipe in het Belgisch contractenrecht; ieder individu is vrij zichzelf te ontplooien.
  • Consensualisme is het principe dat een overeenkomst tot stand komt wanneer alle betrokken partijen akkoord zijn over de belangrijkste elementen van de overeenkomst.
  • Contract als wet houdt in dat het contract zakelijk is als er sprake is van overhandiging van de zaak aan de andere partij.
  • Goede trouw houdt in dat partijen verplicht zijn loyaal samen te werken om de doelstellingen van het contract te verwezenlijken.
  • Geldigheidsvereisten voor contracten zijn toestemming, bekwaamheid (rechts- en handelingsbekwaam), een voorwerp en een geoorloofde oorzaak.
  • Koopcontract is een verbintenis tussen een verkoper en een koper waarbij beide partijen zich verbinden iets te geven.
  • Geldigheidsvereisten van een koopcontract zijn de toestemming en bekwaamheid van beide partijen en een voorwerp.
  • Vormvereisten van een koopcontract houden in dat er geen vormvereisten zijn. De koop-verkoop is voltrokken zodra de partijen akkoord gaan over het product en de prijs en kan schriftelijk/mondeling gebeuren.

Rechten, plichten en het huurcontract

  • Rechten en plichten in een koopcontract voor de koper: de zaak in ontvangst nemen en de prijs betalen.
  • Rechten en plichten in een koopcontract voor de verkoper: levering, vrijwaring en verzekeren.
  • Mogelijke bewijsmiddelen in verband met koopcontracten zijn een geschrift factuur, getuigen, vermoeden en begin van uitvoering.
  • Een koopcontract kan op verschillende manieren ten einde lopen: door betaling, kwijtschelding, schuldvergelijking, verbreking en ontbinding.
  • Huurcontract is een overeenkomst tussen een huurder en verhuurder, waarbij een woning of deel ervan wordt verhuurd.
  • Geldigheidsvereisten van een huurcontract zijn toestemming en bekwaamheid en een voorwerp en oorzaak.
  • Rechten van een huurder : recht op voorafgaande informatie, recht op een schriftelijk huurcontract, recht op plaatsbeschrijving, recht op privacy en ongestoord gebruik
  • Plichten van een verhuurder : Het afleveren van een huis in goede staat. Gebreken, door overmacht, aan de buitenkant herstellen. Herstellen Gebreken aan de binnenkant als gevolg van slijtage. Het mag niet de staat van het huis veranderen.
  • Een huurcontract van korte duur duurt maximaal drie jaar en kan slechts één keer onder dezelfde voorwaarden worden verlengd.
  • Een levenslang huurcontract eindigt wanneer de huurder overlijdt.
  • Studentenhuisvesting wordt bepaald door beide partijen en stopt automatisch op de dag dat het contract eindigt.

Verzekeringen

  • Verzekeringen bouwen veiligheid op en beschermen tegen risico's in het leven.
  • Een verzekeraar is een financiële onderneming die zich verbindt tot het doen van een uitkering bij een onzekere gebeurtenis.
  • Een verzekeringnemer is degene die de verzekering aanvraagt en de premie betaalt.
  • De verzekerde is degene die zich verzekerd heeft tegen schadegevallen.
  • De begunstigde heeft recht op de eventuele verzekeringsuitkeringen.
  • Risico is een onzekere gebeurtenis buiten de wil van de verzekerde, met negatieve (vb. verkeersongeval) of positieve gevolgen.
  • De premie is het bedrag dat de verzekeringnemer betaalt.
  • Vrijstelling is een percentage/bedrag waaronder schade niet voor rekening van de verzekeraar valt.
  • Een polis is een akte waarin de verzekeringsovereenkomst is vastgelegd.
  • Schade is wat de gevolgen zijn van de schadeoorzaken en kan vermogens- (materiële) of immateriële schade zijn.
  • Een ziekteverzekering vergoedt medisch advies, behandelingen, medicijnen en hulpmiddelen.
  • Arbeidsongeschiktheid betekent dat men niet in staat is om arbeid te verrichten met een meerwaarde.
  • Pensioen zijn periodieke uitkeringen die het inkomen vervangen bij ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid.
  • Een beperkte faillissementsverzekering behoudt rechten op kinderbijslag en geneeskundige verzorging gedurende max. 4x3 maand.
  • Gezinsbijslag is een uitkering die de Staat aan mensen geeft om te helpen bij het onderhouden van het gezin
  • De burgerlijke aansprakelijkheid auto dekt de schade aan de auto bij een ongeval als men aansprakelijk is.
  • Bij arbeidsongevallen van personeel wordt de schade volledig vergoed.
  • Burgerlijke aansprakelijkheid brand en ontploffing houdt in dat een slachtoffer van een brand uw schuld niet hoeft te bewijzen.
  • Beroepsaansprakelijkheidsverzekering vergoedt materiële schade aan zaken of letselschade aan personen veroorzaakt door werknemers.
  • Aanvullende verzekeringen zijn hospitalisatieverzekering(beschermt tegen ziekenhuiskosten) en levensverzekering (verband met leven/dood).
  • Verzekering kleine risico's bij het ziekenfonds : elke verzekerde in België is verzekerd voor kleine én grote risico's via de verplichte ziekteverzekering bij het ziekenfonds

Verzekeringen en arbeidscontracten

  • Verzekering gewaarborgd inkomen beschermt zelfstandigen tegen inkomensverlies bij ziekte of revalidatie.
  • Zelfstandigen krijgen een extra maandelijks vervangingsinkomen.
  • Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen is een pensioenplan volgens de werkgeversbijdrage en wordt deels door de overheid betaald.
  • Een rechtsbijstandverzekering pechverhelping biedt bijstand bij pech met de wagen.
  • Burgerlijke aansprakelijkheid dekt schade die men aan anderen toebrengt door eigen fout, onvoorzichtigheid of nalatigheid
  • Het Arbeidscontract is een overeenkomst waarbij een werknemer zich verbindt tegen loon arbeid te verrichten onder het gezag van een werkgever
  • Soorten arbeidscontracten zijn: op basis van de soort arbeid, de duur van de arbeid en de omvang van de prestatie en Deeltijdse arbeidsovereenkomst
  • Schorsing van Arbeidscontract is Als de arbeidsovereenkomst tijdelijk ophoudt
  • Oorzaken voor schorsing zijn: Adoptieverlof, Ziekte/ongeval, Arbeidsongeval, Moederschapsverlof en Verlof om dwingende reden
  • Beëindiging van de arbeidsopzegging kan wegens Overlijden, Einde van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde en voor bepaalde tijde en door dringende reden.

Arbeidsreglement en sociale zekerheid

  • Het arbeidsreglement is een verplicht document in elke onderneming met werknemers, waarin de wederzijdse rechten en plichten staan beschreven.
  • Inhoud van een arbeidsreglement: -gegevens van de onderneming , arbeidsduur, criteria voor loon, opzegtermijnen en en vermelding van de collectieve arbeidsovereenkomsten en Contactgegevens van onder meer de leden van de ondernemingsraad
  • De Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ) beheert de sociale bijdragen en is een Belgische federale instelling.
  • Doel van de RSZ: verschillende takken van de sociale zekerheid financieren
  • Uitbetaling organen en de organisatie van de uitbetalingen binnen de verschillende sectoren van de RSZ betreft: FAMIFED, RVA, RVP(RIZIV), FEDRIS en RJV

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

More Like This

Economische Elasticiteit Quiz
45 questions
Economische ontwikkeling China
8 questions
Use Quizgecko on...
Browser
Browser