Basisconcepten van de biologie

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson
Download our mobile app to listen on the go
Get App

Questions and Answers

Welke van de volgende beweringen beschrijft het best de functie van ribosomen?

  • Het reguleren van de waterbalans in de cel.
  • Het opslaan van genetische informatie.
  • Het synthetiseren van eiwitten. (correct)
  • Het afbreken van complexe moleculen om energie vrij te maken.

Homeostase verwijst naar het vermogen van een organisme om een constant intern milieu te handhaven, ongeacht externe veranderingen.

True (A)

Wat is de primaire functie van chloroplasten in plantencellen?

fotosynthese

De studie van de interacties tussen organismen en hun omgeving staat bekend als ______.

<p>ecologie</p> Signup and view all the answers

Match de volgende structuren met hun primaire functie in een cel:

<p>Mitochondriën = Energieproductie (ATP) Celkern = Opslag genetische informatie Golgi-apparaat = Verwerking en verpakking van eiwitten Endoplasmatisch reticulum = Eiwitsynthese en transport</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende processen is een voorbeeld van katabolisme?

<p>De afbraak van glucose in cellulaire respiratie. (C)</p> Signup and view all the answers

Genexpressie is het proces waarbij genetische informatie wordt gebruikt om koolhydraten te synthetiseren.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is de rol van mRNA bij de eiwitsynthese?

<p>Het transporteren van genetische informatie van DNA naar de ribosomen</p> Signup and view all the answers

De wetenschap van het classificeren van organismen staat bekend als ______.

<p>taxonomie</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende is geen bewijs voor evolutie?

<p>De stabiele interne omgeving van organismen. (B)</p> Signup and view all the answers

Mutaties in DNA zijn altijd schadelijk voor een organisme.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Noem de belangrijkste mechanismen van evolutie.

<p>Natuurlijke selectie</p> Signup and view all the answers

Elke levensvorm is samengesteld uit een of meerdere ______.

<p>cellen</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende is de belangrijkste functie van enzymen in biologische systemen?

<p>Het versnellen van chemische reacties. (A)</p> Signup and view all the answers

Virussen worden beschouwd als levende organismen volgens de celtheorie.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is de rol van ATP in cellen?

<p>Energie leveren</p> Signup and view all the answers

De studie van de chemische processen binnen en met betrekking tot levende organismen wordt genoemd ______.

<p>Biochemie</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende structuren is kenmerkend voor prokaryotische cellen?

<p>Ribosomen. (A)</p> Signup and view all the answers

Evolutie is een doelgericht proces dat leidt tot steeds complexere organismen.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is het centrale dogma van de moleculaire biologie?

<p>DNA -&gt; RNA -&gt; Eiwit</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Wat is biologie?

De wetenschappelijke studie van het leven, inclusief structuur, functie, groei, oorsprong, evolutie en verspreiding.

Celtheorie

Alle levende organismen zijn opgebouwd uit één of meerdere cellen.

Genetheorie

Erfelijke informatie is opgeslagen in genen op chromosomen.

Evolutie

Alle levensvormen evolueerden van een gemeenschappelijke voorouder door natuurlijke selectie.

Signup and view all the flashcards

Homeostase

Alle levende organismen handhaven een stabiele interne omgeving.

Signup and view all the flashcards

Biochemie

Studie van chemische processen binnen levende organismen.

Signup and view all the flashcards

Botanie

Studie van planten.

Signup and view all the flashcards

Celbiologie

Studie van celstructuur en -functie.

Signup and view all the flashcards

Ecologie

Studie van de interacties tussen organismen en hun omgeving.

Signup and view all the flashcards

Genetica

Studie van erfelijke eigenschappen en variatie in organismen.

Signup and view all the flashcards

Macromoleculen

Grote organische moleculen.

Signup and view all the flashcards

Polymeren

Lange moleculen bestaande uit veel gelijke bouwstenen (monomeren).

Signup and view all the flashcards

Vier hoofdklassen organische moleculen

Koolhydraten, lipiden, proteïnen en nucleïnezuren.

Signup and view all the flashcards

Twee hoofdtypen cellen

Prokaryotische en eukaryotische.

Signup and view all the flashcards

Katabolisme

Breekt complexe moleculen af tot simpelere, waarbij energie vrijkomt.

Signup and view all the flashcards

Anabolisme

Bouwt complexe moleculen op uit simpelere, verbruikt energie.

Signup and view all the flashcards

Enzymen

Biologische katalysatoren die chemische reacties versnellen.

Signup and view all the flashcards

Wat is ATP?

Adenosine trifosfaat, de belangrijkste energie-eenheid van de cel.

Signup and view all the flashcards

Evolutie (genetisch)

Het veranderen van genetische samenstelling van een populatie over tijd.

Signup and view all the flashcards

Speciatie

Het proces waarbij nieuwe soorten ontstaan.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

  • Biologie is de wetenschappelijke studie van het leven.
  • Het omvat de structuur, functie, groei, oorsprong, evolutie en verspreiding van levende organismen.
  • Het erkent de cel als de basiseenheid van het leven, genen als de basiseenheid van erfelijkheid, en evolutie als de motor die de creatie en het uitsterven van soorten aandrijft.
  • Levende organismen zijn open systemen die homeostase handhaven, zijn samengesteld uit cellen, hebben een levenscyclus, ondergaan metabolisme, kunnen groeien, zich aanpassen aan hun omgeving, reageren op prikkels, zich voortplanten en evolueren.

Kernprincipes van de biologie

  • Celtheorie: alle levende organismen zijn samengesteld uit een of meer cellen.
  • Gentheorie: erfelijke informatie wordt opgeslagen in genen die zich op chromosomen bevinden.
  • Evolutie: alle levensvormen zijn geëvolueerd uit een gemeenschappelijke voorouder in een proces van natuurlijke selectie.
  • Homeostase: alle levende organismen handhaven een stabiele interne omgeving.
  • Thermodynamica: alle levende organismen halen energie uit hun omgeving en zetten die om in verschillende vormen.

Subdisciplines van de biologie

  • Biochemie: studie van chemische processen in en met betrekking tot levende organismen.
  • Botanisch: studie van planten.
  • Celbiologie: studie van celstructuur en -functie.
  • Ecologie: studie van de interacties van levende organismen met elkaar en hun omgeving.
  • Evolutionaire biologie: studie van de evolutionaire processen die de diversiteit van het leven op aarde hebben voortgebracht.
  • Genetica: studie van erfelijkheid en variatie in organismen.
  • Microbiologie: studie van micro-organismen.
  • Moleculaire biologie: studie van de structuur en functie van biologische moleculen.
  • Fysiologie: studie van de functie van levende organismen en hun onderdelen.
  • Dierkunde: studie van dieren.

Chemische basis van het leven

  • Het leven hangt af van de unieke eigenschappen van koolstof.
  • Koolstof kan grote, complexe en diverse moleculen vormen.
  • Organische chemie is de studie van koolstofverbindingen.
  • Macromoleculen zijn grote organische moleculen.
  • Polymeren zijn lange moleculen die bestaan uit veel vergelijkbare bouwstenen die monomeren worden genoemd.
  • De vier belangrijkste klassen van organische moleculen zijn koolhydraten, lipiden, eiwitten en nucleïnezuren.

Celstructuur en functie

  • De cel is de structurele en functionele basiseenheid van het leven.
  • Er zijn twee hoofdtypen cellen: prokaryotische en eukaryotische.
  • Prokaryotische cellen hebben geen kern en andere door membranen omgeven organellen.
  • Eukaryotische cellen hebben een kern en andere door membranen omgeven organellen.
  • Het plasmamembraan is de buitenste grens van de cel en regelt wat er in en uit gaat.
  • De kern bevat het genetisch materiaal (DNA) van de cel.
  • Ribosomen synthetiseren eiwitten.
  • Het endoplasmatisch reticulum (ER) is betrokken bij de eiwitsynthese en het lipidenmetabolisme.
  • Het Golgi-apparaat modificeert, sorteert en verpakt eiwitten en lipiden.
  • Mitochondriën genereren ATP via cellulaire ademhaling.
  • Chloroplasten (in plantencellen) voeren fotosynthese uit.
  • Lysosomen bevatten enzymen voor intracellulaire vertering.

Energie en metabolisme

  • Metabolisme is de som van alle chemische reacties in een organisme.
  • Katabolisme breekt complexe moleculen af tot eenvoudigere, waarbij energie vrijkomt.
  • Anabolisme bouwt complexe moleculen op uit eenvoudigere, waarbij energie wordt verbruikt.
  • Enzymen zijn biologische katalysatoren die chemische reacties versnellen.
  • ATP (adenosinetrifosfaat) is de belangrijkste energievaluta van de cel.
  • Cellulaire ademhaling breekt glucose af om ATP te genereren.
  • Fotosynthese gebruikt lichtenergie om koolstofdioxide en water om te zetten in glucose.

Genetica

  • Genen zijn de eenheden van erfelijkheid, verantwoordelijk voor erfelijke eigenschappen.
  • DNA (deoxyribonucleïnezuur) is het molecuul dat genetische informatie draagt.
  • DNA is een dubbele helix die is samengesteld uit nucleotiden (adenine, guanine, cytosine en thymine).
  • RNA (ribonucleïnezuur) is betrokken bij de eiwitsynthese.
  • Genexpressie is het proces waarbij genetische informatie wordt gebruikt om eiwitten te synthetiseren.
  • Transcriptie is het proces waarbij DNA wordt gekopieerd naar RNA.
  • Translatie is het proces waarbij RNA wordt gebruikt om eiwitten te synthetiseren.
  • Mutaties zijn veranderingen in de DNA-sequentie.

Evolutie

  • Evolutie is de verandering in de genetische samenstelling van een populatie in de loop van de tijd.
  • Natuurlijke selectie is het mechanisme waarmee populaties evolueren.
  • Individuen met eigenschappen die beter zijn aangepast aan hun omgeving, hebben meer kans om te overleven en zich voort te planten.
  • Bewijs voor evolutie omvat: fossielenbestand, vergelijkende anatomie, vergelijkende embryologie, moleculaire biologie en biogeografie.
  • Aanpassing is een eigenschap die de overleving en voortplanting van een organisme in een bepaalde omgeving bevordert.
  • Soortvorming is het proces waarbij nieuwe soorten ontstaan.

Diversiteit van het leven

  • Taxonomie is de wetenschap van het classificeren van organismen.
  • Het Linnaeïsche systeem van classificatie omvat: Domein, Rijk, Stam, Klasse, Orde, Familie, Geslacht, Soort.
  • Drie domeinen van het leven: Bacteria, Archaea en Eukarya.
  • Bacteria en Archaea zijn prokaryotisch.
  • Eukarya omvat protisten, schimmels, planten en dieren.

Ecologie

  • Ecologie is de studie van de interacties van organismen met elkaar en hun omgeving.
  • Populaties zijn groepen individuen van dezelfde soort die in hetzelfde gebied leven.
  • Gemeenschappen zijn groepen van verschillende soorten die in hetzelfde gebied leven.
  • Ecosystemen zijn gemeenschappen van organismen die interageren met hun fysieke omgeving.
  • Biomen zijn grootschalige ecosystemen die worden gekenmerkt door specifieke klimaatomstandigheden en dominante plantengemeenschappen.
  • De biosfeer is de som van alle ecosystemen op aarde.
  • Trofische niveaus beschrijven de positie van een organisme in een voedselketen of voedselweb.
  • Energie stroomt door ecosystemen van producenten naar consumenten.
  • Voedingsstoffen circuleren binnen ecosystemen.
  • Biodiversiteit is de verscheidenheid aan leven in een ecosysteem of op aarde.
  • Conservation biology is de studie van hoe biodiversiteit te beschermen.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser