Podcast
Questions and Answers
Wat bepaalt het atoomnummer Z?
Wat bepaalt het atoomnummer Z?
Het aantal protonen in een atoom.
Elk atoom van een bepaald element bevat een verschillend aantal protonen.
Elk atoom van een bepaald element bevat een verschillend aantal protonen.
False (B)
Atomen zijn elektrisch geladen.
Atomen zijn elektrisch geladen.
False (B)
Wat is het massagetal A?
Wat is het massagetal A?
Hoe bereken je het aantal neutronen?
Hoe bereken je het aantal neutronen?
A is altijd kleiner dan Z
A is altijd kleiner dan Z
Wat is de formule om het max aantal elektronen te berekenen?
Wat is de formule om het max aantal elektronen te berekenen?
Wat is elektronenconfiguratie?
Wat is elektronenconfiguratie?
Ongepaarde elektronen komen alleen voor op de middelste schil.
Ongepaarde elektronen komen alleen voor op de middelste schil.
Wie is de grondlegger van het periodiek systeem?
Wie is de grondlegger van het periodiek systeem?
Wat zijn perioden in het PSE?
Wat zijn perioden in het PSE?
Wat zijn a-groepen?
Wat zijn a-groepen?
Wat is octetstructuur?
Wat is octetstructuur?
Edelgassen trekken hierdoor wel elektronen van andere elementen aan
Edelgassen trekken hierdoor wel elektronen van andere elementen aan
De elektronenconfiguratie van edelgassen is zeer onstabiel
De elektronenconfiguratie van edelgassen is zeer onstabiel
Welke edelgas wordt gebruikt voor diepzeeduikers?
Welke edelgas wordt gebruikt voor diepzeeduikers?
Noem een eigenschap van metalen
Noem een eigenschap van metalen
Metalen hebben de neiging om elektronen op te nemen.
Metalen hebben de neiging om elektronen op te nemen.
Wat is de belangrijkste eigenschap van niet-metalen ten opzichte van metalen?
Wat is de belangrijkste eigenschap van niet-metalen ten opzichte van metalen?
Niet-metalen hebben meestal een hoger smeltpunt dan metalen
Niet-metalen hebben meestal een hoger smeltpunt dan metalen
Welk niet-metaal wordt gebruikt om wratten te verwijderen?
Welk niet-metaal wordt gebruikt om wratten te verwijderen?
Niet-metalen hebben de neiging om e af te staan om een octetstructuur te krijgen
Niet-metalen hebben de neiging om e af te staan om een octetstructuur te krijgen
Wat is elektronegativiteit?
Wat is elektronegativiteit?
Metalen hebben een hoge ENW
Metalen hebben een hoge ENW
Niet-metalen hebben geen ENW
Niet-metalen hebben geen ENW
Edelgassen hebben wel ENW
Edelgassen hebben wel ENW
Wat zijn kationen?
Wat zijn kationen?
Metalen hebben de neiging een of meerdere elektronen op te nemen om zo de stabiele edelgasstructuur te krijgen
Metalen hebben de neiging een of meerdere elektronen op te nemen om zo de stabiele edelgasstructuur te krijgen
Wat is ionenbinding?
Wat is ionenbinding?
Flashcards
Atoomnummer (Z)
Atoomnummer (Z)
Het aantal protonen in een atoom. Bepaalt de atoomsoort.
Massagetal (A)
Massagetal (A)
De som van het aantal protonen en neutronen in de kern van een atoom.
Elektronenconfiguratie
Elektronenconfiguratie
De manier waarop elektronen in verschillende schillen rond de kern zijn gerangschikt.
Valentie-elektronen
Valentie-elektronen
Signup and view all the flashcards
Perioden (PSE)
Perioden (PSE)
Signup and view all the flashcards
Groepen (PSE)
Groepen (PSE)
Signup and view all the flashcards
Octetstructuur
Octetstructuur
Signup and view all the flashcards
Elektronegativiteit
Elektronegativiteit
Signup and view all the flashcards
Kationen
Kationen
Signup and view all the flashcards
Anionen
Anionen
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Atoombouw
- Protonen hebben een absolute massa van 1,66 x 10^-27 kg, een relatieve massa van 1 (in de kern), en een relatieve lading van +1.
- Neutronen hebben een absolute massa van 1,66 x 10^-27 kg, een relatieve massa van 1 (in de kern), en een relatieve lading van 0.
- Elektronen hebben een relatieve massa van 0 (niet in de kern) en een relatieve lading van -1; de absolute lading van een elektron is onbekend.
- Het atoomnummer (Z) wordt bepaald door het aantal protonen in een atoom en bepaalt de atoomsoort.
- Elk atoom van een bepaald element heeft hetzelfde aantal protonen.
- Atomen van verschillende elementen hebben een verschillend aantal protonen.
- Atomen zijn elektrisch neutraal, wat betekent dat het aantal protonen gelijk is aan het aantal neutronen.
- Het massagetal (A) is de som van het aantal protonen en neutronen in de kern van een atoom; de deeltjes in de kern worden nucleonen genoemd.
- Het aantal neutronen kan worden berekend met de formule: massagetal (A) - atoomnummer (Z).
- Het aantal neutronen kan 0 zijn.
- Elk element kan worden weergegeven met de A-X-Z notatie.
- A is altijd groter dan Z.
Elektronenconfiguratie
- De maximale aantal elektronen per schil wordt gegeven door de formule 2n², waarbij n het schilnummer is (K=1, L=2, M=3, enz.).
- Vanaf schil N is het maximale aantal elektronen 32.
- De elektronenconfiguratie beschrijft de manier waarop elektronen in schillen zijn gerangschikt.
- Schillen met een lager energieniveau moeten volledig gevuld zijn voordat elektronen aan een hoger energieniveau worden toegevoegd.
- Dit kan worden voorgesteld met het schillenmodel of het elektronenstipmodel.
- In de elektronenstipnotatie worden alleen de valentie-elektronen weergegeven, rond de afkorting van het element.
- Een cijfernotatie van een elektronenconfiguratie is bijvoorbeeld (2,8,4) of (2,7) of (2,8,13).
- Valentie-elektronen zijn elektronen in de buitenste schil.
- In atomen komen elektronen voor als elektronenparen of ongepaarde elektronen.
- Ongepaarde elektronen komen alleen voor in de buitenste schil.
Het Periodiek Systeem (PSE)
- Ontwikkeld door Dmitri Mendelejev.
- Perioden zijn de rijen in het PSE.
- Elementen zijn van links naar rechts gerangschikt volgens stijgend atoomnummer.
- Elk opeenvolgend element in een periode heeft één extra proton en elektron.
- Een nieuwe periode begint met een nieuwe schil.
- Het nummer van de periode is gelijk aan het nummer van de hoogst bezette schil (valentie-elektronen).
- Groepen zijn de kolommen in het PSE.
- Het nummer van de groep is gelijk aan het aantal valentie-elektronen in de hoogst bezette schil.
- Elementen in dezelfde groep hebben hetzelfde aantal valentie-elektronen.
- a-groepen of hoofdgroepen zijn de belangrijkste groepen.
- b-groepen of nevengroepen zijn transitiemetalen (tussen de hoofdgroepen).
- c-groepen zijn actiniden en lanthaniden (onderaan het PSE).
- Groepen:
- Ia: Alkalimetalen
- IIa: Aardalkalimetalen
- b-groepen: Transitiemetalen
- IIIa: Aardmetalen of boorgroep
- IVa: Koolstofgroep
- Va: Stikstofgroep
- VIa: Zuurstofgroep
- VIIa: Halogenen
- VIIIa: Edelgassen
- c-groepen: Actinoïden of Lanthanoiden
Verdere Indeling van Elementen in het PSE
- Edelgassen hebben een gevulde buitenste schil, wat resulteert in een octetstructuur/edelgasconfiguratie/-structuur.
- Hierdoor trekken ze geen elektronen van andere elementen aan en zijn ze zeer stabiel.
- Edelgassen zijn uiterst stabiel of chemisch inert en reageren nooit.
- Ze zijn monoatomisch, kleurloos, reukloos, onbrandbaar, met lage smelt- en kookpunten.
- Metalen zijn meestal vast (behalve kwik), goede geleiders van warmte en elektriciteit, smeedbaar, pletbaar en rekbaar, en hebben metaalglans als ze gepolijst worden.
- Metalen hebben de neiging om elektronen af te staan om een octetstructuur te krijgen en reageren daarom met andere stoffen.
- Reactiviteit van metalen hangt af van het aantal elektronen dat moet worden afgestaan om een octetstructuur te krijgen (hoe meer elektronen, hoe lager de reactiviteit) en de schil waarin de valentie-elektronen zich bevinden (hoe verder van de kern, hoe reactiever).
- Niet-metalen zijn in veel mindere mate aanwezig dan metalen, maar zijn belangrijker en vertonen meer variatie in hun eigenschappen.
- Ze zijn slechtere geleiders, hebben een dof uiterlijk en zijn broos, met meestal lagere smeltpunten dan metalen.
- Ze kunnen vast (I2), vloeibaar (Br2) of gasvormig (Cl2) zijn.
- Niet-metalen hebben de neiging elektronen op te nemen om een octetstructuur te krijgen en reageren daarom met andere stoffen.
- De reactiviteit van niet-metalen hangt af van de schil waaraan de extra elektronen worden toegevoegd (hoe dichter bij de kern, hoe reactiever).
PSE en Elektronegativiteit van Elementen
- Elektronegativiteit is een maat voor de sterkte waarmee een atoom elektronen van een ander atoom aantrekt in een verbinding.
- Metalen hebben een lage ENW (sterk metaalkarakter).
- Niet-metalen hebben een hoge ENW (sterk niet-metaalkarakter).
- Edelgassen hebben geen ENW.
- De EN neemt toe van linksonder naar rechtsboven in het PSE.
Ionen en Ionbinding
- Kationen zijn positieve ionen.
- Anionen zijn negatieve ionen.
- Edelgassen zijn uiterst stabiel door hun edelgasconfiguratie en reageren niet met andere atomen (chemisch inert).
- Metalen hebben de neiging één of meerdere elektronen af te staan om de stabiele edelgasstructuur te krijgen en positieve ionen te vormen (elektropositieve elementen).
- Kationen krijgen dezelfde naam als het atoom waarvan ze zijn afgeleid.
- Niet-metalen hebben de neiging elektronen op te nemen om de stabiele edelgasstructuur te krijgen (elektronegatieve elementen).
- Anionen krijgen een naam gevormd door de stamnaam + uitgang -ide.
- Ionbinding wordt gevormd door aantrekking tussen positieve metaalionen en negatieve niet-metaalionen.
- In de formule van de gevormde stof wordt het metaal eerst geschreven.
- Een neutrale verbinding vereist dat het totale aantal afgestane elektronen gelijk is aan het totale aantal opgenomen elektronen.
- Het aantal atomen van elk element voor deze elektronenoverdracht wordt weergegeven door de index in de formule.
- Ionvorming (berekening): ionformule (met -/+) -> brutoformule (zonder -/+)
- Index steeds zo eenvoudig mogelijk (Ca2O2 -> CaO)
- Overzicht van de ladingen van ionen per groepsnummer:
- Ia: 1+
- IIa: 2+
- IIIa: 3+
- Va: 3-
- Vla: 2-
- VIIa: 1-
Covalente Binding
- Twee niet-metaalatomen kunnen een octetstructuur bereiken door ongepaarde valentie-elektronen te delen.
- Deze gedeelde elektronen worden door de kernen van beide atomen aangetrokken.
- Op die manier wordt een covalente binding gevormd die de twee atomen bij elkaar houdt.
- Covalente bindingen worden alleen gevormd tussen niet-metalen.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.