Hfdst 18 Aerobe Grampositieve bacillen PDF
Document Details
Uploaded by BraveForgetMeNot
Karel de Grote Hogeschool
Tags
Summary
This document provides information about aerobic Gram-positive bacilli, including different species, their characteristics, and cultural methods. The document is intended for advanced microbiology study.
Full Transcript
Aerobe Grampositieve bacillen Inhoud 18. Aerobe Grampositieve bacillen 18.1 Bacillus 18.2 Corynebacterium 18.3 Erysipelothrix 18.4 Gardnerella 18.5 Lactobacillus 18.6 Listeria 18.7 Nocardia 18.8 Rhodococcus Eqiu 18.9 Arcanobacterium haemolyticum...
Aerobe Grampositieve bacillen Inhoud 18. Aerobe Grampositieve bacillen 18.1 Bacillus 18.2 Corynebacterium 18.3 Erysipelothrix 18.4 Gardnerella 18.5 Lactobacillus 18.6 Listeria 18.7 Nocardia 18.8 Rhodococcus Eqiu 18.9 Arcanobacterium haemolyticum 2 18.1 Bacillus Aërobe, sporenvormende Grampositieve bacillen 40 ≠species, enkele van belang voor humane pathologie komen voor in de omgeving (stof, water,….) → bijbesmetters van cultuurbodems beweeglijk (uitzondering B.anthracis) sporen: terminaal, subterminaal of centraal 3 Bacillus subtilis op TSA (als bijbesmetter) 4 18.1.1. Pathogeen vermogen meeste pathogene: Bacillus anthracis → miltvuur (vooral bij dieren) → overdracht mens: contact met besmet materiaal → huidinfecties: landbouwers en slachters → respiratoire anthrax: inademing van stofdeeltjes (sporen) van besmette wol of huiden (wolsorteerdersziekte) → sporen: “biologische oorlogsvoering” 5 Opgelet 6 7 Bacillus cereus → kortstondige enteritis, productie van enterotoxine → etter van wondinfecties, hemoculturen van polytrauma → zeldzaam: ernstige infecties bij neonatus Bij isolatie: steeds noodzakelijk om bijbesmetting uit te sluiten! 8 18.1.2. Cultuur groei op bloedagar: grote matte kolonies oudere culturen: Gramlabiel B.cereus: β-hemolytisch steeds sporenvorming (uitlokken: incubatie op 45°C, vancomycine, eskulineagar) identificatie tot speciesniveau d.m.v. verschillende testen (nitraatreductie, VP, fermentatie van een aantal suikers-) 9 Gramkleuring Bacillus anthracis Bacillus cereus 10 groei op bloedagar Bacillus anthracis Bacillus cereus 11 18.2. Corynebacterium Corynebacterium diphtheria (difteriebacil)= enige pathogeen lange bacillen met centrale of terminale verdikkingen (V of L vorm) => “Chinese letters”, zwak G+ (metachromatische korrels), katalase positief andere Corynebacterium species: commensalen (=pseudodifteriebacillen): opportunistisch Onbeweeglijk, neiging tot pallisadevorming korter, dikker, sterk G+, katalase positief 12 Gramkleuring Corynebacterium diphtheria Corynebacterium sp. (verdikking + metachromatische korrels) 13 18.2.1. Pathogeen vermogen difterie (zeer ernstige infectieziekte) zeldzaam door vaccinatie besmetting via nasofaryngeale secreties (door gezonde kiemdragers) niet gevaccineerde populatie : jonge kinderen vatbaar inflammatoir exsudaat → necrose keelholte door exotoxine → larynx → obstructie exotoxine! → bloed → hartspier, perifere zenuwen en bijnieren → verlammingen, oog-, slik- en ademhalingsspieren en myocarditis na infectie levenslang immuun 14 15 andere corynebacteriën “pseudodifterie-bacillen” normale commensale flora (huid en respiratoire slijmvliezen) infectie vaak gevolg van prothese of katheter immuungedeprimeerde 16 18.2.2. Cultuur 2 verschillende technieken aangerijkte bodem bv: Loefflerbodem: C.diphtheriae groeit sneller dan mondcommensalen selectieve/differentiële bodem: tellurietbodem (Tinsdale bodem) → kaliumtelluriet inhibeert mondcommensalen + omzetting tot vrij telluriet door difteriebacil → zwarte kolonies 17 Corynebacterium diphtheriae (Tellurietbodem = Tinsdale bodem) 18 na groei microscopisch onderzoek identificatie (bevestiging): biochemische testen aantonen exotoxine: dierproef of ELEK-test (agar-immunodiffusietest) 19 pseudodifteriebacillen tragere groei op bloedagar kleine punctiforme kolonies → uitgroeien tot grote grijze kolonies alle corynebacteriën zijn katalase positief identificatie tot op speciesniveau → nuttig voor significante stammen → geïsoleerd uit bloed en steriel lichaamsvochten 20 Tabel 18.2 Fermentatie van Eskuline- Nitraat- Urease glucose Xylose mannitol sucrose maltose hydroyse reductie C. diphteriae - +(-) - + - - - + C. amycolatum - V - + - - V V C. bovis - - - + - - - - C. glucuronolyticum V V V + V - + V C. minutissimum - - - + - V V + C. striatum - + - + - - V - C. Pseudotuberculosis - V + + - - V + C. pseudodiphteriritcum - + + - - - - - C. jeikeium - - - + - - - V C. urealyticum - - + - - - - - 21 18.3. Erysipelothrix E.rhusiopathiae en E.tonsillarum Grampositieve korte, dunne bacil (afgeronde uiteinden) 22 18.3.1. Pathogeen vermogen zeer verspreid in de natuur en diersoorten normale gastheren: vissen, vogels, varkens belangrijke pathogeen bij veeartsenijkunde mens → “erysipeloïd” of huidinfectie (handen en vingers) 23 18.3.2. Cultuur groei op bloedagar: slijmerige en droge kolonies α-hemolyse groei in 5-10% CO2 onbeweeglijk, katalase negatief, geen β-hemolyse → duidelijk onderscheid met Listeria karakteristiek: H2S-productie op kligler en TSI rond steekenting 24 18.4. Gardnerella Gardnerella vaginalis vroeger Haemophilus vaginalis → Corynebacterium vaginalis → omwille van negatieve katalase test → Gardnerella vaginalis Gramvariabele bacterie pleomorf met bacillaire en coccobacillaire vormen commensaal van anorectale slijmvliezen 25 18.4.1. Pathogeen vermogen Pathogene betekenis = controversieel mede-oorzaak van niet-specifieke vaginose → vaginale aandoening met slecht ruikend verlies → neutrofielen zeer weinig tot niet aanwezig (invasief) → tijdens zwangerschap: chorioamnionitis → vroegtijdig breken vliezen → microscopisch: “Clue cells”: vaginale epitheelcellen beladen met polymorfe bacteriën 26 vaginale staalname: “Clue cells” na Gramkleuring 27 18.4.2. Cultuur veeleisende bacterie groeifactoren noodzakelijk (foliumzuur, biotine, thiamine,…) na 48 uur in micro-aërofiel milieu → kleine β- hemolytische kolonies (bloedagar 5% mensenbloed) katalase negatief hippuraat hydrolyse positief Behandeling: metronidazol 28 29 18.5. Lactobacillus melkzuurbacteriën niet sporenvormende, onbeweeglijke Grampositieve bacillen Lange slanke bacillen of coccobacillen in korte ketens 50-tal species 2 soorten: homofermentatieven: metaboliseren glucose tot melkzuur heterofermentatieven: metaboliseren glucose tot melkzuur, azijnzuur en ethanol → minderheid → nu: Betabacterium 30 18.5.1. Pathogeen vermogen Commensalen slijmvliezen mondholte, intestinale tractus en vagina (“Döderlein”-bacillen) zeer uitzonderlijk pathogeen! 31 18.5.2. Cultuur groeit traag op bloedagar (in 5-10% CO2) α-of niet-hemolytische kolonies katalase en oxidase negatief productie van melkzuur → gaschromatografie identificatie tot species niveau: zeldzaam → referentielabo 32 18.6. Listeria Grampositieve, beweeglijke, korte bacil 6 species Listeria monocytogenes (infectie mens) grond, rioolwater, rottende planten, veel diersoorten, groenten, melk 33 18.6.1. Pathogeen vermogen besmetting mens: door inname van besmet voedsel conservering (beschermen tegen aantasting) van voedsel 4°C → L.monocytogenes groeit en vermenigvuldigt bij 4°C ziektebeeld: bacteriële meningitis (bejaarden, neonaten, immuungedeprimeerde) 34 gevaarlijk voor zwangere vrouwen! → neonaten besmet transplacentair → prognose: afhankelijk van zwangerschapsduur → congenitale infectie: granulomateuze afwijkingen lever, vesikels op de huid, misvormngen, miskraam of doodgeboren kind. L.monocytogenes kan overleven en vermenigvuldigen in macrofagen 35 36 18.6.2. Cultuur facultatieve Grampositieve bacil (pallisade-vorm) groeit makkelijk op bloedagar (5-10% CO2 na 24uur) klein, doorschijnend, grijze, β-hemolytische kolonies ≠ met β-hemolytische streptokokken → L.monocytogenes steeds katalase positief 37 Listeria monocytogenes na Gramkleuring 38 beweeglijkheid peritriche flagellen → “tollende” beweeglijkheid duidelijk zichtbaar na incubatie bij kamertemperatuur in halfvast medium (SIM) → “regenscherm”-beeld Listeria groeit goed tussen 30 en 37°C, maar ook bij 4°C → “koude aanrijking”: isolatie van Listeria uit mengflora 39 Palcamagar: selectief medium voor Listeria Selectief Antibiotica: moxolactam en colistine Lithiumchloride Remt commensale flora, groei van Listeria monocytogenes Differentieel Mannitol met pH-indicator fenolrood Eskuline hydrolyse Het gevormde eskuletine geeft met de aanwezige ijzercitraat in het medium een zwarte neerslag 40 Listeria sp. op Palcamagar Listeria sp. op bloedagar 41 Typering van Listeria monocytogenes is mogelijk a.d.h.v. specifieke antisera, op basis van cellulaire O- en flagellaire H-antigenen 42 18.7. Nocardia Familie Nocardiaceae samen met Mycobacterium en Actinomycetaceae: Actinomycetales niet sporenvormende, Grampositieve vertakte draden (sterk lijkend op myceliumdraden) behoren toch tot bacteriën: celwand → peptidoglycaan (niet uit chitine of cellulose) 22 species → 13 medisch relevant 43 grondsaprofyten besmetting mens: aërogene weg of kleine huidwond Gramkleuring helpt bij snelle diagnose (vertakte Grampositieve draden) Nocardia is deels zuurvast → Kinyounmethode (1% HCl) 44 Nocardia na Gramkleuring Nocardia na Kinyounkleuring 45 18.7.1. Pathogeen vermogen 2 grote groepen ziektebeelden: Veralgemeende infecties: → vertrekpunt: necrotiserende pneumonie met pleura-empyeem → metastatische abcessen in nieren, hersenen, lever en milt → meestal Nocardia asteroides Lokale ontstekingsprocessen → voeten na kleine verwondingen (Zuid-Amerika) → meestal Nocardia brasiliensis 46 18.7.2. Cultuur Traag groeiende bacterie (4 tot 5 dagen) bij vermoeden Nocardia → ten minste 7 – 10 dagen incubatie groei op bloedagar en Löwenstein-Jensen-bodem kolonies: verheven, gerimpeld, krijtachtig en brokkelig 47 Nocardia sp. op bloedagar 48 18.8. Rhodococcus equi vroeger Corynebacterium equi samenstelling van celwand en genetische analyse → Rhodococcus (12 species) Rhodococcus equi → medisch belangrijk onbeweeglijke, Grampositieve staaf-kok → jonge culturen in vloeibaar medium: staafvorm → oudere agarculturen: kokvorm 49 Rhodococcus equi na Gramkleuring 50 18.8.1. Pathogeen vermogen grondsaprofyt, vooral problemen in de veeartsenijkunde paarden: suppuratieve pneumonie → hoge concentratie in stoelgang → endemische verspreiding in paardenfokkerij mens: bronchopneumonie met abcesvorming intracellulaire vermenigvuldiging in macrofagen → patiënten met defect van de celgebonden immuniteit (aids, transplantpatiënten) 51 18.8.2. Cultuur vlotte groei op bloedagar kleine, niet-hemolytische kolonies na langere incubatie → slijmerig, zalmkleurig pigment weinig specifieke eigenschappen citraat, oxidase en gelatinase negatief katalase en nitraatreductie positief geen suikers worden niet geoxideerd en gefermenteerd 52 Rhodococcus equi op bloedagar 53 18.9. Arcanobacterium haemolyticum vroeger Corynebacterium haemolyticum ontbreken van mycolzuren in celwand → genus Arcanobacterium 5 species naast A.haemolyticum: A.pyogenes, A.bernardiae 55 18.9.1. Pathogeen vermogen 0,5 – 3% faryngitiden adolescenten (Streptococcus pyogenes kinderen