Examen Geschiedenis (1) PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Related
- Middeleeuwen 500-1500 Module 2 Leerwerkboek B PDF
- Cursus Capita Selecta Middeleeuwen (2024-2025) PDF
- Nederlands Past Paper: Literatuur in de Middeleeuwen en het verhaal van Beatrijs (1370, Brussel) PDF
- Cursus Capita Selecta Middeleeuwen (PDF)
- Middeleeuwen Tijdslijn PDF
- Vergelijking Middeleeuwen - Vroegmoderne Tijd (PDF)
Summary
Dit document betreft een samenvatting van een hoofdstuk over de geschiedenis. Het beschrijft de periode en de belangrijke gebeurtenissen, zoals de val van het West-Romeinse rijk en de komst van Columbus. Het gaat over de man van Milaan en zijn tijdperk, met informatie over wanneer hij leefde en waar hij woonde.
Full Transcript
***Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan*** ***Wanneer leefde de man van Mliaan?*** **Einde van klassieke oudheid \--** **\> Wat gebeurde er in het jaar 476?** In dat jaar werd de laatste keizer van het West-Romeinse rijk afgezet. **Einde van Middeleeuwen \-- \> Wat gebeurde er in het ja...
***Hoofdstuk 1: Maak kennis met de man van Milaan*** ***Wanneer leefde de man van Mliaan?*** **Einde van klassieke oudheid \--** **\> Wat gebeurde er in het jaar 476?** In dat jaar werd de laatste keizer van het West-Romeinse rijk afgezet. **Einde van Middeleeuwen \-- \> Wat gebeurde er in het jaar 1492?** Toen kwam Columbus aan op de Caraïben in Amerika. **Waarom gebruiken we afgeronde getallen als scharniermoment?** Omdat niet alles plots verandert, is het beter om met afgeronde jaartallen te werken. **De 7 tijdvakken** **Prehistorie** \...- ca. 3500 v.C. ------------------------ ------------------------------ **Oude Nabije Oosten** ca. 3500 v.C. - ca. 800 v.C. **Klassieke oudheid** ca. 800 v.C. - ca. 500 **Middeleeuwen** ca. 500 - ca. 1500 **Vroegmoderne tijd** ca. 1500 - ca. 1800 **Moderne tijd** ca. 1800 - 1945 **Hedendaagse tijd** 1945 - nu **De drie periodes van de middeleeuwen** **De vroege middeleeuwen** ca. 500 - ca. 1000 ---------------------------- --------------------- **De hoge middeleeuwen** ca. 1000 - ca. 1250 **De late middeleeuwen** ca. 1250 - ca. 1500 **Wanneer leefde de man van Milaan?** Hij leefde ergens tussen 1290 en 1430, dus eerder in de late middeleeuwen. ***Waar leefde de man van Milaan?*** In Europa gebruiken we meestal de christelijke **tijdrekening**. De zeven **periodes** worden volgens de juiste **chronologie** op de tijdlijn geplaatst. De man van Milaan leefde in de 13e, 14e of 15e **eeuw**, dus in het 2e **millennium**. Op de middeleeuwse plattegrond zien we de stad Milaan, herkenbaar aan de stadsmuur en de grote stenen gebouwen. De man van Milaan leefde dus in een **stedelijke** omgeving op de grens tussen **West**- **Europa** en Zuid-Europa. De man van Milaan leefde in de Italiaanse stad Milaan, dus in een stedelijke omgeving en op de grens tussen West- en Zuid- Europa. ***Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf?*** **Hoe kwam de man van Milaan om het leven?** *Hypothese:* Hij werd geradbraakt: ze legden hem op een wiel en braken vervolgens zijn botten met een zwaar voorwerp. Schade aan een ruggenwervel en het hoofd laat zien dat hij stierf door steken in de buik en een - mislukte - poging tot onthoofding. **Argumenten die aantonen dat de hypothese betrouwbaar is:** 1. Hij had symmetrische breuken 2. De botbreuken komen overeen met beschrijvingen uit historische documenten **Wisselwerking tussen twee maatschappelijke domeinen:** Het sociale domein beïnvloedt het politieke: het straffen van misdadigers heeft te maken met bestuur, macht en rechten en plichten en behoort dus tot het politieke domein. Het radbraken werd uitgevoerd bij mensen die de sociale regels zwaar met de voeten traden. **Waarom kreeg de man van Milaan de doodstraf? :** De onderzoekers vermoeden dat de middeleeuwers de man door zijn bijzondere uiterlijk als 'freak' zagen en hem radbraakten voor het verspreiden van de pest. ***Welke mythe over de middeleeuwen ontstond er aan het einde van die periode?*** Aan het einde van de middeleeuwen creëerden schrijvers zoals Petrarca de mythe van de duistere middeleeuwen. ***Waarin verschilde de middeleeuwse van de hedendaagse rechtspraak?*** In de middeleeuwen was er geen rechtstaat. Hoewel er toen geen mensenrechten waren, klopt het beeld niet dat mensen voor het minste vergrijp opgehangen werden **Waar komt het negatieve beeld van de middeleeuwen vandaan?** Omdat het een gewelddadige periode was van onwetendheid: mensen leden aan honger, wegkwijnden door ziektes of kwamen om in zinloze oorlogen. **Begrippenlijst** ***Scharniermoment:*** moment van grote maatschappelijke verandering, overgang tussen twee periodes ***Landbouw:*** economische activiteit waarbij land wordt gebruikt om dieren of planten te kweken. ***Rechtspraak:*** beoordelen en eventueel bestraffen van wetsovertredingen. ***Territoriale invulling:*** (grens) afbakening, bv. scheiding tussen twee gebieden ***Agrarische samenleving:*** samenleving waarin landbouw en veeteelt de belangrijkste economische sectoren zijn ***Geweld:*** uitoefening van macht waarbij mentale of fysieke schade aan anderen wordt berokkend. ***Mensenrechten:*** basisrechten die elk mens ter wereld zou moeten hebben, zoals recht op leven, arbeid, onderwijs. ***Oorlog:*** gewapend conflict ***Stedelijke samenleving:*** samenleving met de kenmerken van een stad zoals dichte bewoning, een centrum, gespecialiseerde nijverheid of ambachten ***Thema 2: De vroege middeleeuwen in West-Europa*** ***Waarom laten historici een nieuwe periode beginnen rond 500?*** Door migratie kwamen nieuwe bevolkingsgroepen in het Romeinse rijk terecht. Zij vestigden zich vooral in het westelijke deel van het rijk. Rond het jaar 500 kwam er een einde aan het West-Romeinse rijk. De Germanen vestigden hun eigen koninkrijken in verschillende regio's. **Welke symbolische datum wordt gebruikt om het einde van het West-Romeinse rijk aan te duiden?** 476 ***Hoe Romeins waren de Germanen?*** De Germanen vestigden zich in het Romeinse rijk en hadden bewondering voor de Romeinse cultuur. Op het vlak van politiek, godsdienst, literatuur en economie namen ze de Romeinse tradities over. In de vroege middeleeuwen versmolten de Romeinse en Germaanse cultuur. ***Waarin verschilde de vroegmiddeleeuwse samenleving in West-Europa van de Romeinse samenleving?*** ***De vazalliteit*** **Voorbeelden van gelijkenissen en/of verschillen tussen de klassieke oudheid en de middeleeuwen** +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Continuïteit** | **Verandering: evolutie** | +===================================+===================================+ | \- bestuur door monarch (koning, | \- migratie: Germanen | | keizer) | | | | \- bekering | | \- godsdienst (christendom) | | | | \- veranderende grenzen: expansie | | \- gelaagde samenleving | en verbrokkeling | | | | | \- ongelijkheid | | | | | | \- agrarische samenleving | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Cultureel** | | +===================================+===================================+ | *Continuïteit* | *Verandering* | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Invloed van het christendom | Verspreiding van het christendom | | blijft: | naar nieuwe gebieden: | | | | | -- Het christendom blijft | -- Missionarissen breiden het | | dominant. | geloof uit naar polytheïstische | | | gebieden. | | -- Latijn blijft de taal van de | | | Kerk. | -- Het geloof bereikt bredere | | | lagen van de bevolking. -- | | | Bisschop van Rome wordt paus. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Politiek** | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | *Continuïteit* | *Verandering* | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Bestuur door autocratische | Verbrokkeling van het rijk: | | leiders: | | | | -- Het Romeinse rijk valt uiteen | | -- Het Romeinse rijk had een | in kleinere koninkrijken. | | keizer en in de Frankische tijd | | | zijn er machtige koningen. | -- Grondgebied wordt verdeeld bij | | | erfenis. Steun van de Kerk aan | | | koningen: | | | | | | -- Koningen krijgen erkenning van | | | de Kerk in ruil voor bescherming | | | en grond. Ontstaan van het | | | leenstelsel: -- Vertrouwelingen | | | krijgen grond in leen. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Sociaal** | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | *Continuïteit* | *Verandering* | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Behouden van aristocratische | Verhuizing van elite naar | | privileges: | platteland: | | | | | -- Grootgrondbezitters blijven | -- Aristocraten verlaten de | | veel macht en invloed hebben | steden en wonen op domeinen. | | | Onvrije boeren: | | | | | | -- Boeren verliezen vrijheid in | | | ruil voor bescherming. | | | | | | Opkomst van de vazalliteit: | | | | | | -- Koningen binden edelen door | | | een eed van trouw en geven land | | | in leen. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Economisch** | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | *Continuïteit* | *Verandering* | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Grondbezit blijft de basis van | Overgang van geldeconomie naar | | rijkdom: | ruileconomie: | | | | | -- Landbouw en grondbezit blijven | -- Gebruik van geld neemt af, | | belangrijk. | goederen worden geruild. | | | Afnemende handel: | | | | | | -- Minder steden en handel dan in | | | de Romeinse tijd. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ ***Hoe zijn de kloosters ontstaan?*** Belangrijkste punten \- Kloosters zijn gemeenschappen van mannen of vrouwen die in afzondering leven om een religieus leven te leiden. \- Ze waren economisch succesvol door land van edellieden te ontvangen, zelf producten te maken en giften te krijgen van gelovigen. \- Kloosters speelden een belangrijke politieke en economische rol en maakten deel uit van de clerus, net als priesters en bisschoppen. \- De abdij van Cluny, opgericht in 910, volgde de Regel van Benedictus en stond onder gezag van de paus, wat hen veel prestige gaf. \- Monniken legden drie geloften af: armoede, kuisheid, en gehoorzaamheid aan de abt, en volgden de dagritme van bidden en werken, aangeduid als 'ora et labora'. \- Benedictus van Nursia introduceerde de kloosterregel en stichtte de abdij van Monte Cassino in 529. \- Kloosters kregen land en macht van heersers, wat leidde tot een vermenging van wereldlijke en kerkelijke macht, ondanks de regel dat monniken arm moesten blijven. Conclusie Kloosters waren cruciaal in de vroege middeleeuwen, niet alleen als plaatsen van aanbidding, maar ook als economische en politieke centra. ***Was Karel de Grote de 'vader van Europa'?*** **Betekenis uitdrukking 'vader van':** [ ]\ Naast een 'man die kinderen heeft' betekent de uitdrukking ook 'grondlegger' of 'uitvinder'. **Was karel de grote vader van europa?** Nee, dat is een denkfout die we presentisme noemen. Enkel West-Europese landen maakten deel uit van het Frankische rijk. ***In hoeverre verschilde de vroegmiddeleeuwse kunst van de Romeinse kunst in onze regio?*** De kunst in de vroege middeleeuwen was geïnspireerd door de Romeinse kunst. De basisstructuur van een kerk met schip en absis was dezelfde, ook de rondboog is herkenbaar Romeins. Toch zijn er ook belangrijke verschillen. **Begrippenlijst:** **Artistieke stroming**= kenmerken van een kunstuiting uit een bepaalde tijd en plaats **Gewoonte** = gebruik dat van generatie tot generatie wordt doorgegeven **Kunst- en cultuuruitingen**= product van menselijke creativiteit en culturele identiteit **Levensbeschouwelijke organisatie**= wijze waarop mensen met eenzelfde geloof of met dezelfde visieop het leven zich organiseren **multiculturele samenleving**= gebied waarin mensen van verschillende culturen met elkaar samenleven **Hande**l = economische activiteit waarbij goederen worden uitgewisseld tegen betaling **bestuurlijke organisatie**= wijze waarop een samenleving ingericht en bestuurt wordt **Monarchie**= staatsvorm waarbij de vorst door erfopvolging wordt aangeduid **veranderende territoriale invulling**= wijze waarop het grondgebied en de grenzne veranderen doorheen de tijd **gelaagde samenleving**= samenleving waarbij niet alle mensen dezelfde rechten of kansen hebben **Migratie**= verplaatsing van groepen mensen van de ene naar de andere plaats **nomadische** samenleving= samenleving waarbij mensen in groep rondtrekken **(on)gelijkheid**= toestand waarin mensen in de samenleving al dan niet dezelfde kansen en rechten hebben **(on)vrijheid=** toestand waarin mensen in de samenleving al dan niet onderworpen of afhankelijk zijn **Breuk**= plotse verandering **collectieve** herinnering= een verzameling herinneringen die groepen mensen gemeenschappelijk hebben **Continuïteit**= periode waarin iets voortduurt **Evolutie**= periode van geleidelijke verandering **Presentisme**= het idee dat we het verleden beoordelen met de normen en waarden van vandaag. Het betekent dat we denken dat mensen vroeger op dezelfde manier dachten of handelden als wij nu doen, wat niet altijd klopt. ***Burgerschap*** **België onder de loep** *In België is er een democratie waar het volk beslissingen neemt. Met 11 miljoen Belgen en 6,5 miljoen Vlamingen is het moeilijk voor iedereen om samen te beslissen. Daarom stemmen burgers vanaf 18 jaar met de Belgische nationaliteit tijdens verkiezingen om vertegenwoordigers te kiezen. Deze vertegenwoordigers beslissen samen over de regels in de samenleving.* *België is een parlementaire democratie en politieke partijen zijn belangrijk. Ze stellen kandidatenlijsten op voor de verkiezingen. Volksvertegenwoordigers verdedigen de meningen van hun partij in het parlement. Partijen die samen besturen moeten compromissen sluiten, wat tijd en overleg kost.* *Alle Belgen hebben dezelfde rechten volgens de Grondwet. Dit omvat bescherming tegen geweld en discriminatie, en het recht om te betogen en deel te nemen aan het maatschappelijk leven.* *De macht in België is verdeeld. De wetgevende macht is het parlement dat wetten stemt, de uitvoerende macht is de regering die wetten uitvoert, en de rechterlijke macht zijn de rechtbanken die recht spreken.* **Weten: Democratie -- inspraak in het bestuur** Inleiding Democratie is een relatief nieuw systeem waarin mensen inspraak hebben in het bestuur. Vroeger had de adel de macht, terwijl de meeste mensen geen stem hadden. Kernpunten \- In de middeleeuwen was de adel de belangrijkste macht, terwijl de bevolking niets te zeggen had. \- In de 18e en 19e eeuw werden handelaren en fabrieksbezitters rijker en kregen meer invloed. \- Het duurde lang en er was een grote strijd nodig voordat alle bevolkingsgroepen mochten mee beslissen. \- Vandaag de dag leven we in een democratie, waar burgers invloed hebben op het bestuur. \- In België mogen mensen vanaf 18 jaar stemmen en hun mening geven en kritiek hebben. \- Mensen hebben de vrijheid om te demonstreren en te staken zonder gestraft te worden. \- In een democratische rechtsstaat worden mensenrechten gerespecteerd en zijn alle burgers gelijk voor de wet. Conclusie Een democratische rechtsstaat zorgt ervoor dat de vrijheden van burgers worden gerespecteerd, regels eerlijk worden toegepast, en dat iedereen de mogelijkheid heeft om het bestuur te controleren. **De Grondwet** De Grondwet legt twee belangrijke zaken vast: a\. de democratische rechten en vrijheden van burgers (zoals vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid) b\. de staatsstructuur en organisatie van het land (zoals de scheiding der machten en de rol van verschillende overheden). De Grondwet bestaat uit 198 artikelen en is opgedeeld in vier delen. Het omvat de federale structuur, de rechten van de Belgen, de staatsmachten, en zaken als buitenlandse betrekkingen en de herziening van de Grondwet. De Grondwet bevat alleen algemene principes die verder uitgewerkt worden in wetten en decreten. Wijzigingen aan de Grondwet vereisen een strenge procedure, met een vereiste van een tweederdemeerderheid in plaats van een gewone meerderheid. **Welke machten zijn er?** In een land zijn er drie belangrijke machten die samenwerken om te regeren: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. Belangrijkste punten: \- De wetgevende macht, die de wetten maakt, zit in het parlement. \- De uitvoerende macht, die de wetten uitvoert, ligt bij de regering en de koning, die vooral ceremoniële taken heeft. \- De rechterlijke macht, die de wetten toepast, zit bij de hoven en rechtbanken. \- In theorie is de wetgevende macht de belangrijkste, maar de uitvoerende macht heeft vaak meer invloed omdat zij de meeste wetten opstelt en het land bestuurd. \- Er is een wisselwerking tussen de drie machten, wat betekent dat zij invloed op elkaar hebben, ook al zijn zij zelfstandig. Conclusie: De drie machten in een democratische rechtsstaat werken samen, maar hebben verschillende rollen en invloed. **Persvrijheid in de Democratie** In onze democratische rechtsstaat zijn vrijheid van meningsuiting en persvrijheid essentieel. Media zoals kranten, tijdschriften, radio, televisie en het internet zijn belangrijk voor het bieden van informatie. Een vrije pers is cruciaal in een democratie, omdat media onafhankelijk van de overheid moeten kunnen opereren. In een dictatuur is de pers niet vrij en wordt alle informatie door de overheid gecontroleerd en gecensureerd. In een democratie moet de pers zorgen voor kritische informatie en commentaar, wat wordt beschermd door een grondwettelijk recht. **Dictatuur en democratie** Inleiding: Na de nederlaag van Duitsland in de Eerste Wereldoorlog in 1918 leed het land onder honger, armoede en teleurstelling. Dit creëerde een klimaat dat de opkomst van Adolf Hitler en de NSDAP mogelijk maakte. Belangrijke punten: \- Hitlers belofte om de crisis op te lossen trok veel steun van de bevolking aan. \- Hij gebruikte krachtige redevoeringen en indrukwekkende evenementen om volgers te winnen. \- Geweld tegen tegenstanders was gebruikelijk, en de nazi\'s boekten ook successen bij verkiezingen. \- In 1933 werd Hitler rijkskanselier en in 1934 president, waarmee hij zijn macht verder uitbreidde. \- Hitler creëerde een gewelddadige dictatuur, waarbij persoonlijke vrijheden ondergeschikt waren aan staatsbelangen. \- Jongeren werden opgeleid in de Hitlerjugend om loyaal te zijn aan de staat. \- Hitlers ambitie leidde in 1939 tot de Tweede Wereldoorlog, die eindigde met de Duitse nederlaag en zijn val in 1945. Conclusie: Hitlers dictatuur veranderde Duitsland in een staat waar individuen de collectieve belangen moesten dienen, wat leidde tot een destructieve oorlog. **Democratie=** Een systeem waarin mensen via verkiezingen hun leiders kiezen en invloed uitoefenen op het bestuur. **Dictatuur=** Een land waar één persoon of een kleine groep mensen de macht heeft en alles bepaalt, zonder dat de bevolking meebeslist. **Racisme=** Het geloven dat mensen van verschillende afkomst of huidskleur minder waard zijn dan anderen. **Discriminatie=** Het onterecht ongelijk behandelen van mensen op basis van bijvoorbeeld huidskleur, geslacht of afkomst. Oefeningen hermaken!!!