Duurzame Ontwikkelingsdoelen PDF
Document Details
Uploaded by BetterThanExpectedPolynomial4402
Bertrand Russell College
Tags
Summary
This document discusses the Sustainable Development Goals, emphasizing the issue of global hunger and its various facets. It identifies different types of hunger and analyzes the consequences of food insecurity. The role of global food distribution is also explored, examining trends in food trade and consumption patterns.
Full Transcript
Duurzame Ontwikkelingsdoelen In 2030 moeten alle landen in de wereld de zeventien Duurzame Ontwikkelingsdoelen (figuur 1.3) hebben behaald. Duurzaam Ontwikkelingsdoel 2 van de Verenigde Naties (VN) luidt dat in 2030 niemand in de wereld meer honger lijdt. De Duurzame Ontwikkelingsdoelen, of Sustain...
Duurzame Ontwikkelingsdoelen In 2030 moeten alle landen in de wereld de zeventien Duurzame Ontwikkelingsdoelen (figuur 1.3) hebben behaald. Duurzaam Ontwikkelingsdoel 2 van de Verenigde Naties (VN) luidt dat in 2030 niemand in de wereld meer honger lijdt. De Duurzame Ontwikkelingsdoelen, of Sustainable Development Goals (SDG’s) in het Engels, gelden als een mondiaal kompas voor de grote uitdagingen in de wereld, zoals het voedselvraagstuk (dit hoofdstuk), het watervraagstuk (hoofdstuk 2) en het energievraagstuk (hoofdstuk 3). Wereldwijd hebben ruim 750 miljoen mensen honger. Ethiopië is een van de landen dat niet op koers ligt om Duurzaam Ontwikkelingsdoel 2 te halen (figuur 1.2). Figuur 1.2 Een arts controleert het gewicht van een klein kind. Figuur 1.3 De Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Soorten honger ► Voedsel is basisbehoefte nummer één. Het recht op voedsel en op voedselzekerheid is vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de VN. Voedselzekerheid houdt in dat ieder mens in staat moet zijn om genoeg voedsel van voldoende kwaliteit te eten. Toch zijn er wereldwijd honderden miljoenen mensen in veel verschillende landen voor wie dat niet geldt (figuur 1.4). Er zijn twee soorten honger. Figuur 1.4 Honger in de wereld, 2017 - 2019. De eerste soort honger is de kwantitatieve honger. Dan is de hoeveelheid voedsel (de kwantiteit) niet voldoende. Mensen hebben daardoor te weinig energie om te werken of gaan zelfs dood van de honger. Dit type honger kan optreden door bijvoorbeeld een periode van droogte, slecht overheidsbeleid of een conflict. De tweede soort honger is kwalitatieve honger. Mensen eten dan wel genoeg, maar er zitten te weinig vitaminen en mineralen in het voedsel die het lichaam beschermen tegen ziekten. Het voedsel is te ongezond en te eenzijdig. Het gevolg van kwalitatieve honger is dat mensen eerder ziek worden en een lage levensverwachting hebben. Omdat iemand bij deze vorm niet per se een gevoel van honger hoeft te hebben, is de term ondervoeding beter. In dit hoofdstuk is ondervoeding synoniem voor honger. Het aantal mensen met honger in de wereld kan plotseling toenemen. Zo leidde een gewelddadig conflict in Noord-Ethiopië in 2021 tot een acuut gebrek aan voedsel voor miljoenen mensen in die regio. Gevolgen van ondervoeding ► Honger heeft verschillende directe en indirecte gevolgen voor individuen, families en landen, en voor het behalen van de verschillende Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) (figuur 1.3). Kijk je bijvoorbeeld naar SDG 3, dan zie je dat er wereldwijd 144 miljoen kinderen onder de 5 jaar lijden aan groei- en ontwikkelingsstoornissen als gevolg van ondervoeding (figuur 1.2 en 1.5). Deze kinderen beginnen hun leven dus al met een achterstand en overleven vaak hun eerste vijf levensjaren niet. Figuur 1.5 Kinderen onder de 5 jaar die significant kleiner zijn door ondervoeding of ziekte, 2020. En kijk je naar SDG 1, dan zie je dat ondervoeding leidt tot onvoldoende energie om te werken en dus tot geen inkomen. Miljoenen mensen zitten wereldwijd gevangen in deze vicieuze cirkel van armoede, honger en ziekte. In landen met veel ondervoeding gaan naar schatting meer dan 220 miljoen arbeidsjaren verloren doordat gezinsleden ziek worden, jong overlijden of gehandicapt raken. Dit kost de mondiale economie jaarlijks naar schatting $ 3,5 miljard. Bij SDG 16 zie je dat honger de kans op conflicten vergroot. Voedseltekorten wakkeren bestaande onenigheden in een samenleving aan, zeker wanneer daar al sprake is van armoede en ongelijkheid. Andersom kunnen conflicten ook leiden tot honger, zoals in Noord-Ethiopië. Conflicten zijn wereldwijd zelfs de belangrijkste oorzaak van ondervoeding. Het geweld verjaagt mensen uit hun huizen, van hun landbouwgrond en van hun werk en inkomen. Verdeling van voedsel ► Er is voldoende voedsel in de wereld om iedereen te voeden, maar niet iedereen heeft er toegang toe. Dit leidt tot de bizarre situatie dat er wereldwijd tegelijkertijd mensen sterven van de honger én aan de gevolgen van het consumeren van te veel voedsel. Het voedselvraagstuk is dus vooral ook een verdelingsvraagstuk. Dit is goed te zien in figuur 1.6: obesitas staat wereldwijd zelfs in de top 5 van belangrijkste doodsoorzaken. Figuur 1.6 Wereldwijd aantal doden per risicofactor, 2019. Globalisering van voedsel ► In onze supermarkten vind je producten van over de hele wereld. Dat is een gevolg van globalisering. Door ontwikkelingen in de transporttechnologie, zoals grotere schepen en vliegtuigen, wordt voedsel tegenwoordig op mondiale schaal vervoerd. De basis voor veel maaltijden bestaat uit mais, sojabonen (figuur 1.7) en graansoorten als tarwe, rijst en gerst. Van granen worden diverse graanproducten gemaakt, zoals meel, brood, muesli, couscous en pasta. Aan de handelsstromen van deze voedselgewassen is het proces van globalisering goed te zien (figuur 1.8). De boeren die ze verbouwen, doen dat niet meer om hun eigen familie te voeden of voor de lokale markt, maar ze produceren voor de wereldmarkt en om zoveel mogelijk winst te maken. Dit heet commerciële landbouw. Vaak gaan de gewassen van deze boeren naar het buitenland. Ze verbouwen dus handelsgewassen en doen aan exportlandbouw. Er is dan sprake van geglobaliseerde landbouw. Figuur 1.7 Braziliaanse sojabonen met bestemming China. Figuur 1.8 Wereldhandel in tarwe, rijst en sojabonen. Theorie van Ullman ► Uit figuur 1.8 blijkt dat de productie- en consumptiegebieden van sojabonen, tarwe en rijst niet samenvallen. Tussen de grond en de mond gaapt vaak een enorme wereldreis. Volgens de theorie van Ullman vindt dit transport van voedsel alleen plaats als is voldaan aan drie voorwaarden. De eerste voorwaarde is dat er complementariteit bestaat tussen gebieden. Dit is het geval wanneer gebied A voedseloverschotten heeft en gebied B voedseltekorten. Of gebied A verbouwt een gewas dat in gebied B niet groeit maar daar wel gewild is. Door handel kunnen vraag en aanbod van beide gebieden op elkaar worden afgestemd. Dit gebeurt echter niet altijd. Voedsel dat geïmporteerd wordt, moet uiteraard ook betaald worden. Juist de landen met voedseltekorten ontbreekt het vaak aan geld om voedsel te importeren. De tweede voorwaarde is de transporteerbaarheid van het voedsel. Door slechte infrastructuur zijn transport en distributie vaak niet goed mogelijk (figuur 1.9). De reistijd, reiskosten en de hoeveelheid moeite die het kost om voedsel te verplaatsen neemt toe. Dit is zeker voor fruit en groente een groot probleem: ze komen niet of bedorven aan op de plek van bestemming, of ze zijn te duur geworden voor veel mensen. Figuur 1.9 Een slechte infrastructuur belemmert het vervoer van voedsel in Ethiopië. De derde voorwaarde is het ontbreken van tussenliggende mogelijkheden. Meestal nemen de reiskosten af als de rijstboer en de rijsteter dichter bij elkaar wonen. Als de koper die dichterbij woont ook minimaal dezelfde prijs wil of kan betalen voor de rijst, zal de verder weg wonende koper geen rijst krijgen. Zo gebeurde het dat in 2021 in Noord-Ethiopië honger heerste, terwijl op hetzelfde moment in andere delen van Ethiopië meer dan voldoende voedsel beschikbaar was. Als gevolg van dichte grenzen rond het conflictgebied kwam er geen graan uit eigen land binnen in het gebied, maar moest er per vliegtuig voedselhulp uit andere werelddelen komen. Wereldhandel ► De wereldhandel verloopt niet altijd eerlijk: veel voedsel wordt niet getransporteerd naar waar dit het meest nodig is. Dit komt voor een groot deel door hoe de rijke, ontwikkelde landen de wereldhandel aansturen met hun handelspolitiek. Een voorbeeld daarvan is een Ethiopische graanboer (figuur 1.10) die op de wereldmarkt moet concurreren met graanboeren van over de hele wereld. Als hij zijn graan op de wereldmarkt wil verkopen, moet hij ervoor zorgen dat zijn graan goedkoper is en van dezelfde of een betere kwaliteit dan die van zijn concurrenten. Maar boeren in rijke, ontwikkelde landen kunnen hun graan meestal voor een lagere prijs aanbieden. Dit heeft verschillende redenen. Figuur 1.10 Ethiopische graanboer tijdens de oogst. Ten eerste krijgen boeren in bijvoorbeeld de Verenigde Staten en de Europese Unie (EU) landbouwsubsidies: geld van de overheid om ze te helpen bij de investeringen die nodig zijn op het boerenbedrijf. Dit leidt tot minder kosten voor de boer, waardoor hij een lagere prijs kan vragen voor zijn graan en een betere kwaliteit graan op de markt kan brengen door gebruik te maken van de beste (en duurste) kunstmest, zaaizaad en gewasbeschermingsmiddelen. Om al die investeringen te laten lonen, gaat hij bovendien op grotere schaal produceren om de productiekosten per kilo graan nog verder te laten dalen. Ten tweede worden boeren in de EU en de Verenigde Staten ook beschermd door hoge standaarden te stellen aan een product en door tariefmuren. Als boer van buiten deze gebieden betaal je een extra invoerbelastingen om je producten te mogen verkopen, waardoor de prijs stijgt. Gelukkig voert de EU in steeds sterkere mate een beleid waarbij de tariefmuren worden verwijderd en de handel wordt overgelaten aan de wetten van vraag en aanbod. Dit noem je vrijhandel. Ten derde kan er sprake zijn van dumping in landen als Ethiopië. Boeren uit de EU helpen de mensen in het conflictgebied in Noord-Ethiopië bijvoorbeeld door hun graanoverschotten te leveren. Deze hulp is in dit geval letterlijk broodnodig, maar kan tegelijkertijd de Ethiopische landbouw verstoren. Het graan van de Ethiopische graanboer is ineens veel duurder in vergelijking met het Europese graan. Dit kan ertoe leiden dat de Ethiopische boer door een gebrek aan inkomen stopt met zijn bedrijf en dat Ethiopië als land nog afhankelijker wordt van voedsel uit het buitenland. Duurzamere consumptie ► Er is in de toekomst alleen maar meer voedsel nodig doordat de wereldbevolking groeit. Ook de toegenomen welvaart leidt tot een grotere voedselafdruk: het aantal hectare dat nodig is om voedsel te verbouwen per inwoner of per land. Voor elke wereldbewoner is 0,9 hectare beschikbaar om voedsel te verbouwen, maar in de ontwikkelde, rijke landen gaan veel mensen hier ruim overheen. De voedselafdruk van de gemiddelde Nederlander is bijvoorbeeld al 1,6 hectare. Behalve door meer te eten komt dit ook door wát mensen eten in de rijkere landen: om vlees en zuivel te produceren is namelijk meer hectare landbouwgrond nodig. Om alle soja te verbouwen die het Nederlandse vee nu eet, is in het buitenland bijvoorbeeld een oppervlakte nodig van 400.000 hectare. Er worden ook steeds meer voedselgewassen gebruikt voor de productie van biobrandstoffen, omdat ontwikkelde landen willen overstappen op duurzamere energiebronnen. Veel van die biobrandstoffen worden gemaakt van eetbare gewassen, zoals mais, tarwe, palmolie en suikerriet. Een volle tank biobrandstof komt overeen met de hoeveelheid mais die een inwoner van Ethiopië in een heel jaar consumeert! Duurzamere productie ► Er zijn verschillende mogelijkheden om ervoor te zorgen dat de voedselproductie wereldwijd toeneemt. Maar hoe doe je dat op een duurzame manier, zodat de voedselproductie niet alleen op de korte maar ook op de lange termijn toeneemt en de draagkracht van de aarde niet wordt overschreden? Zo’n zestig jaar geleden stegen door de Groene Revolutie de landbouwopbrengsten in een aantal arme landen spectaculair. Men zaaide nieuwe graansoorten in, met name van rijst, mais en tarwe. Het ging om HYV-rassen: High Yielding Varieties, ofwel gewassoorten met een hoge opbrengst. Wereldwijd verdubbelde hierdoor in dertig jaar tijd de opbrengst per hectare. Hiermee is toen in Azië een ernstige voedselcrisis voorkomen. Zo’n revolutie is weer nodig, maar wel duurzaam. Dat betekent: zoeken naar beter zaaizaad, betere kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen en andere innovaties die de opbrengst per hectare vergroten zonder de draagkracht van de aarde te overschrijden. Tegenstanders zijn bang dat er oneerlijke concurrentie zal ontstaan omdat niet iedere boer zich deze innovaties kan veroorloven. Een paar rijkere boeren zullen volgens hen profiteren, terwijl de meerderheid de concurrentiestrijd en daarmee inkomen verliest. Een andere optie is genetisch gemanipuleerd voedsel: je sleutelt aan het DNA van voedselgewassen zodat ze bijvoorbeeld sneller geoogst kunnen worden (soja), beter tegen plantenziekten, droogte of zout kunnen (gerst), of bepaalde vitamines bevatten (rijst, figuur 1.11). Genetisch gemanipuleerd voedsel heeft echter ook veel tegenstanders: is het wel veilig? Is het ethisch om aan planten- of dierenrassen te sleutelen zodat ze ons mensen meer opleveren? En welke effecten heeft dit op de lange termijn op de draagkracht van de aarde? Figuur 1.11 Gouden rijst met vitamine A: de redder van 1 miljoen kinderen per jaar?