Cicero - 106-43 v. Chr. - PDF

Summary

This document is a presentation about Marcus Tullius Cicero (106-43 BCE), a prominent Roman statesman, orator, lawyer, and philosopher. It covers his life, including his birth in Arpinum, his move to Rome, and his involvement in Roman politics. The presentation also discusses Cicero's speeches and writing, emphasizing the principles of rhetoric. The document contains questions related to the content.

Full Transcript

CICERO 106-43 v. Chr.  Mindmap? Cicero  Lezen p 2 MARCUS TULLIUS CICERO  °Arpinum – 106 v. Chr.  Vermoord in 43 v. Chr. door aanhangers van Antonius  familie: equites  Verhuisde naar Rome  Toeleggen op studie van welsprekendheid en filosofie RE...

CICERO 106-43 v. Chr.  Mindmap? Cicero  Lezen p 2 MARCUS TULLIUS CICERO  °Arpinum – 106 v. Chr.  Vermoord in 43 v. Chr. door aanhangers van Antonius  familie: equites  Verhuisde naar Rome  Toeleggen op studie van welsprekendheid en filosofie RETORISCHE STIJLEN Stijl Voorbeeld Bedoeling Centraal? Middel Genus Asianisme (< Conciliare Spreker Ethos grave Azië) (het publiek (zichzelf (moeilijke (bv. Gorgias voor zich sympathiek taal) 483 – 376 winnen) maken door v.Chr. ) zich nederig te tonen Genus Cicero Permovere Toehoorders Pathos medium (ontroeren) (gevoel) + conciliare + spreker +ethos + docere + boodschap + argumenta Genus Atticisme (< Docere (info) boodschap Argumenta humile Attica/ Probare (feiten/logica) (eenvoudige Griekenland) (bewijzen) taal) (bv. Chrysostomus)  Oefening p 3 FILMPJE YOU TUBE  https://www.youtube.com/watch?v=3klMM9BkW5 o DE ORATORE – ARGUMENTATIO / CONFUTATIO (BEWIJSVOERING) Omnis igitur ars oratoria tribus ad persuadendum rebus est nixa. Orator operam det ut probet vera esse quae defendit, ut conciliet sibi eos qui audiunt, ut animos eorum ad quemcumque causa exiget motum, ducat. Quodad commotionem, numquam apud iudices dolorem aut misericordiam aut invidiam aut odium dicendo excitare volui, quin ipse, in commovendis iudicibus, iis ipsis sensibus, ad quos illos adducere vellem, permoverer. VERTALING DE ORATORE Dus heel de redenaarskunst steunde op drie dingen om te overtuigen. De redenaar moet ervoor zorgen dat hij aantoont dat die dingen die hij verdedigt, waar zijn; dat hij hen die luisteren (= de toehoorders) voor zich wint; dat hij hun gemoederen brengt tot welk gevoel dan ook de zaak zal vereisen. Wat het gevoel betreft, ik heb bij de rechters nooit pijn, medelijden, jaloezie of haat willen opwekken door mijn woorden, zonder dat ik zelf tijdens het ontroeren van de rechters werd ontroerd door precies die gevoelens waartoe ik hen wou brengen. VRAAGJES BIJ DE TEKST  Determineer en verklaar:  rebus: abl v mv res V bij est nixa  dolorem: acc m enk dolor LV bij excitare volui  quemcumque: onbepaald betr vn  persuadendum: VS acc o enk persuadere BWB doel bij est nixa  det: A conj praes 3 enk dare aansporing heden  probet: A conj praes 3 enk probare vol Vzin; GT tov det (H)  commovendis: VA abl m mv commovere BVB bij iudicibus  vellem: A conj impf 1 enk velle BVB + AM; GT tov volui (V)  permoverer: P conj impf 1 enk permovere vol Vzin/BWB gevolg; GT tov volui (V) STILISTIEK EN INHOUD  1. Climax / trikolon of parallellisme  2. qui audiunt: de toehoorders  Inhoud: het nieuwe van zijn stijl benadrukken: commovere is belangrijk!  https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2019/09/24/respectlo ze-jeugd-van-de-oude-grieken-tot-de-bronx.app/ 5 OFFICIA  1. inventio:  stof + goede argumenten bedenken  brede culturele ontwikkeling + kennis van recht  2. dispositio  ordening van de stof  goede logische opbouw volgens vast stramien (cf. p. 19)  Beginnend met een exordium, eindigend met een peroratio  3. elocutio  verwoorden van gedachten -> boodschap moet overkomen  Latinitas: correct Latijn  Perspicuitas: duidelijkheid  -> stilistische vormgeving van geschreven woord  4. memoratio  het van buiten leren  5. actio/pronuntiatio  het eigenlijk uitspreken voor een publiek  belangrijkste onderdeel van de 5 officia  goede ademtechniek, tempo, veinzen van emoties, gebaren en bewegingen, kunnen inspelen op reacties van publiek  Grote voorbeeld: Demosthenes  Via geniale actio publiek overtuigen om niet-populaire maatregelen te nemen: bv. Grieken laten vechten tegen Macedonische koning Philippus, want: democratie vernietigen en alleenheerschappij invoeren.  Cicero, Orationes Philippicae: Antonius = 2 de Philippus => doodvonnis! CICERO MAAKT VAN DE ARS RETORICA EEN ECHTE WETENSCHAP  7 artes liberales:  grammatica  astronomia  retorica  geometria  dialectica  arithmetica  musica ARGUMENTATIO, DE ORATORE, III, 213 Actio in dicendo una dominatur, sine qua summus orator esse in numero nullo potest. Huic primas, huic secundas, huic tertias dedisse Demosthenes dicitur, cum rogaretur quid in dicendo esset primum. Mediocris, hac instructus, summos saepe superare potest. VERTALING, DE ORATORE De voordracht alleen heerst tijdens het spreken; zonder dit kan de beste redenaar van geen tel zijn. Men zegt dat Demosthenes, toen hij werd gevraagd wat bij het spreken primair was, hieraan de eerste plaats, de tweede plaats en derde plaats toegekend heeft. Een matige redenaar die voorzien/onderwezen is in de actio, kan vaak de beste redenaars overtreffen. GRAMMATICA 1. Persoonlijk passieve constructie: Demosthenes is het onderwerp van dicitur en dedisse en staat in de nominatief. 2. Determineer en verklaar de naamval: 1. una: nom v enk unus BVB bij actio 2. huic: dat v enk hic MV bij dedisse / BVB bij 3. hac: abl v enk hic BWB oorzaak bij instructus / BVB bij 3. Determineer en verklaar wijs en tijd: 1. dicendo: VS abl o enk dicere BWB tijd bij esset 2. rogaretur: P conj impf 3 enk rogare cum historicum, GT tov dedisse (V) 3. esset: A conj impf 3 enk esse IV; GT tov rogaretur (V) STILISTIEK EN INHOUD 4. anafoor, asyndeton, trikolon: belang van actio benadrukken 5. homoioteleuton: huic...primas, huic...secundas, huic...tertias Inhoud laatste zin: Middelmatige redenaar + goede actio > beste redenaar + matige actio 80 V. CHR.: PRO AMERINO  82 v. Chr.: dictatuur Sulla ( 138-78 v. Chr.)  tegenstanders hebben geen rechten meer  Zijn bende waaronder Catilina maken amok en verrijken zich op schandelijke wijze  Zo ook Chrysogonus  vrijgelatene van Sulla  vermoordt Amerinus en maakt zich meester van villa  beticht zoon Roscius Amerinus van parricidium Cicero als enige durft Amerinus te verdedigen  exordium (inleiding): captatio benevolentiae PRO AMERINO Credo ego vos, iudices, mirari quid sit, quod, cum tot summi oratores hominesque nobilissimi sedeant, ego potissimum surrexerim, qui neque aetate, neque ingenio neque auctoritate sim cum his, qui sedeant, comparandus. Omnes hi, quos videtis adesse, in hac causa iniuriam nequissimam, novo scelere conflatam, putant defendendam esse. Defendere ipsi iniquitatem temporum non audent. Vertaling Pro Amerino Ik geloof dat jullie, rechters, zich verwonderd afvragen wat de reden is dat, terwijl er toch zo vooraanstaande redenaars en zeer nobele mannen neergezeten zijn, ik precies ben opgestaan, die noch in leeftijd, noch qua talent, noch in aanzien mag vergeleken worden met hen die (hier) zitten. Al deze mensen die u hier tot bijstand aanwezig ziet, menen dat in deze zaak de zeer onrechtvaardige aanklacht, veroorzaakt door een ongehoorde misdadigheid, moet weerlegd worden. Precies zij durven het niet afweren omwille van de ongunstigheid der tijden.  Determineer en verklaar de naamval:  vos: acc m mv vos ond a + i bij mirari  aetate: abl v enk aetas BWB beperking bij sim comparandus  iniuriam: acc v enk iniuria ond a+ i bij defendendam esse  Determineer en verklaar de wijs en tijd:  sit:A conj praes 3 enk esse vragende Vzin; GT tov credo mirari (H)  sim: A conj praes 1 enk esse BVB + AM; GT tov credo (H)  comparandus: VA nom m enk comparare NWD bij sim + ond  sedeant: A conj praes 3 mv sedere BVB + AM; GT tov credo (H) STIJL EN INHOUD  Stijl:  neque…neque: polysyndeton  r. 4: polyptoton defendendam…defendere; antepositio defendere; chiasme iniuriam…scelere  Eufemisme  captatio benevolentiae  sermocinatio  Inhoud:  iniuriam: de misdaden van de aanhangers van Sulla  novo scelere: de valse beschuldiging van vadermoord Verhuis naar Griekenland…: lezen p 8  Door proces tegen Amerinus: veel tegenstand in Rome  Cicero verhuist naar Griekenland  Komt er in contact met:  Academie: Cf. Plato  ! Academie was sceptischer geworden: alles in twijfel trekken  Stoïcijnen: apatheia, plicht en solidariteit primeert.  Mengeling van verschillende filosofische stromingen = ?  Enkele jaren later keerde hij terug voor de verkiezingen van quaestor : schatkist beheren  ca. 80 v. Chr.: huwelijk met Terentia -> dochtertje Tullia (79-78?) en zoon Marcus (65). RESTANTEN VAN DE ACADEMIE IN ATHENE 75 v. Chr.: quaestor in Sicilië  in Verrem:  propraetor Verres heeft Sicilianen uitgeperst  7 boeken bezwarende getuigenissen tegen Verres: in Verrem / orationes Verrinae  toch: geen proces op FR:  advocaat geeft zich op voorhand verloren  Verres gaat vrijwillig in ballingschap  toch relevante boeken: uitvoerige opsomming van alle beelden die Verres uit Sicilië had geroofd. Cicero, In Verrem, II, 4 (argumentatio) Venio nunc ad istius quemadmodum ipse appellat, studium, ut amici eius, morbum et insaniam, ut Siculi, latrocinium. Ego, qua voce hoc, quo nomine appellem, nescio, ut rem vobis proponere velim. Cum dico eum nullum vas, nullam gemmam aut margaritam, nullum signum, nullam picturam reliquisse, Latine me scitote, non accusatorie loqui. Vertaling Cicero, In Verrem, II, 4 (argumentatio) Ik kom nu tot zijn hobby/passie, zoals hij het zelf noemt, zoals zijn vrienden het een ziekte en een waanzin noemen, zoals de Siciliërs het diefstal noemen. Ik weet niet met welke woorden, met welke naam ik dit moet benoemen om de zaak aan jullie te willen voorstellen. Wanneer ik zeg dat hij geen enkele vaas, geen enkele edelsteen of parel, geen enkel beeld, geen enkel schilderij heeft achtergelaten, weet dan dat ik correct Latijn spreek en geen beschuldigende taal/advocatentaal. 63 V. CHR. POLITIEK HOOGTEPUNT: CONSUL  Cicero wordt tot consul verkozen  Coniuratio Catilinae: Catilina, adellijke maar verarmde patriciër, wil de republiek omverwerpen en zijn dictatuur instellen.  Reden? Gefrustreerd omdat hij al drie maal niet verkozen was. 63 V. CHR. POLITIEK HOOGTEPUNT: CONSUL  Catilina (108 – 62 v. Chr.)  Hele reeks misdaden  Bloedbeul ten tijde van Sulla  Eerste vrouw, zoon en schoonbroer vermoord  Als propraetor provincia Africa geplunderd  Mislukte poging tot moord op consuls in 65  63 v. Chr.: kandidaat om consul te worden  Vraagt het verarmde plebs om voor hem te stemmen  Verkiezingen verliezen = Cicero en senatoren vermoorden, dictatuur instellen, Rome in brand steken  Cicero en Gaius Antonius Hybrida halen het  Catilina is zwaar ontgoocheld CONIURATIO CATILINAE  Aanval gepland  Nieuws wordt gelekt via informant (= minnares van Catilina) (dus: geen harde bewijzen)  Cicero confronteert Catilina die doet alsof zijn neus bloedt: hij kwam elke dag naar de senaat!  Doel eerste Catilinarische redevoering: Catilina uit Rome jagen.  Reactie Catilina: vertrekt naar Etrurië om een leger aan te voeren  Enige uitweg: gewapende oplossing  Cicero hoort van Allobrogen dat Catilina hen had gevraagd aan te sluiten bij zijn leger.  Eindelijk heeft Cicero een doorslaggevend bewijs!  Gevolg: kopstukken van samenzwering in Rome aanhouden en vraag aan senaat om hen te berechten.  Kopstukken worden gewurgd in de staatsgevangenis.  Cicero stuurt Metellus naar Verona om Catilina in de rug aan te vallen.  Catilina wordt met zijn leger verslagen in Etrurië.  Cicero: pater patriae  Toppunt van roem Redevoeri Waar? Tot wie? Waarover? ng Eerste Tempel Senatoren onder Vraagt Catilina uit Rome te (07/11/63 v. van militaire vertrekken Chr.) Jupiter bescherming Stator Tweede Rostra Verzamelde volk Verslag van Catilina’s (09/11/63 v. F.R. vertrek naar Etrurië; verslag Chr.) gebeurtenissen dag voordien. Derde Rostra Verzamelde volk Verslag van Allobrogen: (03/12/63 v. F.R. -Catilina vraagt hen zich aan Chr.) te sluiten bij hem - Cicero had bewijs ! Vierde Curia Senatoren in - Pleit voor doodstraf van de (05/12/63 v. allerijl Catilinariërs die enkele Chr.) samengeroepen dagen voordien waren verslagen - kopstukken samenzwering aanhouden + gewurgd in Tullianum (! Catilina sterft in veldslag januari 62) SOORTEN WELSPREKENDHEID  Genus iudiciale  Gerechtelijke redevoeringen  Pleidooien  Bv. in Verrem; pro Amerino  Genus deliberativum  Politiekeredevoeringen  Bv. Orationes Catilinariae  Genus demonstrativum  Gelegenheidsredevoeringen  Geen voorbeeld bij Cicero  Oefening cursus p 11 EERSTE CATILINARISCHE  Beroemdste redevoering ooit geschreven  Exordium ex abrupto: directe aanval op tegenstander ( captatio benevolentiae: winnen van sympathie door publiek te vleien)  Prosopopoiia (prosopon +poiein)  Abstract begrip bv. vaderland voorstellen als een persoon die kan denken, voelen, spreken. Quo usque tandem abutere, Catilina, patientia nostra? Quamdiu etiam furor iste tuus nos eludet? Quem ad finem sese effrenata iactabat audacia? Nihilne te nocturnum praesidium Palati, nihil urbis vigiliae, nihil timor populi, nihil concursus bonorum omnium, nihil hic munitissimus habendi senatus locus, nihil horum ora vultusque moverunt? Patere tua consilia non sentis, constrictam iam horum omnium scientia teneri coniurationem tuam non vides? Quid proxima, quid superiore nocte egeris, ubi fueris, quos convocaveris, quid consilii ceperis, quem nostrum ignorare arbitraris? O tempora, o mores! Senatus haec intellegit, consul videt: hic tamen vivit! Vivit? Immo vero, etiam in senatum venit, fit publici consilii particeps, notat et designat oculis ad caedem unumquemque nostrum. Nos autem, fortes viri, satis facere rei publicae videmur, si istius furorem ac tela vitemus. Ad mortem te, Catilina, duci iussu consulis iam pridem oportebat, in te conferri pestem, quam tu in nos omnes iam diu machinaris. Nunc te patria, quae communis est parens omnium nostrum, odit ac metuit et iam diu nihil te iudicat nisi de parricidio suo cogitare. Huius tu neque auctoritatem verebere nec iudicium sequere nec vim pertimesces? Quae tecum, Catilina sic agit et quodam modo tacita loquitur: ‘Nullum iam aliquot annis facinus exstitit nisi per te, nullum flagitium sine te. Nunc vero, me totam esse in metu propter unum te, quicquid increpuerit, Catilinam timeri, nullum videri contra me consilium iniri posse, quod a tuo scelere abhorreat, non est ferendum. Quam ob rem discede atque hunc mihi timorem eripe! Si est verus, ne opprimar! Sin falsus, ut tandem aliquando timere desinam! Hoelang zal je nog misbruik maken, Catilina, van ons geduld? Hoelang nog zal die waanzin van jou ons bespotten? Hoelang zal die mateloze brutaliteit bluffen? Hebben het nachtelijk garnizoen van de Palatijnheuvel, de nachtwachten van de stad, de schrik van het volk, de samenscholing van alle gegoede burgers, deze zeer versterkte plaats om senaatszitting te houden, de gezichten en de gelaatsuitdrukkingen van de senatoren geen indruk op je gemaakt? Merk je niet dat je plannen bekend zijn? Zie je niet dat je samenzwering reeds bedwongen wordt gehouden door de kennis van al deze mannen? Denk je dat iemand van ons niet weet wat je de vorige nacht, de nacht daarvoor gedaan hebt, waar je geweest bent, wie je hebt samengeroepen, welk plan je hebt gesmeed? O tijden, o zeden! De senaat ziet dit in, de consul ziet het en toch leeft deze man. Leeft hij? Sterker nog, hij komt naar de senaat. Hij neemt deel aan de openbare beraadslaging, hij brandmerkt en duidt ieder van ons aan met zijn ogen tot doodslag. Wij echter, dappere mannen, lijken al genoeg voor de staat te doen, als we zijn waanzin en wapens ontwijken. Je moest al eerder, Catilina, op bevel van de consul ter dood gebracht worden, op jou moest de ondergang neerkomen, die jij tegen ons allemaal al lang beraamt. Nu haat en vreest het vaderland, dat de gemeenschappelijk ouder is van ons allen, jou en het oordeelt dat jij al lange tijd aan niets anders denkt dan aan zijn moord/ondergang. Zal jij noch het gezag ervan vrezen, noch het oordeel volgen, noch bang zijn voor het geweld? Zo is het met jou gesteld, Catilina, en het vaderland spreekt je op een bepaalde manier zwijgend toe: 'Geen enkele misdaad is er ontstaan sinds enkele jaren, tenzij door jou, geen enkele schanddaad zonder jou. Nu echter mag er niet meer verdragen worden dat ik geheel in vrees ben omwille van jou alleen, dat Catilina gevreesd wordt, wat er ook lawaai heeft gemaakt / bij het minste geruis, dat geen enkel plan tegen mij lijkt te kunnen opgevat worden, dat niets te maken heeft met uw misdadigheid. Daarom, ga weg en neem deze schrik van mij weg. Als mijn schrik terecht is, opdat ik niet meer onderdrukt word. Als hij echter onterecht is, opdat ik eindelijk eens kan ophouden met bang te zijn! DETERMINEER EN VERKLAAR DE NAAMVAL:  patientia: abl v enk patientia V bij abutere  senatus: gen m enk senatus BVB bezitter/verklaring bij locus  consilii: gen o enk consilium BVB geheel bij quid  tempora: acc o mv tempus acc uitroep DETERMINEER EN VERKLAAR DE WIJS EN TIJD:  habendi: VA gen m enk habere BVB bij senatus  egeris: A conj perf 2 enk agere IV; VT tov arbitraris (H)  vitemus: A conj praes 1 mv vitare BWB vw POT H  timeri: P inf praes timere a+i; GT tov est (H)  abhorreat: A conj praes 3 enk abhorrere BVB: attractio modalis/potentialis; GT tov est (H) STILISTIEK  4 stijlfiguren:  pleonasme: constrictam/teneri; quo usque/quamdiu  asyndeton en anafoor: nihil..., nihil...  tautologie: ora...vultusque  assonantie: ‘a’ en ‘i’  4 artes oratoriae:  retorischevragen (quaestio oratoria)  exordium ex abrupto  climax  iactantia 58 V. CHR.: CICERO IN BALLINGSCHAP  7/12/62 v. Chr.: Bona Dea-schandaal  Clodius Pulcher dringt als fluitspeelster vermomd het Bona Dea-feest (only women invited!) binnen om zijn minnares Pompeia ( x Caesar) te zien, maar hij wordt herkend.  Clodius Pulcher vraagt Cicero een alibi te pleiten.  Cicero weigert op aanraden van Terentia.  Clodius wordt toch vrijgesproken (heeft rechters omgekocht). Caesar scheidt van zijn vrouw.  60 v. Chr.: triumviraat Caesar-Pompeius-Crassus  Clodius Pulcher:  volkstribuun met de steun van Caesar door gratis graanuitdelingen te organiseren  Indienen van wet: iedereen wordt buiten de wet gesteld die een Romeins burger zonder geldig proces ter door heeft gebracht ( Aanhangers van Catilina werden omgebracht in het Tullianum zonder geldig proces!)  58 v. Chr.: Cicero wordt verbannen richting Zwarte Zee 58 V. CHR.: CICERO IN BALLINGSCHAP  Reden verbanning?  Aanhangers van Catilina zonder proces ter dood gebracht  Uiteraard: wraak!  Cicero’s vermogen wordt in beslag genomen en huis op Palatijn wordt vernield.  Omgang met ballingschap = niet-stoïcijns  Schrijft brieven -> “levensmoe”.  September 57: mocht terugkomen uit ballingschap dankzij vijand van Clodius, Titius Annius Milo. O me perditum! O afflictum! Quid nunc? Rogem te, ut venias, mulierem aegram, et corpore et animo confectam? Non rogem? Sine te igitur sim? Opinor, sic agam: si est spes nostri reditus, eam confirmes et rem adiuves; sin, ut ego metuo, transactum est, quoquo modo potes ad me fac venias. Unum hoc scito: si te habebo, non mihi videbor plane perisse. Sed quid Tulliola mea fiet? Iam id vos videte: mihi deest consilium. Sed certe, quoquo modo se res habebit, illius misellae et matrimonio et famae serviendum est. Quid? Cicero meus quid aget? Iste vero sit in sinu semper et complexu meo. Non queo plura iam scribere. Impedit maeror… Tu quod me hortaris, ut animo sim magno et spem habeam recuperandae salutis, id velim sit eiusmodi, ut recte sperare possimus. Nunc miser quando tuas iam litteras accipiam? Quis ad me perferet? Quas ego exspectassem Brundisii, si esset licitum per nautas, qui tempestatem praetermittere noluerunt. Quod reliquum est, sustenta te, mea Terentia, ut potes… Honestissime viximus, floruimus: non vitium nostrum, sed virtus nostra nos afflixit. Peccatum est nullum, nisi quod non una animam cum ornamentis amisimus. Atqui ego, qui te confirmo, ipse me non possum. Wee mij, ten gronde gegane! Wee mij, teneergedrukte! Wat nu? Moet ik je vragen, dat je zou komen, zieke vrouw, uitgeput én lichamelijk én mentaal? Moet ik het je niet vragen? Moet ik dus zonder jou bestaan? Ik meen dat ik het zo zal doen: als er hoop is op mijn terugkeer, moet je die bevestigen en de zaak vooruithelpen; maar als het, zoals ik vrees, afgelopen is, maak dan dat je naar mij komt, op welke manier je dan ook maar kan. Weet dit ene: als ik je bij me zal hebben, zal ik voor mezelf beslist niet schijnen ten onder te zijn gegaan. Maar hoe zal mijn Tulliake worden? Zien jullie dat zelf maar al: aan mij ontbreekt raad. Maar zeker, op welke manier de zaak er ook zal voorstaan, er moet gezorgd worden voor zowel een huwelijk als voor de goede naam van dat stakkertje. Wat? Hoe zal mijn Cicero het stellen? Maar hopelijk is hij voor altijd op mijn schoot en in mijn omhelzing (moge hij..) Ik kan niet meer schrijven. Het verdriet verhindert mij… Wat betreft het feit dat je mij aanspoort, dat ik dapper zou zijn en dat ik hoop zou hebben op het terugkrijgen van mijn welzijn, ik zou echt willen dat dit zo was, zodat wij terecht kunnen hopen. Wanneer zal ik, ongelukkige, nu jouw brief ontvangen? Wie zal hem naar mij brengen? Ik had deze verwacht te Brundisium, als het toegelaten was geweest door de zeelui, die het goede weer niet wilden laten voorbijgaan. Wat de rest betreft, hou je sterk mijn Terentia, (zo sterk) als je kan… Wij hebben zeer eervol geleefd, wij hebben gebloeid: niet onze ondeugd, maar onze deugd heeft ons teneergedrukt. Er is geen enkele fout begaan, tenzij dat wij niet samen met onze politieke ereambten onze ziel hebben verloren. Maar toch kan ik, die jou moed inspreek, mezelf geen moed inspreken. DETERMINEER EN VERKLAAR DE NAAMVAL:  me: acc m ennk van ego: acc van uitroep  reditus: gen m enk van reditus: BVB lijdend bij spes  matrimonio: dat o enk van matrimonium: V bij serviendum est DETERMINEER EN VERKLAAR DE WIJS EN TIJD:  rogem: A conj praes 1 enk van rogare: overleggende vraag H  confirmes: A conj praes 2 enk van confirmare: aansporing H  venias: A conj praes 2 enk van venire: vol Vwszin; GT tov fac (H) [ut]  sit: A conj praes 3 enk van esse: vervulbare wens H [utinam]/ aansporing H  recuperandae: VA gen v enk van recuperare: VA als BVB bij salutis  esset licitum: P conj pqp 3 enk van licet: BWB vw irr V DETERMINEER EN VERKLAAR DE WIJS EN TIJD:  potes: A ind praes 2 enk van posse: BWB vgl; GT tov sustenta (H) Stilistiek Et…et: polysyndeton: zoveel dingen waar nog voor gezorgd moeten worden en hij is er niet! Quaestio oratoria: sine te igitur sim? Hij weet met zichzelf geen blijf Inhoud Niet Stoïcijns: hij is levensmoe Hij zegt tegen Terentia dat ze zichzelf sterk moet houden, maar zou dit tegen zichzelf moeten zeggen Hij noemt Tullia ‘misella’, maar is zelf ‘misellus’ Liefdesverklaring: si te habebo plane non perisse Dochter: er moet voor een huwelijk en goede naam gezorgd worden voor dat arme stakkertje. Ze is beklagenswaardig Zoon: moge hij altijd in mijn omhelzing zijn! Hij mist zijn aanrakingen Vrouw: hou je sterk, zoals jij dat kan Cicero suggereert dat hij een einde aan zijn leven wil maken 57 V. CHR.: CICERO POLITIEK UITGETELD 52 V. CHR.: PRO MILONE Optimates Populares  Milo: straatacties  Clodius Pulcher:  Doel: Cicero uit knokbendes ballingschap te laten  Reden: haat tegen Cicero terugkeren (want: geen verdediging  Cicero mag terugkeren bij Bona Dea-schandaal!)  MAAR: politiek elan (want 1ste triumviraat) Caesar: in Gallië Crassus sneuvelde in het Oosten Pompeius: “alleenheerser” in Rome => liet beide knokploegen begaan => doel: complete anarchie zodat hij consul sine collega kon worden! 18/01/52 V. CHR.  Milo x Clodius op de Via Appia  Verwoede kiescampagne  Milo:consulaat  Clodius: Praetuur  Door geweld van knokploegen: verkiezingen uitgesteld  52 v. Chr.: geen nieuwe politici Bovillae: 15 km ZO Rome Richting Clodius= 18/01: te paard + 30 gewapende mannen Fundus Clodi Richting Clodius: 17/01 Te paard + 30 gewapende mannen Clodius x Milo: 18/01/52 v. Chr. 15 u Clodius: gewond => naar Bovillae Aricia -> toespraak V ia overgebracht A Milo laat hem daar afmaken pp Aricia: 23 km ZO Rome ia Richting Milo: 18/01 met vrouw + 300 personen + koets Lanuvium: P.M. aanstellen Lanuvium: 30 km ZO Rome REACTIE IN ROME?  Aanhangers van Clodius brengen lijk naar Rome -> brandstapel (stoelen uit curia)  Pompeius: het volk wil hem tot consul sine collega benoemen  Eerst: Milo uitschakelen => Speciale rechtbank om hem te vonnissen PROCES Advocaat Clodius Advocaat Milo  Milo zou met  Advocaat Milo: Cicero voorbedachten rade  Clodius zou met voorbedachten rade gehandeld hebben, gehandeld hebben, want: want:  300 man 30  Het treffen gebeurde juist voor het buitenverblijf van Clodius  Milo frontaal + in de rug aanvallen  Per ongeluk werd Clodius zelf verwond. PROCES: 8/4/52 V. CHR.  Pompeius had het FR met vijandige, militaire wachtposten afgezet  Clodianen weenden woest  Cicero verloor zijn zelfbeheersing en kon niet meer spreken  Gevolg:  Milowerd veroordeeld tot ballingschap naar Marseille  Pompeius werd feitelijk alleenheerser in Rome  Zware opdoffer voor Cicero als redenaar:  Schriftelijk pleidooi uitbrengen: Pro Milone  Oef. p. 18: 5 officia DISPOSITIO PRO MILONE P 19  Indeling van genus iudiciale, 2 verschillen:  Propositio (stelling die men wil aantonen) opsplitsen:  Propositio hypothetica (veronderstelling): stel dat Milo handelde uit wettelijke zelfverdediging  (narratio)  Propositio affirmativa: Milo handelde uit wettelijke zelfverdediging  Refutatio (weerlegging van de argumenten van de tegenpartij) vóór confutatio/argumentatio (verdedigen van zijn eigen stelling) plaatsen  Oef. p. 20 Obviam fit ei Clodius, expeditus, in equo, nulla raeda, nullis impedimentis, nullis Graecis comitibus, ut solebat, sine uxore, quod numquam fere; cum hic insidiator, qui iter illud ad caedem faciendam apparasset, cum uxore veheretur in raeda, paenulatus, magno et impedito et muliebri ac delicato ancillarum puerorumque comitatu. Fit obviam Clodio ante fundum eius hora fere undecima aut non multo secus. Statim complures cum telis in hunc faciunt de loco superiore impetum adversi, raedarium occidunt. Cum autem hic de raeda, reiecta paenula, desiluisset seque acri animo defenderet, illi qui erant cum Clodio, gladiis eductis, partim recurrere ad raedam, ut a tergo Milonem adorirentur. Partim, quod hunc iam interfectum putarent, caedere incipiunt eius servos, qui post erant; ex quibus, qui animo fideli in dominum et praesenti fuerunt, partim occisi sunt, partim, cum ad raedam pugnari viderent, domino succurrere prohiberentur, Milonem occisum et ex ipso Clodio audirent et re vera putarent, fecerunt id servi Milonis - - dicam enim aperte, non derivandi criminis causa, sed ut factum est – nec imperitante nec sciente nec praesente domino, quod suos quisque servos in tali re facere voluisset.  Clodius kwam hem tegemoet, slagvaardig, te paard, zonder koets, zonder reisbagage, zonder zijn Griekse reisgezellen, zoals hij meestal bij zich had, zonder zijn vrouw, wat bijna nooit gebeurde; terwijl deze ‘belager’, die die reis zogezegd op touw zou hebben gezet om een moord te plegen, met zijn vrouw in een reiskoets kwam aangereden, gewikkeld in een reismantel, met het logge, hinderlijke en kwetsbare gevolg van slavinnen en slaven van zijn vrouw. Hij ontmoette Clodius voor diens landgoed, ongeveer op het elfde uur (om 4/5 u. ’s avonds) of weliswaar niet veel later; onmiddellijk deden er meerdere mannen met wapens vanaf een hoger gelegen plaats, recht tegenover hem/frontaal, een aanval op hem en doodden de koetsier. Toen deze echter van zijn reiswagen was gesprongen, nadat hij zijn mantel over de schouder had teruggeslagen en terwijl hij zich dapper teweer stelde, liepen diegenen die met Clodius waren, met getrokken zwaarden, deels naar het rijtuig terug om Milo in de rug aan te vallen. Deels begonnen zij zijn slaven die achteraan waren, neer te slaan, omdat zij zogezegd meenden dat hij reeds gedood was. Van diegenen die trouw waren tegenover hun meester en hulpvaardig, werden er een deel gedood. Toen het andere deel van de slaven zagen dat er bij de reiswagen werd gevochten, toen ze verhinderd werden hun meester ter hulp te snellen, toen ze uit de mond van Clodius zelf hoorden dat Milo gedood was en dit voor waar meenden, deden de slaven van Milo datgene – ik zal het immers vrijuit zeggen, niet om de schuld van ons af te schuiven, maar zoals het gebeurd is – noch op bevel van hun meester, buiten zijn weten om en niet in zijn aanwezigheid, wat ieder meester in een dergelijk geval zou gewild hebben dat zijn slaven deden. DETERMINEER EN VERKLAAR:  ei: dat m enk < is V na ww met vz bij obviam fit  comitatu: abl m enk comitatus BWB wijze bij veheretur  animo: abl m enk < animus BVB beschrijving bij fuerunt  domino: dat m enk koninklijk element  Maar: Caesar = dictator  2de triumviraat: Octavianus – Antonius – Lepidus  Principaat 46 V. CHR.: FAMILIALE DRAMA’S  Scheidde van Terentia (na 30 jaar huwelijk!); nieuwe relatie met Publilia, maar draait op niets uit  Zoon: losbol  Tullia stierf  Om tegenslagen te verwerken schrijft hij filosofische werken: de amicitae, de senectute  Itaque et domo absum et foro, quod nec eum dolorem, quem de re publica capio, domus iam consolari potest nec domesticum res publica.  En zo ben ik afwezig, zowel thuis als op het forum, omdat mijn gezin de pijn niet meer kan troosten die ik van de republiek onderga, noch kan de republiek mijn pijn thuis verzachten.  Determineer en verklaar de naamval:  Foro: abl o enk < forum BWB verwijdering bij absum  Domus: nom v enk < domus ond bij potest  Determineer en verklaar wijs en tijd:  Capio: A ind praes 1 enk < capere BVB-zin: GT tov potest/absum (H)  Potest: A ind praes 3 enk < posse BWB reden; GT tov absum (H) 15 MAART 44 V. CHR.  Caesar sterft -> Cicero wil terug ten tonele verschijnen op politiek vlak  Pro-Octavianus, anti-Antonius (dictatuur van Caesar verderzetten)  Orationes Philippicae:  14 redevoeringen tegen Antonius  Vgl met de Macedonische koning Philippus die de Atheense democratie wilde afschaffen (4de eeuw v. Chr.)  Echte scheldpartijen aan het adres van Antonius ORATIONES PHILIPPICAE Novistis insolentiam Antonii, nostis amicos, nostis totam domum. Libidinosis, petulantibus, impuris, impudicis, aleatoribus, ebriis servire ea summa miseria est, summo dedecore coniuncta. Nihil est detestabilius dedecore, nihil foedius servitute. Ad decus et ad libertatem nati sumus. Aut haec teneamus aut cum dignitate moriamur. ORATIONES PHILIPPICAE  Jullie kennen de brutaliteit van Antonius, jullie kennen zijn vrienden, jullie kennen heel zijn familie. Slaaf zijn van losbandigen, onbeschofteriken, gemene mensen, ontrouwen, gokkers, dronkaards: dat is het toppunt van miserie, gekoppeld aan het toppunt van oneer. Niets is verachtelijker dan oneer, niets is schandelijker dan slavernij. Wij zijn geboren tot eer en vrijheid. Laten we ofwel deze dingen in stand houden ofwel met waardigheid sterven.  Determineer en verklaar de wijs en tijd:  nostis:novistis: Def ind perf 2 mv < novisse rompzin vraag realis H  coniuncta: P part perf nom v enk

Use Quizgecko on...
Browser
Browser